HOME | STUDIEBIJBEL | BIJBELSTUDIES | BIJBELATLAS | BIJBELSEGESCHIEDENIS | NIEUWS

                                                    
                    

DE HEILIGE SCHRIFT - DE BIJBEL 

PSALMEN

De vindplaats van materiaal voor Bijbelstudie, geloofstudie, catechese, school, kring, persoonlijk geloof, studie thuis, kerk, club, nieuws, godsdienstonderwijs, zingeving en vooral heel veel mogelijkheden om je Bijbelkennis te vergroten. Blijf niet afhankelijk van anderen maar lees zelf de Bijbel. Investeer in geestelijke rijkdom.


De Studiebijbel is uitermate geschikt om de Bijbel te leren verstaan.

Je kunt een keus maken uit onderstaande tabel voor verdere studie
---- In de linkerkolom kies je een bijbelboek met uitleg
----  Er onder in de linkerkolom commentaren bij een bijbelboek
 In de rechterkolom zie je het kommentaar

 Terug naar de Inleiding van deze serie

BIJBELBOEKEN
met UITLEG
1e lijst in deze kolom
+
DE COMMENTAREN
2e lijst in deze kolom
COMMENTAAR op BIJBELBOEK

Oude Testament

Genesis Exodus Leviticus Numeri Deuteronomium Jozua Richteren Ruth 1 Samuël 2 Samuël 1 Koningen 2 Koningen 1 Kronieken 2 Kronieken Ezra Nehemia Esther Job Psalmen Spreuken Prediker Hooglied Jesaja Jeremia Klaagliederen Ezechiël Daniël Hosea Joël Amos Obadja Jona Micha Nahum Habakuk Zefanja Haggaï Zacharia Maleachi


Nieuwe Testament


Mattheüs Marcus Lukas Johannes Handelingen Romeinen 1 Korinthiërs
2 Korinthiërs
Galaten Efeziërs Filippensen Kolossensen1 Tessalonicensen2 Tessalonicensen 1 Timotheüs 2 Timotheüs Titus Filemon Hebreeën Jakobus 1 Petrus 2 Petrus 1 Johannes 2 Johannes 3 Johannes Judas Openbaring

KIES HIERONDER COMMENTAAR op een
BIJBELBOEK

OT


Genesis

Exodus

Leviticus
 

Numeri

Deuteronomium

Jozua
 
Richteren
 
Ruth
 
1 Samuël

2 Samuël
 
1 Koningen
 
2 Koningen
 
1 Kronieken

2 Kronieken
 

Ezra
 
Nehemia
 
Esther

Job

Psalmen

Spreuken

Prediker

Hooglied


Jesaja


Jeremia


Klaagliederen van Jeremia

Ezechiël

Daniël


Hosea

Joël


Amos


Obadja


Jona


Micha


Nahum


Habakuk

Zefanja

Haggaï

Zacharia

Maleachi

NT

Matthëus


Markus

Lukas

Johannes

Handelingen

Romeinen


1 Korinthiërs


2 Korinthiërs


Galaten

Efeziërs

Filippensen


Kolossensen

1Thessalonicensen

2Thessalonicensen

1 Timothëus

2 Timothëus

Titus

Filemon

Hebrëen

Jakobus

1 Petrus

2 Petrus

1 Johannes

2 Johannes

3 Johannes

 
Judas

Openbaring


PSALMEN


Psalmen (Hebreeuws: תהילים) is een van de boeken in het Oude Testament. De psalmen zijn liederen, geschreven door verschillende dichters, van wie een deel onbekend. Het boek bevat 150 psalmen.


 Het woord 'psalm' is de Griekse vertaling van het Hebreeuwse woord 'mizmoor'. Dat betekent letterlijk vertaald "spreekgezang met snaarbegeleiding", in de Griekse Versie van het Oude Testament (Septuagint) met het woord ψαλμος (psalmos) vertaald. Het Boek der Psalmen is zo vertaald, dat het niet berijmd is. Dat waren ze oorspronkelijk ook niet, omdat het Hebreeuws geen rijm kende. Men spreekt dan ook wel van de 'Onberijmde Psalmen'. Deze psalmen zijn in 1773 berijmd in het Nederlands door Johannes Eusebius Voet, Hendrik Ghijsen en het genootschap Laus Deo Salus Populo. De berijmde psalmen zijn samengevoegd in het psalmenboek dat soms achter de Bijbelboeken te vinden is, maar meestal als aparte bundel wordt uitgegeven.

 Dit boek is onder de andere canonieke boeken van het Oude Testament in Gods kerk met recht geacht als een bijzonder kleinood, waarvan men de waarde en het nut niet genoeg kan waarderen.

 Sommigen noemen het een lusthof, verzamelplaats en schatkamer der Chris- tenen, anderen spreken van een spiegel van Gods veelvuldige en ondoorgrondelijke genade. Ook is het een samenvatting van de hele Bijbel, van de wet en van de evangeliën.

 De Hebreeën noemen dit boek Tehillim of Tillim. Dat wil zeggen lofzangen, want dat zijn veel van de psalmen.

 De Griekse vertalers hebben het woord psalmen en psalter gebruikt. Een benaming, die ook in het Nieuwe Testament gebezigd wordt, alsmede in onze taal.

 Vaak worden zij genoemd Davids psalmen, omdat David, een psalmdichter bij uitstek, het merendeel der psalmen gemaakt heeft.

Voorts zijn dit de laatste woorden1) van David. David, de zoon van Isaï, zegt, en de man, die hoog is opgericht2), de gezalfde van Jakobs God, en liefelijk in psalmen3) Israëls, zegt: De Geest des Heeren heeft door mij gesproken, en zijne rede is op mijne tong geweest. -2 Sam. 23:1-2 oude vertaling -
Psalmen, die niet van David zijn, komen onder andere van Mozes, Asaf en van Ezra na de Babylonische ballingschap.

 De psalmen zijn samengebracht in het Boek der Psalmen, zonder acht te slaan op de juiste tijdsorde, waarin de psalmen zijn gemaakt.

De Hebreeën verdelen dit boek in vijf delen:

 1. Psalm 1 tot en met psalm 41, welke laatste eindigt met de woorden amen, ja amen.
 2. Psalm 42 tot en met psalm 72, welke laatste eveneens eindigt met de woorden amen, ja amen.

 3. Psalm 73 tot en met psalm 89, welke laatste ook weer eindigt met de woorden amen, ja amen.

 4. Psalm 90 tot en met psalm 106, welke laatste eindigt met amen, Halleluja.

 5. Psalm 107 tot en met psalm 150, welke laatste eindigt met Halleluja.

 1) De laatste woorden voor zijn dood.

 2) Verheven uit nederige stand en gezalfd tot koning over Gods volk.

 3) Psalmen, die hij door ingeving van de Heilige Geest voor de kerk Gods gedicht heeft.

 Het boek Psalmen is genoemd naar het Griekse woord 'psalmos'. Dat is een Griekse vertaling van het Hebreeuwse woord 'mizmor', dat in de Hebreeuwse bijbel vaak boven de psalmen staat.
Een mizmor is een lied dat onder begeleiding van snaarinstrumenten moest worden gezongen. In de Joodse traditie heet het boek Tehiliem, Lofliederen. Aan die titel hoor je goed dat al die verschillende gedichten, gebeden en klaagzangen waaruit het boek bestaat, samen één groot loflied op de God van Israël vormen.

Ontstaan
Veel psalmen horen bij de eredienst, bijvoorbeeld in de tempel van Jeruzalem. Andere komen voort uit persoonlijke ervaringen en omstandigheden van de schrijver. Het is heel moeilijk om vast te stellen wanneer de psalmen geschreven zijn. Sommige mensen zeggen dat je uit de namen die boven de gedichten staan kunt afleiden hoe oud ze zijn, anderen zeggen dat die namen er later bovengezet zijn uit bewondering voor de genoemde personen. In ieder geval zijn de oudste psalmen waarschijnlijk ergens tussen 1000 en 586 voor Christus geschreven voor gebruik in de tempel van Salomo. Een aantal dateert ook uit de tijd van de tweede tempel (na 515 v.Chr.). Het boek als geheel is veel later ontstaan: waarschijnlijk ergens tussen 200 en 150 voor Christus.

Auteurs

 Zowel in de Joodse exegese als in de Christelijke traditie worden veel psalmen toegeschreven aan koning David. Boven veel liederen wordt David dan ook als auteur genoemd, maar men moet bedenken dat deze toevoegng van latere tijd is. De kerkvaders verwijzen dan ook naar 'David' of naar de 'Profeet' wanneer ze het boek der psalmen bedoelen, zelfs vaak zonder verwijzing naar vers of psalmnummer, aangezien ze deze als verworven kennis beschouwden. De historisch-kritische exegese heeft deze houding ondergraven en thans wordt de davidische oorsprong van de psalmen net zoals het auteurschap van Mozes met betrekking tot de Pentateuch, de eerste vijf boeken van het Oude Testament, als een relict uit vervlogen tijden beschouwd. Een deel van de psalmen (bijvoorbeeld 3-9, 11-32) begint met de aanduiding dat ze door koning David geschreven zijn. Deze opschriften verwijzen naar gebeurtenissen uit Davids leven zoals die zijn opgetekend in het Bijbelboek Samuel. David werd soms wel 'de liefelijke psalmist van Israël' genoemd. Sommige andere psalmen (50, 73-83) worden volgens het opschrift toegeschreven aan Asaf, onder Salomo een van de koorleiders in de tempel te Jeruzalem.

 In totaal noemt het boek der psalmen zes schrijvers bij name. Enkele zijn nakomelingen van Asaf. Deze psalmen kwamen uiteindelijk op naam van Asaf zelf. De zonen van Korach schreven ook psalmen. Zij vormden een familie van zangers. De schrijvers van het Boek der Psalmen zijn:

 David (73 psalmen)
Mozes (1 psalm)
Salomo (2 psalmen)
Asaf (7 psalmen; zijn nakomelingen schreven 5 psalmen)
Zonen van Korach (11 psalmen) (één hiervan wordt ook aan Heman toegeschreven)
Ethan (1 psalm)
De kinderen van Korach, die een belangrijke rol vervulden bij de tempelzangen, waren de zangers van Psalm 42, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 84, 85, 87, en 88.

 Van 50 psalmen is nooit bekend geworden wie de schrijver ervan was, omdat dit in het opschrift in de betreffende psalmen ontbreekt.

 Eén psalm is dubbel opgenomen: psalm 14 is ook psalm 53.

 Psalm 9 en 10 zijn in werkelijkheid één psalm. Dat blijkt uit het feit dat ze samen een acrostichon vormen.

 Psalm 18 komt overeen met II Samuel 22.

Datering

Psalm 1 in het Latijn, Pools en Duits (laat 14e eeuw)
 Van geen van de psalmen kon worden aangetoond dat ze van na de Babylonische ballingschap dateren. Er wordt in het Nieuwe Testament 116 maal uit het boek psalmen geciteerd en honderden malen gealludeerd op patronen uit de psalmen. De Nieuwtestamentische auteurs hanteerden de psalmen als horizon waartegen de Christusfiguur gehouden werd. Vandaar de talloze verwijzingen naar het Oude Testament en de psalmen. Een bekend voorbeeld van de invloed van de psalmen is psalm 22 op de nieuwtestamentische kruisdood van Jezus. de beginregel van deze psalm wordt door Jezus tijdens de kruisiging geciteerd.

Indeling

 De psalmen worden in vijf boeken verdeeld. Oorspronkelijk waren dit afzonderlijke boekrollen.

 Het eerste boek bevat 41 psalmen, voornamelijk toegeschreven aan David, met uitzondering van 1, 2, 10 en 33.
Het tweede boek bevat 31 psalmen (42-72), waarvan er 18 aan David worden toegeschreven, en 1 aan Salomo. De overige zijn anoniem.
Het derde boek bevat slechts 17 psalmen (73-89).
Het vierde boek bevat eveneens 17 psalmen (90-106); de 90e wordt aan Mozes toegeschreven.
Het vijfde boek bevat de overige psalmen (107-150). Van 15 hiervan wordt David als auteur beschouwd, en de 127e wordt aan Salomo toegerekend.
Elk deel wordt met een doxologie (lofverheffing, zoals amen of halleluja) afgesloten. Psalm 150 sluit het Boek der Psalmen af met een één lofverheffing over het hele Psalmenboek tot eer van God.

 De psalmen 120-135 worden het Groot Hallel genoemd, de psalmen 113-118 het Halleel, dat bij de drie grote joodse feesten wordt gezongen.

 In de Vulgata zijn de psalmen 10 en 11 samengevoegd, waardoor de indeling van de psalmen afwijkt. Uiteindelijk zijn er toch 150 psalmen, doordat psalm 147 in tweeën gedeeld wordt.

 Ook de versnummering kan afwijken. In veel vertalingen is het opschrift van de psalmen als eerste vers geteld, en in andere vertalingen niet. Het gevolg is dat de nummering van de verzen van sommige psalmen uit de pas kan lopen. De Nieuwe Bijbelvertaling bevat bij de psalmen geen voetnoten om op deze afwijkende nummering te wijzen (in andere Bijbelboeken zijn dergelijke voetnoten in de NBV wel aanwezig).

 Er is geen enkel verband in het boek der psalmen aan te treffen tussen de psalmen onderling. Daarom worden de psalmen voornamelijk in genre onderverdeeld: 1. Naar gebedsvorm: Lofpsalm, Smeekpsalm, Dankpsalm, Vloekpsalm 2. Naar inhoud: Koningspsalm, Wijsheidspsalm, Wetspsalm, Sionspsalm 3. Naar setting: Bedevaartspsalm, Processiepsalm, Intochtspsalm

 Het is wel mogelijk dat een psalm in meerdere categorieën valt: zo kan een lofpsalm ook een koningspsalm zijn. Deze doublure geldt natuurlijk niet binnen dezelfde categorie: een lofpsalm kan niet ook nog een smeekpsalm zijn.

Het nut van dit Boek

 De psalmen worden ook nu nog gezongen in de Joodse sjoel en de Christelijke kerk. Dit doet men vaak om God alle lof te brengen die hem toekomt. Ook zijn er verschillende andere redenen, zie hermeneutiek.

 Daarnaast wordt er ook regelmatig uit het (onberijmde) boek der psalmen gepreekt. De psalmen worden dan door een voorganger (bijvoorbeeld een dominee) verklaard en uitgelegd. Zo heeft Jezus tijdens zijn omwandeling op aarde de psalmen uitgelegd aan zijn discipelen, zodat ze deze gingen begrijpen.

De Psalmen gaan over de mens

 De psalmen gaan over het leven van elke dag. Het gaat aver vreugde en verdrlet, over haat en llefde, over twijfel en zekerheld, over wanhoop en verrukklng. Er wordt in de psalmen geklaagd en gedankt. Het gaat over de wijze en de dwaze mens. Over oorlog en vrede. Over aanvechting en overgave. Dichters hebhen slapeloze nachten, maar ook topervarlngen. Niets menselijks is aan de psalmen vreemd.
 De dichters worstelen met ieder facet van het  leven, De psalmen gaan over het leven van de mens met God. Mensen worstelen met God. Mensen verheugen zich ln God. Ze klagen God aan. Er wordt gebeden en gedankt. Psalmen
 verwoorden het diepst van ons hart. Als we willen weten hoe het dagelhkse Ieven met God eruit zlet, moeten we de psalmen lezen. Het hele boek van de psalmen geeft een samenvatting van ons leven met God.
 `
Ze gaan over Guds volk.

Toch zljn de psalmen niet zonder meer het lied van ledere wlllekeurlge vrome. Psalmen zijn vaak gedlcht door een kcnlng af een dienaar  in de tempel. Ze zijn door een deelgeschreven  en gebundeld voor gebrulk ln de liturgie. Een psalm kun je alléén zingen, maar is ook heel  geschikt om het julst samen te doen. Vraeger in de tempel, en nu in de kerk. Het ijn, znals  een berijming zegt, tempelzangen (Ps. 84). Al  eeuwenlang zijn het de liederen van Gods volk.

Ze gaan over Jezus

 De psalmen spelen een grote rol in het leven van Jezus. Vaak had Hij tot Zijn Vader met de woorden uit de psalmen. Zijn laatste woorden  aan het kruis kwamen grotendeels ult het boek van de psalmen. Hij herkende Zlch in de psalmen en mede daarom herkennen wij Hem ook in de psalmen.Ook al wiordt Jezus’ Naam noolt letterlljk genoemd. In de psalmen kom je Hem tegen.

Hieronder een beknopte omschrijving van de Psalmen


 Psalm 1
 Het psalmboek begint a.h.w. met een zwart-wit-schema. Er zijn zondaars, mensen die volop de kant van het kwaad kiezen (zie ‘wandelt...staat...zit’ in de  NBG-vertaling); met hen loopt het slecht af. En er zijn mensen die vreugde beleven aan Gods Woord; zij zijn te feliciteren want het geluk lacht hun toe. Iets hiervan merken we nu soms al, maar op lange termijn zullen we dit helemáál ondervinden.

Psalm 2
 God spot met het verzet van Davids trotse tegenstanders, want niets en niemand kan zijn plan met koning David doorkruisen. In Handelingen 4:25-26;13:33 wordt deze psalm toegepast op Christus: zijn opstaan uit het graf bewees het dat Hij koning is en macht over alles heeft. Hieraan kan niet getornd worden. Daarom moeten we ‘de zoon kussen’, dus Christus erkennen. Dat geeft ons toekomst.

 Psalm 3
 Deze Psalm is een morgengebed voor wie tegen de komende dag opziet. Onze omstandigheden zijn ongetwijfeld zeer verschillend van die van David, op het moment van dit gebed politiek vluchteling, en nog wel voor zijn eigen zoon. Denk je die situatie eens in. Wat geweldig als je dan je veiligheid zoekt en kunt vinden bij de Here!

 Psalm 4
 Invloedrijke ‘mannen’ belasteren David. Een zware beproeving. Maar hij roept tot God! In het ‘hart’ van die ‘mannen’ leven bóze plannen, aan David geeft God een gelúkkig ‘hart’. Daarom kan hij ‘in vrede’ gaan slapen. Die ‘mannen’ liggen op bed onrustig te woelen. De vraag wie hun geluk zal brengen, houdt ze wakker. David kent geen slapeloosheid. Machtiger dan de HERE zijn die machtige ‘mannen’ nooit! Dat maakt hem rustig. Zijn avondgebed leert ons hoe wij mogen slapen, ook al zijn onze zorgen vele.

Psalm 5
 David legt de HERE zijn moeitenvolle situatie voor. Zijn tegenstanders staan nergens voor. Hun vijandschap tegen David is in feite gericht tegen de HERE! Hier is dan ook geen sprake van persoonlijke wraakgevoelens. David strijdt voor de eer van de HERE. God zal de goddelozen straffen. Heel anders is het met hen die bij de HERE schuilen. Hun situatie kan moeilijk zijn, maar hun gebed wordt verhoord. Er komt uitredding. Een belofte voor altijd.

Psalm 6
 Het is wel wonderlijk hoe deze psalm valt tussen de lezingen uit de Hebreeën-brief. Menselijk leven is kwetsbaar. Midden in het leven zijn wij door de dood omgeven. Psalm 6 is een zucht naar God, een zucht om verlossing uit de dood. Maar het slot van de psalm is al net zo juichend als de inhoud van de brief aan de Hebreeën: mensen die midden in de dood liggen ontvangen in Jezus Christus het leven!

Psalm 7: 1 - 10
 Het opschrift verwijst naar een pijnlijk moment in Davids leven: een aanhanger van Saul strooit valse beschuldigingen over hem uit. Vol verontwaardiging wijst David die beschuldigingen van de hand. Omdat hij geen eigen rechter wil zijn, roept hij Gods straf in over zijn vijanden. Hij verbijt z’n woede dus niet (dat is altijd slecht voor een mens),  maar legt alles bij God neer (dat geeft een mens rust).

 Psalm 7: 11 - 18
 David weet zich, ondanks zijn moeiten, geborgen bij God. Tegelijk laat hij uitkomen dat God geen goedige God is die alles best vindt. God haat het kwaad en laat dit vroeg of laat merken ook. Dat geeft veiligheid aan wie bij Hem bescherming zoeken tegen het kwaad. Dat betekent een waarschuwing voor wie denken dat ze geen rekening hoeven te houden met God: zij benadelen uiteindelijk zichzelf.

 Psalm 8
 In de nacht kijkend naar de sterren is de dichter diep onder de indruk van de glorie van God en tegelijk van de nietigheid van de mens. Dan beseft hij meteen het wonderbaarlijke: deze onvergelijkelijke Schepper laat zich eren door kindergebrabbel (zoals ook Christus deed in de tempel, Mat.21:15-16)! Ook heeft Hij de kwetsbare mens als koning aangesteld! Helaas, onze koninklijke glorie gaat samen met zoveel ellende dat we vs.6 amper meer op onszelf kunnen toepassen. Gelukkig klopt vs.6 wel 10.

 Psalm 9: 1 - 11
 Psalm 9 en 10 vormen samen één gedicht. Alles komt er in voor : lofzang om wat God doet , zekerheid dat God regeert, vertrouwen dat zijn zaak overwint, maar ook verdriet om het uitblijven van zijn hulp, twijfel en haast wanhoop bij het moeten constateren van zoveel goddeloosheid en ontkenning van God, de hartstochtelijke roep om het optreden van God en tenslotte toch weer de zekerheid dat het lot van de ootmoedige bij God, de Allerhoogste, de Koning, veilig is.
Het slot van de psalm (10:16-18) haakt weer bij het begin (9:1-11) aan.
 Kernpunt : God is de Allerhoogste (9:3); dus niet maar een beperkte God. Hij overziet de wereld.(vs 8). Dáárom (!) is Hij een burcht voor de verdrukte. Waar je ook woont als verdrukte, op deze God kun je vertrouwen. Dat is heel sprekend in onze wereldwijde tijd en bij wereldwijde verdrukking. Vraag: hoe werken wij met de zekerheid van Gods oordeel als allerhoogste rechter?

Psalm 9 : 12 - 21
 Na de lofzang op de allerhoogste God in het begin van dit lied (zie bij 19 maart) gaat de ‘verdrukte’(vs 10), de ‘ellendige’ (vs 13) zijn zaak nu voorleggen aan deze God. God vergeet het geroep van de ellendige niet. De dichter vraagt ruimte. Hij zegt ook waarvoor : om goed te spreken over God (vs 15)  Let er op, hoe God gevraagd wordt op te treden : laat het in de hele wereld duidelijk worden dat deze God geen watje is. Laat Hij respect afdwingen! “Jaag de volken schrik aan”. Vraag: bidden wij daar wel eens om?

 Psalm 10: 1 - 11
 (Zie bij 19 maart) Psalm 10 is het vervolg van psalm 9. In een wereld van onrecht en geweld, van onverschilligheid en ongeloof bidt de dichter tot God: ook na alle hooggestemde woorden in het begin van dit gedicht is het een haast angstige stem. Het kleine geluid van de zwakke lijkt overstemd te worden door het gebral van de overmoedigen, die maar schreeuwen, dat God er niet is (vs 4)  of dat God toch niks ziet (vs 11). Je kunt dus wel je gang gaan! Vraag: spreken we soms ook met die mensen mee als we het God in ons hart kwalijk nemen, dat Hij zoveel zaken op zijn beloop lijkt te laten?

