R.A. Hakvoort
Jahweh Zebaoth (HERE der heirscharen)
In het vorige artikel hebben we gezien dat de namen Adoon, Adoniem en Adonaj (Here) de nadruk leggen op de rechten die God op deze aarde heeft. In dit artikel willen we nadenken over de naam Jahweh Zebaoth, waarin ons in het bijzonder de macht en majesteit van God worden getoond, vooral verbonden met zijn regering op aarde.
De naam Jahweh Zebaoth wordt in het Nederlands weergegeven door de vertaling 'Here der heirscharen'. De naam Jahweh hebben we in het derde artikel al overdacht en we hebben daar gezien dat dit de naam is van de God van het volk Israël. Het is niet geheel duidelijk of het woord Zebaoth nu ook een eigennaam is of dat het woord al vertaald moet worden. In de oude Griekse vertaling van het Oude Testament, de Septuaginta, is de Godsnaam Jahweh Zebaoth soms vertaald door pantokratoor, de 'Almachtige' (voornamelijk in Jeremia en de kleine profeten), en af en toe door kurios toon dunameoon, 'Heer van de krachten', maar in de boeken 1 Samuël en Jesaja is het veelal onvertaald gelaten (vgl. ook Rom. 9:29 [=Jes. 1:9] en Jak. 5:4). Maar gezien het feit dat het Hebreeuwse woord zebaoth in het Oude Testament ook als gewoon zelfstandig naamwoord wordt gebruikt met als betekenis 'heirscharen', ligt o.i. de vertaling 'Here der heirscharen' toch het meest voor de hand.
Het Hebreeuwse woord zaba (meervoud: zebaoth) komt oorspronkelijk uit het Assyrisch (zabu) en heeft als basisbetekenis 'een groep mensen', en dan nader: 'een ploeg arbeiders', 'een troep soldaten'. Op veel plaatsen in het Oude Testament heeft dit woord dan ook een militaire betekenis (het bijbehorende werkwoord wordt soms zelfs door 'ten strijde trekken' vertaald; zie bijv. Num.31:7), maar niet overal. Zo is het bijvoorbeeld in Job 7:1 en 14:14 gewoon door 'dienst' vertaald, en ook de dienst van de Levieten in de tent der samenkomst en die van de vrouwen bij de ingang van de tabernakel wordt ermee aangeduid (Ex. 38:8, Num. 4:23;8:24; 1Sam. 2:22). Maar op de meeste plaatsen worden met het woord zaba of met het meervoud zebaoth 'legerscharen' of 'legers' bedoeld en is het derhalve ook zo vertaald (zie bijv. 2Sam. 8:16;10:7). Deze dubbele betekenis treffen we ook aan in de naam Jahweh Zebaoth. Jahweh Zebaoth is soms de God die 'een krijgsheer (zaba milchamah) monstert' (Jes. 13:4), maar op andere plaatsen ligt er geen militaire ondertoon in de naam (bijv. Jes. 47:7; Hos. 12:5-6).
Als God Zichzelf Jahweh Zebaoth, 'Here der heirscharen' noemt, dan is het vanzelfsprekend nuttig in de Schrift te onderzoeken wat dan wel onder die 'legerscharen' wordt verstaan. In de Bijbel worden hier drie groepen mee aangeduid. Ten eerste lezen we in Ex. 12:41 dat het volk Israël de 'legerscharen (zebaoth) van Jahweh' wordt genoemd (vgl. ook 6:25; 7:4; 12:17,51). In het boek Numeri lezen we dat de Israëlieten naar hun stammen ingedeeld waren in legerscharen (zebaoth) 1:3,52; vgl. vs.20,22,24,26,28,30,32,35,36,38,40,42,45: 'allen die in het leger (zaba) uitrukken.
Jahweh Zebaoth, de Here der heirscharen, is de 'God van de slagorden van Israël' (1Sam17:45) en Hij is 'God over Israël"(2 Sam. 7:26; vgl. Ps. 46:8;48:9). Vandaar dat de naam Zebaoth ook meestal met de naam Jahweh wordt verbonden, de naam van de Verbondsgod van Israël. Wij treffen deze naam daarom op sommige plaatsen aan in verbinding met de ark. In 1Sam. 4:4 wordt bijvoorbeeld gesproken over de 'ark van het verbond des Heren der heirscharen (Jahweh Zebaoth), die op de cherubs troont'. De ware Aanvoerder van de Israëlieten in de strijd tegen hun vijanden is Jahweh Zebaoth, de Here der Heirscharen (vgl. 2Sam. 6:2). Het is echt opmerkelijk dat God Zich in de bijbelboeken Exodus en Numeri nooit Jahweh Zebaoth noemt, hoewel er in die boeken wel over Israël als de 'heirscharen van Jahweh' wordt gesproken en hoewel de strijd tegen allerlei vijanden in die boeken toch een grote rol speelt.
