De strijd van
Gideon
Rechters
6,7
De Israëlieten bleven
ongehoorzaam.
Daarom liet God al het eten
weghalen
door hun vijanden. Pas daarna
vroegen de
Israëlieten God weer om hulp.
God
luisterden naar hun gebeden.
God koos een
man uit. Zijn naam
was
Gideon. Hij moest zijn volk
helpen. God
stuurde een engel naar Gideon.
‘Jij bent een dappere strijder’,
zei de engel.
‘Jij gaat Gods volk redden’.
Gideon zei: ‘Maar ik hoor niet bij
een rijke,
belangrijke familie’.
Daarna bad Gideon tot God. Hij
zei: ‘Ik heb
een teken nodig. Ik leg wat wol op
de grond.
Als morgenochtend de wol nat is,
maar de
grond droog, dan zal ik U geloven.’
De volgende dag was de wol nat,
maar de
grond droog.
Maar Gideon wilde nog een teken
van
God. Hij zei: ‘Als de wol morgen
droog is,
maar de grond nat, dan weet ik
zeker dat U
mij hebt uitgekozen.’ De volgende
ochtend
had God de wol droog gelaten en de
grond
nat gemaakt. Nu wist Gideon het
zeker. Hij
zei: ‘God, ik zal doen wat U zegt!’
Meer dan dertigduizend mannen
wilden
samen met Gideon vechten. ‘Dat
zijn er te
veel’, zei God. God liet Gideon
zien hoe hij
kon winnen met maar driehonderd
man!
Het leek een raar plan, maar
Gideon
vertrouwde op God.
’s Nachts
omsingelde Gideon met zijn mannen
het leger van zijn vijand. Ze
bliezen op hun
trompetten en sloegen kruiken
stuk.
Ze zwaaiden met brandende fakkels
in de lucht.
De vijanden waren bang. Dit moet
wel een
enorm leger zijn! Dachten ze. De
vijanden
vluchtten weg. Het volk van God
had gewonnen!