Psalm 10: 12 - 18
 Het gebed eindigt heel sterk: indringend wordt God aangeroepen. Het is echt niet meer zo maar even een gebedje.  En het eindigt met die alles overtreffende zekerheid, dat God toch Koning is (vs 16a). En dat Hij dus de zaken herstelt (vs 16b). Het slot is de belijdenis van de ootmoedige: geen grootspraak, maar verstilling. Het dicht aankruipen tegen God en je bij Hem veilig voelen zoals een kind bij moeder. Vraag: doet het ons ook wat, zo’n psalm.

 Psalm 11
 Soms vond David vluchten wel het beste. Hij nam de wijk toen Saul hem achtervolgde en ook bij de staatsgreep van zijn zoon Absalom. In dit lied verzet hij zich tegen vluchten uit mismoedigheid. Hij belijdt dat het recht van God hoe dan ook zijn loop zal hebben.  De beelden zijn oosters (vers 6). De gedachte dat God onrecht en goddeloosheid niet op zijn beloop laat is een troost voor iedere tijd.

Psalm 12
 Psalmen zijn liederen en gebeden waar elke gelovige zich in mag herkennen. Het is opmerkelijk hoe Psalm 12 vanuit het leven van Jozef kleur en diepte kan ontvangen. Bij de woorden gesproken met gladde lippen kun je denken aan de snoevende woorden van de schenker. Maar nu maakt de Heer zich op om de onderdrukking der ellendigen en het zuchten der armen. God laat geen van zijn woorden ter aarde vallen. Zijn belofte van bescherming en nabijheid komt Hij na. Altijd. Reken er maar op.

Psalm 13
 Hoelang nog? In deze korte vraag gaat een wereld van verdriet en wanhoop schuil. Je leven kent voortdurend tegenslag en je komt er niet bovenuit. Je blijft onder liggen. Hoelang nog? Het lijkt wel, alsof God mij vergeet. Hoelang nog? Wie met lege handen staat, kan niet anders dan alles verwachten van zijn God. Oftewel: vertrouwen op Gods goedertierenheid. Het lijkt niet veel, maar je doet het meeste. Zo alleen word je door Hem in de ruimte gezet om daar te kunnen zingen: God heeft mij welgedaan!

 Psalm 14
 Het is één van beide: óf je zet God op afstand óf je weet Hem dichtbij. Als God zich aan de rand van je bestaan bevindt, kun jij veel kwaad doen. Als jij Hem overal bij betrekt, ben je er voor Hem. Maar als jij er voor Hem bent, is Hij er ook voor jou. Als je Hem daaraan houdt, doe je dat niet voor niets. Het maakt Hem wel degelijk wat uit of je Hem dient of niet.

 Psalm 15
 Als íemand deed wat in Psalm 15 staat, dan was dat Job. God was dan ook trots op hem. En toch ervoer Job niet, dat hij veilig bij de Here was. Integendeel. Dat geldt ook van anderen. Misschien kent u wel iemand. Heel serieus en toch …  ‘God is vaak zover weg’, zo zegt ze tegen u. En toch is Psalm 15 waar. God is bij u en u kan niets overkomen.

 Psalm 16
 David belijdt: de HERE is mijn erfdeel en mijn beker. Hij heeft een prachtige erfenis van de HERE ontvangen. Hij houdt de HERE altijd voor ogen. De HERE wijst hem de weg naar het leven. In zijn nabijheid is hij gelukkig. Petrus haalt deze psalm aan op de pinksterdag. David profeteerde van zijn komende Zoon, die ook zijn Heer was. Hij dichtte de psalm met het oog op Christus, die niet aan het dodenrijk zou worden overgeleverd. Hij is dood geweest, maar zie, Hij leeft in eeuwigheid! Bent u blij dat de HERE u de weg naar het leven wijst en houdt u de HERE altijd voor ogen?

 Psalm 17: 1 - 7
David is omringd door vijanden (Saul, Absalom ?). Zij hebben het op zijn leven gemunt. Biddend wendt hij zich tot de HERE. Hij is zeker van zijn redding, omdat hij weet dat het om een ‘rechtvaardige zaak’ gaat. O ja, hij weet wel dat hij een zondaar is. Maar toch durft hij Gods onderzoek doorstaan. Laat God zijn hart maar toetsen. Kunt u deze psalm wel zingen?

 Psalm 17: 8 - 15
David bidt om Gods gunstbewijzen en noemt de HERE ‘Verlosser’. Daarom: ‘Bewaar mij als de appel (= pupil) van het oog’. Hij vraagt om te mogen rekenen op de teerste en intiemste zorg van de HERE. Wij mogen ons door God in Christus geborgen weten. Bidt u daar ook om?

 Psalm 18: 1 - 30
 Elihu eert God als Schepper, maar David doet dat ook. Dat is voor hem geen theorie. David heeft ervaren, hoe God hem met zijn scheppersmacht gered heeft uit grote nood. Die ervaring versterkt hem in zijn vertrouwen: ‘met U, mijn God, spring ik over muren.’
Wij vragen ons wel eens af, waarom God zoveel kwaad toelaat. Maar dat is de vraag van de toeschouwer. En wij zijn geen toeschouwer. Wij zijn deelnemer, deelnemer aan een geestelijke strijd. Vraag u daarom liever af, hoe u het kwade de baas wordt. Het antwoord is: ‘dat kunt u met God!’

Psalm 18: 31 - 51
 God maakte de bedreigde David tot een geweldig koning en David dankt hem daarvoor. Ook met Job zal het eenmaal goed gaan. Maar dat is niet met iedereen zo. Wat kan iemands leven van begin tot eind soms vreselijk triest zijn! Daar ben je dan helemaal stil van. Wees het ook maar. Is het dan wel waar, dat wat God doet volmaakt is en dat je op zijn woord vertrouwen kunt (vs. 31). Jazeker. Maar dat is dan ook geloof! En geloven is iets anders dan zien. Evenwel: op zeker moment verandert geloven in zien!

Psalm 19
 De psalm bezingt God in zijn machtige daden van schepping. Maar er is ook  de lof op Gods wet die zo goed is. Goed om te weten. Je zou na het lezen van het boek Galaten denken dat de wet van God maar niks is. De richtlijnen van de Here zijn goed. Je kunt er niet zonder. En als je ze houdt, word je blij.

 Psalm 20
 De koning van Gods volk mocht er niet teveel paarden op nahouden (Deut.17:16). Zijn vertrouwen moest zijn op de naam van zijn God. God geeft de overwinning. Onze Koning Christus wees het gebruik van zwaarden af. Zijn Koninkrijk is niet van deze wereld. Zijn zwaard is Zijn Woord. En wij bidden voor onze Koning: Uw Koninkrijk kome, d.w.z. regeer

Psalm 21
De koning die niet op zijn paarden maar op Gods naam vertrouwt (psalm 20) krijgt van God de overwinning. David heeft de vijanden van Gods volk overwonnen. Zijn grote Zoon, onze Koning zal alle vijanden maken tot een voetbank voor Gods voeten. De zaak staat vast, want van Hem is het Koninkrijk, d.w.z. Hij is onze Koning en heeft alle dingen in Zijn macht (Heid.Cat.128). ons door uw Geest en Woord (Heid.Cat.123).

Psalm 22: 1 - 22
Het kenmerkende van psalm 22 is, dat de dichter van alles te verduren heeft. Maar dat het van de kant van mensen komt, die hem dit aandoen; en niet van God. Het is vaak moeilijk voor ons om dat uit elkaar te houden. Als de wind tegen zit, als mensen ons de voet dwars zetten, dan projecteren we dat zomaar op God zelf: waar is God, waarom doet God mij dit aan. Nee, dus. God wordt hier, in alle aanvechting van de dichter (dat wel!), neergezet als de God op wie de vaderen niet vergeefs al hun vertrouwen zetten. Als God vóór ons is, wie zal tegen ons zijn, zal Paulus ons later leren zeggen (Rom.8). Wie of wat kan ons scheiden van Gods liefde? Niets inderdaad, omdat Gods liefde immers vastligt in Christus. Zal Hij die ons zijn Zoon gegeven heeft, ons met hem niet alles schenken. Natuurlijk, Godlof! Overigens: de Zoon kwam Psalm 22 ook tegen: aan het kruis, toen juist niet alleen de mensen tegen Hem, maar juist ook zijn God tegen Hem was: mijn God, waarom hebt U mij verlaten?

Psalm 22: 23 - 32
 Verlossing moet gevierd worden! En niet in je eentje, en ook niet privé aan huis, maar temidden van Gods volk in Gods huis! Uitbundig wordt de offermaaltijd genuttigd! De perspectieven verbreden zich hier in de psalm ineens enorm: de psalm balanceerde toch al vanaf het begin op de rand van beschrijving en toekomstprofetie. Het avondmaal komt in beeld, de einden van de aarde, alle volken... Gods koninkrijk komt eraan; en we heffen er nu al de beker van de dankzegging op, toch?! Op met z´n allen naar de nieuwe wijn van de nieuwe hemelaarde!

Psalm 23
 Een schaap heeft niet zoveel te willen. Hij wordt geleid. Hij laat zich leiden. Door de herder. Die herder kent de - wisselvallige en vaak gevaarlijke - route. Behalve stukken lekker gras zijn er diepdonkere dalen. Beeld van op en top geloofsvertrouwen: In tijden waarin alle moois beschikbaar is (stukken lekker gras); in tijden waarin stukdonkere duisternis je leven kleurt - ervan overtuigd zijn: mij ontbreekt niets. De HERE is bij mij. Dan heb je alles. Zelfs bij de dood. "Mij ontbreekt niets" boven een overlijdensbericht! Dat kan alleen door geloof in God Heiland, die eeuwig is en eeuwig leven geeft. Daaruit nu al leven in alle omstandigheden geeft jezelf een verzorgd gevoel (vs.5,6); en geeft je tegenstanders (incl. de grootste: satan) het nakijken (vs.5).

Psalm 24
Grootheid, heiligheid en kracht van onze God bezongen. Je kunt alleen maar in je handjes knijpen dat je bij z'n dienstvolk mag horen. Eer aan onze Koning! De psalm is mogelijk gedicht of gebruikt bij feestelijk binnenbrengen van de ark in Jeruzalem.

Psalm 25: 1 - 11
 David zit in het nauw vanwege vijanden. Alles gaat in hem te keer. Kijk ook maar even naar vers 17 en 19. Misschien heb jij het vandaag ook wel erg moeilijk. Luister dan eens naar deze psalm. Alles draait eigenlijk om “gedenken”. David denkt aan God en bidt om Gods leiding. Dwars door alles heen staat het vast: “U bent de God van mijn heil”. “Allen, die U verwachten worden niet beschaamd”. Deze vaste overtuiging stempelt de psalm. Niet omdat David het waard is. Hij bidt: Here gedenk niet mijn overtredingen. Hij bidt: Here gedenk toch Uw barmhartigheid en Uw gunstbewijzen. God is goed. Dat zien we ten diepste in de Here Jezus Christus, die uit liefde Zichzelf voor schuldige mensen gaf. Al staat alles op z’n kop, één ding staat vast: Je kunt bij de HERE terecht, want Hij is de Liefde Zelf.

 Psalm 25: 12 - 22
 God heeft ons geen kalme reis beloofd, maar wel een behouden aankomst. Zo’n spreuk kom je soms zo maar ergens tegen. Uit het Bijbelgedeelte van vandaag blijkt wel, dat wie de Here vreest niet automatisch een gemakkelijk leven heeft. Alles staat soms op z’n kop. En toch, toch geeft de HERE Zijn zegen aan wie Hem vreest. “Vrezen” is niet “bang zijn voor”, maar het wil zeggen, de HERE God laten zijn en Hem met liefde dienen. Daarvoor moet je die God wel leren kennen. Meer en meer. Christenen worden niet voor niets discipelen, leerlingen genoemd. Het komt je niet aanwaaien. Juist als het moeilijk is, heb je soms de neiging om het bijltje erbij neer te gooien. De Bijbel leert ons: het komt op volharding aan. Geef het niet op, maar bidt: leer mij Uw weg, o Heer!

 Psalm 26
 Vaak hebben we moeite met de taal van Ps.26, waarin de dichter de lof zingt op z’n onschuld. Want dat kun je als gelovige toch nooit zeggen: ‘Ik was m’n handen in onschuld’? (vs.6) Heeft de dichter wel voldoende zondebesef? Ik denk dat er iets anders aan de hand is. De dichter zegt niet dat hij volmaakt is of zondeloos. Hij vertelt wat de hoofdrichting is van z’n leven: hij is geen zondaar in de zin van vs.9-10 of Ps.1:1, maar hij leeft gericht op God - natuurlijk, met alle gebreken van dien. In nieuwtestamentische taal gezegd: hij verklaart dat hij een nieuwe schepping is, dat Christus in hem leeft, dat de Geest in hem woont. Als dat zo is, mag je dat toch zeggen? Al weet je dat de zonde nog altijd invloed op je heeft, je mag toch enthousiast verwoorden: ‘Leven is voor mij Christus.’

Psalm 27: 1 - 6
 De dichter wordt door vijanden bedreigd, iets wat David vaak is overkomen; denk maar aan het optreden van Saul of van z’n eigen zoon Absalom. Zo’n situatie kan je zomaar gedeprimeerd maken. In veel psalmen schreeuwt de dichter het dan ook uit. Maar in dit geval reageert David in eerste instantie anders. Hij uit zijn enthousiasme over God: ‘mijn licht, mijn heil!’ Hoe waar dit is, heeft hij eerder al ervaren. Daarom is hij ook voor de toekomst vol vertrouwen op God. Hij hunkert naar Gods nabijheid, zijn vergevende liefde in het heiligdom. Daar weet hij zich geborgen bij God.

 Psalm 27: 7 - 14
 In het tweede deel van de psalm laat David merken dat vertrouwen in God niet altijd even makkelijk gaat. De feiten kunnen soms zo onthutsend zijn dat het net lijkt alsof God ‘zijn aangezicht verbergt’ (vs.9), zijn kind in de steek laat.  ‘Wijs mij toch niet af’, smeekt hij dan ook. Maar meteen wint zijn vertrouwen het weer: ‘toch neemt de Here mij aan.’ Maar hij beseft het: Gods sturing van z’n leven, Gods bescherming kan hij niet missen (vs.11). Dat is telkens het mooie van de psalmen: ze lopen soms over van bewondering voor God, maar ze laten tegelijk merken dat de situatie van Gods kinderen soms uitermate zwaar kan zijn. Maar hoe hij zich ook voelt, telkens betrekt hij God erbij. Die is zijn houvast en daarom eindigt hij met de oproep: ‘Wacht op de Here, zie uit naar Hem!’

Psalm 28
 Een haast stereotype psalm met alle gebruikelijk onderdelen van dien: grote nood, die leidt tot grote vrijmoedigheid in het gebed, de vijanden die het goed gaat en over wie het oordeel wordt afgebeden, een omslag die al biddend plaatsvindt: in plaats van de grote nood gaat de zekerheid van de verhoring de overhand nemen. Misschien staat deze psalm wat ver bij ons vandaan, in ons land en onze tijd. Maar als je als christen in bv Turkmenistan of China zou leven, hoe zou je dan deze psalm lezen en bidden

 Psalm 29
 De Germanen hadden diep ontzag voor de donder. Ze zagen de donder als god (Donar). In Kanaän heette de god van de donder Baäl-Hadad. In deze psalm komt vaak de naam van God naar voren: Jahweh.  Hij is niet de God die in de natuur is, maar de God die erboven staat. Zijn stem is de donder, Hij is Zelf veel groter. Je kunt Hem vertrouwen. Kent u dat vertrouwen? Hoe veilig voelt u zich?       

 Psalm 30
 Welke benen kunnen weelde dragen? David dacht dat hij het gemaakt had. Maar toen greep God in. David werd doodziek... Dat deed hem weer aan God denken. David beleefde zijn ziekte als een teken van Gods afwezigheid. God hielp hem niet meer, omdat hij dacht het zonder Hem te kunnen. Dat brengt David in de rouw (zie vs.12). Mist u de Here wel eens? Vindt u ook dat het bitterder is dan de dood om te merken dat Hij zijn gezicht voor je verbergt (Dordtse Leerregels) ? 

 Psalm 31: 1 - 16
 Hoe vaak verkeren we in nood, zijn we in het nauw? Wat doen we dan? Hoe proberen we er uit te komen? Als een kat in het nauw is, maakt zij rare sprongen, luidt het gezegde. Dat geldt ook voor Gods kinderen. Denk aan David toen hij zich in de stad Gat bij de Filistijnse stadsvorst Achiz als een waanzinnige gedroeg (1 Samuël 21:10-15). Psalm 31 laat echter zien, dat wij in alle nood bij God terecht kunnen. Wie zich op Gods reddende gerechtigheid in Christus verlaat (vers 2) hoeft nooit de moed te verliezen: God zal mij verlossen, vers 6. Onze Here Jezus met zijn verzoenend lijden en sterven staat daarvoor borg. Hij beveiligt je ziel en geeft je niet prijs aan je vijanden. Al moet je bekennen, dat vanwege je zonden je krachten vergaan (vers 11).

 Psalm 31: 17 - 25
De drie sola’s van de Reformatie zijn: door Gods genade alleen, door geloof alleen, door Gods Woord alleen. David getuigt van zijn Godsvertrouwen. In zijn nood doet hij geen beroep op zijn werken, maar alleen op Gods goedertierenheid (vers 17). Hij tekent hoe groot de nood kan zijn, waarin Gods kinderen terecht kunnen komen. Ze kunnen zo in het nauw komen, dat ze in hun angst denken in de hel terecht te zullen komen (vers 23). Ook Jona heeft er weet van. Hij geeft in het dankgebed, dat hij vanuit de buik van de vis opzendt, achteraf weer wat er in het vreselijke moment in hem omging toen hij in de diepte van zee neerzonk: "verstoten ben ik uit Uw ogen!" (Jona 2 vers 4). Maar door Gods genade herinnerde hij zich toen de HERE en zijn tempel, waar alles van God en zijn genade spreekt. Psalm 31 eindigt met opwekkende woorden: "Weest sterk en uw hart zij onversaagd, gij allen die op de HERE hoopt." Dat is geen overmoed maar geloofstaal. Wie op Gods goedheid vertrouwt wordt door God nooit in de steek gelaten.

Psalm 32 
 Wie echt met God leeft (“oprechten van hart”) en voortdurend met Hem ‘on-line’is, die zal het als verstikkend ervaren: dat verzwijgen van zondige daden (vss 3 en 4). Zo bekeken is een open schuldbekentenis bij God een ware opluchting. David weet er van mee te praten ( 2 Samuël 11 en12).

 Psalm 33
 Som voor jezelf maar eens op, wat God dus allemaal doet. Wat een geweldige God! En als je dan weet, dat Gods liefde voor ons dus het slotakkoord (vs.22) van deze psalm is, dat Gods macht vooral de macht van zijn liefde is, en als je daarin dan vooral ook het geschenk van zijn Zoon Jezus Christus voor ons ziet: ja, dan is er nog wel een gevecht in het leven (vs.16,17), en er moet vaak ook nog gewacht (vs.22 slot) worden in dit leven, uitkijken naar Gods volledige verlossing van alle huidige gebrokenheid, maar je dag kan toch niet meer stuk. En we eindigen zoals deze psalm eindigt: kom Here Jezus, wij verlangen naar U. Maranatha!

Psalm 34:1 - 11
 Hier wordt al de definitie van de arme aangereikt en geijkt: het is die mens die geen menselijke helper heeft maar daarin op Jahwe vertrouwt. Jezus neemt de categorie van ´de armen´ in zijn zaligsprekingen op. Bijbels arm-zijn is dus meer dan behoren tot de categorie van maatschappelijk ontrechten en verdrukten. Het is in die armoede God vrezen, tot Hem roepen en op Hem wachten. Van hen is het koninkrijk der hemelen, zei Jezus.

 Psalm 34: 12 - 23
 Vandaar ook de ‘les aan de armen’ die nu volgt. Talrijk zijn de rampen van de rechtvaardige. God haalt ons niet weg uit de bedeling van de gebrokenheid. Maar geen been van je zal gebroken worden. Johannes betrekt dat later op de manier van Jezus´ kruisdood, Joh.19:36. In Christus´ zelfovergave zit de heelheid, de ongebrokenheid van het paasoffer; en daarin onze totale verlossing!

 Psalm 35: 1 - 17
 Om stil van te worden. Deze dichter heeft zijn vijanden liefgehad op een bijzondere manier (vers 13 en 14). Daar kunnen wij wat van leren. Doe net of  die ander je vriend of broer of moeder is. Wat zou je dan doen? Doe dat dan ook met hen. Onbaatzuchtige liefde. Die zie je volmaakt in Jezus. “Wij willen worden als Hij; elkanders lasten dragen wij. Wie is er nederig en klein? Die zal bij ons de grootste zijn”.
 
Psalm 35: 18 - 28
 Hoe vol liefde de dichter ook was, z’n vijanden lopen er mee weg. Ze beloeren hem en proberen hem ergens op te pakken. En dan ineens: “Ha, ha! ons oog heeft het gezien”. En hoe reageert de psalmdichter? Met lik op stuk? Met een sneer? Nee. Hij kijkt naar boven en zegt (vs. 22): “Gij hebt het gezien, HERE, zwijg niet; o Here, wees niet verre van mij”. Hij legt het eenvoudig in Gods hand.
 
 Psalm 36
 Midden in de wereld staat de mens die tot God bidt. Hij is omringd door goddeloosheid, die zich sterk maakt. Scherp zijn de typeringen: de zonde die sprekend wordt ingevoerd, en die tot zonde verleidt. Het lijkt wel de niet te stoppen macht van het kwaad. En dan roept hij tot Jahweh, die daar boven uitstijgt en die bescherming biedt. Uw gerechtigheid is als de bergen Gods! Wat een uitspraak!  Prachtig zijn de beelden: schuilen in de schaduw van Gods vleugels, óp-leven in zijn huis. Zelfs een stuk uitbundige vreugde over de gemeenschap met God: een stróóm van liefelijkheden, de fontein van het leven; “in uw licht zien wij licht”! En dan wordt het gebed geboren: de roep om hulp, in bescheidenheid en tegelijk met alle aandrang. Een voorbeeld voor ons allen.
 
 Psalm 37: 1 - 20
 Laat het maar precies zo naar u toe komen, als het er staat, woord voor woord. Hoe oud de psalm ook is, hij verwoordt iets dat we allemaal wel kennen: onbegrip over en jaloezie op de voorspoed van wie onrecht plegen. Wat kan dat diep zitten!  En zet daar dan eens de woorden van deze psalm tegen aan.  Wentel uw weg op de HERE: alles wegrollen, van je af rollen, wegschuiven, het aan God overlaten. En dan er ook op vertrouwen dat Hij de zaak in orde zal maken. Op zijn tijd. Op zijn manier. Hij beter dan wij!  Wellicht ook wel anders, en  niet zichtbaar voor ons. Moet dat dan ook altijd? Wat zouden er een stuk minder overspanningen zijn en maagzweren en bitterheid en ruzies. Kwamen we er maar allemaal aan toe. En laat dan de overvoed aan heel die krachtige beeldspraak ook eens op u inwerken!

