11. LANDBOUW
Oogst
Dorsen
Oogsttafereel
Dorsslede.
Dorswagen.
Tarwe en dolik.
Oogst
(Egyptische voorstelling). Een
Egyptische man (a) slaat met een sikkel (b) in dc rechterhand het
koren, dat hij in de linkerhand vasthoudt. Hij snijdt de aren kort af;
de vrouw (c) achter hem verzamelt het koren in een mandje (d). De man
is gekleed in een lang kleed; zijn hogere stand blijkt ook uit zijn
kunstbaard; de vrouw is gekleed in hem
d en mantel (dit is natuurlijk niet de gewone kledij bij de oogst; de
tekening is een wensvoorstelling omtrent de gedroomde overvloed na dit
leven).
Dorsen
(Egyptische voorstelling). De
eigenaar, gekleed in hemd (a) tot over de knie, geleund op een stok,
ziet toe. Een man met vork of werpschoffel (b), als de andere arbeiders
gekleed met lendenschort © werpt het koren om. Vier ossen onder
het juk (d) treden het koren (de dorsende os is niet gemailband!). De
drijver (e) jaagt ze met een tak voort. Een knecht met een schort als
broekje vastgebonden (0 brengt het koren in twee korven (g) welke door
een gezadelde ezel (h) zijn gebracht.
Oogsttafereel
(Egyptische voorstelling). Mannen met
een wannersschop (a) werpen het graan omhoog. Een jongen met een vork
of werpschoffel (b) werpt het koren om. Drie runderen (c) treden het
koren; zij worden gedreven door de drijver (d) die de dieren met een
zweep (e) jaagt. Een man in geknielde houding drinkt water uit de
lederen zak (f), die opgehangen is in een sycomore of wilde vijgeboom
(g). Een schrijver (h) noteert het getal korenmaten (i); een ander (j)
tekent het aan voor de controle der graanschuren.
Dorsslede.
De dorsslede is een zwaar houten
bord, dat aan de onderkant voorzien is van scherpe stukken steen of
metalen punten (a) heeft; deze zitten in rijen aan de onderzijde.
Vandaar dat Jes. 41: 15 zegt: Zie, Ik heb u tot een scherpe, nieuwe
dorsslede met dubbele sneden gesteld. Een trekdier wordt er voor
gespannen en de fella (boer) gaat op de dorsslede staan om het gewicht
te verzwaren. De dorsslede wordt over het koren heen en weer getrokken,
waardoor de korrels uit de aar gaan en het stro tot grof haksel wordt.
Dorswagen.
Een dorswagen bestaat onder uit twee
sleebomen (a) die door dwarshouten aan elkander verbonden zijn; daarop
staan houten stutten voor zitplaats (b) van de dorser, die op de
dorswagen plaatsneemt (als op een "Deense weidesleep"). Hij wordt
getrokken door een paard of muildier aan een touw, dat aan het voorhout
en de sleebomen bevestigd is. Tussen de sleebomen zijn ronde walsen (c)
gemonteerd die bezet zijn met ij2eren of stalen schijven (d) ongeveer
32 cm doorsnede en 3 mm dikte; de tanden zijn + 1 cm breed en 8 mm
hoog. "Dille wordt niet met een dorsslede gedorst en over komijn rolt
men geen wagenrad' (Jes. 28: 27).
Tarwe en dolik.
Tussen de tarwehalmen (a) vond men
vaak ook die van de dolik (b). De bevolking in Palestina meent dat de
dolik betoverde tarwe is. In werkelijkheid is de dolik het gevolg van
onzuiver tarwezaad, terwijl de verspreiding van het dolikzaad ook wel
schuld zal hebben. De dolik is misschien bedoeld in Job 31: 40 waar de
Statenvert. heeft "voor gerst stinkkruid". In de gelijkenis van het
onkroud onder de tarwe (Matth. 13: 25 en 28) is waarschijnlijk van de
dolik sprake.