Als tweede vinden wij dan dat met het woord zaba ('heir'; let op: dit wordt alleen in het enkelvoud in deze betekenis gebruikt) soms ook de geschapen hemellichamen, de zon, de maan en de sterren worden bedoeld. De eerste keer vinden wij al in Gen. 2:1: 'Alzo werden voltooid de hemel, de aarde en al hun heir' (zaba). In dit vers is ook sprake van het 'heir der aarde' ('hun [heir]' slaat zowel terug op 'hemel' als op 'aarde'), waarmee de geschapen wezens op de aarde, de planten, de dieren, enz. worden aangeduid (vgl. Gen. 1:9-13,20-31), maar deze benaming komt verder nergens in de Schrift voor. Wel die van het 'heir des hemels' (vgl. Gen. 1:14-19). Jahweh Zebaoth is de God die al de sterren van de hemel heeft gemaakt. 'Zijn handen hebben de hemel uitgespannen en aan al hun heir (zaba) heeft Hij zijn bevelen gegeven' (Jes. 45:12). 'Gij hebt de hemel, de hemel der hemelen en al zijn heir (zaba) gemaakt, de aarde en al wat daarop is, de zeeën en al wat daarin is; ja, Gij geeft hun allen het leven, en het heir (zaba) des hemels buigt zich voor U neer' (Neh. 9:6; vgl. Ps. 33:6; 147:4; Jer. 10:12-16). Jahweh Zebaoth, de Here der heirscharen is de Schepper en de Gebieder van alle sterren en hemellichamen (vgl. Jes. 40:26). En op een woord van zijn mond worden de hemelen straks weer samengerold en vergaat al het heir des hemels (Jes. 34:4; vgl. Openb. 6:14;20:11). God had het de Israëlieten verboden om zich voor deze hemellichamen neer te buigen. Immers, Jahweh Zebaoth is de God die ook de sterren gemaakt heeft, en niet het schepsel maar de Schepper moet hiervoor de eer krijgen (Deut. 4:19, 17:3; vgl. 29:26; 2Kon. 17:16; 21:3;23:5,11; Jer. 7:18;8:219:13;44:17,19,25; Ezech. 8:16; Amos 5:25-26; Zef. 1:5 en hand. 7:42,43).
Wanneer wij nu deze aanbidding van het heir des hemels in verband brengen met Paulus' uitspraak dat 'dat wat de volken offeren, zij dat aan de demonen offeren' (1Kor. 10:20), dan komen we uit bij de derde betekenis van het woord zaba/zebaoth, namelijk de machten van de engelenwereld. Met de uitdrukking 'het ganse heir des hemels' kunnen ook de 'zonen Gods', de engelen worden bedoeld (zie 1Kon. 22:19 [vgl. vs 231 'geest']= 2Kron. 18:18; vgl. met Job 1:6 vv. en zie ook Richt. 5:20; Jes. 24:21 en wederom Neh. 9:6). Jahweh Zebaoth is ook de God van de engelen. 'Looft de Here, al zijn heirscharen (zebaoth), gij zijn dienaren die zijn wil volbrengt' (Ps. 103:21; vgl. 148:2; Luk. 2:13-14). De naam Jahweh Zebaoth omvat veel meer dan alleen dat Jahweh de God van de legers van de Israëlieten is. Jahweh Zebaoth is de God die de algehele Heerser over elke macht en kracht in deze schepping is, over elk leger en elk volk, of het nu aard of hemels is. De absolute macht en heerschappij over deze schepping rust bij Hem. Legers van ontelbare engelen staan tot zijn beschikking. En iets van al deze majesteit die Hem omgeeft en kenmerkt, ligt besloten in de naam Jahweh Zebaoth, Here de heirscharen. 'Ja, de Here, de Here der heirscharen (Adonaj, Jahweh Zebaoth), die de aarde aanroert en zij wankelt, zodat al wie erop wonen jammeren, en zij geheel en al oprijst als de Nijl en inzinkt als de rivier van Egypte; die in de hemel zijn opperzalen heeft gebouwd en zijn gewelf op aarde heeft gegrondvest, die het water van de zee heeft opgeroepen en uitgegoten over de oppervlakte de aarde - Here (Jahweh) is zijn naam!' (Amos 9:5-6). 'Want zie, Hij, die de bergen formeert en de wind schept, en de mens te kennen geeft wat zijn overleg is; die de dageraad tot donkerheid maakt, en voortschrijdt over de hoogten der aarde - Here, God der heirscharen (Jahweh, Elohiem Zebaoth), wie is als Gij grootmachtig, o Here (Jahweh)?' (Ps. 89:9). Laten we ons voor deze God in het stof werpen en zijn grootheid en verhevenheid bewonderen: 'Ach Here Here (Adonai Jahweh), zie, Gij hebt de hemel en de aarde gemaakt door uw grote kracht en uw uitgestrekte arm; niets zou te wonderlijk zijn voor U, die aan duizenden goedertierenheid bewijst en de ongerechtigheid der vaderen in de boezem van hun kinderen na hen vergeldt, o grote, sterke God (El), wiens naam is Here de heirscharen (Jahweh Zebaoth), groot van raad en machtig van daad, wiens ogen open zijn voor alle wegen der mensenkinderen om aan een ieder te geven naar zijn wegen en naar de vrucht van zijn handelingen ... ' (Jer. 32:17-19).
