22. SIERAAD
Snoer uit Ras Sjamra.
Spiegel
Egyptische vrouw,
Instrument voor het fijnwrijven van schminkpoeder
Oorring uit Megiddo,
Zegelring uit Jericho.
Zegel van "Sjema, dienaar van Jerobeam" uit Megiddo.


Snoer uit Ras Sjamra.
Bij de opgravingen van Oegarit (Ras-Sjamra) werd o.m. dit snoer gevonden, dat blijkens de ligging dateert uit de 14e eeuw vòòr Christus. Het snoer bestaat uit kralen van goud en zilver, kornaliin en barnsteen en parelen; bovendien is het versierd met enkele hangertjes (a). Zulke snoeren waren in de oudheid zeer geliefd; men droeg ze in Oud-Israël ("halssieraden"; Statenvert. "spanselen"; Ex. 35: 22; keten voor uw hals; Spr. 1: 9; fin gouden sieraad; Spr.25: 12; bekoorlijk zijn uw wangen tussen de sieraden, is uw hals in de snoeren; Hoogl. 1: 10). Als hangerties dienden halve maanties en reukflesies (Jes. 3: 18 en 19).
Spiegel
(Egyptische zilverspiegel uit Byblos in Syrië). De handspiegel bestond uit gegoten, convex geslepen metaal, vaak van zilver (daarom spreekt Elihu van gegoten spiegel, Job 37: 18). Soms ook van andere metalen ("hij maakte het wasvat van koper, met een voetstuk van koper, van de spiegels der dienstdoende vrouwen, die dienst deden bij de ingang van de tent der samen komst, Exodus 38: 8).
Egyptische vrouw,
bezig zich te schminken, en een spiegel (a) in de linkerhand. "Zo beschilderde zij haar ogen met zwart en versierde haar hoofd" (2 Kon. 9: 30). Bij voorkeur werd gebruikt loodglans of stibium; het werd met een stift gesmeerd op de wenkbrauwen en wimpers om het oogwit sterker te doen uitkomen en de ogen groter te doen schiinen (uw ogen bijwerkt met zwart, Jer. 4: 30); uw ogen geverfd, Ezech. 23: 40).
Instrument voor het fijnwrijven van schminkpoeder
(Teleilat Ghassoel). Het stibium werd met olie en zalf uitgewreven om als schminkpoeder gebruikt te worden. Het werd dan bewaard in schminkpaletten (als bij de opgraving van Sichem zijn gevonden); de naam van de jongste dochter van Job, Keren happuch kan betekenen: schminkhorentje of schminkdoosie (Job 42: 14).
Oorring uit Megiddo,
Oorringen ("oorsierselen", Stam tenvert. Gen . 35: 4; oorring Num. 31: 50) werden door vrouwen gedragen en door kinderen (de gouden oorsierselen, die in de oren uwer vrouwen, en uwer zonen, en uwer dochteren ziin; Ex. 32: 2).
Zegelring uit Jericho.
Reeds in de tijd der aartsvaders was de zegelring bekend (Gen. 38: 18): de zegelring diende als ondertekening. De zegelring werd door de Israëlieten wel aan een snoer om de hals gedragen (Gen. » 38: 18), door de Egyptenaren aan de vinger (Gen. 41: 42); laten door de Israëlieten eveneens ("zegelring aan Mijn rechterhand" Jer. 22: 24).
Zegel van "Sjema, dienaar van Jerobeam" uit Megiddo.
In het midden van het zegel is een brullende leeuw afgebeeld; er is op te lezen: "Sjema dienaar van Jerobeam". Met Jerobeam kan bedoeld ziin de tweede koning van die naam, die in Samaria regeerde van 783-743 voor Christus, terwijl Sjema dan ziin beambte was. Het zegel is van jaspis en doet duidelijk uitkomen, hoe hoog de graveerkunst stond.