5. HUIZEN
Grotere huizen in een Oosterse stad.
Hoekstenen aan de citadel van Hazor;
Een dorpshuis in Palestina.
Instrument van lava voor het gladstlijken van een muurbepleistering.
Grotere huizen in een Oosterse stad.
Bij de opgravingen heeft men op
verschillende plaatsen gezien hoe binnenmuren (die de indeling van de
woning in meerdere vertrekken aangeven) zich duidelijk onderscheiden
van de zwaardere buitenmuren. Sellin en Watzinger vonden in Jericho een
huis met vijf kamers, gegroepeerd om een binnenhof en Macalister te
Gezer een huis uit de latere Griekse tiid met twaalf vertrekken. Bij
zo'n groot huis gaf de deur (a) toegang tot een vertrek, dat naar de
binnenhof (b) voerde: zo'n binnenhofwordt ook wel "voorhof" genoemd
(Nehemia 8: 17). Een galerij, rustende op balken of pilaren, omgaf de
hof. De trap (c) voerde naar het platte dak; dit was omgeven door een
borstwering (d) (N.B.G. Deut. 22: 8) in de Statenvert. Ieuning genoemd.
Het huis links heeft nog een ophamer (f) op het dak; in het verhaal van
Ehud genoemd een "koele opperzaal" (Statenvert.) (Richt. 3: 20), N.B.G.
koele bovenvertrek; overigens kwamen zulke optrekjes ook wel voor op
het dak van meer eenvoudige huizen (1 Kon. 17: 19). Een aanzienlijk
huis kon voor het vrouwenvertrek een venster hebben met tralien (g);
vgl. Richt. 5: 28. N.B.G. traliewerk. Bij het bouwen werden vooral de
hoekstenen (e) met grote zorg behouwen en samengevoegd. Bekend is het
psalmwoord: De steen, die de bouwlieden versmaad hebben is geworden tot
een hoeksteen (Ps. 118: 22).
Hoekstenen aan de citadel van Hazor;
zij bestaan i uit hardsteen en ziin
glad behouwen; een enkele is zelfs 1,5 m lang. De citadel is uit de
tiid van Achab, Jerobeam II en Pekah, is aan de westzijde van de
heuvel. Deze citadel met dikke muren bewijst de betekenis, die men aan
Hazor hechtte: de inposante hoekstenen waren gebouwd op diepe
fundamenten. De vesting had strategisch grote waarde; maar de citadel
kon het niet houden tegen Tiglath-Pileser III (2 Kon. 15: 29).
Een dorpshuis in Palestina.
Een boerenhuis in Palestina bestaat in
de regel slechts uit één vertrek: alles woont op de
vastgestampte vloer genoeglijk bijeen (2 Sam. 12: 3). Alleen ligt het
verblijf der dieren (b) iets lager: een paar ruwe treden in 't midden
geven toegang tot het verhoogde gedeelte (a), waar de mensen verblijf
houden. Aan weerszijden van die treden zijn voederbakken of kribben
(c), goed bekend bij het rund (d) en de ezel (e) gelijk Jesaja 1 : 3
zegt. Rechts de geit (f), die om de melk gehouden wordt (Spr. 27: 27).
"Voldoende geitenmelk voor uw voeding, tot voeding voor uw huis en tot
levensonderhoud voor uw dienstmaagden". Op het midden van het verhoogde
gedeelte is een vuurplaat (g); 's nachts ligt men op de vloer met de
voeten naar de vuurplaat gekeerd. Daarom is het wel bezwaarlijk om in
de nacht op te staan, teneinde aan een vriend drie broden te lenen
(Lucas 11: 7); want bij deze wijze van slapen loopt men gevaar op de
anderen te trappen en de familie wakker te maken. De vrouw zit bij de
handmolen (h). Het kind dat in de hangmat ligt, is in windsels (i)
gewonden (Ezechiël 16: 4).
Instrument van lava voor het gladstlijken van een muurbepleistering.
(Gevonden bij de opgraving van Teleiat
Ghassoel in het Jordaandal). De wanden van een "woning waren met leem
en kalk bepleisterd" ("als het een muur bouwt. bepleisteren zij die met
kalk, zegt tot hen die met kalk pleisteren: toch zal hij vallen!",
Ezech. 13: 10,11).