Psalm 37: 21 - 40
 De hele psalm ademt de tweespalt tussen wat je ziet van de mensen die niet talen naar God en wat je geloven mag van de mensen die hun bescherming zoeken bij God.  De tegenstellingen worden scherp aangezet. Psalmen zijn geen zoetgevooisde verskens. Ze leggen de bodem bloot. En ze spreken de uiterste waarheid uit. Er is recht bij God. Dus kun je aan zijn kant gaan staan. Dat is een zaak van je hart, van je diepste persoonlijke drijfveren. En tegelijk een zaak die publiek kan en moet zijn. Goddeloosheid  heeft de toekomst niet. Soms zie je dat hier al: vs 35-36.  Heel vaak  niet. Maar zeg het dan toch maar: eens wordt de zaak schoongeveegd. God is de ‘schutse in tijden van benauwdheid’. Dat was toen al evenzeer een belijdenis als ze dat vandaag moet zijn. En er is zolang de zonde bestaat altijd moed voor nodig om dat te zeggen: moed die je alleen maar zult hebben als je God zo kent als er in deze psalm over Hem gesproken wordt.

Psalm 38
 Wie van binnen uit weet wat ziekte is, zal zich denk ik herkennen in het isolement en in de eenzaamheid, die door David onder woorden worden gebracht (vers 12). Wie geen mensen meer om zich heen heeft of kan hebben, kan alleen maar hopen op God (vers 16). Minder makkelijk nemen we de moeiteloze verbinding tussen ziekte en zonde in de mond: zonde leidt tot ziekte (vers 4-6). Een verouderd gods- of mensbeeld? Dat is denk ik te kort door de bocht. Hoe dan ook, het omgekeerde is ook waar: vergeving en genade reinigen niet alleen de geest, maar ook het lichaam. Spreken de daden van Jezus niet voor zichzelf?

 Psalm 39
 Ondanks al z’n moeite hield de dichter zich stil, ook tegenover God. Maar wie z’n emoties opkropt, verteert zichzelf. Vandaar het succes van therapie: praten helpt verder. Maar dan moeten we ook praten tegen God. Op een gegeven moment kwam de dichter zover: hij schreeuwde het uit tegen God. Wonderlijk genoeg vroeg hij God om hem te doordringen van z’n kwetsbaarheid. Wie beseft dat hij een nietig, schuldig mens is, zal namelijk niet gauw de glorieuze, heilige God verwijten maken: in dat opzicht hou je dan je mond. Tegelijk smeekte de dichter God om hem weer levensvreugde te geven. We kunnen er zeker van zijn: zo’n gebed wórdt verhoord, misschien/hopelijk nog in dit leven maar zeker erna. Dat komt doordat Christus het in Gethsémane en Golgota voor ons uitgeschreeuwd heeft en daarna zijn lijden en dood te boven is gekomen. Dat is de grond voor al ons perspectief.

 Psalm 40: 1 - 9
 Soms zit je zo diep (“kuil van het verderf”, “slijk van de modderpoel”), dat het zingen voor God je vergaat. Hij alleen kan je weer op vaste grond (“rots”) zetten; je leven weer een vaste koers geven (“schreden vast”) en je weer leren ‘praisen’. In die verwachting – die de dichter deelt en wil delen met anderen (4)- wordt niemand teleurgesteld. Gods mogelijkheden, daden en wonderen, niet in woorden te vatten (6). Wat past bij onze grote God? Offers aan Hem zijn loze gebaren als ze niet van harte worden gebracht (7-9).

 Psalm 40: 10 - 18
 Zo dubbel kan het zijn in een gelovig leven: moed verloren door overstelpende ellende (13) en toch: rekenen op Gods beschermende liefde en trouw (12), grote dingen van Hem zeggen (10,11) en oproepen tot lof op God, door jezelf en de andere gelovigen (17,18).

 Psalm 41
 Niets van het menselijk leed was David vreemd. Een goede vriend die jou finaal in de steek laat. Wie kent dat niet. Zelfs Jezus maakte dat mee. Hij begrijpt dus ook je verdriet, als je je bedrogen voelt. En Hij geeft je de kracht om met je verdriet naar God te gaan.

 Psalm 42
 De dichter van psalm 42-43 (hoort bij elkaar) is waarschijnlijk onschuldig verbannen uit Israël. In de buurt van de bronnen van de Jordaan moet hij leven. Daar vloeien zijn tranen, want het zit niet mee. Tegenslag van allerlei aard schopt hem onderuit. En de mensen zeggen spottend: “Waar is nou die God van je?”
Die pijnlijke vraag stel je jezelf natuurlijk ook. Dan botst het van binnen. Dat intense verlangen naar God en Zijn schijnbare afwezigheid hier en nu. Juist nu je Hem zo nodig hebt is Hij niet te vinden….
Misschien is dat voor u wel heel herkenbaar. Veelzeggend is dan dat refrein van deze Psalm: 42:6, 12 en 43: 5. Toch is God mijn Verlosser. Ik blijf op Hem hopen. Ik blijf Hem loven!

 Psalm 43
 In dit vervolg van Psalm 42 komen de dingen tot een climax. De dichter zegt tegen God: “Waarom verstoot Gij mij?” Er is sprake van een ontstellende worsteling. Want de dichter heeft God lief. Daarom kan hij het van God niet hebben, dat Hij Zich verborgen houdt. Heel zijn wezen komt daartegen in verzet.
 En toch…. Toch verwacht hij zijn hulp van deze Verlosser. Hij blijft bidden en smeken tot Hem. Tegen de klippen op, blijft hij deze God loven. De lofzang is niet afhankelijk van de omstandigheden. De lofzang eert God om Wie Hij is. Daarmee wordt een mens boven zichzelf en zijn ellende uitgetild. Ik snap er niks van, ik voel er niks van, maar God is goed. Hij is de liefde Zelf. Heer, vervul mij van Uw licht en Uw waarheid, om U te prijzen!

 Psalm 44: 1 - 9. Geestelijke strijd
 Vandaag het eerste stukje van een dringende smeekpsalm: het begint met een lofzegging. Dankzij U zijn we bewoners van dit heerlijke land geworden. Niet door onze militaire kracht maar door uw genade. Hier schemert al een beetje door (zoals vaker in de psalmen als de macht van wapens wordt gerelativeerd) dat de strijd niet primair een militaire maar een geestelijke strijd is.

 Psalm 44: 10 - 25. En toch houdt God van ons…
Hoe is het mogelijk dat God zijn volk verlaat? En dan nog wel een volk dat trouw is gebleven aan Hem? Blijkbaar is het niet zo overzichtelijk als wij wel zouden willen: “als je gelovig bent, gaat het goed, als je ongelovig bent, gaat het fout.”  Nee dus. In die situatie past een smeekgebed, een grondige klacht. De klacht van vers 23 (om onze trouw aan U zijn we voortdurend in levensgevaar, en worden we behandeld als slachtvee) komt ook in Romeinen 8: 36 terug. Maar Paulus voegt eraan toe, omdat Hij Christus heeft leren kennen: ik ben er zeker van dat ook deze rampen ons niet kunnen scheiden van God die ons liefheeft in Christus Jezus!
 Daarmee is de klacht niet gesmoord of beantwoord. Maar de Geest van Christus geeft bij alle gegronde klachten moed om vol te houden doordat Hij ons blijvend zicht geeft op Christus.

 Psalm 45. De bruiloft van het Lam
 Een bruiloftslied voor de koning. Probeer het je voor ogen te stellen, de stijlvolle pracht van zo’n oosterse bruiloft. De koning gaat via zijn huwelijk internationale betrekkingen aan. Zijn invloed breidt zich uit over de aarde.
 De koning heeft hier bovenmenselijke trekken (vers 7). Hij is de Messias, de zoon van God (Hebreeën 1:8-9). Uit alle volken kiest Hij zijn gemeente die Hij tot zijn bruid verheft. Heel de aarde moet onder zijn zegenende invloed komen.

 Psalm 46
 Deze Psalm is te lezen tegen de achtergrond van 2 Kon 19: Israël in het nauw, maar de HERE geeft op ongedachte wijze uitkomst. Je hele bestaan kan op zijn grondvesten schudden, maar de HERE is “Immanuël” – Hij is mèt ons. Dankzij Christus. Die belofte staat centraal: een burcht is ons de God van Jakob (vgl. Lutherlied, Gz 34). Binnen die muren ben je veilig. Jeruzalem als beeld van de Kerk: God is in haar midden (vgl. Mat 18:20). Het ziet uiteindelijk op het Nieuwe Jeruzalem (Opb 21:2,3). Wanneer de aarde weer een Paradijs wordt (Opb 22:1,2).

 Psalm 47
 Een lied als een tamboerijn. Je springt er bij op. Daarvoor is het ook bedoeld: de oproep aan de hele wereld om op te staan en God te eren, de koning over heel de aarde. Als u nog eens gedacht zou hebben, dat het Oude Testament ook maar een beperkte boodschap had voor een klein volkje op een afgelegen stukje van de wereldbol……  Zijn plannen reiken verder. De lijnen worden wereldwijd getrokken. Dat springt eens uit de voegen van het kleine land rondom Jeruzalem. Zing maar mee en klap in de handen. (Heb u er wel eens op gelet hoe schitterend de Geneefse melodie van deze psalm bij de inhoud past? Dat waren me toch vaklui die componisten van Geneve!)

 Psalm 48
 Ze zeggen wel eens: geloof vertekent je blik op de werkelijkheid. Zo indrukwekkend was Jeruzalem helemaal niet. Er waren in die tijd veel imposantere steden. Maar toch, het ligt er maar aan hoe je kijkt. Waarom zijn de dichters uit de kring van Korach zo lyrisch over de stad van God? Omdat God woont binnen haar vestingen (vers 4), omdat alles spreekt van zijn bescherming, rechtvaardigheid en trouw (vers 9, 11, 12, 14). Prijs je gelukkig: ‘Wij hebben een sterke stad, een stad door de Heer omringd’ (LvK 28). Misschien vertekent geloof je blik op de werkelijkheid niet, maar scherpt deze juist.

Psalm 49: 1 - 13
 Een lied van wijsheid uit de kring van Korach (zie vers 4). Wijsheid is in het Oude Testament geen studeerkamer-zaak, maar altijd iets van, in en voor het gewone, alledaagse leven. Wijs is hij/zij, die leeft in vroomheid en toewijding aan God en zich door Hem laat ‘wijzen’. De wijsheid van dit lied is, dat niemand de dood kan ontlopen, rijk of arm, wijs of dwaas. Een open deur? Dat ligt er maar aan. Want als dat zo is, waarom dan je vertrouwen stellen op bezit of je eer zoeken in rijkdom? Je kunt er je dood toch niet mee afkopen. Drong deze praktische wijsheid maar iets meer door in onze harten en gedachten!

 Psalm 49: 14 - 21
 Eigenlijk weten we het allemaal wel: rijkdom is vergankelijk en geld maakt niet gelukkig. We projecteren deze psalm op alle rijken van vandaag en schudden ons hoofd over het materialisme in de wereld van vandaag. Maar bevraag nou ook eens jezelf. Hoe gelukkig word ik van mijn geld? Wat probeer ik ‘af te kopen’ met mijn bezit? Eigenlijk is het zo gemakkelijk en vanzelfsprekend nog niet om te leven vanuit het besef van vers 16: God zal mijn leven verlossen. Als je dat bij je binnen laat komen, kan de psalm de ‘weg wijzen’ in economisch slechte én goede tijden.

 Psalm 50: 1 - 15
 Toen het volk Israël na 40 jaar zwerven door de woestijn op het punt stond om de Jordaan over te trekken, gaf Mozes aan hoe het de Here in het beloofde land zou dienen. Het mocht volstrekt niet op de manier van de Baälsdienst. De Baälsgelovigen zagen hun goden als rekenmeesters met een nauwkeurige boekhouding, aan wie je flink moest betalen. Op die manier had je recht op geluk. De Here vraagt niet om zo'n betaling. Hij wil deze slavernij niet. Psalm 50 biedt ons een kijkje in de kerk van later. De afval is toch gekomen. Aan het brengen van offers geen gebrek. Het geloof van de Israëlieten is rekenen geworden. Zij denken dat ze er de Here mee kunnen betalen. Wat de Here mist is: een hart dat Hem liefheeft en een mond die Hem lof brengt.
 Het wordt koud in de kerk als voor ons het dienen van God niet meer inhoudt dan het voldoen aan een aantal plichten. De Here blijkt van lofoffers te houden. Wat is dat prachtig, dat wij de Here mogen loven. De HERE zegt zelfs dat de lofzangen van zijn kinderen voor Hem een troon zijn!

 Psalm 50: 16 - 23
Niet alleen de verbondsbreuk, maar ook de huichelachtigheid van velen van zijn volk is Hij zat. Ze blijven maar doen alsof er niets aan de hand is!
Blijft het volk van God, blijven u en ik, ook nu niet vaak doen of er niets aan de hand is? In plaats van ons te bekeren? Hoe graag gaan we niet dóór met het afkopen van onze schuld: onze God slechts uiterlijk te gehoorzamen door bijvoorbeeld maar geld te storten op diverse giro- of bankrekeningen, terwijl we het niet doen vanuit ons hart! Alsof de HERE niet dwars door zulke namaakoffers heen kijkt!
De offers van ons hart, dáár komt het op aan! De voortdurende dank die we de HERE brengen in woord en daad, dáár ziet Hij dagelijks naar uit, ook vandaag weer. Laten we Hem niet vergeten, maar veel bedanken voor wat Hij ons geeft door zijn verbond met ons in onze Heer Jezus Christus.

Psalm 51: 1 - 11
 Vers 7: is het nu zo, dat David hier wegkruipt achter het feit dat hij in (erf)zonde ontvangen en geboren is? Wat had David allemaal gedaan om Bathseba te veroveren? Betekent dat ook, dat David dus best een hele periode gehad moet hebben, waarin hij nauwelijks een echte levende geloofsband naar God erop nahield?

 Psalm 51: 12 - 21
 Probeer eens na te gaan welke verschillende stappen David allemaal doormaakt in zijn schuldbelijdenis naar God toe.

 Psalm 52
 Tip : lees in 1 Samuël 22 eerst over de priestermoord
 Wie durft het aan Gods priesters (de dienaars van de verzoening) te doden? Doëg moordt erop los ( 1 Samuël 22 vers 9-10). Hij is er zelfs trots op. Dat is niet normaal meer. Dit is een mens in dienst van satan. Het gaat om duivels verzet  tegen Gods zaak. Daarom staat de uitslag vast : Gods vijand wordt ontworteld (vs.7), maar Zijn kind bloeit (vs.10).

Psalm 53
   Het lezen van zo'n psalm is goed voor ons in een wereld waarin ongeloof aardig normaal begint te worden. De westerse mens lijkt het aardig zonder God te redden, nietwaar? Vanuit de Schepper gezien is zo'n mens een dwaas. Hij komt niet tot zijn bestemming. Hij leeft zich uit….en gaat onder.

Psalm 54
“Ik ben mijn vijanden ontkomen, met vreugde zie ik op hen neer.” Stel, dat u dat vandaag in de kerk moet zingen. Kunt u dat? Kunt u het met al uw gedachten erbij?
‘Heb uw vijanden lief’, zegt Jezus. Zie je dan hier niet een tegenstelling tussen Oud en Nieuw Testament?
 Die tegenstelling is er. Of liever een onderscheid. Nergens klinkt het gebod van de liefde zo sterk als uit de mond van Jezus. Toch zegt die psalm ons best wel iets. Het was natuurlijk heel lelijk van die Ziffieten, dat zij David verraadden aan Saul. Wat werden zij daar zelf nu beter van? Voelt u zich wel eens verraden? Wat doet u dan met dat gevoel? Spreekt u het ook uit tegenover God? Of maakt het u niet uit, hoe Hij daarop reageert? Verwacht u eigenlijk wel iets van Hem?

 Psalm 55: 1 - 17
 Een goede vriend, die je als een baksteen laat vallen, die je door het slijk haalt. Wat doet dat zeer! David ondervond dat. Achitofel en hij hadden geen geheimen voor elkaar. Samen gingen ze naar Gods tempel, samen op weg naar het feest. Maar toen Absalom zijn vader wegjoeg, stapte Achitofel over naar deze onbeschofte koningszoon.
Jezus ondervond iets soortgelijks. Judas: hij was in die jaren dat Jezus door Israël trok een echte vriend voor Hem. Maar in de olijvenboomgaard Getsemané wijst hij de vijanden van Jezus de weg. ‘Judas’, zegt Jezus, ‘verraad jij de Zoon des mensen met een kus?’
Beter dan iemand kan de Here Jezus ons verdriet begrijpen. Maar niet alleen begrijpen: Hij maakt je ook sterk. Sterk tegenover de mensen wie het kwaad in het bloed zit.

 Psalm 55: 18 - 24
“Werp uw bekommernis op de Here, Hij zal voor u zorgen.” Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Maar wat David overkwam (zie gisteren), was ook niet niks. En Dávid zegt dit: de last op je schouders, draag hem over aan de Heer. Hoe kan hij dat? David heeft God leren kennen. God was altijd bij hem. Als u daar moeite mee hebt om uw last over te dragen aan de Here, zoek Hem dan, in de kerk, in de bijbel en let ook op de signalen die Hij afgeeft.

 Psalm 56
 Het opschrift verwijst naar 1 Sam.21:10-15: David is voor Saul gevlucht naar de filistijnse koning van Gat. Als daar zijn overwinning op Goliat wordt opgehaald, wordt David zo bang dat hij zich als een gek aanstelt, met als resultaat: hij wordt vrijgelaten. In deze psalm maakt David duidelijk dat dit één kant is van zijn verhaal. Gód is er ook nog, en die heeft beloofd dat David koning zou worden. Met al z’n angst klampt hij zich daaraan vast (vs.5,12), want hij vertrouwt erop dat God zijn belofte waarmaakt. Gods betrokkenheid bij zijn kinderen gaat immers zover dat Hij hun verdriet nauwkeurig bijhoudt (vs.9). Hij is mét ons, zoals ook Christus beloofd heeft: ‘Ik ben met jullie, tot aan de voleinding van de wereld’ (Mat.28:20). En dat betekent: eens komt er een keer in onze moeiten, soms hier al (zoals in Davids geval), soms pas hierna. In dat opzicht hebben wij iets onaantastbaars: er kan van alles met ons gebeuren, we kunnen zelfs het leven erbij inschieten, maar dwars door alles heen komen we uiteindelijk heelhuids aan op onze bestemming: het leven in Gods nabijheid met licht en geluk als ons deel.

 Psalm 57
 Van David weten we dat hij een weerbare man was, voor geen kleintje vervaard. Al was hij angstig, hij durfde vijandige dieren en mensen tegemoet te gaan. Vooral in de Psalmen wordt de áchtergrond van Davids weerbaarheid en moed duidelijk: hij zocht telkens de bescherming van God. Daarbij besefte hij dat niemand récht heeft op bescherming: het is door Gods vergevende liefde, door Christus dus, dat Hij naar zijn kinderen omziet (verg. vs.2a,4c). Maar dan mérk je die bescherming ook. David heeft daar ervaring mee opgedaan. Daarom is zijn hart gerust (vs.8) en is hij erop gespitst om de lof op God te zingen. Want hoeveel bedreigingen er ook mogen zijn in ons leven, Gods goedheid en trouw zijn werkzaam, en dat geeft ons leven uitzicht. Uiteindelijk komt alles goed. Hier bidt David er nog tweemaal om: ‘Laat over de hele aarde uw glorie stralen’ (vs.6b,12b), maar eens ís het zover en dan mogen Gods kinderen daarvan genieten.

 Psalm 58
 God haat onrecht. En Hij deed er ook wat aan: Christus kwam om als enige rechtvaardige rechter alle onrechtvaardige rechters te richten. Maar wel op een bijzondere manier: Hij veroordeelde hen door Zich met hen te vereenzelvigen en in hún plaats het oordeel waar Psalm 58 om riep, te dragen. En dat was maar goed ook, want hoe recht is ons leven…?!

Psalm 59: 1 - 10
“Mijn sterkte, op U wil ik acht slaan, want God is mijn burcht”. Woorden van David vanuit zijn doodsnood. Gezegend als je dat ook kunt zeggen in tijden van voorspoed!

 Psalm 59: 11 - 18
 In de angst heeft David een bijzonder wapen: de God die hem liefheeft en die hij op zijn beurt liefheeft. Die God is er nog. Het is de God en Vader van Jezus Christus die, als we weer eens heel erg bang zijn, ons in Zijn armen neemt en die wij mógen omhelzen. Het is de God die Zijn arm om ons heen slaat en – om Christus’ wil – bij ons is. Hij heeft lief tot in, zelfs tot over de dood…

Psalm 60
 Israël en de vijanden. Komt het goed? God zegt: dat land is van Míj en dat blijft het ook. Besef toch dat Moab, dat vlak bij de Dode Zee ligt en waar jullie momenteel zo bang voor zijn, niets anders is dan een waskom waarin Ik m’n voeten was. Dat Ik naar Edom, waar jullie alleen maar ellende van ondervinden, m’n schoenen gooi als teken van m’n verachting en dat Ik over het land van de Filistijnen een triomflied aanhef. He’s got the whole world in His hands! Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde!

 Psalm 61
 Kijken we er van op? God is voor ons een toevlucht . Is het wel werkelijkheid voor jou/ voor u? Het is belangrijk om iemand te hebben bij wie je kunt schuilen, bij wie je bescherming vindt. Niet altijd heb je genoeg aan de mensen in je omgeving. Ze zijn beperkt. Als David geen levensmoed meer heeft zoekt hij zijn toevlucht in de hemel, bij zijn God.  In het bidden is David  een voorbeeld voor ons. Deze psalm laat de kracht ervan zien:
Je raakt verzekerd van Gods eeuwige zorg en brengt daarvoor je dank bij Gods troon.

Psalm 62
 We kennen niet precies de situatie waarin David deze psalm dichtte. De verzen 4 en 5 maken duidelijk dat hij een leger op zich ziet afkomen, men is uit op zijn ondergang. Hij heeft te maken met leugen en laster, met bitter onrecht en direct levensgevaar. In die situaties klampt David zich vast aan zijn God. God is voor hem een veilige burcht, waarin je kunt schuilen. Zijn redding en heil verwacht hij van Hem. God zal waken over zijn eer en goede naam. Zo worden ook wij opgeroepen om ons hart uit te storten bij de HERE en dan stil te zijn. Stil “tot” God, helemaal gericht op Hém! In het vertrouwen dat de Almachtige alle dingen in Zijn handen neemt en in dit leven of daarna alles vergelden zal. Hij waakt over het recht. Aan Hem mag je het overlaten. Eerlijk duurt echt het langst, want God is er ook nog!

 Psalm 63
 Iedereen heeft wel eens dorst. Maar een vluchteling in het woeste en droge gebied ten westen van de Dode Zee doorstaat ontberingen, waar de meesten van ons geen idee van hebben. Weet u wat mij opvalt? Dat het in deze psalm eigenlijk niet eens zozeer gaat om deze “dorst”, maar om het “water”! David zingt van het verzadigd worden in de ontmoeting met God. Woorden schieten te kort om aan te duiden wat je dan proeven en ervaren mag! Een dorstig mens die zich laaft aan heerlijk fris en koel water. Een hongerig mens aan een feestmaal met de meest fijne delicatessen. Een vluchteling die geborgenheid vindt. Die ervaart veilig te zijn bij een geweldige Beschermer. Een zondaar die genadig vergeving ontvangt. Dat raakt je ziel en je zinnen. Al moge duidelijk zijn dat onze redding niet van de ervaring van de redding afhangt!

