51. HUWELIJK
"Spreid uw vleugel uit over uw dienstmaagd"
De bruidegom met zijn gevolg.
Een bruid, die voor haar man versierd is
Scheidbrief.
"Spreid uw vleugel uit over uw dienstmaagd"
(Ruth 3: 9). "Toen kwam Ik voorbij en
zie de tijd der liefde was voor u gekomen; Ik spreidde de slip van mijn
kleed voor u... zo werdt gij de mijne" (Ezech. 16: 8). Als teken dat de
man zijn toekomstige vrouw de slip van zijn overkleed.
De bruidegom met zijn gevolg.
Nog steeds wordt de bruidegom in optocht naar zijn bruid gebracht.
Terwijl de bruidegom het huis nadert tegen middernacht, wordt de
waarschuwende kreet aangeheven: komt uit, hem tegemoet! (Matth. 25:
1-6).
Een bruid, die voor haar man versierd is
(Openb. 2 1: 2) . Vriendinnen en vrouwelijke huisgenoten hebben tot
taak de bruid zo mooi als mogelijk is uit te dossen voor haar
bruidegom. Reeds in oud-Israël was de bruid met haar versierselen
een beeld om de feestvreugde aan te duiden, ook in geestelijke zin. In
Jes. 61: 10 zegt de profeet: Ik verblijd mij zeer in den Here, mijn
ziel juicht in mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klederen des
heils... gelijk een bruid, die zich met haar versierselen tooit.
Als de bruidegom binnentreedt, mag hij de sluier oplichten en haar
gelaat zien. Op het ogenblik, dat hij de sluier wegneemt zegt hij
(tegenwoordig): "In de naam van God, de Barmhartige, de Genadige"; en
hij groet haar: "De avond is gezegend", waarop zij schuchter antwoordt:
"God zegene u". Dat hij welgevallen heeft in zijn bruid, toont de
bruidegom door een blijde kreet van verrassing. De vrouwen en de
vrienden van de bruidegom staan daarbuiten te wachten en nemen de
uitroep verheugd over. Hierop doelt Johannes de Doper: "Die de bruid
heeft, is de bruidegom; maar de vriend van de bruidegom, die er bij
staat en naar hem luistert, verblijdt zich met blijdschap om de stem
van de bruidegom: Zo is dan deze mijn blijdschap vervuld" (Joh. 3: 29).
Johannes verheugde er zich over, dat Christus, de ware Bruidegom,
welbehagen vond in de Bruid, die door Johannes tot hem geleid was.
Het is dus van het hoogste belang, dat de bruidegom door de eerste blik
op zijn vrouw niet teleurgesteld wordt. Al het mogelijke wordt gedaan
om haar bevalligheid en schoonheid te verhogen. Van de dochters van
Jeruzalem zegt de profeet, dat zij zich tevergeefs oppronken door haar
ogen bij te werken met zwart (Jer. 4: 30). In Ezech. 23: 40 verwijt de
profeet aan Israëls vrouwen, toen vreemde mannen kwamen, zich voor
hen gebaad, de ogen geverfd en met sieraden getooid te hebben. Jeremia
vraagt: "Zal een meisje haar tooi vergeten, een bruid haar gordel?"
Scheidbrief.
Van een scheidbrief wordt in de
Bijbel zeven maal gesproken: Deut. 24: 1,3; Jes. 50: 1; Jer. 3: 8;
Matth. 5: 31; 19: 7; Marc. 10: 4. Hij was veeleer bedoeld als
bemoeilijking, dan als wettiging (Deut. 24: 2-4; Matth. 19: 8; Marc.
10: 5). De Joodse geleerden hielden zich met allerlei vragen bezig
omtrent de scheidbrief: waarmede en waarom hij al of niet geschreven
mocht worden; op welke wijze het moest toegaan, zou hij
rechtsgeldigheid bezitten enz. Daarom ook werd vastgehouden aan
bepaalde geijkte formules.