45. TEMPEL VAN HERODES (naar Schick)
Op de voorgrond is een brug (a) over de beek
Kedron (2 Sam. 15: 23; Johannes 18: 1). Op de berg Moria (2 Kron. 3: 1)
of Zion (1 Maccab.
14: 26) ligt het wijde grootse tempelplein. Aan de oostzijde van het
tempelplein verheft zich in blanke schoonheid een zuilengalerij; dat is
(c) de hal van Salomo (of zailengang van Salomo; Statenvert. voorhof)
Joh. 10: 23; Hand. 3: 11; 5: 12). Het
schoonste is de koninklijke hal
van Herodes (b) aan de zuidzijde; in één van die hallen
daar heeft de twaalgarige Jezus gezeten in het midden der leraren (Luc.
2: 46). Aan de noord-westzijde is de oude burcht Baris, door Herodes de
Grote vernieuwd, versterkt en omgedoopt tot Antonia (k); in de
Statenvert. "legerplaats" genoemd (Hand. 21: 34); in de vert. van het
Bijbelge- Q nootschap "kazerne". Van het tempelplein leiden trappen (j)
opwaarts naar de burcht (Paulus boven aan de trappen, Hand . 21: 40) .
De grote voorhof (n) aan de zuidzijde is de " voorhof der heidenen".
Midden op het plein verheft zich een platform omgeven door een lage
muur (d). Op zuilen zijn opschriften aangebracht, die iedere niet-Jood
verbieden verder te gaan. Daarom is het een zware beschuldiging tegen
Paulus als de Joden van Azië het uitroepen: Hij heeft Grieken in
de tempel gebracht en deze heilige plaats ontwijd (Hand. 21:
28).—Klimt men omhoog, dan is men op het platform. Negen poorten
geven toegang: vier aan het noorden, vier aan het zuiden, een aan het
oosten. Deze laatste is de voornaamste (bij e); hier is de Schone Poort
(Hand. 3: 2). De Schone Poort geeft toegang tot het Voorhof der Vrouwen
(f). Daar waren tijdens het Loofhuttenfeest twee grote standaarden elk
met vier lichten; elke avond verzamelde zich de menigte met brandende
fakkels en werden de lichten met gejuich ontstoken. Het is naar
aanleiding daarvan dat de Heiland spreekt: Ik ben het licht der wereld;
die Mij volgt, zal nimmer in de duisternis wandelen, maar zal het licht
des levens hebben (Joh. 8: 12). Daar, op het voorhof der vrouwen was
ook "de offerkist" (Statenvert. schatkist; Marc. 12: 41-44). Een hoge
trap (i) van 15 treden geeft toegang tot het hoger gelegen voorhof der
Israelieten (g). Op die trap bij (i) mogen wij ons denken de plaats,
waar Anna de profetes de Here heeft beleden en waar de oude Simeon
jubelde over het "Licht tot openbaring voor de heidenen" (die
daarbuiten op het grote tempelplein wandelden) en "tot heerlijkheid van
uw volk Israël" dat mocht naderen tot het heiligdom (Lucas 2:
25-38). Van het voorhof der Israëlieten scheidt een lage
borstwering van het Voorhof der Priesters (h); hier zijn
Brandofferaltaar en Wasvat. Twaalf trappen ten westen van het altaar
voeren naar het voorhuis van de Tempel; op die trappen zegenden de
Priesters het volk; hier heeft de stomme Zacharia gewenkt tot de schare
(Luc. 1: 22). Achter het voorhuis zijn het Heilige en het Heilige der
Heiligen. Hier is bij de dood van Jezus het voorhangsel gescheurd
(Matth. 27: 51). Het is niet met zekerheid te zeggen, waar men zich
moet denken "de tinnen van de tempel"; wel wordt aangenomen de hoge
hoektoren in het zuidoosten, oprijzend boven de Kedronvallei (bij m).
Aan de westzijde van het tempelplein was in de oudheid een dal, het
Stadsdal (dal Tyropeon) (thans met puin gevuld); over het dal leidde
een brug naar de Bovenstad, naar de stad Jeruzalem.