Dit hoofdstuk begint met "Hierna
gebeurde het". Het woordje "hierna" vinden we driemaal in Abrahams
leven. Er volgt iedere keer een gebeurtenis op, waarmee als het ware
het schema van Gods beloften wordt aangegeven. Enigszins vrij kunnen we
deze dingen op Christus toepassen:
Gen. 15 : 1: aankondiging van de zoon - Christus' geboorte
Gen. 22 : 1: beschrijving van het offer - Christus' kruis
Gen. 22 : 20: vermelding van de bruid - Christus’ gemeente.
Driemaal lezen we in dit hoofdstuk de woorden "hier ben ik". Samen met "toen stond Abraham des morgens vroeg op" tekenen ze ons dat Abraham ogenblikkelijk gehoorzaamde. Hij was direct ter beschikking, wat de Heer ook zei.
Eveneens driemaal lezen we de
uitspraak: "zo gingen die beiden tezamen". Ook dit kunnen we toepassen
op het werk van Christus, waarbij God en Christus samen gingen en wel:
in vs. 6 : naar de berg - vóór het kruis
in vs. 8: de berg op - op het kruis
in vs. 19 : terug naar huis - na het kruis.
Het offer van Isaäk spreekt in meerdere opzichten van het verlossingswerk van Christus:
"hij zag die plaats in de verte" (vs. 4). Zo hebben God en Christus, de Vader en de Zoon, Golgotha lang van te voren gezien.
"Abraham nam het hout en legde het op Isaäk zijn zoon" (vs. 6). Zo heeft Christus het kruis gedragen, dat Hem door God opgelegd was.
"God zal Zichzelf een lam ten brandoffer voorzien". Later getuigde Johannes: "Zie het Lam Gods".
"Op de berg des Heren zal er in voorzien worden". Op Golgotha heeft God voorzien. Daar klonken echter niet de woorden: "Doe de jongen niets", maar wel: "Zwaard ontwaak tegen mijn herder".
J.G.F. en H.M.