Met deze laatste woorden komen we toe aan een nieuwe bijzonderheid van de naam Jahweh Zebaoth, namelijk dat we deze naam alleen vinden in die boeken die over het latere verval van het volk van God spreken. In de vijf boeken van Mozes, Jozua, Richteren, Ezechiël en de wijsheidsliteratuur wordt deze naam niet gebruikt, in 1 en 2 Koningen, 1 en 2 Kronieken en de Psalmen slechts sporadisch, maar in de resterende bijbelboeken is het gebruik overweldigend. Van de 285 maal dat we deze naam in het Oude Testament aantreffen, vinden we hem 11 maal in 1 en 2 Samuël, 62 maal in Jesaja (waarvan 56 maal in Jes. 1-39), 77 maal in Jeremia, 14 maal in het kleine boek Haggaï, 53 maal in Zacharia en 24 maal in Maleachi (voor Ezra, Nehemia en Daniël: zie later).
Dit zijn juist die bijbelboeken waarin God zijn afgedwaalde volk weer terugroept tot Zichzelf. Misschien is dit de reden dat pas in het boek Samuël deze naam voor het eerst voorkomt. In dat bijbelboek lezen we dat het volk Israël een koning begeert 'om hen te richten en om voor hen uit te trekken en hun oorlogen te voeren', waarop de Here Samuël laat weten dat zij met deze daad 'niet u maar Mij hebben verworpen, dat Ik geen koning over hen zou zijn' (1Sam. 8:6-7,19-20). Jahweh Zebaoth, de Here der heirscharen, is de ware Aanvoerder van dat volk, de 'God van de slagorden van Israël' (17:45). Hij is Degene voor Wie de hele aarde en de ganse hemel zich moeten neerbuigen. Jahweh Zebaoth is de Here van alle volken van deze aarde en kan daarom ook die andere volkeren naar Israël sturen om hen te tuchtigen of om ze zelf te straffen (Jes. 10:16; vgl. vs. 5-14; 13:3-5; Amos 6:14). Hij is de God die in zijn regering van deze aarde er Zelf zorg voor draagt dat zijn plannen uitgevoerd zullen worden. Dwars door alle verzet en weerstand bij de mensen heen is Hij toch de Heer van alle hemelse en aardse legermachten en zal Hij zijn doel bereiken. Als Israël ontrouw is, Hij blijft getrouw aan Zichzelf! (2Tim. 2:13)
Als het verval te erg geworden is (de bijbelboeken Ezra, Nehemia en Daniël), dan noemt God Zich niet meer 'Jahweh Zebaoth' maar de 'God van de hemel'. Deze naam bevat nog duidelijker dan de naam 'Jahweh Zebaoth', Here der heirscharen, het aspect van Gods verheven zijn boven zijn schepping. God is geen God die door de mensen 'van de wijs gebracht' kan worden. Hij is soeverein. Niemand kan zijn plannen dwarsbomen. Maar het kan wel zijn dat God in zijn regering van deze aarde in zekere zin voor een zekere tijd zijn handen van de aarde afhoudt en Zich in de hemel 'terugtrekt', daarbij het bestuur van deze aarde overlatend in de handen van de heersers over de grote wereldrijken. Dit ligt min of meer besloten in de titel: 'God van de hemel' (vgl. 2Kron. 36:23; Ezra 1:2, 5:11-12; 6:9-10; 7:12,21.23 (2x); Neh. 1:4-5; 2:4,20; Dan. 2:18-19, [28],37,44; Openb. 