 Psalm 64
 De bedoeling van het opschrift ‘van David’ is niet om net zo lang in Davids leven te zoeken, totdat er een geschiedenis is gevonden die geschikt genoeg is om dienst te doen als achtergrond van de psalm. Maar toch. ‘Behoed mijn leven voor de vijand’ en ‘plotseling treft God hen met een pijl’. Het gaat bij de ‘bedrijvers van ongerechtigheid’ om reële mensen, vol verzet en haat tegen God. Mensen dus als Absalom en Seba (2Sam. 20). David heeft in ieder geval ook de werkelijkheid van vers 11 ondervonden: ‘De rechtvaardige zal zich in de HERE verheugen en bij Hem schuilen’.

Psalm 65
 Er móet wel nagedacht zijn over dit bijbelrooster... Op de dorsvloer van Arauna had David zo deze Psalm 65 kunnen gebruiken in zijn liturgie. ‘U komt stilheid toe, een lofzang, U, o Hoorder van het gebed’. God verzoent mijn overtredingen! Als je deze psalm zo leest, wat is het dan ontzettend jammer dat er van het heil dat God geeft zo vaak een puur geestelijk gebeuren wordt gemaakt. Want heil is zo breed als het leven. In één adem gaat het over: ‘uw sporen druipen van vet en de dalen tooien zich met koren’. Bedenk maar bij de boterham die je eet en het glas wijn dat je drinkt: dit komt van die God die mijn overtredingen verzoent en mijn gebed hoort!

 Psalm 66: 1 - 12
 Gods volk was apart gezet in Abraham. Maar de bedoeling was om heel de aarde tot zegen te zijn (Genesis 12 vers 3). In deze psalm komt dat besef mooi naar voren: God deed grote dingen aan Zijn volk om de wereld tot zegen te zijn. De hele wereld wordt opgeroepen die bedoeling van God te erkennen. Hoe doen we dat in onze tijd?

Psalm 66: 13 - 20
 Wie God voor je is en wat Hij voor je betekent, is niet iets om voor jezelf te houden. De persoonlijke ervaring van Gods grote daden maakt ons getuigenis doorleefd: de HERE hoort als ik oprecht tot Hem bid. Dat mag iedereen weten – kom en geef je hart een Thuis. Hoe kun je dat een ander vertellen?

 Psalm 67
 We gaan naar de kerk om Gods zegen te ervaren. De psalm vraagt om die zegen namens God als de handen van de priester of voorganger omhoog gaan…Waarom willen wij graag gezegend zijn? God zegent ons niet om ons egoïsme te voeden, maar om ons tot een zegen voor anderen te maken. Gezegend om tot een zegen te zijn…. wat gaat u voor anderen betekenen met wat u in de kerk kreeg?

Psalm 68 : 1 - 19
 Deze psalm getuigt van grootse litteraire stijl. Prachtige beelden. God in zijn grootheid. God die opgestaan is tot de strijd. Daarmee wordt zijn ingrijpen in de geschiedenis getypeerd: Hij is niet werkeloos gebleven. Hij heeft volken op de vlucht gedreven. Hij heeft plaats gemaakt voor zijn volk. Je kunt bij Hem aankloppen! Wees en weduwe, de rechteloze en de eenzame. Het is de God die zijn kracht bewezen heeft in de geschiedenis. De feiten van de geschiedenis blijken het steunpunt te zijn voor het vertrouwen op God. Of het ook zin heeft de geschiedenis te kennen!

Psalm 68 : 20 - 36
 Het vervolg:  nu ook het gebed tot God om door te gaan, zijn werk voort te zetten, de arme te beschermen, de eenzame te vertroosten. Plaats te maken voor de zijnen, ruimte te geven aan allen die op Hem vertrouwen. En respect af te dwingen, wereldwijd.  Bidden wij zo?  Wanhopen we nooit?

Psalm 69: 1 - 18
 Niets doet méér pijn dan ruzie in familie- of vriendenkring. Een sterke machteloosheid kan je dan overvallen. Iets dergelijks ervaar je ook als je deze psalm leest. De persoon die aan het woord is, voelt zich als een hulpeloze drenkeling. Hij leeft in een scherp conflict met mensen die hij heel goed kent. Zijn roep om hulp tot God is een noodkreet. Hij pleit op Gods goedheid en vraagt om een voor hem positieve reactie.

 Psalm 69: 19 - 37
 Het biedt een krachtige steun dat je weet dat God op de hoogte is van jouw problemen. De schrijver vraagt om bestraffing van mensen die hem tegenstaan. Hij gaat zelfs zover dat hij vraagt om het schrappen van hun namen uit Gods boek van het leven. Er is geen roep om hun bekering. De psalm eindigt in een lofprijzing. Hij die aan het woord is,  weet dat God juist naar die mensen luistert die in de knel zitten.

 Psalm 70 (een herhaling van Ps. 40: 14 - 18.)
 In beeld komen: tegenstanders, broeders en zusters en tenslotte de persoon zelf.
Hij vraagt aan God: de lachers die graag willen dat zijn leven vastloopt, beschaam hen Here. Maar laat juichen die U zoeken, laten zij steeds zeggen: God is groot.
 En hij zelf? Hij vraagt indringend om hulp bij God.

 Psalm 71: 1 - 16
 Ik kies opnieuw voor de ‘interactieve’ methode: ik werp een vraag op, waardoor er een gesprek met jezelf of met elkaar, en hopelijk vandaaruit ook met God kan ontstaan. Bidden is allereerst immers wat God zelf zegt al spiegelend prijzend en vragend aan Hem voorleggen en Hem houden aan wat Hij gezegd heeft. Vergelijk antwoord 117 H.Catechismus maar eens.
 De dichter van ps.71 heeft van jongsaf aan gemerkt, dat God hem beschermde en hielp. Herken je dat in je leven en maak dat dan eens concreet? Als je oud wordt en je eigen kracht steeds meer gaat wegvallen (-en de tegenstanders je nu dus makkelijk kunnen grijpen: noem eens een paar concrete tegenstanders!-), komt het erop aan of je echt geleerd hebt niet op jezelf maar op God te vertrouwen. Is de ouderdom zo niet een proef op de som van het geloof zoals dat in een heel mensenleven tot ontwikkeling gekomen is? Is de ouderdom zo gezien ook haast onmisbaar in de leerschool van de Heilige Geest? Denk een aan de groene vruchten van psalm 92:15 zoals die aan een stokoude boom bloeien...

 Psalm 71: 17 - 24
 Het gaat er blijkbaar om, dat God je leven zo geleid heeft gedurende al je levensjaren, dat je oog gekregen hebt voor Hemzelf en zíjn grote daden. Voorspoed op zich is dus niet het criterium of God met je is en was, maar of je God zelf hebt leren kennen. Pas dat eens toe op jezelf. Is God voor ons vaak niet slechts de God van ons natje en droogje in plaats van allereerst de Vader van Jezus Christus?

 Psalm 72: 1 - 14
 Hier heb je nu de ideale koning, waar Prediker al naar uitzag. Noem zijn belangrijkste kenmerken als vorst eens op.

 Psalm 72: 15 - 19
 Met deze koning kan het leven niet meer stuk. Er komt een ongekende welvaart, die de maatschappij niet gaat opdelen in de haves en not-haves, in een eerste en een derde wereld...
 Dat komt omdat psalm 72 uitziet naar de nieuwe aarde waarop Christus zelf koning zal zijn, God en het Lam, Openb. 21 en 22! Staan wij eigenlijk, ook aan het begin van 2004, wel echt op de uitkijk naar deze nieuwe koning? En waar blijkt dat dan concreet uit in ons leven? Goeie voornemens??...Gelukkig nieuwjaar!

Psalm 73: 1 - 16
 Deze psalm is voor dit rooster in tweeën geknipt: we lezen vandaag alleen de klacht, de vraag zonder het antwoord. Dat is wel een goede oefening: niet meteen naar de ‘oplossing’ toe lezen, maar eerst het probleem eens goed wegen. Herken je dit probleem? Hoor je het anderen wel eens zeggen? Hoe ga je er zelf mee om? Waar zoek je een antwoord?

 Psalm 73: 17 - 28
 Nu dus de  ‘oplossing’ die Asaf zelf gevonden heeft voor het probleem van gisteren. Waar ontdekte hij een antwoord? In Gods heiligdom. Dicht bij de Here (overigens ontstónd het probleem daar ook voor hem: als hij God niet gekend had, was het probleem minder heftig geweest!). Asaf leerde vanuit de ontmoeting met de HERE verder te kijken dan vandaag alleen. Wanneer ben jij voor het laatst echt ‘dichtbij de Here’ geweest. Vertel er eens iets over (vers 28).

 Psalm 74: 1 - 11
 We houden meer van vrolijke psalmen, lofliederen.
 Maar het psalmboek is niet zo eenzijdig.
 Net als de vorige Psalm hebben we deze in tweeën geknipt: verkeer maar eens een dag lang met de klacht. Moeilijk om je daar wat bij voor te stellen?
 Denk eens aan de leegloop van de kerken in ons land en in Europa, honderdduizenden die door de wereld  zijn ingepalmd. Profeten spreken niet meer…

Psalm 74: 12 - 23
 Wat kun je in zo’n situatie van onmacht nou nog doen?
 Terugvallen op de grote naam van God, zijn daden in het verleden, verwachting van zijn ingrijpen vandaag, of morgen.
 Denk ook eens aan de vervolgde kerk, in Noord-Korea, in China, in Soedan, in Pakistan. God, kom hun zaak verdedigen!

 Psalm 75
 Deze psalm verwoordt het geloof dat ook al wijst alles op het tegendeel God – de God van Jakob – als zijn tijd gekomen is, ‘rechtmatig zal richten’. Richten is: heelmaken en rechtzetten. Hoogmoed is het als je geen rekening houdt met deze God en in je leven gewoon maar een beetje je eigen plan trekt. God is rechter. Hij komt met de beker van zijn toorn. In de lezingen van Lukas gaan we het lijdensevangelie van Jezus lezen. Richten doet God in Jezus. En de beker van zijn toorn waar Psalm 75: 9 over spreekt is door Jezus helemaal leeggedronken.

 Psalm 76
 Volgens Paulus ‘getuigen wet en profeten ervan dat gerechtigheid Gods openbaar wordt buiten de wet om’ (Rom. 3: 21). Deze psalm bevestigt dat. God is de Rechter en de Redder. De trotsen van hart hebben weinig goeds te verwachten als God zijn oordeel uitspreekt (76: 6). Wie zijn deze trotsen anders dan zij die het hart hoog dragen, roemen in hun gehoorzaamheid aan de wet en in hun morele superioriteit, om het in Paulus’ woorden te zeggen. Maar God verlost de ootmoedigen (76: 10) en zij zijn de ‘Betler’ in de betekenis die Luther eraan gaf: zij die in geloof een lege hand ophouden bij God.

 Psalm 77: 1 - 13
 De klacht van iemand die zich verlaten voelt van God. Ontroerend. En toch maar blijven aankloppen bij God. Hoe ver gaan deze woorden. Spreek nog eens hardop uit wat er staat in vers 10. Je zou het toch nauwelijks zelf durven zeggen zo. En het staat in de bijbel. God gunt ons een blik in de diepe klacht van deze mens. Zo is er geklaagd. En God heeft het zelfs voor ons allemaal in de bijbel laten zetten. Ook dat die man uitgekomen is bij de zin dat hij toch Gods daden in gedachte blijft houden. En wat hij daarmee bedoelt, staat in het vervolg.

 Psalm 77: 14 - 21
 Gods daden: zijn weg door de geschiedenis, zijn zorg voor het volk in het verleden, de feiten van de Exodus, niet verborgen, alsof de zee erover gegaan is, en Gods pad in de golven verdwenen is, integendeel : zijn pad was dwars door het water en zo kwam het volk aan de overkant. U leidde het volk naar de veiligheid. En zo komt die man eruit. Hij vindt zijn troost niet maar in wat hij heeft gevoeld of ervaren, maar in wat Hij hoort (en leest) over Gods daden in de geschiedenis. Als we ons soms herkennen in de situatie van het eerste deel van de psalm, laten we ons dan ook troosten op de manier van het tweede deel?

 Psalm 78: 1 - 39
 Aan kindskinderen worden de machtige daden van Israëls God doorverteld. Men mag deze God niet vergeten. Zij moeten leren om hun vertrouwen op Hém te stellen. Maar de geschiedenis blijkt zich telkens te herhalen. Pas als gruwelijke oordelen zich voltrekken vraagt men naar Hem. De bekering lijkt telkens heel wat, alleen in werkelijkheid is het hart er meestal niet bij (vers 34-37). Je zou er moedeloos van worden.
 De geschiedenis van Israël maakt pijnlijk duidelijk, dat wij onze hoop niet moeten stellen op mensen. Het is enkel de trouw en de genade van de Barmhartige dat Hij niet definitief met hen afrekent. De mens is “vlees”, d.w.z. gericht op deze aarde en wat wij -zondige mensen- in onze beperktheid zien als ons eigen belang. Wat hebben we de Heiland en het vernieuwende werk van Zijn Geest nodig. Zonder Hem wordt het niets met ons…….

Psalm 78: 40 - 72
 Opnieuw tekent deze psalm de geschiedenis. God heeft Zijn volk uit het slavenhuis Egypte verlost door machtige daden. Hij beschermde hen in de woestijn. Hij bracht hen naar het beloofde land. Hij verdreef volken om ruimte te maken voor hen. Maar telkens verzette Israël zich tegen de HERE. Telkens ging men los van Hem de eigen gang……
Asaf, een tijdgenoot van David, tekent de verkiezing van Sion boven Silo en Juda boven Efraïm. Hij ziet in David trekken van de Messias, die als “goede herder” zorgt voor zijn volk. Toch kan alleen de Here Jezus werkelijk voldoen aan dit ideaalbeeld. Door Hem schenkt de HERE pas echt volkomen redding. Zalig wie Hém erkent als Heer en Heiland!

 Psalm 79
 Vreselijk! De volken die God niet eren, hebben Zijn tempel ontwijd. Dat is het allerergste wat Gods volk kan gebeuren. De stad Jeruzalem ligt in puin, duizenden volksgenoten zijn op gruwelijke wijze gedood. Anderen zijn in ballingschap weggevoerd naar Babel. Maar o, o, die tempel! Kijk nu toch eens aan: dat prachtige huis van God is weg. De skyline van Jeruzalem vertoont een groot gat. God is dakloos geworden. Erger nog: God is weg! (Ez. 10) En dat  allemaal door eigen schuld, eigen zonden, eigen onbekeerlijkheid, ondanks de woorden van de profeten. Maar nu komt er een schreeuw om redding: “Help ons, o God van ons heil, verzoen toch onze zonden.” En dan het wonder: God redt! Hij komt terug en woont weer bij Zijn volk (Ez. 43). God vervult zijn belofte van verlossing, nu en later: Jezus Christus is de weg, de waarheid en het leven. Alle generaties loven Hem voor altijd. Halleluja! (Ps. 117)

 Psalm 80
 Gods volk is een kudde schapen. God Zelf is de Herder van Israël. Hij is ook de Koning die troont op de cherubs en de God van de legers. Kortom: Hij is de Herdersvorst die Zijn kudde weidt. Dit beeld is Israël uit het leven gegrepen. Maar het vloeit over in een ander, ook helder plaatje. De tweede dia komt voor: God is de Wijnboer. Hij heeft de aarde klaargemaakt en er een uit Egypte meegebrachte ‘wijnstek’ in geplant. De wijnstok Israël heeft zich geworteld en het land gevuld. Maar nu zit er een gat in de muur: iedereen doet zich tegoed aan de druiven. Assur verwoest de mooie tuin, want God is boos op Israël. Ze schreeuwen het uit: “HERE, kom toch terug, herstel ons! Laat Uw wijnstok niet als afval verbranden.” En dan de derde dia: God is de Vader en Israël is Zijn zoon, door Hem grootgebracht. Dit is het mooiste plaatje. Het kind roept: “Maak ons levend, dan zullen wij uw naam aanroepen.” Zou Hij Zijn kind niet redden? Vast en zeker: door Zijn eigen Zoon. God is de Vader met open armen.

 Psalm 81
 De klacht van God in vers 14 weerspiegelt de stand van zaken in Israël, bijvoorbeeld ten tijde van Achab. Jehu’s optreden bracht misschien een korte opleving, maar als Hosea en Amos (een eeuw na Achab) profeet zijn, blijkt dat er niks veranderd is: nog steeds is er onwilligheid om God te dienen. Terwijl het zo mooi begonnen was: Ik redde u (vers 8). Ja, het had zo mooi kunnen zijn: het feest van het leven met God (vers 1). Wat verknoeien wij mensen toch vaak zelf veel!

 Psalm 82
 Deze psalm kan vragen oproepen. God in de vergadering der goden. Hoezo dat? God is toch de enige God! Hier moet gedacht worden aan de ‘raadsvergadering van hemelingen’ (Ps 89: 8). Iets dergelijks kom je ook tegen in 1Kon 22: 19-22 en Job 1: 6-12. God staat op en klaagt hen aan. De ‘goden’ worden aangesproken als de machthebbers op aarde. Ze falen in hun taak: opkomen voor het recht en voor de armen en behoeftigen. Reken maar dat God ook zo de VN toespreekt en ter verantwoording roept: wat doen jullie om het recht te handhaven en de oorlogskinderen te verdedigen?!

 Psalm 83
 Als je net Jona hebt gelezen, kun je je afvragen of Psalm 83 niet in tegenspraak is met Jona. Bij Jona is er genade voor Ninevé en in Psalm 83 klinkt de roep om wraak voor Israëls tegenstanders, waaronder Assur. Toch spreken ze elkaar niet tegen. Er is genade en ontferming van God, ook voor hen die buiten staan (Jona). Maar wie God niet zoeken en verharden in hun verzet tegen Hem, roepen het oordeel over zichzelf af (Ps 83). En bovendien: in Psalm 83 is het doel niet vernietiging, maar eer en erkenning van de Heer (83: 19), oftewel of God zich wil bewijzen als Heerser op deze aarde.

 Psalm 84
“Eén dag is in uw huis mij meer dan duizend zonder U, o Heer.” Misschien zullen we dit morgen wel weer zingen. Menen we dat dan ook? Ik denk het wel. Het valt mij steeds meer op, hoeveel christenen verlangen naar een sterke relatie met God. Ook als iemands geloof even niet zoveel voorstelt. Vraag je hem of hij het kwijt zou willen, dan is zijn antwoord heel vaak hartgrondig ‘nee.’
Maar nu de mensen, die geen behoefte hebben aan God: hoe moet je houding tegenover hen zijn. Het mooiste is, als ze jaloers worden op u, op jou. Netzo als je het op die dichter kunt worden. Hij preekt niet, maar hij zingt en je hoort hoezeer hij het meent!

 Psalm 85
 Hartstochtelijk en fel zijn de woorden. God heeft herstel gegeven. Nieuw leven. De totale ommekeer. Geweldig is het wat in de eerste vier verzen staat. Maar niet alles is nog goed. Denk aan de tijd vlak na de eerste terugkeer. De grote wending is geschied. Wat Jesaja had geprofeteerd is werkelijkheid geworden: Onze mond werd vervuld met lachen en onze tong met gejuich (ps 126)! Een nieuwe schepping was het! En nu wordt op die basis luide de diepe aangrijpende hartstochtelijke roep: blijf ons uw gunst geven, wend uw woede van ons af. O schenk ons toch uw heil! Daar roept een man, nee een gemeenschap, om de werkelijkheid die God gegeven heeft en geven zal. En die wordt niet beperkt tot het particuliere gevoel. Recht, gerechtigheid, trouw, vrede, ruimte, leven… dat zijn de termen die in dit gebed naar voren komen. Bidden is worstelen op de basis van de bewezen genade. En het is nooit vlak. Er is geen plaats voor gearriveerdheid. Hier is de diep doorleefde roep om God te houden aan het beloofde herstel van de hele aarde! En dan wordt Gods vrede verkondigd. Een vrede die veel wijdere kringen trekt dan de eigen ziel. Hemel en aarde worden er in betrokken. Vrede die de aarde herstelt. Gods koninkrijk is wereldwijd. En het herstel dat Hij bewerkt, reikt letterlijk tot aan de einden der aarde. Gaan we daarin mee?

 Psalm 86
 De psalm staat wel haaks op dat wat we de laatste dagen bij Hosea gelezen hebben. Hier staat een mens in nood. Het dodenrijk slaat over hem heen! En hij zoekt God. In eenvoud en trouw en met aandrang. “Ik ben uw knecht” en “Niemand is U gelijk”. En ik ken U uit alles wat van U bekend is. De vaste grond voor het gebed in nood, ook al slaat die totaal over een mens heen, ligt niet in zijn eigen zekerheid, maar in dat wat God geopenbaard heeft: zijn trouw, zijn aandacht, zijn macht en zijn toekomst. Het vrome en krachtige gebed gaat niet uit van een automatisme (God helpt toch wel) maar is de intense roep van de knecht die weet dat hij geen rechten heeft op de genadige toezeggingen van de grote sterke God.  O God help me toch, U kunt het, en als U het niet doet, dan weet ik nog dat U het gekund hebt. De hartstochtelijke aandrang heeft geen zweem van dwingelandij. Dat is bidden!

 Psalm 87
 Het lied van Jeruzalem, de stad van God. Het centrum der wereld. Gods werk blijft niet beperkt tot het kleine landje dat Israël heet. Dat was maar een begin, een opstap, een voorspel. Het bruggenhoofd om van daaruit de hele wereld te veroveren. “Jeruzalem” als de plaats waar God vaste voet verkregen heeft, is werkelijk het centrum der wereld En van daaruit zal zijn werk doorgaan. Het herstel komt. En de lof op God zal de lucht vervullen. Begin maar vast mee te zingen. Vanuit ‘Jeruzalem’.

Psalm 88
 Dit is de enige psalm, waarin de uitredding door God niet als feit vermeld wordt. Het enige houvast van redding en dat die hoe dan ook zal geschieden zit in de naam, waarmee de dichter God aanspreekt: HERE, Jahwe (vs.1,10,14,15), ´U bent er altijd in uw trouw´. Is dat nog het enige ´tikken´ van Gods stok en staf (psalm 23) dat de wanhopige dichter voor zich uit hoort: de ritmiek van Gods naam die zijn leven nog vervult en waardoor hij blíjft bidden ook als hij geen hand voor ogen meer ziet? Uiteindelijk heeft Jezus Christus het, van God verlaten aan het kruis, ook daar van moeten hebben, toen Hij de buitenste duisternis binnenging. Deze psalm beschrijft het anti-beeld van de opstanding, het is overal in de psalm de dood en de groeve, de diepste kuil en de donkerste plaats voor en achter. Zo zijn wij mensen er ook aan toe op de keeper beschouwd: ingesloten door de dood, in zonde ontvangen en geboren waarom Gods toorn op ons rust, waardoor dit leven toch niet anders is dan een voortdurend sterven (´ik ben ellendig en wegstervend van mijn jeugd aan´, vs.16). Het doopsformulier is zwaar op de hand, maar de werkelijkheid is niet anders. Als tegenstem is daar door het geloof in Christus de eerste brief van Petrus, waar vanaf hoofdstuk 1 vers 3 alles, maar dan ook alles in ons leven geënt wordt op de ópstanding van Jezus Christus. Lees 1 Petr.1:3-12 erbij, want psalm 88 is zonder Jezus Christus de halve waarheid, of beter: de nog maar half vervúlde waarheid: de naam Jahwe kondigt al aan hoe God straks de heerlijkheid van die naam zal openbaren in zijn Zoon in ons vlees, Joh.1:14, vol van genade en waarheid! Psalm 88: dubbele punt naar het Nieuwe Testament.

