29. KARAVANSERAI OF HERBERG
Karavanserai of herberg.
Karavanserai of herberg.
In het Oude Testament is op enkele plaatsen sprake van een herberg of
karavanserai, waar men overnacht (Gen. 43: 21; Ex. 4: 24; Jeremia 9:
2). In het Evangelie van Lucas lezen wij in het Kerstverhaal dat "voor
hen geen plaats was in de herberg" (Luc. 2: 7). Een karavanserai is een
groot, vierkant gebouw, rondom een binnenplaats waar hier gezadelde
kamelen zijn; op de binnenplaats is meest een overdekte put, waar de
lederen zakken gevuld kunnen worden. Deze karavanserai heeft om de
binnenplaats een zuilengalerij: onder de bogen ziet men de dieren. Een
stenen trap (d) leidt naar boven: op een vloer van houten balken is
daar een verdieping (a) waar kleine kamerties zijn als logeervertrekken
in de herberg voor de reizigers. Over de balustrade hangen matrassen,
die als "bedden" gebruikt kunnen worden.
Wat nu de herberg betreft, bedoeld
in Lucas 2: 7, daarover zijn de meningen verdeeld. Wij lezen in het
boek van I. Snoek, In Bethlehem en Nazareth (blz. 149, 150): "Sommigen
denken bij dit "herberg" aan de gewone Oosterse herberg. Volgens hen
konden Jozef en Maria geen plaats vinden in het overdekte gedeelte, en
moesten zij een plek zoeken op het open stuk, in de binnenhof. De
meeste uitleggers verwerpen deze opvatting. Wat is dan wel de betekenis
van herberg in Lucas 2: 7? Daarbij zijn er 3 opvattingen.
a. De herberg zou zijn het huis, waar Jozef als Bethlehemiet eigenaar
van was, en dat tijdens zijn afwezigheid tijdelijk aan anderen verhuurd
was. Bij Jozefs terugkeer in Bethlehem nam hij daar toch tijdelijk zijn
intrek; het was zijn herberg. Toen voor Maria de ure kwam, kon zij in
het overvolle huis niet blijven; zij trok zich terug in dat deel van
het gebouw, dat als stal gebruikt werd.
b. Elk huis, waar een vreemde tijdelijk zijn intrek nam, was voor hem
een herberg. In Lucas 2: 7 moeten wij denken aan een gewone
fellahwoning. In zulk een boerenwoning is een verhoogd deel, waar de
mensen, een lager deel, waar de dieren verblijf houden. Daar, in dat
lagere gedeelte, zou voor Jozef en Maria een plaatsje zijn geweest. Aan
weerszijden van het trapie, dat naar boven leidt, zijn voederbakken
(plaat 5, 2c); één daarvan zou de kribbe geweest kunnen
zijn.—Beide groepen van uitleggers leggen er de nadruk op. dat
vers 6 zegt: "als zij daar waren"; niet "als zij daar kwamen". Maria en
Jozef kunnen voor de geboorte al geruime tijd in Bethlehem vertoefd
hebben, en dan is het verblijf in een huis voor de hand liggend.
c. De voorstelling der traditie: de geboorte had plaats in een grot,
als schaapskooi gebruikt. Het is in Palestina niets ongewoons, dat
mensen de nacht in een stal doorbrengen; zulk een warme stal was een
betere verblijfplaats voor Maria in de toestand, waarin zij zich
bevond, dan de herberg. Wanneer wij ons houden aan de traditie, kunnen
wij ons de gang der dingen als volgt voorstellen: Jozef en Maria komen
in Bethlehem. Alle huizen zijn vol. Ook in de herberg is geen plaats.
Men wijst hen de grot, als schaapskooi benut. Voor deze opvatting
pleit, dat de engel straks tegen de herders zegt, dat zij het kindeke
zullen vinden in een kribbe, in de stal, waarheen zij gewoon waren hun
schapen te drijven. Zo zegt ook Dalman: "De oeroude traditie kan zeer
wel het juiste getroffen hebben."