11:13; 16:11; vgl. ook Gen. 24:3,7; Ps. 136:26 en Jona 1:9 voor een iets minder uitgewerkte betekenis van deze naam). De 'God van de hemel' is de God die de hemel heeft gemaakt (Gen. 1:1; 2Kron. 2:12; Ps. 115:15), die in de hemel woont (Deut. 4:39; 1Kron. 8:30,39,43,49; Pred. 5:1) en die op grond van die positie alle rechten op deze aarde heeft (Jes. 66:1). Wanneer God Zich de God van de hemel noemt, is zijn relatie met Israël verbroken. Maar wanneer Hij Zich Jahweh Zebaoth noemt, erkent Hij in zekere zin nog steeds een relatie met zijn aardse volk. (vgl. in dit licht de twee nieuwtestamentische teksten met deze naam: Rom. 9:29 en aan het volk Israël gerichte Jakobusbrief, hfst. 5:4). Ondanks de puinhopen van het aardse getuigenis is Jahweh Zebaoth tóch Degene die zijn plan van zegen voor Israël ten uitvoer zal brengen (Hag. 2:7-10). Hij heeft een recht op Israël en dat maakt Hij bekend aan alle volken van deze aarde. 'Want de Here der heirscharen (Jahweh Zebaoth) zal koning zijn op de berg Sion' (Jes. 24:23; vgl. 6:5; Ps. 24:7-10), en ook Hij alleen is 'God over alle koninkrijken der aarde' (Jes. 37:16; vgl. 54:5; Zach. 14:16 [vgl. vs. 9]). En om dat doel te bereiken zal Hij in zijn regering ook oordelen over deze aarde moeten brengen (Jes. 13:4; 29:6; 31:4; 51:15, e.a.p.).
Alleen deze God is het waard gevreesd te worden. 'De Here der heirscharen (Jahweh Zebaoth), Hém zult gij heilig achten en Hij moet het voorwerp van uw vrees en Hij moet het voorwerp van uw schrik zijn' (Jes. 8:13). Hem alleen moeten wij het 'heilig, heilig, heilig' toeroepen (Jes. 6:3). Maar het is tegelijkertijd ook mooi om te zien dat de eerste maal dat we de naam Jahweh Zebaoth in de Bijbel aantreffen, dit niet in verband met vrees voor zijn majesteit staat, maar genoemd wordt in verband met aanbidding. De Here der heirscharen zag niet naar de offers van de goddeloze priesters Hofni en Pinehas, maar Hij luisterde wel naar de stem van Elkana en zijn vrouw Hanna, als zij jaarlijks optrokken naar Silo om Hem daar te aanbidden (1Sam. 1:3 [vgl. vs. 17]). De Here der heirscharen kent degenen die Hem tarten, maar Hij weet ook wie er onder de aardse en de hemelse legermachten zijn die zijn gezag erkennen en bewonderen.
Tot slot rest ons nog om te wijzen op Hem die Zich in het Nieuwe Testament als de 'Here der heirscharen' openbaart: de Heer Jezus. De 'vorst van het heir des Heren' (Jos. 5:14) was 'vlees geworden' en tot zijn volk gekomen (Joh. 1:14). Ja, 'zijn' volk (Matth. 1:21), want Jezus Christus is de ware Koning, de ware Heerser, en Gebieder van de legerscharen Israëls (vgl. Micha 5:1; Matth. 8:8-9). Zo is Hij ook de ware Heer van de hele schepping, want Hij 'draagt alle dingen door het woord van zijn kracht' (Hebr. 1:3). Hij is het die beveelt wat straks met de hemel en de aarde moet gebeuren (vgl. Hebr. 1:12 [vgl. dit met Jes. 34:4] en zie ook Openb. 10:1-2). Hij is Degene die gediend wordt door de hemelse legermachten, de engelen (Mark. 1:13) en die zij aanbidden (Hebr. 1:6; vgl. Luk. 2:13-14). Want Hij is het die het bevel voert over al die hemelse legioenen (Matth. 26:53; vgl. 2Thess. 1:7). Hij is het ook die we moeten vrezen en heilig moeten achten! (vgl. Jes. 8:13-14 met Rom. 9:32-33). Alle legers in de hemel en op de aarde ressorteren uiteindelijk onder zijn gezag, want Hij is de 'Koning der koningen en de Heer der heren' (Openb. 19:14,16). Hemel en aarde staan ten dienste van Hem 'wiens naam over ons is uitgeroepen, Here, God der heirscharen' (Jer. 15;16). Laten wij, met Elkana en Hanna, en met de engelen van God, ons ook voor Hem neerbuigen en Hem aanbidden!
Voorgaande |