 Psalm 89: 1 - 30
Psalm 89 gaat over Gods handelen in de geschiedenis, en dan toegespitst op David en zijn nageslacht. De dichter staat stil bij de grootheid van God. Hij is de hemelse Koning, die alle macht heeft. Lofzingen, eren en aanbidden is de reactie die past als de werkelijkheid van deze God tot je doordringt. Die grote Koning is één en al goedheid. Hij is het die naar ons omziet. Die verkiest en die redt. Hij is de God die een verbondsrelatie aangaat met mensen. Hij komt naar ons toe met zijn beloften. Hij is trouw en doet wat Hij heeft gezegd. Zo bevestigt Hij zijn woord aan David (zie 2 Samuël 7). Via David schenkt Hij zijn volk bevrijding. Daarbij trekken wij de lijn door naar die grote Zoon van David, onze Here: Jezus Christus!

 Psalm 89: 31 - 53
Het tweede deel van Psalm 89 lijkt haast het omgekeerde van het eerste deel. Nu klinken woorden over het teniet doen van het verbond (vers 39), grimmigheid (vers 47) en smaad (vers 51v). Dit alles heeft te maken met het feit dat God woord houdt, ook als het gaat om oordeel en straf. We horen hier een profetie t.a.v. het huis van David, dat ontrouw zal zijn tegenover de HERE. Hoe begrijpelijk dit ook is vanwege de ongehoorzaamheid, er zit ook iets raadselachtigs in vanwege het Zich terugtrekken van God. Ten diepste klinkt in dit alles reeds het wonderlijke handelen van God in Jezus Christus. De trouw van God komt tot een hoogtepunt in die verlating van de grote Zoon van David. Doordat deze Onschuldige onze schuld op Zich nam is Gods trouw voor eeuwig vastgelegd.

 Psalm 90
 Psalm 90 is bekend als oudjaars-psalm. De vergankelijkheid van ons leven staat tegenover Hem die eeuwig is. Vanuit deze psalm leren we terugkijken om ons te bezinnen op het leven. Wat zijn de dingen van blijvende waarde? Wat hebben wij gedaan met onze tijd? Welke plaats kreeg de Here God?
Soms worden we door omstandigheden stil gezet. Die scheiding, dat ongeluk, die ziekte…. Je gaat denken. Je kijkt terug. Vaak schrik je daarvan. Je bent zo weinig toegekomen aan de dingen die echt van waarde zijn. Het leven heeft je meegesleurd….
Het kan geen kwaad om jezelf eens stil te zetten. Misschien bent u al bezig met voorbereidingen voor de vakantie. Neem deze gedachte dan ook maar mee…….

Psalm 91
 Wat een bemoedigende psalm! Onder Gods hoede ben je veilig. Tal van voorbeelden van Gods bescherming worden genoemd. Als mens ben je kwetsbaar, maar de Here zal je redden uit alle nood. Maar… je kunt toch ziek worden en zelfs sterven? Ja zeker, maar de Here zegt: “Ik zal hem mijn heil doen zien” (vs. 16b). En de Here Jezus zegt: “Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft zal leven, ook al is hij gestorven, en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven” (Joh. 11: 25 en 26). En daarna stelt Jezus de vraag die ook voor ons zo belangrijk is: “Gelooft ú dat?” Zeg dan met de dichter van deze psalm: “Ik zeg tot de HERE: Mijn toevlucht en mijn vesting, mijn God, op wie ik vertrouw” (vs.2).

 Psalm 92
 Vaak lijkt het net alsof het loont voor het kwaad te kiezen, want het gebeurt nog al eens dat het juist ongelovigen voor de wind gaat. Ook de dichter van Psalm 92 heeft hier ervaring mee: hij is geconfronteerd met vijanden, die het alleen maar goed ging. Maar de dichter raakte hierdoor niet van de wijs. Voor hem stond vast: God troont onaantastbaar in de hemel, maar Hij is ook betrouwbaar. Met dit vertrouwen is hij niet bedrogen uitgekomen, want uiteindelijk werden zijn tegenstanders compleet uitgeschakeld en kregen de gelovigen het goed: onbedreigd konden ze weer meedoen met de eredienst in de tempel.
 Op korte termijn loopt het lang niet altijd zo goed af. Telkens botsen we op tegen het ondoorgrondelijke van Gods bestuur: 'Waarom ik en waarom zo?'  Maar op de lange termijn komt het goed, al is het misschien pas na dit leven. Daar staat Gods liefde en trouw garant voor. Nooit zal Christus erin berusten dat zijn volgelingen eraan gaan. Daarom hebben we alle reden uitbundig de lof te zingen op God.

 Psalm 93
 Welk beeld hebt u/heb jij van God? En waar komt dit beeld vandaan? Vast en zeker zullen de psalmen daar een rol in spelen. In deze psalm is veel aandacht voor Gods macht en majesteit. In Hem is kracht en sterkte. Maar er werken ook anti-goddelijke krachten. In vers 3 wordt daarvoor het beeld van rivieren (stromen) gebruikt. Golfbewegingen in de (kerk-)geschiedenis maken de gelovige onzeker. Maar Gods Woord is betrouwbaar.

 Psalm 94: 1 - 11
 In Psalm 94 leren we een eigenschap van God kennen die we ook in Openbaring al vaak tegen gekomen zijn. De wraak van God komt ter sprake. De goddelozen overtreden de wet van God. Zij verdrukken Gods kinderen Daarbij worden juist de zwakken niet ontzien. Het lijken wel berichten uit onze journaals. God ziet het en Hij hoort het. Wraakgevoelens kennen we van mensen die heel ver gaan om hun eer te verdedigen. En van onszelf?? Wat doen we ermee?

 Psalm 94: 12 - 23
 De dichter van Psalm 94 houdt zijn verontrusting niet voor zichzelf. Hij legt zijn zorgen over war er aan onrecht gebeurd bij God neer. God is Rechter, er zal verlossing komen!
 Of, zoals we zeggen met artikel 37 N.G.B.: die dag verwachten wij met groot verlangen. De psalm merkt opdat die belijdenis je vrede geeft in een wereld van verdrukking.

Psalm 95
 Het volk van God gaat naar de tempel. Er wordt gezongen:"God is de rots van ons heil". Let erop dat het in dat woord 'heil' om 'helen' gaat: goed, gezond maken. Jezus wordt Heiland van de wereld genoemd, omdat Hij het is die van zonde bevrijdt, met God verzoent en alle gevolgen van de zonde wegneemt. Hij wast alle tranen weg, Hij heelt echt! Uit de samenhang van de hele Bijbel weten we, dat de HERE een genadig God is, omdat zijn lieve Zoon de weg is gegaan van kribbe en kruis. Groot is Hij in zijn zorg: het beeld van een Herder die schapen weidt, spreekt tot de verbeelding. Luister dan naar zijn heilzaam Woord! Vergelijk Johannes 10:14-16.

Psalm 96
 Kent u die prachtige bewerking van Psalm 96?  Ze staat in de Rooms-katholieke bundel Gezangen voor Liturgie en sinds november 2003 ook in de bundel Negentig Gezangen, die in gebruik is bij de Gereformeerde kerken Vrijgemaakt. Voor een aantal van u, van jullie, waarschijnlijk nieuw.
 Maar ooit was ook de oorspronkelijke Psalm nieuw. Op een dag werd hij voor het eerst uitgevoerd in de tempel van Jeruzalem en het hele volk werd aangespoord om het mee te zingen of mee te reciteren: “Zingt nu de Heer een nieuw lied.”
Het produceren en uitvoeren van iets nieuws kost inspanning. Het is geen routinekarweitje. Maar juist daardoor heeft het ook iets verfrissends en onze God is dit waard!

 Psalm 97
 Natuurgeweld is dreigend. In deze psalm wordt het gebruikt om de dreiging van Gods rechtvaardige straf in beeld te brengen. Zij die afgoden dienen zullen beschaamd staan. Er wordt ook over goden, zonder hoofdletter, gesproken. Het zijn de trouw gebleven engelen. Gods volk verheugt zich over de oordelen van God. Dat brengt tot de oproep aan wie de Here liefheeft: houdt afstand van het kwade. In vers 14 wordt gesproken over Sion. Het is voor vandaag de typering van de kerk van God bestaande uit christenen uit joden en niet joden (1 Petr. 2: 6).

Psalm 98
 De Here gedenkt zijn goedheid en trouw aan het huis van Israël.  En de wereld zal dit weten. Alle volken op aarde zullen daarvan horen. En heel de schepping wordt in de lofprijzing op God meegenomen. God komt met een rechtvaardig oordeel.

 Psalm 99
 De strekking van deze psalm is: God is heilig en wie Hem wil vereren moet goed beseffen dat je in Hem niet met de eerste de beste te maken hebt. Aanbidding is wat ons past als we naar Hem toegaan, gepaard met dank voor de vergeving die we via onze priester Jezus Christus gekregen hebben.

Psalm 100
 De beschrijving in Ezechiël spreekt me niet meteen aan. Maar deze psalm vertelt waar het om begonnen is: dat we die nieuwe tempel binnen gaan, en op het tempelplein vieren dat God goed is, en dat Hij door Christus onder ons wonen wilt. Een feestelijke psalm. De berijming uit ons kerkboek is ook te zingen op de melodie van een paaslied: daar juicht een toon, daar klinkt een stem. Als je hem zo zingt, krijgt de psalm de kleur van de opstanding van Christus! Eeuwig duurt zijn liefde!

 Psalm 101
 Zo op het eerste gezicht staat de inhoud van deze psalm ver van ons af: de dichter geeft hoog op van zijn voortreffelijkheid en spreekt gewelddadige taal over medemensen die in de fout zijn gegaan. Klopt dit wel met Christus' oproep de balk in eigen oog niet te vergeten en zelfs je vijand lief te hebben?
 Bedacht moet worden dat hier een koning spreekt die zich afhankelijk weet van God. Daarom is hij niet uit op z'n eigen macht en eer, maar op het welzijn van z'n onderdanen: een prachtige vrucht van de Geest. Om diezelfde reden hanteert hij 'het zwaard' uit Rom.13:4 tegen foute dienaren van hem, terwijl hij zich omringt met betrouwbare mensen. Wat zou de wereld er anders uit zien als regeerders in de lijn van deze psalm zouden optreden, bijv. in Afrika en in het Midden-Oosten. Iets van het paradijs zou aanbreken.
 Op ons, niet-regeerders, toegepast: we moeten erop uit zijn Christus na te volgen en moeten daarom geen compromissen sluiten met de zonde maar daar juist radicaal mee breken. Positief: we moeten ons  richten op wat God graag ziet en steun zoeken bij medegelovigen.

Psalm 102: 1 - 13
 De dichter schreeuwt z’n nood uit: hij leeft in ballingschap (verg. vs.14-15), is ernstig ziek en wordt door vijanden op de hak genomen. Hij lijdt des te erger onder z’n moeite omdat hij zich ook tegenover Gód verloren voelt. Die kijkt weg van hem en houdt zich doof, want Gods gunst ontbreekt in zijn leven en daarin ervaart hij Gods toorn. Een praisedienst was aan hem niet besteed. Dat hoeft ook niet altijd: er is een tijd om de lof op God te zingen, en er is een tijd om wanhopig tegen God te roepen.
Intussen gebruikt de dichter prachtige beelden om z’n verlorenheid onder woorden te brengen. Ook blijft hij niet in z’n wanhoop steken. In vers 14 slaat z’n stemming ineens om: hoe verloren hij zich ook mag voelen, een onomstotelijk feit is dat God eeuwig onaantastbaar in de hemel troont. Dat geeft de mens die zich kind van God mag weten, moed te midden van alle ellende.

 Psalm 102: 14 - 29
 De dichter blijft niet in z’n verdriet hangen. Kijkend naar God is hij vol vertrouwen: er komt een einde aan de ballingschap, Sion wordt weer bevolkt en opgebouwd en daardoor wordt meteen de mond van de spottende vijanden gesnoerd. Zo loopt alles uit op de lof van God. Even vlamt de wanhoop van de dichter weer op (vs.24), maar hij vindt algauw weer rust in het besef dat God dwars door alle veranderingen heen dezelfde blijft in zijn trouwe zorg voor zijn kinderen.
 Daarmee zijn voor de dichter beslist niet al z'n waaroms beantwoord. Maar wel kan telkens vast staan: hoe ons leven ook mag verlopen, het mondt uit in een grootse toekomst. Daar staat de onveranderlijke God garant voor. Maar dan is het wel zaak het bij Christus te zoeken. En dreigen we in onze ellende te blijven steken, laten we onszelf en elkaar dan tot de orde roepen: met God hebben we afdoende houvast!

 Psalm 103: 1 - 11
 Na de historische verslaglegging over David uit Kronieken nu een psalm van hem. David begint heel persoonlijk (´mijn ziel´) en eindigt ook zo (vs22c), ondertussen blijkt zo´n mensje toch een microkosmos op zich: hij staat als ´beeld van God´ (zo groots geschapen) wel in verbinding met welhaast oneindige maten in tijd en ruimte, hij is (bouw)steen in het grote geheel van Gods handelen, vooral van Gods barmhartigheid en genade (vs8).  Ongerechtigheden, ziekten en het graf hebben daarom het laatste woord niet over een mens, als hij zich tenminste in die mateloze goedheid van God laat opnemen (-Christus dus), en juist daarin is hij dan mens als beeld van God: In Christus tot Gods beeld herschapen.

 Psalm 103: 12 - 22
 Mooi zoals David als koning zingt over het koningschap van de HERE (vs.19). Omdat Hij zich door Gód geregeerd wist was hij, met al z´n fouten, een theocratisch en messiaans vorst. Daarbij kent David z´n plek: bloeiende veldbloem (wat een macht), toch slechts sterveling als Gods wind gaat waaien. Daarom heb je als koning ook allereerst verwijzer te zijn naar Gods goedertierenheid (vs17), daarom beklemtoont de Kroniekenschrijver ook wat David allemaal gedaan heeft voor de eredienst rond de tempel, voor het vergaderen van zijn volk rondom de troon van God en het altaar dat naar de Zoon van David heenwijst. Looft de HERE, mijn ziel. Prachtige koning die David, omdat hij zo machtig en soms ook machtig zwak naar Koning God en Koning Jezus heengewezen heeft.

Psalm 104: 1 - 18
 Maak jij wel eens een lekkere wandeling in de natuur? Je kunt dan opgetogen raken over de enorme schoonheid van de schepping. Maar als christen zien we in die schoonheid nog een extra dimensie. Over die dimensie gaat het in deze Psalm. Gods grootheid wordt hierin bezongen in relatie tot de natuur. Ja, in deze Psalm leest God ons voor uit eigen werk. “Want de schepping is als een prachtig boek, waarin de schepselen de letters” (artikel 2 NGB).
 In de schepping laat God zien Wie Hij is. Hij heeft immers alles gemaakt. De HERE openbaart Zichzelf niet alleen in zijn Woord (Hebr. 1: 1), maar ook in wat Hij geschapen heeft (Rom. 1: 20). Ook daarin doet de onzichtbare en eeuwige God Zich kennen.
 Hoe kijk jij tegen de schepping aan?

 Psalm 104: 19 - 35
 Psalm 104 is een loflied. Een loflied op de schepping. En dus een groot compliment voor de Schepper. Over de hemel en het licht. Over bergen en zeeën, bronnen en beken. Over vogels en ezels, ooievaars en klipdassen. Over ceders en cipressen. Te veel om op te noemen.
De grote kracht achter al dit leven is de Geest van God. Zoals Hij op de eerste scheppingsdag over de donkere en doodse aarde zweefde, zo wordt Hij steeds weer uitgezonden om “het gelaat van de aardbodem te vernieuwen” (vers 30). Zonder deze Geest geen leven en geen lente. Zonder Hem geen bloesem of vruchten.

 Psalm 105: 1 - 22
 'In het verleden ligt het heden, in het nu wat worden zal', is nog niet zo vreemd gezegd. Zeker christenen dienen hun historie te kennen. En vooral Gods gang met zijn volk door de tijden heen. Daarom is Psalm 105 voor ons zo belangrijk. God komt zijn beloften na. Abraham, Isaäk en Jakob werden dat gewaar. Ze werden beschermd (15). Abram overleefde Egypte (Genesis 12:10vv.) en Jozef, de zoon van Jakob, kreeg zo waar grote macht in datzelfde land. Zò kwam er redding uit brood-nood. Achter dit alles ligt ’s HEREN trouw aan zijn verbond. Daar kan een verbondskind op rekenen. Blijf maar Ps. 105:5 zingen bij de doop.

 Psalm 105: 23 - 45
 Voortdurend valt in dit gedeelte van Ps. 105 op dat God regeert. Eerst maakt Hij Jakobs nageslacht zeer talrijk (24), dan zet Hij de Egyptenaren op tegen zijn volk, daarna zendt Hij Mozes en Aäron naar het land van de Nijl (25). Ook achter de 10 plagen zit Gods hand.
 Daarom is de Here het ook die zijn rijk beladen volk haalt uit dat riskante land. Met de wolk van zijn presentie omgeeft Hij hen dag en nacht (39). Ook voedt Hij hen met vlees en vis in de woestijn. God baant een weg door de wildernis. Ze komen terecht in het beloofde land. Kanaän valt met al zijn rijkdom hen in de  schoot.
 Wat kun je dus anders doen dan deze Machtige loven? De mens die Gods inzettingen onderhoudt, komt wis en zeker eens Thuis. Hallelujah!

Psalm 106: 1 - 27
 Deze Psalm maakt de lezer klein. Zo zijn wij mensen dus. De HERE is goed (10), maar wij doen kwaad (6vv.).
Wàt deed de HERE een wonderen! Al in Egypte, bij de Schelfzee, de hele woestijnreis door. Het hield maar niet op, maar wij zeurden als verwende kinderen. Mozes en Aäron kregen er een moeilijk leven door. Bij de Horeb danste het volk als de heidenen voor het stierkalf. Zo onteerden (20) ze hun Verlosser. Als Mozes niet in de bres was gesprongen….(23). Tot in Kanaän bleven ze eigenwijs. Bij duizenden vielen ze in de woestijn. Dat moest de HERE wel doen. En de verstrooiing onder de volken moest wel komen (27).
 Wat is een mens hardleers. Wat heeft hij de ogen vaak dicht voor Gods wonderen (7).

 Psalm 106: 28 - 48
 Wat is de bedoeling van deze Psalm? Voor iedere lezer is het van belang om daar eens rustig over na te denken. Wat wil deze dichter bij zijn eerste lezers oproepen? Waarom is onder de leiding van de Heilige Geest deze Psalm voor ons opgenomen in het Psalmboek en dat nog wel aan het slot van boek 4 (90 –106)?  Hoe wil God dat deze Psalm landt in mijn leven? Welke opdracht krijg ik hier?
 De verzen 46 en 47 geven de indruk dat de eerste hoorders in ballingschap zijn weggevoerd. 'Het kostelijke land' (24) lag achter de horizon. Terecht, want wàt hadden ze zich misgaan.. Is er nu geen uitzicht meer? De dichter ziet een uitweg. Maar één uitweg. 'Verlos ons, HERE, onze God, verzamel ons weder uit de volken' (47).
Gods bewogenheid is voor zondige mensen het enige houvast. Die is voor eens en altijd bewezen op Golgota. Daar hing Jezus als bewijs van Gods liefde. Daar moet dan wel Amen op gezegd. Halleluja is dan wel het hoogste woord dat wij mensen kunnen spreken (48). Dat doet u/ jij toch?

Psalm 107: 1 - 22
 Micha profeteert de ballingschap: Samaria gaat naar Assur, Jeruzalem naar Babel. Dat is de straf van de HERE over de ontrouw van Zijn volk. Maar Micha spreekt ook al over bevrijding en overwinning voor ‘het overblijfsel van Jacob’. Het oordeel komt, maar ook de redding.
 In Psalm 107 is die ballingschap voorbij. De dichter kijkt erop terug. En hij roept op om de HERE te loven voor Zijn verlossing. Uit alle windrichtingen heeft Hij Zijn verlosten verzameld. In vier levendige taferelen (tableaux vivants) tekent de dichter de ellende van Gods kinderen, hun redding door God zelf (gebedsverhoring) en hun dankbaarheid voor die redding (dezelfde indeling als de Heidelbergse Catechismus).
 - Stel je voor: een groep zwervers dwaalt in de woestijn, zonder eten, zonder onderdak. Op hun roepen, antwoordt de HERE: Hij redt hen uit de nood. Daarop past maar één reactie: lof voor de HERE om zijn goedheid. Wie denkt hier niet aan Israël in de woestijn? God heeft hun het beloofde land gegeven, met steden, dorpen, akkers en boomgaarden. Looft de HERE!
 - Stel je voor: een stel mensen zit gevangen in een donkere cel. Eigen schuld: ze hebben Gods Woord veracht en hun eigen zin gedaan. Daarvoor moeten ze boeten. Op hun gebed tot God, verlost Hij hen uit de angst. Ze zijn vrij. Opnieuw: hier past alleen maar dankbaarheid. Wie denkt hier niet aan de ballingschap in Assur en Babel. Nu is die ellende voorbij. Goddank!
 - Stel je voor: een stelletje dwazen (ongehoorzame kinderen van God) leeft in de zonde. Ze weten best dat dat niet goed is, maar ze trekken zich er niks van aan in hun onverschilligheid. Dan komt de straf. Ze worden doodziek. God hoort hun bidden en geneest hen door Zijn woord. Rest alleen maar dankbaarheid. Voorbeelden te over in de bijbel. Ook van de enige remedie: Looft de HERE, want Hij is goed!

 Psalm 107: 23 - 43
 Stel je voor: een konvooi handelsschepen op zee met elk een forse bemanning. Je kunt nog zoveel inzicht hebben, maar wanneer er een orkaan losbreekt, dan kun je helemaal niets doen.  Doodsangsten sta je uit. Denk maar aan de discipelen van Jezus, ’s nachts op het Meer van Galilea. Die zeelui roepen tot de HERE. En Hij redt hen: de storm gaat liggen, de golven komen tot bedaren. En ze arriveren veilig op de plaats van bestemming, in “de haven van hun begeerte.” Zou je dan niet uitbreken in gejubel: Looft de HERE! (Zie ook Hand. 27).
 God is de Schepper. Hij regeert over de door Hem ingestelde natuurwetten: moerassen zijn nat, maar kunnen veranderen in dorre woestijnen en omgekeerd. Hij is het die de mensen zegent met opbrengst, jong vee, kinderen. Dat kun je ontkennen, vooral als je het goed hebt en welvaart kent (“edelen”), maar dan zul je het merken ook. Dan beschermt Hij de armen, de nederigen (“oprechten”), die altijd Hem om zegen bidden.
 Wie is wijs? Dat is hij die de genade van God in zijn leven ervaart en die Hem daarom dagelijks prijst. Psalm 107 is een complete ‘geloofsleer in het kort’: ellende, berouw, bekering, verlossing, vergeving, heiliging, dankbaarheid. De naam van Christus wordt niet genoemd, maar je bent een dwaas als je Hem niet ziet. Lof en geloof: daarmee toon je je wijsheid. Looft de HERE, want Hij is goed!

