52. WAT MEN OP STRAAT ZIET DRAGEN
Kind gedragen op de schouder.
Voorname Jood uit Menecha in Arabië;
Lastdrager.
Boerin
Kind gedragen op de schouder.
Sprekende van de grote diensten, welke
de Joden ontvangen zouden van de heidense volken, die hen verdrukt
hadden, wanneer zij in hun land hersteld zouden zijn, belooft God door
de profeet Jesaja (49: 22): "Ik zal mijn hand opheffen tot de volken en
mijn banier omhoog heffen voor de natiën; in hun armen zullen zij
uw zonen brengen en uw dochters zallen op de schouder gedragen worden.
"—De Oosterse vrouwen dragen de kinderen van jongs af op de
schouder.
Voorname Jood uit Menecha in Arabië;
hij draagt de sleutel van zijn zaak in de bazarwijk op zijn schouder.
Deze wijze van dragen is zeer oud. In Jes. 22: 22 wordt gezegd: "en Ik
zal de sleutel van het huis van David op zijn schouder leggen; opent
hij, niemand sluit; sluit hij, niemand opent." — De sleutels,
toen gebruikt, waren van hout en veel groter dan tegenwoordig. Eliakim
draagt de sleutel van hout op zijn schouder. Hij alleen heeft van nu af
de macht om de deuren van en in het paleis te openen en te sluiten. Zo
is Eljakim een type van Christus (Openb. 3: 7) en van de
Nieuwtestamentische ambtsdragers (Matth. 16: 19).
Lastdrager.
Het gewicht, dat deze mannen kunnen
optillen, is vaak verbazingwekkend. Zulke lastdragers (atals) ziet men
vaak in de steden, want de straten zijn te nauw voor karren en daarom
heeft ieder hun diensten nodig. Dikwijls wordt in de Bijbel de
lastdrager met zijn last als zinnebeeld gebruikt. Mozes beklaagt zich:
"Gij legt de last van dit ganse volk op mij!" en doelt daarmee op het
verpletterend gewicht van verantwoordelijkheid, door het leiden van het
ondankbare Israël door de woestijn, alvorens zijn last verlicht
werd door de aanstelling van de zeventig oudsten (Numeri 11: 11-25).
David klaagt in zijn zieleangst: "Mijn ongerechtigheden zijn over mijn
hoofd gegaan, als een zware last zijn zij mij te zwaar geworden" (Psalm
38: 5). De Heiland gebruikt dat beeld, als Hij spreekt van de
ceremonieën, waarmee de farizeeërs en schriftgeleerden het
volk bezwaarden, toen Hij hun verweet: "Zij binden zware lasten bijeen
en leggen die op de schouders der mensen, maar zelf willen zij ze met
hun vinger niet verroeren" (Matth. 23: 4). In tegenstelling daarmee
zegt Hij: "Mijn last is licht" (Matth. 11: 30).
Boerin
draagt brandstof, in de vorm van gedroogde platte vladen, uit mest en
stro samengesteld. De vrouw heeft de mest gestapeld op een plat bord,
van stro gevlochten. Zij draagt op de mest nog twee lederen zakken.
Mest doet dienst als brandstof (vgl. Ezech. 4: 15).