Eten uit de
Hemel
Exodus 16,17
De Israëlieten hadden dagenlang
gereisd.
Nu waren ze moe. En hadden honger!
Ze klaagden tegen Mozes. ‘Hier in
de
woestijn is er niets te eten. In
Egypte hadden
we tenminste nog wat! Nu gaan we
dood van de honger!’
God had het gehoord. Hij stuurde
Kwakkels, dat zijn
vogels, naar
Israëlieten.
Nu konden zij die vogels opeten!
De volgende ochtend liet God brood
uit de
hemel komen. Dat brood heette manna
en
het smaakte zoet als honing. De
Israëlieten
konden het manna van de grond
oprapen.
Maar toch bleven ze klagen.
‘We hebben dorst!’
Mozes vroeg aan God wat hij nu
moest doen.
God zei: ‘Sla op de rots met je
staf!’ Toen
Mozes dat deed, kwam er koel, fris
water uit
de rots. Nu kon iedereen drinken.
Tijdens
hun reis door de woestijn hoefden
de Israëlieten
geen honger en dorst meer te
hebben.