 Psalm 108
 Opnieuw ligt een jaar achter ons: 2004 is bijna geschiedenis geworden. Wat heeft het allemaal opgeleverd? Wat staat ons op deze laatste dag te doen? In Psalm 108 lezen we hierover  belangrijke dingen. Twee keer komt dit lied in het Psalmboek voor: 1-6 = Ps. 57:8-12 en 7-14= Ps. 60:7-14. Kennelijk zijn deze woorden de moeite van het herhalen waard.
 Vers 1-6: Een jubel over de hulp die van God is ontvangen. Dat wij er aan het eind van dit jaar nog zijn én dat wij een Psalm willen lezen, zie daarin maar Gods hand. Hij wil ook graag uit onze mond een danklied horen. Het past om deze genadige God –denk aan Kerst!- wereldwijd te danken.
 Vers 7-10: Een herinnering aan wat God eens had beloofd. Israël zal de heerschappij krijgen over heel Palestina. Alleen door te vertrouwen op Gods beloften komt een mens terecht in het beloofde land. De gelovige zal eens wandelen op de nieuwe aarde. Wat de Here belooft, komt Hij na.
 Vers 11-14: In dat heerlijk land komen wij niet door eigen kracht. Ook niet met behulp van sterke mensen. Alleen 'met God zullen wij kloeke daden doen' (14a). Was er bij u deze grondhouding in 2004? Ga jij in 2005 voor Jezus Christus?
De mens die dat doet, kan gerust zijn (1). Dan gaan we een vaste gang, ook al zullen wij lang niet altijd Gods wegen met ons leven begrijpen. Omgeven door Gods beloften en zijn hulp komt het met ons echt wel goed.

Psalm 109: 1 - 20
 Geen vrolijke psalm, maar een “wraakpsalm.” Op het moment dat ik dit schrijf zijn we in ons land aan het discussiëren over de grenzen van de vrijheid van meningsuiting, over aanzetten tot haat. Doet deze psalm dat ook?
 Allereerst: deze psalm is geen pamflet om mensen tot haat aan te zetten, maar een gebed van een uiterst getergd persoon tot God om recht te doen. Let op vers 4: de man zelf heeft juist veel voor zijn tegenstanders gebeden, hij heeft hen liefgehad!
 En laten we niet vergeten: het was niet niks wat hem is aangedaan. Wat hij meemaakte van hun kant was: vijandigheid, bedrog, beschuldigingen, leugens, haat, bestrijding, kwaad, ontrouw, vervolging, moord, vervloekingen.
 Maar op een gegeven moment kwam er blijkbaar een eind aan zijn geduld en sloeg zijn gebed om van voorbede in het afroepen van Gods straf.
 Mocht ik ooit in zo’n noodsituatie verzeild raken, dan hoop ik als volgeling van Jezus op meer geduld, om voor mijn vijanden te blijven bidden, zolang de zon nog schijnt voor alle mensen, goed en kwaad (Matteüs 5:43-45)

 Psalm 109: 21 - 31
 Ook in het Nieuwe Testament kom ik Psalm 109 tegen: Petrus heeft deze psalm geciteerd in verband met de dood van Judas en de noodzaak van een opvolger voor hem (Handelingen 1:20). Daarom zal ik ook niet zeggen dat Psalm 109 voor ons als christenen compleet uit de tijd is. Tegelijk: wat Petrus aanhaalt is maar een klein stukje, het gedeelte dat een ander het ambt van deze vijand van Christus moet overnemen (vers 8). Ik hoor hem verder zijn voormalige collega Judas niet uitvloeken.
 Ik hoor hem gelukkig ook niets zeggen over wat hij de kinderen van Judas allemaal toewenst aan ellende. Ik zal - nog helemaal afgezien van het ouderwetse taalgebruik - psalm 109:4 in de kerkdienst niet als psalm opgeven: “verwees zijn kroost, verweeuw zijn gade, laat op genaad’ of ongenade zijn kinderen bedelen en dolen en opgejaagd zijn uit hun holen.”
Zolang God nog geduld heeft met onze vijandige wereld, zing ik dat niet.
 Ik hoop de dag van zijn toorn en wraak net als Hij zelf eerst met geduld af te wachten.

 Psalm 110
 De kracht van psalm 110 is gelegen in het feit, dat de koning die ten tonele gevoerd wordt ook en juist priester is. Hij is er niet op uit om te verderven. Hij is juist ten strijde getrokken tegen mijn schuld en mijn dood en heeft die aan het kruis voor mij overwonnen. Dat levert ´gewilligheid´ op, zo´n koning daar wil je gewoon graag achteraan, dat levert een jeugd op die als de morgendauw opkomt in heilige feestdos: zwaarden zijn hier al een beetje aan het omsmelten tot tuingereedschappen, nietwaar, eigenlijk is de strijd al gestreden en staan we langs de weg te handenklappen voor onze Heer die koning is, want priester. Tegelijk: achter deze liefde van de Vader ligt alleen nog het oordeel, wie zich nu nog niet in vreugde gewonnen geeft aan deze Melchizedek, deze koning van vrede en gerechtigheid, die komt Hem tegen. Maar genade roemt tegen zulk oordeel.

 Psalm 111
 Deze psalm als loflied op het evangelie van Johannes zoals we dat de laatste dagen gelezen hebben, behoeft nu maar weinig toelichting. De psalm staat strak van de trouw, de genade en de barmhartigheid van God. Dat heeft zich volledig belichaamd in Jezus Christus: wij hebben zijn heerlijkheid gezien, vol van genade en waarheid, Joh.1:14. Alle psalmen zijn vensters op Christus: doe ze open en je staat met heel je hebben en houden in de klare lucht van Zijn opstanding. God wil, dat je leven zult.

 Psalm 112
 Deze psalm biedt een uitwerking van het slot van Ps.111: 'Het begin van wijsheid is ontzag voor de Heer' (111:10), want deze psalm geeft aan wat een op-God-gericht leven concreet inhoudt. Opmerkelijk is ook dit: wat in Ps.111 over God gezegd wordt, wordt in Ps.112 over de gelovige gezegd, vergelijk 111:3b met 112:3b,9b en ook 111:5a met 112:9a. Deze dubbele parallellie vormt de sleutel voor het verstaan van Ps.112. Neem nou die rechtvaardigheid die voor altijd stand houdt (vs.3b,9b). Wat zien we daarvan in onze werkelijkheid? We zien juist dat die rechtvaardigheid vaak verwaait in de wind of in elk geval weinig of niks oplevert. En toch spreekt de dichter heel stellig, want hij vertrouwt erop dat God garant staat  voor het werk van zijn kinderen: omdat zijn rechtvaardigheid zich doorzet, dáárom draagt onze rechtvaardigheid vrucht.
Neem ook die andere uitspraak over de gulheid van de gelovige. De parallel met Ps.111 maakt duidelijk dat hier beslist geen sprake is van parmantigheid: 'Zie ons eens christelijk zijn'. Onze gulheid vindt z'n ontstaan in Gods royaliteit; het is dus door zijn Geest dat wij hart voor de ander hebben.
 Als we Ps.112 zo lezen is het geen lied meer waarin een gelovige trots de kwaliteiten van zijn soort bezingt, maar waarin hij hoog opgeeft van wat God in het leven van zijn kinderen tot stand brengt. Het is waar, soms zien we daar niet zo veel van (vs. 6 en vs.10c bijv. kloppen vaak niet), maar uiteindelijk is het waar: met God leven is een goed leven. Vandaar dat de psalm begint met 'halleluja': God zij geloofd.

 Psalm 113
 Laaiend van enthousiasme bezingt de dichter zijn God. Hij is diep onder de indruk van het glorieuze van God: met niets en niemand is Hij te vergelijken. Daarom moet God altijd en overal geprezen worden. Speciaal is de dichter erdoor geraakt dat God vaak de helpende hand biedt aan wie onderaan de sociale ladder staat: een thema dat ook in de lofzangen van Hanna (1Sam.2:8) en Maria (Luc.1:52b) bezongen wordt. En Christus heeft daarbij aangesloten met zijn herhaalde uitspraak: 'Vele laatsten zullen de eersten zijn'. Een variatie op dit thema is dat God soms tot verrassing van alle betrokkenen de onvruchtbaar-geachte vrouw tot moeder maakt, waarbij we kunnen denken aan Sara, Hanna en Elisabet. Wij moeten dus nooit denken dat wij kinderen 'maken'. Zelfs nu wij over veel medische kennis en vaardigheden beschikken, hebben we nog altijd geen controle over onze vruchtbaarheid. God schenkt kinderen al naar gelang Hij dat wil. Dat maakt ons bescheiden en brengt ons diep onder de indruk van wat God kan en doet. Vandaar als laatste woord: 'Halleluja', God zij geprezen.

 Psalm 114
Water is levensbedreigend.Denk aan de tsunami die eind 2004 grote delen van ZO Azië overspoelde. Water heeft eens de hele mensenwereld overspoeld. Water betekent in de bijbel vaak: dreiging, scheiding, je kunt niet verder. Twee keer maakte het volk Israël het mee. Toen het uit Egypte trok en toen het Kanaän in wilde. Beide keren maakte God een weg. Hij is de almachtige.

Psalm 115
 Het gaat de schrijver vooral om de eer van God, Hij vraagt de Here dat de gelovigen niet in de positie komen dat ongelovigen zouden kunnen gaan zeggen: waar is toch hun God? Onze God is absoluut niet af te beelden. Hij is een God waar de goden van hout en steen niet bij in de schaduw kunnen staan. Die kunnen niet spreken, niet luisteren en niets doen.

Psalm 116
Psalm 116 is een van de psalmen van het Hallel, die werden gezongen op het Paasfeest. Deze psalm is daarvoor heel geschikt: redding uit doodsgevaar. De dichter verklaart zijn liefde aan de HERE, omdat Hij zijn gebed verhoord heeft. God heeft hem van de dood gered. Nu weet hij het voor altijd: “Genadig is de HERE en rechtvaardig, onze God is een ontfermer.” Maar: “alle mensen zijn leugenachtig.” Mensen kunnen je bedriegen, God niet. Wat kan hij nu voor de HERE terugdoen, zo vraagt hij zich af. Nu, het beste en ook het enige dat je kunt doen is: Zijn naam aanroepen, Hem danken. En voortaan doen wat je Hem belooft. In het OT de offers brengen voor je zonden, in het NT je overgeven aan Jezus Christus, het Lam van God.

 Psalm 117
 Jammer dat Psalm 117 altijd een beetje als stiefkind wordt behandeld. Laat het een superkorte psalm zijn van maar twee verzen. Maar wat heeft dit liedje een grootse, wereldomvattende inhoud! Een prachtig voorspel op de zendingsopdracht van Jezus Christus, later in de tijd van het NT! Tegelijk een lied van verlossing, net zoals Psalm 116 een Hallel-psalm. Ik vraag me af of de Joden dit lied graag gezongen zullen hebben, gelet op hun houding tegenover de zendings-prediking van Paulus aan de volken (bijv Hand. 22:21-22). Ze moesten wel. De Paasliturgie schreef het voor. Laten wij het dan maar uit volle borst doen!

 Psalm 118: 1 - 18
 Psalm 118 is het slotakkoord van het Hallel, jaarlijks gereciteerd / gezongen op het Paasfeest. Het is één groot refrein van Halleluja, Immanuel en “Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.” Dit lied past bij het gejubel van de engelen, toen zij Jezus’geboorte aan de herders berichten (Luk. 2:13-14). Heel Gods volk Israel wordt aangespoord tot zingen; vervolgens in het bijzonder de priesters (“huis van Aäron”), die altijd de offers brengen in de tempel; tenslotte iedereen die de HERE vreest, die naar de tempel komt om God te dienen. Iedere Paasfeestvierder looft de HERE om zijn redding uit de dood. “Hij is mij tot heil geweest.”

Psalm 118: 19 - 29
 Omdat God redding gegeven heeft, is ieder die gelooft nu ‘rechtvaardig’. Iedereen mag nu binnengaan en bij God komen. Wonderlijk! Te groot voor ons verstand! Hoe kan dit? Dit kan alleen maar omdat God zelf het initiatief heeft genomen tot redding. Hij heeft de hoeksteen – het fundament – gelegd voor ons leven: Christus (1 Petr 2:1-10). Door het werk van Gods Zoon behoort elke gelovig nu tot Gods heilige natie. Voor altijd klinkt nu: “Looft de HERE, want Hij is goed.”

Psalm 119: 1 - 16
 Vandaag beginnen we aan het langste lied, dat in de bijbel staat. Achtereenvolgens wordt het hele Hebreeuwse alfabet afgewerkt. Telkens 8 verzen die met de volgende Hebreeuwse letter beginnen. Een goede geheugensteun bij zo’n lang lied.
 Deze keer is het de liefde voor de wet, die de auteur spraakzaam maakt. Er speelde in Israël dus ook nog wel wat anders dan de brutale onwil, waar de profeten Gods verontwaardiging over moesten laten horen.
 Ik denk aan wat de Here tegen Jesaja zei blijkens Jesaja 8: 16: “Bewaar mijn getuigenis zorgvuldig, verzegel dit onderricht in mijn leerlingen.” Er waren zelfs toen kinderen van God, die het machtig mooi vonden om Gods aanwijzingen te volgen: “Ik verheug mij in uw wetten, uw woord zal ik niet vergeten.”

Psalm 119: 17 - 40
 Psalm 119 is een echt kunstwerk, waarmee de dichter zijn vreugde over de wet van de HERE tot uiting brengt: 'Hoe lief heb ik Uw wet!' Daarbij is als alle psalmen ook psalm 119 een profetie van de Christus. Door zijn Geest geeft Christus vooraf getuigenis van zijn liefde voor Gods geboden. De betrokkenheid van deze oudtestamentische psalm op Christus is belangrijk om psalm 119 goed te begrijpen. Al te gemakkelijk zou anders op grond van bijvoorbeeld de verzen 22b en 23b geconcludeerd kunnen worden, dat ware gelovigen in dit leven in staat zijn om Gods wet volkomen te bewaren en te volbrengen. Maar ook de dichter van psalm 119 moet het hebben van de genadige toerekening van Christus' gerechtigheid. Doe wel aan uw knecht, dan zal ik leven! (vers 17). Deze genade wordt de gelovigen echter nooit zonder de Heilige Geest geschonken. De Geest die hun hart vernieuwt, zodat zij zich ernstig voornemen om naar al Gods geboden te beginnen te leven. Hoewel het nog maar een klein beginsel van gehoorzaamheid is, is het geen schijn, maar werkelijkheid: 'Hoe lief heb Ik uw wet!' (vergelijk 44 HC).

 Psalm 119: 40 - 64
 De wet is de vreugde van de dichter. Veel uitdrukkingen staan tot zijn beschikking om zijn liefde voor de wet tot uiting te brengen: Zie naar Uw bevelen verlang ik (vers 40); Uw verordeningen verbeid ik (vers 43); ik zoek U bevelen (vers 45); ik zal spreken over uw getuigenissen (vers 46); ik verlustig mij in uw geboden (vers 47), die ik lief heb (vers 48); ik overdenk uw inzettingen (vers 48). Gods wet is hem zo lief. Hij vraagt dan ook: HERE, maak mij levend door uw gerechtigheid, namelijk om Uw bevelen te doen. Want om het doen van Gods geboden is het de dichter te doen. Er is een groot verschil tussen weten en doen, tussen Gods geboden kennen en Gods geboden onderhouden. Alleen bij Christus ligt dit in één hand. Van zijn genade en gerechtigheid moet de dichter het daarom hebben! Maar tegelijk: ook voor hem behoren weten en doen wel bij elkaar. In Christus' kracht je erop toeleggen om Gods geboden te kennen en te doen! Daar gaat het de dichter om, en daar smeekt hij zijn God om! Dan begrijpen we ook de keerzijde van zijn liefde voor de wet: zijn verontwaardiging over hen die Gods wet verlaten (vers 53). Hij is een vriend en metgezel van allen die God vrezen en van hen die Gods bevelen onderhouden! (vers 63). Kent u dat ook: gevoelens van verontwaardiging jegens hen die Gods geboden loslaten en weet u zich een vriend van hen die Gods bevelen onderhouden?

 Psalm 119: 65 - 88
 In dit gedeelte komen we iemand tegen die in zijn eigen leven grote moeite heeft gekend. Hij weet wat het is om door vijanden in het nauw te worden gebracht. Door leugens en bedrog kwam hij helemaal klem te zitten. In dit vijandige optreden van zijn tegenstanders zag de dichter de hand van de HERE. Hoe zwaar het ook voor hem was, het bracht hem dichter bij zijn God. Met heel zijn wezen keek hij uit naar het ingrijpen van de HERE. Hij smacht om hulp. Maar bovenal leeft in hem het vurige verlangen de Here te dienen en zijn geboden te onderhouden. Ik moet denken aan wat de apostel Paulus later zou schrijven: “als ik zwak ben, dan ben ik machtig” (2 Korinthiërs 12: 10). Herkent u/jij dat in uw/jouw eigen leven?

 Psalm 119: 89 - 112      
 De inzettingen van de HERE die ons leven de juiste richting wijzen worden hier verbonden met de wetmatigheden van de schepping. Het is één loflied op de almacht en de wijsheid van God. Eerbiedig geeft de gelovige dichter zich over aan Hém. Gods Woord is voor hem kostbaarder dan alle schatten van deze aarde. Dat Woord is zijn leven. Hij overdenkt het gedurig. Door dat Woord laat hij zich leiden. Het stempelt heel zijn doen en laten. In één zin samengevat: Uw Woord is een lamp voor mijn voet, een licht op mijn pad.
 God Zelf is het die de woorden van deze dichter tot de Zijne maakt. De HERE wil u en jou doordringen van de waarde van zijn Woord. Laat deze lamp schijnen op jouw levensweg!

 Psalm 119: 113 - 136
 Vers 113-120: De psalmdichter heeft God lief en wil zich daarom niet door ‘weifelaars’ laten beïnvloeden. Hij schuilt bij God en stelt op Gods woord zijn hoop. De HERE heeft zijn hulp beloofd om te volharden. Daarom kan hij Gods wetten steeds voor ogen houden en zich daarin ‘verlustigen’.
Heel anders is het lot van degenen die zich aan God niet onderwerpen. Hun valse theorieën leveren niemand iets op. Het gevolg van hun wandel is dat de HERE hen voor eeuwig verwerpt
 De dichter beseft hoe groot de toorn van de HERE is over degenen die Hem verwerpen. Er is maar één uitweg om die toorn te ontgaan: Gods Woord aanvaarden.
 Vers 121-128: De psalmdichter wordt onderdrukt. In die onderdrukking is hij helemaal gefixeerd op dat ene: de uitvoering van Gods oordeel over zijn vijanden. Daarmee komt zijn geloof wel behoorlijk onder druk te staan. Hij wil namelijk actie zien en tot nu toe blijft een daadwerkelijke ingreep van Gods kant uit. Toch is er hier allerminst sprake van een passief afwachten. De dichter wil vérder. Daarom vraagt hij om goddelijke instructie. Er is een bereidheid om te leren. Om meer inzicht in Gods Woord te krijgen. Gods Woord heeft hij lief. Dat is hem méér waard dan geld. De consequentie is dan dat hij de leugen haat.
Vers 129-136: Het Woord van God is zó zuiver en goed, dat het waard is het ter harte te nemen. Dat wil zeggen: waard het te lezen en te overdenken, waard het te geloven en het je eigen te maken. Waard je leven ernaar te richten. Vandaar het nederig gebed van de dichter. Om Gods genade. Om verlossing van de macht van het kwaad. Om bevrijding van de onderdrukking van mensen.

 Psalm 119: 137 - 160
 Vers 137-144: Rechtvaardig en getrouw bestuurt God alles in overeenstemming met zijn gegeven Woord. Bij de HERE weet je waar je aan toe bent, Hij houdt Zich aan wat Hij gezegd heeft. Zijn woord is volkomen zuiver. Het bevat wetten-ten-leven. De dichter bidt dat hij werkelijk zal begrijpen wat de HERE zegt. Dan zal hij leven.
 Vers 145-152: De wet is belangrijk, maar het gáát om God! De dichter roept de HERE, en blijft roepen, de hele dag, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat. De wet kun je niet aanroepen. Dat zijn maar woorden die geen antwoord geven. Regels die je niet gelukkig maken, waar je geen heil bij vindt. Maar er is wel heil te vinden bij God. Hij kan levend maken. Zijn de tegenstanders van de dichter nabij, nabij is ook de HERE. Dat God nabij is, dat is toch ook de grootste zekerheid in óns leven!
 Vers 153-160: 'Zie mijn ellende...'. De dichter hoeft niet eens te vertellen wat er met hem aan de hand is: het is toch duidelijk zichtbaar! Toch is hij in staat de HERE te loven en te prijzen: 'Uw barmhartigheid is groot, o HERE... Heel uw woord is de waarheid, al uw rechtvaardige verordeningen zijn voor eeuwig.'
 De dichter heeft medelijden met de mensen die zijn ellende van een afstandje bekijken, want hij heeft iets wat zij niet hebben: zij missen Gods barmhartigheid, Gods heil. Hij heeft Gods belofte, de belofte van leven. Driemaal pleit hij daarop. Hij is niet hopeloos! Want zijn hoop is gericht op zijn God, die ook onze God is.

 Psalm 119: 161 - 176
 Vandaag de laatste twee stukken uit de lange Psalm 119.
 In vers 161-168 valt mij op hoeveel verschillende emoties hier tot uitdrukking komen. Ken je ze zelf ook in je omgang met Gods Woord?  Huivering / vreugde / liefde / lofprijzing / vrede / verwachting / vastberadenheid / innigheid / openheid.
 Het laatste couplet (vers 169-176) heeft een smekende intensiteit door het herhaalde ‘laat / laten’. Zonder God en zijn geboden ben je nergens, dwaal je rond als een verloren schaap. Je wilt maar één ding: gevonden worden en dicht bij Hem blijven.

 Psalm 120
 Het eerste pelgrimslied uit de rij van 15 (120-134). Niet de leukste. Het is een psalm vol onmacht, moedeloosheid, boosheid, en daaronder een diep verlangen naar echte vrede bij God. Soms ben je zo ongelooflijk zat van alle gekonkel, geklets, schone schijn, mooie praat zonder inhoud, reclametaal, politieke smoesjes, dat je maar één kant op kunt: op naar Jeruzalem waar God woont.

