19. HERDERS. SCHAPEN. PAARDESTAL
Herder met stok en staf.
Slinger.
Herdersknaap met slinger.
Herdersjongen de fluit bespelend.
Schaapskooien.
Paardestallen van Salomo in Megiddo.

Herder met stok en staf.
De stok (a) is gewoonlijk van eikenhout; + 60 cm lang, met een knop ter grootte van een goed uitgegroeide sinaasappel. Met behulp van een band kan de stok aan de gordel bevestigd worden of hij hangt als een rijzweep aan de pols. De staf (b) meet van 4 tot 6 voet en is gewoonlijk gemaakt van een tak van een olijfboom, die geschild wordt. De staf dient de herder bij het beklimmen van de rotsen, om takjes en bladeren af te slaan, om treuzelende of vechtende geiten te bestraffen en eindelijk om erop te leunen, wanneer hij wacht houdt over zijn kudde. Stok en staf dienden tot bescherming der schapen; uw stok en uw staf die vertroosten mij (Psalm 23: 4). De herder draagt een lang onderkleed (c) een soort mantel (d) een hoofddoek (e) vastgehouden met een band (f); over het onderkleed een gordel (g); in de rechterhand de
Slinger.
Deze is gewoonlijk gevlochten van wol en heeft in het midden een 5 a 6 cm breed extra gevlochten gedeelte, waarin de steen komt te liggen in hetmiddenvandeholtevandeslinger(l Sam.25: 29). Als slingerstenen werden gebruikt de kleine "gladde stenen" (1 Sam. 17: 40) die men 's zomers in de droge beddingen van de uitgedroogde rivierlopen opzocht en dan in de "tas voor de slingerstenen" opborg.
Herdersknaap met slinger.
Als men de steen in de slinger gedaan heeft, steekt men de middenvinger van de rechterhand door het oog van een lus, houdt het andere, iets langere en smallere eind met dezelfde hand en slingert nu de slinger boven het hoofd. De kunst is, het snoer op het goede ogenblik los te laten, zo dat de steen het doel treft.
Herdersjongen de fluit bespelend.
Bij de herdersiongens is het een geliefkoosde bezigheid om de kudde te kalmeren door op een schalmei (a) te blazen. Zij maken deze van riet. Er zijn 6 openingen; de knaap gebruikt van beide handen daarom drie vingers om te bespelen. Dan hoort men het fluitspel bij de kudden (Richt. 5: 16).
Schaapskooien.
De schaapskooien dienen om de kudden in de zomernachten een verblijf te verlenen. Een muur van los opgestapelde stenen is feitelijk de beschutting Deze kooien moeten dan beschermen tegen "dief en rover " (Joh. 10: 1). In de muur is een opening "de deur in de schaapskooi" (a). Voor deze deur ligt de deurwachter, gewoonlijk een der herders. 's Morgens doet de deurwachter de deur open en de herders roepen de schapen (Joh. 10: 2,3).
Paardestallen van Salomo in Megiddo.
Salomo wordt gemeld dat hij "voorraadsteden en wagensteden en ruitersteden" (1 Kon. 9: 19) had en hij voerde paarden naar het noorden om te verkopen aan de koningen van de Hethieten en de koningen van Aram ( 1 Kon. 10: 29) . Bij de opgravingen zijn hier de stallen van Saloano gevonden. De stallen hadden de vorm van een lange hal, met afdelingen voor de paarden aan weerszijden van de middengang. Het dak werd gedragen door 2 rijen stenen pilaren; tussen die pilaren stonden stenen kribben. In de pilaren waren gaten, waardoor men een touw kon halen om de dieren vast te binden.