38 PLANTEN
Myrrhe.
Nardus.
Mirt.
Linze.
Hysop.
Sjalotten.
Myrrhe.
Het hars van deze plant werd op hoge
prijs gesteld; deze myrrhe was een bestanddeel van de heilige salfolie
(vanzelf gevloeide myrrhe, welriekende kaneel, kalmus, kassie en olie;
Exodus 30: 23) om de liefelijke geur (mijn vingers dropen van vloeiende
myrrhe; Hoogl. 5: 5). De myrrhe vormde een parfum of reukwerk voor
kleren (myrrhe, en aloë en kassie zijn al uw klederen; Psalm 45:
9; vgl. Hoogl. 3: 6) en bedden (Spr. 7: 17). "Myrrhe-olie" was een
schoonheidsmiddel (Esther 2: 12). De myrrhe werd wel meegedragen
(Hoogl. 1: 13). Myrrhe vormde met goud en wierook het geschenk der
wijzen uit het oosten (Matth. 2: 11). Nicodemus bracht een mengsel van
myrrhe en aloë voor de begrafenis van Jezus (Joh. 19: 39). Ook was
myrrhe gemengd in de wijn bij het Kruis (Marcus 15: 23).
Nardus.
De plant levert uit de wortel de in
een albasten fles bewaarde nardus (Marcus 14: 3; Joh. 12: 3). De uit de
wortelstok verkregen nardus gold als een der kostbaarste parfums
(Hoogl. 1: 12;4: 13en 14).
Mirt.
Van ouds heeft men de mirt zeer op
prijs gesteld om de welriekende geur; bladeren en bessen werden in de
geneeskunde gebruikt; in deze is namelijk een aromatische-etherische
olie.
In Israël werden mirtetakkerz ook gebruikt bij het
Loofhuttenfeest. Ten westen van Jeruzalem was in Nehemia's dagen een
bosstreek (waaraan ook de naam Kiriath-Jearim = bossenstad, Jozua 15:9
herinnert) en uit dit gebied haalde men o.m. loof van de mirt om
loofhutten te maken (Nehemia 8: 16). De mirt groeit in de dalen, waar
de bodem vochtig genoeg is; het wijst dus op een algehele verandering
van de woestijnsteppe in een bevloeide streek als voorzegd wordt: Ik
zal in de woestijn de mirt zetten (Jes. 41: 19). Als de verslagenen van
hart uitgenodigd worden tot de genieting van Christus' weldaden, wordt
de totale verandering, die Zijn vrederijk brengt in de donkere wereld,
getekend door de voorzegging: voor een distel zal een mirt opschieten
(Jes. 55: 13). Dat de mirten in de dalen groeien, leest men ook in het
eerste nachtgezicht van Zacharia: de Engel des Heren is tussen de
mirten, die in de diepte waren (Zach. 1: 8-11).
Linze.
De gewone linze, een eenjarige plant,
die om haar voedzame, smakelijke zaden veel verbouwd wordt. Men eet de
warme gekookte linzen graag als wintervoedsel. Het was in de oudheid
ook in Israël bekend (Genesis 25: 34; 2 Sam. 17: 28; 23: 11;
Ezechiël 4: 9).
Hysop.
De hier afgebeelde plant is de
Hysoppus officinalis: een struik met veel stengels; de bloemen hebben
een vijfspletige, tweelippige kelk (a) die gewoonlijk een donkerblauwe,
soms ook rose of witte kroon omgeeft. Het gebruik van hysop wordt in de
H. Schrift het eerst vermeld in Exodus 12: 22. "Daarna zult gij een
bundel hysop nemen en in het bloed in een schaal dopen, en van het
bloed in de schaal strijken aan de bovendorpel en aan de beide
deurposten. Bij het ontzondigingswater werd eveneens hysop gebruikt
(Numeri 19: 6) terwijl bij de reiniging van melaatsen sprake is van
cederhout en scharlaken en hysop (Lev. 14: 4, 6, 49, 51, 52) en de
brief aan de Hebr. 9: 19 er van spreekt dat "hij nam het bloed van
kalveren en bokken, met water, en scharlaken wol en hysop". Daarom
roept David het uit: "Ontzondig mij met hysop" (Ps. 51: 9). Van Salomo
wordt vermeld: Hij sprak ook van de bomen, van de cederboom af, die op
de Libanon is, tot op de hysop, die aan de wand uitschiet (1 Kon. 4:
33), waar dus tegenover de ceder de hysop als een der geringste
gewassen wordt gesteld. Tenslotte wordt in het Evangelie van Johannes
19: 29 gesproken van een spons met zure wijn gedrenkt, op een
hysopstengel. De vraag: welke plant wordt met hysop bedoeld, is
verschillend beantwoord; Linneus nam aan dat bedoeld wordt de HYSODDUS
officinalis: anderen denken aan de marjolein (Origanum Mara)
Sjalotten.
De sjalot heeft haar naam te danken
aan de stad Askalon (het is de ui van Askalon; Allium ascalonicum). Nog
steeds is het in Palestina een geliefde lekkernij, gelijk in de
oudheid, toen de Joden in de woestijn met heimwee terugdachten aan het
look en aan de uien en aan het knoflook (Numeri 11: 5).