 Psalm 121
 De sleutel tot het juist begrijpen van deze psalm ligt in het bovenschrift: dat het een pelgrimslied is. Paulus zal later ook zeggen: wij zijn op weg, ons vaderland ligt daar waar Christus is, wij zijn burgers van een rijk in de hemelen. Zo ook psalm 121. Hier wordt niet in het wilde weg beloofd, dat God ons in dit leven voor welke tegenslag ook maar zal sparen. Dat ware de belofte die de afgoden afgeven (en vervolgens niet waar maken), dat is Baälisme. Maar de gang naar de tempel, het áánkomen bij God in je leven, dat zegt God zonder reserve toe. Klop en je zal open worden gedaan. Dan kunnen er bergen zijn in het leven, en er is voortdurende in- en uitgang, dus: dat de dingen vluchtig zijn -wat je hebt moet je altijd ooit weer loslaten-, maar dit leven mondt in Jezus Christus uit bij God, dat we bij Hem zullen aankomen, en dat er in zijn Vaderhuis ook een woning voor ons is. Daarom zingen we onderweg.

 Psalm 122
 Hartverwarmend, deze psalm, na de mineur van de afgelopen dagen. Blíjdschap om naar de HERE toe te gaan. Sámen. Jeruzalem: ´hecht en dicht opeen´. Je staat en zit zij-aan-zij wanneer je samen voor God verschijnt. Wat een eendracht. Niet omdat we uit onszelf zo van elkaar houden. Maar omdat het ´staan voor Gods ogen´ ons verbindt. Kijk, God zíet ons, Hij ziet mij en ook jou, ons allemaal. Van dat gezien-worden door God word je één. Je gaat ook als uit één mond zingen, dat is ´de plicht´, de eervolle taak van het volk van God (vs.4). De meest mensen moeten leven alsof niemand hen ziet, maar zo is dat in het huis van de HEER niet!
 En het recht is er. Waar God zetelt, daar zetelt zijn koning, daar zetelt David, daar zetelt Salomo, daar zetelt de koning van psalm 72,  Jezus Christus dus uiteindelijk, Hij die de tranen van de kleinen ziet en hoort wie zonder helper is. Voor zo´n stad en zo´n gemeenschap, voor zo´n volk-met-zijn-God vraag je vrede. Voor altijd. Daar wordt, in de kerk, het komende Koninkrijk al uitgebeeld, moge dat beeld van God zelf op ons netvlies blijven branden, van nu aan tot in eeuwigheid, moge dat het centrum van de toekomstige wereld worden, de Troon van waaruit alles gezien en verlicht wordt.

 Psalm 123
 Een psalm voor onderweg, waarin je je afhankelijkheid van God belijdt. Gods volk is in nood. De dichter roept tot God om hulp (vgl Ps. 121): “Wees mij genadig, HEER!” Al tijden worden ze bespot en geminacht door eigenwijze opscheppers (“overmoedigen”) en onverschillige ruzieschoppers (“hovaardigen”). “Geloof jij in God? Wat stom!” Ze worden gepest en uitgelachen. Hun huizen worden beklad en vernield, hun tuinen leeggeplunderd, hun vee gestolen. “Als God bestond, zou Hij dit toch wel voorkomen?” Het gaat maar door. Het is niet meer te verdragen: vandalisme, holocaust, tsunami, oorlog, ruzie, droogte.
 En dan uit te spreken dat je je afhankelijk weet van de hand van God. Die hand van God is het symbool van zijn ‘voorzienigheid’ (zie HC 10: “Vaderhand”). Alles wat Hij je toedeelt in dit leven aan goed en kwaad, Hij doet het meewerken ten goede. De slaaf is volstrekt afhankelijk van de hand van zijn heer, de slavin van die van de meesteres. Wij leven onder de hand van God. Gelukkig maar. Want nu is het goed, wat er ook gebeurt. We zijn in veilige handen.

 Psalm 124
 Nog een psalm voor onderweg: een pelgrimslied over bevrijding. Opnieuw spreekt Israel haar afhankelijkheid uit van God. En de kerk doet het nog elke keer, wanneer ze in eredienst bijeen komt: “Onze hulp is in de naam van de HEER, die hemel en aarde gemaakt heeft.” Tegen een overmacht van vijanden die als een plotselinge tsunami over je heen komt, kan niemand op. Je bent reddeloos verloren. Behalve als de HEER je beschermt. Juist dat doet Hij: je was al gevangen in het net, maar Hij laat je ontsnappen. Een prachtig lied over verlossing: met Christus begraven door de doop in de dood, maar met Hem opgestaan tot een nieuw leven!

 Psalm 125
 De gelovigen uit deze psalm lijden onder 'de scepter van het kwaad' (vs.3a). Daarbij valt te denken aan vijandige bezetters met hun heidense opvattingen en onrechtvaardige optreden. Hoe vaak heeft Gods volk niet zo'n situatie meegemaakt? Dan zijn er altijd overlopers, mensen die 'een dwaalweg gaan' (vs.5a), gelovigen die met de vijand heulen, met als argument: 'Nu deze bezetting een voldongen feit is, kun je je maar beter aanpassen: je wilt jezelf toch handhaven of zelfs vooruitkomen?' Voor ons, in een andere wereld, heel herkenbaar: 'Waarom zou ik nog geloven? Wat word ik daar wijzer van? Laat ik gewoon maar meedoen met de meerderheid die andere keuzes maakt.'
De dichter vraagt God dat die hem voor deze ontrouw bewaart. En hij is er gerust op, want wie op God vertrouwt, wie z'n toevlucht bij Christus zoekt, is onaantastbaar en bij Hem geborgen (vs.1-2). Daarom staat het voor deze 'oprechte van hart' vast: de verleiding van het kwaad zal niet blijvend zijn. Eens wordt de macht daarvan uitgeschakeld en zal er vrede zijn. God heeft nog veel voor ons in petto!

 Psalm 126
 Jaren en jaren hadden de joden in ballingschap geleefd: een verschrikkelijke tijd. Ze waren als het ware ondergedompeld in Gods boosheid. Maar nu zijn ze teruggekeerd. Er worden weer verzoenende offers gebracht; begonnen wordt met het herstel van de tempel en later van de muren. Iets van de oude glorie van Jeruzalem herleeft. Geen wonder dat dit lied begint met vreugdevolle dankbaarheid. Ze leven weer in Gods land en genieten Gods vergeving: haast te mooi om waar te zijn (vs.1-3). Ook wij hebben alle reden om enthousiast te zijn over wat God ons geeft: allereerst zijn liefde door Christus, maar daarnaast nog zoveel meer. We mogen immers leven in Vaders wereld en kunnen genieten van allerlei cadeaus die Hij ons geeft: relaties, materiële zaken, en noem maar op. Kortom: restanten van het paradijs.
 Maar dan verandert de toon van de psalm. De dichter voelt pijn als hij let op wat er allemaal nog mankeert. Heel begrijpelijk, want de eerste tijd na hun terugkeer hebben Gods kinderen het niet makkelijk: ze moeten letterlijk àlles opbouwen, hun oogst mislukt, er zijn vijandige buren en wat zijn ze maar met een klein groepje. Al dat gemis roept bij de dichter een heftig verlangen op dat God zijn bevrijdend werk afmaakt (vs.4). Intussen heeft hij er alle vertrouwen in dat deze omslag gaat plaatsvinden: ze mogen nu nog in tranen zaaien, ze zullen met gejuich oogsten (vs.5-6).
Kijkend naar alle ellende in ons eigen leven en in de wereld om ons heen gaan ook wij haast automatisch verlangen naar de toekomst. Wat zal het mooi zijn als het nieuwe paradijs aanbreekt. Eens is het zo ver en kennen Gods kinderen geen huilen meer maar alleen gejuich.

 Psalm 127
“Als de Heer het huis niet bouwt, vergeefs zwoegen de bouwers; als de Heer de stad niet bewaakt, vergeefs doet de wachter zijn ronde.” Maar wie bouwt er nu, de bouwvakkers of God? En wie let er nu op of alles veilig is, doen de stadswachten dat of de Heer God?
 Voor een Israëliet is dat geen vraag. Overdag steekt hij de handen uit de mouwen en voor de nacht regelt men met elkaar, dat er voldoende goede wachters zijn. Tegelijk weet men zich afhankelijk van God. Dat huis, het komt van Hem. En dat je gegarandeerd veilig bent, dat heb je ook aan Hem te danken. Een lied om van harte mee te zingen! En hoe de verhouding ligt tussen wat God doet en wat wij doen: och, is dat nu zo belangrijk?

 Psalm 128
“Je vrouw als een vruchtbare wijnstok in het midden van je huis, je kinderen als jonge olijfbomen in een kring om je tafel.” Het is dat het in de bijbel staat, maar het klinkt ons vreemd in de oren. En als we Psalm 128 zingen, slaan we vers 2 maar over. Alsof een vrouw er alleen maar is om kinderen te baren. En dan zijn er ook nog vrouwen, die geen kinderen krijgen kunnen. Inderdaad. Best moeilijk.
 En toch: het is wel heel mooi, een zwangere vrouw, een echo waarop je het kind al zien kunt, kinderen aan de etenstafel. Al zijn het er niet zoveel als het er in Israël vaak waren, de Schepper is nog steeds een goede Schepper en als het gaat om het ter wereld brengen van kinderen, dan is er allereerst reden om aandacht te geven aan de vrouw en moeder. ‘Wat een prachtig stel kinderen heb je!’ Maar daarna mag natuurlijk ook de vader worden genoemd.  

 Psalm 129
 Israëls buurlanden hebben Gods volk vanaf het begin vervlóekt (vs. 1). Maar omdat de HERE Zélf Israël zegende, is het nooit ten onder gegaan, hoe zwaar de verdrukking ook was (vss. 2 – 4). Beschaamd hebben die buurlanden moeten constateren dat de HERE Israël zegent en dat zij de vloek te dragen kregen waarmee zij vloekten (v. 5 – 7).
In dit leven gaat het er om of je de zegen van Christus' reddingswerk geniet, opdat die zegen eeuwig voort zal duren. Dan kunnen we wél zeggen (vs. 8): “De zegen van de HERE zij met u”. Zegenen in de naam van de HERE betekent dat je de mensen ook van Gods heil moet vertellen. Hebt u daartoe de vrijmoedigheid?

Psalm 130
Bidden en (ver)wachten, dat zijn de kernwoorden Psalm 130. Een zondaar, terneergedrukt door eigen zonden en schuld (vs. 3), maar ook door die van zijn volk (vs. 8), roept zijn Verlosser aan. Noem Gods naam maar in de diepten van je bestaan. Luid en aanhoudend. En vrijmoedig, omdat je heel zeker mag weten: de HERE is een vergevend God.
 Als een wachter wacht de psalmdichter op zijn Redder. Wachters, dat waren de bewakers van een stad die op de morgen wachtten om dan afgelost te worden. (Ver)wachten, dat vraagt veel geduld. Je ziet reikhalzend uit ... actief gelovend! Zo wacht de dichter op de HERE. Op zijn hulp en steun. Want bij de HERE is verlossing. Niet maar een beetje. Nee, een overvloed. Méér dan genoeg om alle zonden van een heel volk te vergeven!

 Psalm 131
 In deze Psalm lees je van dat vertederende beeld van een kind bij zijn moeder. Het heeft net gedronken en is helemaal tevreden. Het weet niets van alle rottigheid uit de krant en van wat er om hem heen gebeurt. Het heeft meer dan genoeg aan de liefde van moeder. Het is een beeld van overgave. Overgave als kenmerk van een christelijk leven. Bij God mag je je veilig weten en geborgen. Ook wat de toekomst betreft (vs. 3). De HERE is je enige echt veilige plaats, de plaats waar je in elke situatie terecht kunt. De plaats waar je, ongeacht wat er aan de hand is, tot rust komt. Het is een geweldig geheim die plaats te kennen!

 Psalm 132
 Zoek eerst het koninkrijk van God. Zo begint een bekend lied. Ps. 132 is zo’n lied waarin allereerst aan God gedacht wordt , aan de dienst aan God, waarin iemand als David voorop gaat. Om daar alles voor in gereedheid te brengen. En dat zoeken is van alle tijden. Zoek jij ook zo? Laat je je door Hem vinden? Want Hij zoekt jou. Hij zoekt een woning die bestaat uit mensen die Hem willen dienen. Denk aan wat Paulus zegt: u bent een tempel een woonstad van God in de Geest (Ef. 2: 21, 22) Zij die Gods koninkrijk zoeken vormen een heilige natie om de grote daden van God te vertellen (1 Petr. 2: 9).

Psalm 133
 In prachtige beelden wordt het genieten van het samenzijn als kinderen van God in beeld gebracht. Kostelijke olie is de verfrissende odeur die heel aangenaam overkomt. Als heerlijke dauw. Sion staat centraal evenals in psalm 134.

Psalm 134
 In deze psalm staat evenals in Psalm 133 Sion centraal. De betekenis van Sion vandaag wordt zichtbaar waar de God van Sion zich een kerk vergadert, de gemeenschap der heiligen  (catechismus, 21).

Psalm 135
 Deze psalm staat geheel in het teken van het loven van de HERE. Daartoe komt Gods volk samen. Niet allereerst om iets van Hem te ontvangen, maar om Hem offers van lof en dank te brengen. De gemeente neemt er de tijd voor om op zich te laten inwerken Wie en hoe de HERE is. Het eerste wat de dichter in gedachten komt is: Hij is goed! Hij heeft naam gemaakt door daden van ontferming. Als christen denk je daarbij dan direct aan de ultieme openbaring van zijn goedheid in de Here Jezus. Israël verwondert zich over Gods bevrijdende daden in de geschiedenis. Het lot van de vijanden van Israël is vreselijk. Maar als je erop studeert ontdek je vaak dat er wel een reden voor is. Onze God is een God van recht. Hij is de levende God, met wie niet te spotten valt.

 Psalm 136
 Een lied over schepping en uitredding uit Egypte, met aan het eind een korte toepassing voor nu: ook nu bevrijdt Hij en is Hij degene die ons in leven houdt.
 Het is een hinderlijke psalm om voor te lezen, tenminste als je telkens het refrein hardop leest. Dan wordt het na een paar keer storend en saai. Het leest beter als je het refrein bijvoorbeeld alleen de eerste en de laatste keer meeleest. Je kunt proberen om ondertussen in je achterhoofd telkens wel dat refrein mee te laten klinken. Dat lukt vast als je even oefent.
 Het duurt wat langer als je dit ook in je dagelijkse leven en bij alles wat je overkomt mee wilt laten klinken als herhalend refrein: probeer dat vandaag en morgen eens, zo vaak mogelijk even bedenken: eeuwig duurt zijn trouw! Zo gaat zijn trouw met je mee je hele leven door.

 Psalm 137
 Tot aan vers 7 en eventueel vers 8 gaat het nog wel, maar om vers 9 ook hardop te lezen, wie krijgt dat over de lippen? Ik ben benieuwd hoe het project “Psalmen voor Nu” hier een eigentijdse berijming van maakt.
 We lezen de laatste dagen in Klaagliederen, en zitten daarmee wel in de sfeer waarin deze psalm geboren werd. Dat maakt het in elk geval begrijpelijk dat de dichter zo fel kan zijn. Je moet bedenken dat de dichter zelf nog op zijn netvlies heeft hoe de Babyloniërs de kinderen van zijn eigen volk letterlijk tegen de rotsen smeet, zoals soms mensen dat doen met jonge katjes.
 En vraag jezelf af, voor je de dichter veroordeelt dat hij zich door zijn emoties en wraakgevoelens mee laat slepen: ben je misschien ook vreemd aan zijn eerste passie, die voor de stad van God, Jeruzalem, de plek waar de Here merkbaar woonde? Het gemak waarmee wij afstand nemen van de gepassioneerde toon van het slot van Psalm 137 kan ook te maken hebben met een lauwe houding tegenover de gemeente van Christus!
 Ondertussen moet ik zeggen dat ik deze psalm niet in zijn geheel zing of laat zingen in de kerk. Daarvoor vind ik hem (ook na al mijn kanttekeningen) toch te bloederig en afschuwelijk. Maar wat zou ik doen als mij dit zou overkomen met mijn (klein)kinderen? Zie ook Romeinen 12:17-21.

 Psalm 138
 In deze psalm valt me op dat hij klinken wil niet in de binnenkamer maar in het politieke leven: de koningen moeten het horen, en zelfs de goden moeten er getuige van zijn. God is groot niet alleen in ons privé leven maar ook in het publieke leven. We kunnen de overheid en de samenleving niet dwingen om God te eren, zeker niet nu geloven zo tot iets van jou privé is verklaard. Maar we kunnen wel midden in het gewone leven de naam van God met respect noemen en anderen opwekken Hem ook te eren.
 Dat is een kwestie van nederigheid. En een uitdaging aan het adres van wie er hoogmoedig voor blijft kiezen om God op te willen sluiten in het kleine hoekje van de persoonlijke overtuigingen (vers 6).

Psalm139
 Soms ervaren christenen het eerste deel van deze psalm (vs.1-12) als bedreigend: 'Erg dat je nooit kunt ontsnappen aan Gods aanwezigheid.' Dat negatieve gevoel hangt ongetwijfeld samen met een bepaald beeld van God. Zou Hij een kritische inspecteur zijn, die elk foutje van ons noteert om zo de strafmaat te kunnen bepalen, ja dan is zijn constante nabijheid akelig. Maar we kunnen hier denken aan een kind dat in huis speelt. Waarom kan hij dat in alle rust doen? Omdat hij z'n moeder in de buurt weet. Soms kijkt hij geschrokken op omdat hem even de angst bekruipt: 'Ik ben toch niet alleen?', maar dan ziet of hoort hij z'n moeder en is hij weer gerust. Deze betrokken nabijheid van een zorgende God wordt hier bedoeld, maar dan is het toch heerlijk Hem altijd bij je te weten? Die nabijheid gaat zelfs terug tot vóór onze geboorte: in de moederschoot al waakt Hij over ons (vs.13-18).
 Maar wie zo enthousiast de vreugdevolle nabijheid van God bezingt, móet wel emotioneel worden als hij op de mensen let die kwaad spreken van zijn God en Gods kinderen te na komen. Dat kan hij niet zetten. Daar moet een eind aan komen. De dichter zegt het heel cru: 'God, breng de zondaars om; zou ik niet haten wie u haten?' (vs.19,21). Geleerd door Christus (Mat.5:44) erkennen we tegenwoordig als onze opdracht dat we zelfs voor deze vijanden moeten bidden. Dat neemt niet weg dat ook wij naar de tijd uitzien dat het met deze vijandigheid tegenover God gedáán is. Dan genieten we constant en ongestoord de vreugdevolle nabijheid van God.

 Psalm 140
 Nederlandse christenen hebben tegenwoordig vaak moeite met de felle taal van psalmen als 140. Dat komt omdat wij geen ervaring hebben met vervolging om het geloof en evenmin met verkrachtende en moordende vijanden. Bij die gruwelijke realiteit past geen zoetsappige reactie. Tegen die achtergrond kun je de emoties van vs.2-9 goed begrijpen. Terecht hunkert de dichter ernaar dat z'n omgeving ermee stopt hem te tiranniseren.
Maar als je geen ervaring hebt met dat soort leed, moet je psalmen die hierover gaan dan maar overslaan? Dat zou individualistisch gedacht zijn. Als ik zing gaat dat, als het goed is, niet alleen over míjn emoties maar evengoed over de emoties van de mensen in de kerkbank naast mij en zelfs over de emoties van Gods kinderen ver weg. Je zingt als lid van Christus' complete kerk. Ps.140 zingend zing ik misschien niet echt voor mezelf (want ik heb geen venijnige vijanden) maar dan zing ik wel voor anderen, voor hen die door een drama in hun leven misschien niet eens meer kúnnen zingen: 'Alstublieft God, bevrijd mij, bescherm mij!'
 Ja maar, wij mogen toch niet zo haatdragend zijn als de dichter is in vs.10-12? Christus draagt ons toch op vol liefde te zijn? Ik denk dat je hier tweeërlei op kunt zeggen: God had zijn volk toen beloofd: 'Als zij dicht bij Hem zouden leven, zou Kanaän een paradijs voor hen zijn.' Als zij smeken om Gods ingrijpen tegen vijanden die de paradijssfeer aantasten, dan vragen zij om de vervulling van Gods belofte aan hen. Bij uitspraken als vs.10-12 denken wij dan ook aan de tijd dat Christus terugkomt en zijn vijanden uitschakelt. Maar in afwachting daarvan moeten wij het beste voor onze vijanden zoeken.

 Psalm 141
 Hoe gemakkelijk neigt een mens naar het kwade. De dichter van deze psalm weet hoe aantrekkelijk het is om mee te doen met invloedrijke en belangrijke mensen. Daar gaat een enorme verleiding van uit. De wereld van die mensen staat dikwijls lijnrecht tegenover de omgang met de HERE. De omgang met God maakt je klein. Dan kun je alleen maar je handen uitstrekken naar Hem (vers 2). En vragen of je tegenover Hem altijd zuiver mag staan (vers 3). Hij bewaart je hart voor de neiging naar zaken die puur uit de mens zijn en niet uit de HERE (vers 4).
De dichter wil geen omgang met degenen die de HERE niet dienen. Maar wèl met degenen die God centraal stellen in hun leven. Door hen wil hij terechtgewezen worden (vers 5a-c).
 In vers 7 klaagt de dichter over de ellende die hem en zijn volk is overkomen. Zoals bij het trekken van voren in een stuk bouwland de aardkluiten naar alle kanten door elkaar gegooid worden, zo is het ook gegaan met de beenderen van veel Israëlieten: ze liggen overal verstrooid. Deze mensen hebben dus geen eervolle begrafenis ontvangen. De dichter bidt dat de HERE zijn leven niet zal uitgieten als water (vers 8), maar spoedig met zijn hulp zal komen (vers 1b, c).
 Soms zijn er heel moeilijke situaties in het leven, waarvan we denken: ‘dit kan ik niet aan’. Dan mogen we de HERE vragen of Hij ons daarvoor wil bewaren, juist omdat we uit onszelf zo zwak zijn. Dat weet God ook. Daarom leerde de Here Jezus ons bidden: ‘... en leid ons niet in verzoeking’ (vgl. vers 3, 4 en 9). 

 Psalm 142
 David zit in een uitzichtloze situatie. Hij is gezalfd tot koning. Saul komt erachter en David moet vluchten. Hij vlucht naar het land van de Filistijnen, maar het koninklijk hof daar is niet erg op hem gesteld. Uiteindelijk zetten ze hem als ongewenste vreemdeling het land uit. Zo komt hij in de spelonk van Adullam. Zijn familie en wat uitschot van de maatschappij voegen zich bij hem. Wat een leven van angst! Luid roept hij tot de HERE. Hij stort zijn klacht uit en maakt de HERE deelgenoot van zijn benauwdheid. Mensen zorgen slechts voor verborgen strikken op zijn pad. Niemand helpt.
 Maar David belijdt dat de HERE zijn schuilplaats is. Een spelonk mag dan veilig lijken, wanneer die omsingeld wordt, is er geen ontkomen meer aan; dan kan alleen God de situatie scheppen om te ontsnappen.
 David staat tegenover een overmacht. Op niets en niemand hoeft hij te rekenen. Zelf is hij heel zwak, gering, hulpeloos. Alleen de HERE kan hem helpen. Daarom Hem ook alle lof wanneer Hij met zijn hulp komt.
 Loof de HERE dat je altijd bij Hem mag schuilen. Hij zal je uit alle nood verlossen!

