8. AARDEWERK
1. Grote kruik zonder oor en zonder hals, uit Jericho (voor-Israëlitische tiid tot + 1600 voor Christus).
2. Grote kruik met oor en handvat; uit Jericho; voor-Israëlitisch.
Kenmerkend is het handvat (a), dat horizontaal aan de ziide van het vat
als een lap uitstulpt, met indrukken voor de vingers. Het
oorspronkelijke doel van het handvat was een hulpmiddel te zijn bij het
dragen op het hoofd.
3. Kleine kruiken met oor; uit Megiddo; voor-Israëlitisch.
4. Mooi gevormde eivormige kruik uit Jericho; vroeg-Israëlitisch; 16e—9e eeuw voor Christus.
5. Filistijnse kruik uit Gezer: op een
witte ondergrond met rode en zwarte verf beschilderd, gelijk deze
"beugelkan" met vogelversiering. 6. Flesje met ringen op buik en hals
(uit Thaanach; laat-Israëlitische periode; 9e—6e eeuw).
7. Kruik uit Tell Zakarije (misschien het Bijbelse Azeka).
VroegIsraëlitisch. Deze kruik en die uit Jericho bewijzen tot
welke hoogte de pottenbakkerskunst steeg; hierbij dient men rekening te
houden met invloed van elders, misschien zelfs met import.
Het blijkt, dat het vaatwerk in de eeuwen van vorm verandert. Dus als
men bij een opgraving potscherven vindt, kan men afleiden in welke tiid
deze gemaakt ziin; en zo kan men de ouderdom van een nederzetting in
een ruïneheuvel bepalen met behulp van de scherven. De kennis van
de pottenbakkerskunst is daarom de onmisbare sleutel voor alle
oudheidkundig onderzoek. De brokstukken van de aardewerkvaten hebben
natuurlijk dan pas waarde, als deze één of ander van de
typische elementen van de vorm weergeven (handvat, oor, buikwelving,
halsrand) en van de versiering.
De pottenbakkersvaten zijn zeer breekbaar; heel gemakkelijk wordt "de
kruik aan de bron verbrijzeld" (Pred. 12: 6). De scherven hebben ook
praktisch nut. Want de cisternen of putten worden, om deze waterdicht
te maken, bekleed met cement uit kalk en as, dat bedekt wordt met
potscherven, om een ruwe oppervlakte te verkrijgen, en als dit droog
is, pleistert men daarover een mengsel van kalk met fijn gemalen
potscherven. Ook doet de pottenbakker gruis van scherven door de leem,
om te zorgen dat deze bij het drogen hard wordt. Alle scherven uit de
omgeving worden daartoe verzameld en met behulp van een ronde steen
rolt men die scherven fijn. Op dat verbrijzelen van potscherven doelt
Ps. 2:
9: "Gij zult hen in stukken slaan als pottenbakkerswerk" Jes. 30: 14.
Hij zal ze verbreken, zoals een potten bakkerskruik stukgebroken wordt.
Vgl. ook Jer. 19: 11.
8. Fragment van een kruik gevonden in Lachis met het opschrift:
Koninklijke Bath. Dit opschrift is een soort ijk; daarom kan men uit
zulke gemerkte kruiken de inhoud van een bath bepalen; deze blijkt + 22
liter te wezen. Ezech. 45: 11 zegt: de efa en de bath zullen
één geijkte maat hebben. Bath en efa hebben dus dezelfde
inhoud; de bath is de maat voor natte waren, de efa voor droge waren
(zoals bij ons voor 1 liter de woorden kan en kop gebruikt werden).
Ezra kreeg o.m. honderd bath wiin en honderd bath olie (Ezra 7: 22).
Salomo gaf aan Hiram twintigduizend bath olie en twintigduizend bath
wiin (2 Kron. 2: 10).