 Psalm 143
 Vijanden, de psalmen staan er vol van. Echte doodsvijanden. Het kan heel wel zijn, dat door hen het einde van je leven nadert. In ieder geval dompelen ze je in diepe ellende of ze maken je naam te schande.
 Dat laatste kunnen we ons nog een beetje voorstellen, maar de andere mogelijkheden niet. Zo gaat geen mens met ons om. Wij zitten met heel andere problemen.
 Maar problemen zijn er wel. En de God die betrokken is, als Hij ziet hoe het leven van zijn kind letterlijk wordt belaagd, is net zo goed betrokken als Hij merkt hoe ellendig een kind van Hem het heeft door de omstandigheden waarin het leeft.
 Je mag dus altijd een beroep doen op God. In bescheidenheid. Je beseft, dat je niet volmaakt bent. In bereidheid om je te laten leiden door de Geest van God. Maar toch!

 Psalm 144
 Zeker bij deze psalm blijkt dat er samenhang is tussen de 150 liederen die wij ontvangen hebben. Vooral Psalm 8 en 18 klinken mee (8 zie 144:3; 18 zie 144:1,2,6).
De dichter zit in grote moeite (11). Zonder Gods hulp klaart hij het niet. Daarom smeekt hij om Gods bijstand. Hij beseft dat hij dat niet verdiend heeft (3v.). Toch nadert hij tot de Machtige Rots (10). Ja, hij is zeker van Gods hulp. Hij zingt alvast van de komende overwinning (9). Over vertrouwen op God gesproken!
 Het komt weer goed tot voor het eigen huisgezin (12), voor het land (13a) en het vee (13b, 14a). De strijd heeft eens een einde. Wat is een mens gelukkig met de hulp van deze Machtige! Gezang 28 (Gereformeerd Kerkboek) kan met overtuiging gezongen.

 Psalm 145: 1 - 8
 Deze psalm is van a tot z (het Hebreeuwse alfabet komt letter na letter aan de orde; zie maar eens de Statenvertaling) een loflied. Soms is het echt tijd om alleen maar God te loven. De vragen en de klachten zet je buiten de deur. Je bent vol dank. Volledig onder de indruk van Gods trouw (vers 8 NBV).
 Het is waard om dit eens echt tot je te laten doordringen. Het is toch een compleet wonder dat God het volhoudt met ons mensen? Dat Hij geduldig ons blijft roepen, daar kun je toch helemaal niet bij. Dat is toch echt niet te doorgronden (3) voor een mens. Maar het is waar. Denk maar even aan Golgota, aan Jezus, die daar aan dat vreselijke kruis hing voor ons zondige mensen. En Hij maakte het goed. Er is een volkomen verzoening voor al onze zonden! Voor die Koning ga je toch door de knieën? Kom laat ons op deze God loven en beloven om daar alle dagen van de week werk van te maken.

 Psalm 145: 9 - 21
 In de NBV staat bij vers 13 een interessante notitie: 'De veertiende letter (noen) ontbreekt echter in de MT. Een Qumran-handschrift en sommige oude vertalingen lezen aanvullend: 'Betrouwbaar is de HEER in alles wat hij zegt, heel zijn schepping blijft hij trouw'.
 Voor deze aanvulling valt veel te zeggen. Het past ook bij het geheel van de psalm. Omdat God trouw blijft heeft de schepping toekomst. De mens die dit beaamt mag horen onder Gods getrouwen (10). Je bent toch dwaas wanneer je deze trouwe God maar laat spreken?
 Er is alle reden om God te loven en anderen daartoe op te roepen (12 en 21). Al zo velen zijn door Hem opgericht. Dat kan mensen vandaag ook overkomen. 'Allen die hem aanroepen is de HEER nabij, die hem roepen in vast vertrouwen' (18). Dat zei Jezus eens tot een Samaritaanse (Joh. 4:24). Velen volgden haar in de erkenning van 'de redder van de wereld' (Joh. 4:42). Stem daarmee in.

 Psalm 146
De HEER is trouw in de grootste moeiten
 Het Psalmboek eindigt met vijf Halleluja-liederen (146 t/m 150): allemaal beginnen en eindigen ze met de uitroep ‘Halleluja!’, ‘Loof de HEER!’ Het is een en al lof voor de God van Israël, die zijn naam Jahwe (HEER) waarmaakt: Hij is er altijd voor zijn volk.
 Ps 146 bezingt de HEER als de God die al generaties lang – daarom heet Hij ‘de God van Jakob’ – voor zijn volk zorgt, levensreddend en levensgaranderend. Mensen kunnen elkaar uiteindelijk niet helpen: als de adem stokt, houdt alles op. Hoop op de levende God, de maker van alle leven. Ook al ervaar je in je leven de grootste moeite aan verdrukking, honger, gevangenschap, onrecht, of handicaps), Hij is trouw tot in eeuwigheid. Hij maakt alles nieuw. Want Hij is voor altijd koning! Dat geeft uitzicht. Loof Hem: Hij is jouw God, Jahwe!

 Psalm 147
 De HEER is groot en oppermachtig
 Het tweede van de vijf Halleluja-liederen ter afsluiting van het Psalmboek. In deze psalm wordt God bezongen als de Almachtige, die regeert over hemel en aarde. De God die alles gemaakt heeft en die ook alles – tot in de kleinste details – onderhoudt, bewaart en verzorgt, is jouw lieve Vader (zie Heidelbergse Catechismus, Zondagen 9 en 10). Een ster, een sneeuwvlok, een grasspriet, een regenbui, de galop van een sterk paard ontgaan Hem niet. Natuurlijk niet: ze zijn uit zijn inzicht voortgekomen. Des te meer oog heeft Hij voor zijn verbondsvolk. Hij maakt zijn woorden aan Jakob bekend, zijn wetten en voorschriften aan Israël. Die machtige God heeft zich aan jou verbonden als Vader. Bij Hem ben je je leven zeker. Kun je je nu nog stil houden?! Hef voor de HEER een hymne aan. Loof Hem: Hij is jouw God, Jahwe!

 Psalm 148
 Halleluja van begin tot eind.
 Alles en iedereen staat onder de HEER. De Schepper is hoogverheven bij wie en wat dan ook. Daarom past het dat alles Hem looft.
 Dit geldt de bewoners van de hemel. Dit God prijzen past hen onderweg. Engelen waar ook naar uitgezonden hebben dit goed voor hun aandacht te houden. Ze staan immers in dienst van de Allerhoogste.
 Ja, echt de Allerhoogste. Heel het heelal –met zon, maan en sterren– dient Hem hulde te bewijzen. Dit raakt ook de schepselen op aarde. Dieren en planten. Heel de schepping is er tot vreugde van God en doet zijn geweldigheid aan het licht komen (lees eens artikel 2 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis!). Vanzelfsprekend kan het schepsel naar Gods beeld niet achterblijven. Die dient zelfs voorop te gaan in het Halleluja. Daar vaart de mens voor altijd wel bij. Soli Deo Gloria.

 Psalm 149 en 150
 We zijn aangekomen bij het slotakkoord van de Psalmen. Het Halleluja galmt door Psalm 149 en 150. Het Godlof past uitnemend bij de mensenmond. Muziek mag dat krachtig ondersteunen. Welluidend en vol variatie. Heerlijk maakt God eens alle dingen nieuw (Openbaring 21:5a). De zonde is dan spoorloos. De zondaar kan nooit in het koninkrijk van de hemel komen, maar de nederigen van hart ontvangen het gratis. Groots mag onze verwachting zijn. God zal over alles en allen regeren (1 Corinthiërs 15:28). Het Godlof zal de nieuwe aarde en hemel vervullen. De vruchteloosheid van de schepping (Romeinen 8:20) is daar volstrekt uit de tijd. Het herboren paradijs gaat heel Gods vernieuwde schepping omvatten. Verrukkelijk! Het ligt voor ons nog achter de horizon. We kunnen er nog niet bij, maar God zal het zeker klaren. Na Golgota is Gods heilsplan niet meer te stoppen. 'Alles wat adem heeft, looft de HEER'. Dat slotakkoord bekoort. Roept verlangen wakker naar de toekomst die God geeft. Halleluja!

Hier nog meer informatie over de Psalmen

 Een psalm is een religieuze liedvorm als een lied of beurtzang, waarvan de tekst een vertaling is die komt uit een van de 150 psalmen uit het bijbelboek Psalmen. Het zingen of voorlezen op verheven toon van psalmen is afkomstig uit de joodse traditie. In de synagogale traditie zijn dit gebeden voor allerlei gelegenheden.

 Het woord psalm wordt meestal alleen gebruikt voor de (gezongen) teksten die zijn opgenomen in het bijbelboek Psalmen. Andere gezongen teksten uit de bijbel, zoals Jona 2, Daniël 3, 15-87, Lucas 1, 46-55 (Lofzang van Maria), Lucas 1, 68-79 (Lofzang van Zacharias) of Lucas 2, 29-32 (Lofzang van Simeon) worden kantieken genoemd.

 De oorspronkelijke melodieën van de psalmen zijn niet bekend, doordat de Israëlieten geen notenschrift kenden. De psalmen worden ook nu nog gezongen in de joodse synagoge en de christelijke kerk.

 1. De psalm in de christelijke traditieVaak is aangenomen dat de liturgische zang in de vroege Kerk van de eerste eeuwen van onze jaartelling is ontstaan onder invloed van de joodse tempelmuziek in Jeruzalem of van de joodse synagogale zang; beide hypothesen worden echter niet meer aangehangen, de eerste niet vanwege een al te specifieke relatie tussen het zingen van de psalmen in de Tempel en de dagelijkse joodse offercultus (die door de christenen werd afgewezen), en de tweede niet omdat de synagoge in Nieuw-Testamentische tijden eerder een seculiere dan een religieuze ontmoetingsplaats was. Bepaalde religieuze gebruiken die thuis werden gepraktiseerd (het zingen van psalmen tijdens de joodse Paasmaaltijd) hebben mogelijk wel invloed gehad op de zang van de vroege Kerk. Hoe de kerkelijke muziek ook precies ontstaan is, een verspreiding daarvan geschiedde in meerdere vormen over de kerken van Italië - inclusief uiteraard de stad Rome -, Zuid-Frankrijk, Noord-Afrika en Spanje. De eigenlijke ontwikkeling van de gregoriaanse muziek dateert van de 8e eeuw, tijdens de Karolingische periode. Het merendeel van de in het gregoriaans getoonzette teksten komt uit het bijbelboek der Psalmen, zowel in de gregoriaanse gezangen van de Mis als van de Getijde en het Brevier.

 Veel componisten hebben de psalmen op muziek gezet, waaronder Jan Pietersz Sweelinck en Heinrich Schütz. Binnen de gereformeerde kerken worden de 150 psalmen doorgaans gezongen op Geneefse melodieën. In de loop der eeuwen zijn in Nederland de psalmen verschillende malen berijmd, onder andere in 1566 door Petrus Datheen en later in 1773, 1973 en 1986. Psalmen voor Nu is een project uit 2003 dat deze gezongen psalmen van een meer eigentijdse vertaling en melodie probeert te voorzien.

 Een groot deel (meer dan 73) van de Psalmen zijn geschreven door David. Daarnaast hebben Salomo (bijvoorbeeld Psalm 72 en 127), de zonen van Korach, de zonen van Asaf en ook de priester Ezra (psalm 49 en 50) liederen (psalmen) geschreven welke in het boek Psalmen zijn opgenomen

 2. Nederlandse vertalingen: berijmd en onberijmd zingenBinnen de Nederlandse en Schotse reformatorische kerken hebben de psalmen dienst gedaan als zangboek. Hiertoe zijn verschillende berijmingen gepubliceerd. De eerste berijmingen stammen uit Frankrijk en zijn van de hand van Clément Marot, de hofdichter van de Franse koning. In het Engelse taalgebied werd vooral de vertaling in het Book of Common Prayer bekend. In Nederland maakten onder andere Willem van Zuylen van Nijevelt, de ook als schilder bekend staande Lucas de Heere, Petrus Datheen, Philips van Marnix en Vondel berijmingen. Later kwamen er nieuwe berijmingen, onder andere de staatsberijming van 1773, en het Liedboek voor de Kerken van 1973. Deze worden nog steeds gezongen op melodieën uit de 16e eeuw, de zogenaamde Geneefse psalmmelodieën. In de Naardense Bijbel is een vertaling van de psalmen opgenomen die oorspronkelijk was bedoeld voor het Nieuw Utrechts Psalter, een nieuwe zetting van de psalmen, met inbegrip van antifonen, door Gert Oost op basis van de Geneefse melodieën. Sinds 2002 is het project Psalmen voor Nu bezig om een nieuwe berijming te maken, die ook op moderne, door popmuziek geïnspireerde melodieën wordt gezet.

 In de Rooms-katholieke Kerk werden de psalmen tot halverwege de twinstigste eeuw meestal in het latijn, onberijmd en eenstemmig gezongen. In 1957 werden de eerste onberijmde Nederlandse vertalingen gemaakt op basis van de Franse uitgaven van Joseph Gelineau. De teksten werden vertaald door R. Middelhoff, Jopp Pollmann en J.A.M. Weterman. Nadat op het Tweede Vaticaans Concilie middels het document Sacrosanctum Concilium: Constitutie over de heilige Liturgie (4 december 1963) was besloten toestemming te geven de Mis naast het Latijn ook in de volkstaal te vieren, groeide de behoefte aan nieuw repertoire. De eerste postconciliaire vertalingen werden gedaan door door Huub Oosterhuis en Michel van der Plas in samenwerking met Pius Drijvers en Han Renckens, die "Vijftig Psalmen" vertaalden en onder die titel in 1967 uitgaven. Het was aanvankelijk de Amsterdamse Werkgroep voor Volkstaalliturgie, waarin vooral Bernard Huijbers de onberijmde psalmen als beurtzang op muziek zette. Later werkten ook Antoine Oomen en Tom Löwenthal hieraan mee.

 De eerste liturgische vertaling van het gehele psalmboek was van pater Ad Bronkhorst, O.P. in 1969. Deze psalmvertaling wordt nu gebruikt in het breviergebed voor priesters en kloosterlingen.

 Een latere onberijmde vertaling, die opgenomen is in de Willibrord '75 bijbelvertaling was van Ida Gerhardt en Marie van de Zeyde. Deze vertaling wordt -volgens sommigen- gekenmerkt door het archaïsch taalgebruik en een eigenzinnige woordvolgorde. Om deze reden gaf de Katholieke Bijbelstichting een apart boekje uit 'De Psalmen', vertaald door N. Tromp. Deze vertaling kon, met toestemming van beide dichteressen, vervolgens worden opgenomen in de Willibrord '95 bijbelvertaling. Ida Gerhardt heeft deze vertaling samen met Marie van der Zeyde in de periode van 1966 tot 1972 gemaakt. Deze zijn onder meer in dank ontvangen door een zestal kerkmusici vanuit de Benedictijnen, Benedictinessen en de Cisterciënzers, die verenigd in de Intermonasteriële Werkgroep voor Liturgie zoekende waren naar een psalmvertaling, welke na toonzetting een waardige opvolger van de Latijnse teksten zou kunnen zijn. In deze werkgroep participeerden Ida Gerhardt en Maria van der Zeyde geregeld. Deze nieuwe toonzettingen in alle kerktoonladders werden uitgegeven als "Het Boek der Psalmen" bij de Katholieke Bijbelstichting in 1975. Alle 150 psalmen worden in geordende regelmaat gezongen tijdens de dagelijkse koorgebeden in de Nederlandstalige abdijen.

 In de katholieke bundel Gezangen voor Liturgie zijn 67 andere composities als die uit "Het Boek der Psalmen" van de vertaling van Ida Gerhardt en Marie van der Zeyde opgenomen van diverse Nederlandse en Belgische componisten, waarvan velen deel uitmaakten van de Intermonasteriële Werkgroep voor Liturgie. In deze bundel staan 7 psalmzettingen van Ad Bronckhorst en ruim 30 zettingen uit het boek "Vijftig Psalmen" door Drijvers e.a. Er staan 4 psalmzettingen in van de oudste vertalingen van Gelineau. Gezangen voor Liturgie is de officiële katholieke bundel en wordt in de meeste Nederlandse parochies in de liturgie gebruikt.

Aanvulling : Muziek in de bijbel

 Muziek heeft grote invloed op mensen. Het kan je bijvoorbeeld blij en ontspannen of juist verdrietig maken. Muziek kan opzwepend zijn of je kunt er juist heel stil en rustig van worden. Als je je lekker voelt, luister je naar andere muziek dan wanneer je depri bent. Soms is een ervaring zo diep dat je er geen woorden voor hebt. Muziek kan dan een middel zijn om je gevoel uit te drukken. Het tilt je vaak boven jezelf uit; een lied spreekt een andere taal, die je ook kunt gebruiken om God te aanbidden.

De teksten bij muziek kunnen een belangrijk middel zijn om gevoelens te verwoorden. De psalmen zijn daar een goed voorbeeld van. Van oudsher worden ze in de tempel en de synagoge, en later ook in de kerk, niet alleen gelezen maar ook gezongen. Juist vanwege die kracht van muziek. Maar deze gedichten – want dat zijn het – hebben ook een bijzondere kracht als je ze zelf leest.

Gevoelens

In de psalmen vind je menselijke gevoelens en ervaringen. Soms lees je erin hoe geweldig het leven is of hoe prachtig de natuur. Je leest hoe fijn het is om bevrijd te zijn van oorlog of ziekte. Maar soms wordt een dichters achtervolgd door vijanden van buiten (als andere mensen hem kwaad willen doen) of van binnen (als de dichter het benauwd heeft vanwege zijn eigen angsten). Of hij wordt moedeloos, omdat het hem niet lukt te leven zoals hij zou willen. Zelfs twijfel aan God heeft in de psalmen een plek. Zulke gevoelens schrijven de dichters van zich af in een klaagpsalm. Vaak horen klacht en lofprijzing bij elkaar. Lees maar eens Psalm 22. Die begint met een wanhopige uitroep: 'Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?' De dichter schreeuwt het uit naar God. Maar dat is niet het enige. In hetzelfde gedicht klinkt ook vertrouwen door en de hoop dat God niet ver weg zal zijn in dit lijden.

Jouw Psalm

Herken je hiervan iets in je eigen leven? Dat je het wel uit zou willen schreeuwen: 'God, waar bent u?!' En dat je tegelijk hoopt en diep van binnen verwacht dat ergens de dragende kracht van God is? Als je daar nou zelf geen woorden voor kunt vinden, probeer het dan eens met de woorden van een psalm. Een psalm kan jouw stem zijn, of je op weg helpen om je gedachten en gevoelens een plek te geven. Want al meer dan drieduizend jaar hebben mensen ervaren dat het woordje 'ik' niet alleen gaat over de dichter, maar ook over henzelf! Jij mag de woorden uitspreken alsof het over jezelf gaat. Je kunt het eens proberen bij een psalm waarin je op dit moment iets van herkent in je eigen leven.
 

READ THE BOOK - THE BIBLE CHANGE YOUR LIFE

       

Heer, wees mijn Gids

                                

INFO: DE WEG - DE WAARHEID HET LEVEN FILM

Handige Bijbel

Remember all victims of violence worldwide   

GEBED  LEEFREGEL  BELIJDENIS  

DE WEG | DE WAARHEID HET LEVEN | FILM | AUDIO

CREATOR

HOLYHOME.NL USE NO COOKIES - REPORT DEAD LINKS

Waard om te weten :

Een hartelijk welkom op de site
Deze pagina printen
Sitemap

Wie zoekt zal vinden

FAQ - HELP

Kerk
Zondag
Advent
Kerstfeest
Driekoningen
Vastentijd
Goede Vrijdag
Aswoensdag
Palmzondag
Palmpasen
De stille week
Witte donderdag
Stille zaterdag
Paaswake
Pasen - Paasfeest
Hemelvaartsdag
Pinksteren
Biddag
Dankdag
Avondmaal
Doop
Belijdenis
Oudjaarsdag
Nieuwjaarsdag
Sint Maarten
Sint Nicolaas
Halloween
Hervormingsdag
Dodenherdenking
Bevrijdingsdag
Koningsdag / Koninginnedag
Gebedsweek
Huwelijk
Begrafenis
Vakantie
Recreatie
Feest- en Gedenkdagen
Symbolen van herkenning
 
Leerzame antwoorden op levens- en geloofsvragen


Hebreeën 4:12 zegt: "Want levend en krachtig is het woord van God, en scherper dan een tweesnijdend zwaard: het dringt diep door tot waar ziel en geest, been en merg elkaar raken, en het is in staat de opvattingen en gedachten van het hart te ontleden"Lees eens: Het zwijgen van God

God heeft zoveel liefde voor de wereld, dat Hij Zijn enige Zoon heeft gegeven; zodat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.
Lees eens:  God's Liefde

Schat onder handbereik


Bemoediging en troost

Bible-people - stories of famous men and women in the Bible
Bible-archaeology - archaeological evidence and the Bible
Bible-art - paintings and artworks of Bible events
Bible-top ten - ways to hell, films, heroes, villains, murders....
Bible-architecture - houses, palaces, fortresses
Women in the Bible -
 great women of the Bible
The Life of Jesus Christ - story, paintings, maps

Read more for Study  
Apocrypha, Historic Works
 GELOOF EN LEVEN een
          KLEINE HULP VOOR  ONDERWEG
 

Wie zoekt zal vinden           


www Holyhome.nl

Boeiende Series :

Bijbelvertalingen
Bijbel en Kunst

Bijbels Prentenboek
Biblische Bildern
Encyclopedie
E-books en Pdf
Prachtige Bijbelse Schoolplaten

De Heilige Schrift
Het levende Woord van God
Aan de voeten van Jezus
Onder de Terebint
In de Wijngaard

De Bergrede
Gelijkenissen van Jezus
Oude Schoolplaten
De Zaligsprekingen van Jezus

Goede Vruchten
Geestesgaven

Tijd met Jezus
Film over Jezus
Barmhartigheid

Catechese lessen
Het Onze Vader
De Tien Geboden
Hoop en Verwachting
Bijzondere gebeurtenissen

De Bijbel is boeiend
Bijbelverhalen in beeld
Presentaties en Powerpoints
Bijbelse Onderwerpen

Vrede van God voor jou
Oude bijbel tegels

Informatie over alle kerken in Nederland: Kerkzoeker
 
Bible Study: The Bible alone!
L'étude biblique: Rien que la Bible!
Bibelstudium: Allein die Bibel!  

Materiaal voor het Digibord
Werkbladen Bijbelverhalen Bijbellessen
OT Hebreeuws-Engels
NT Grieks-Engels

Naslagwerken
Belijdenissen
Een rijke bron

Missale Romanum + Afbeeldingen
Stripboek over Jezus
Christelijke Symbolen
Plaatjes Afbeeldingen Clipart
Evangelie op Postzegels

Harmonium Huisorgel
Godsdiensten en Religies
Herinnering aan Kerken

Christian Country Music
Muzikale ontspanning
Software voor Bijbelstudie
Hartverwarmende Klanken
Read and Hear the Holy Bible
 Luisterbijbel

Bijbel voor Slechtzienden Begrippenlijst   -1-   -2-

Meer weten over de Psalmen, gezangen, liturgieën, belijdenisgeschriften: Catechismus, Dordtse Leerregels en veel andere informatie? . Kijk opOnline-bijbel.nl
         
  (
What's good, use it)