Jakob
en Esau ontmoeten elkaar
Genesis 29,32
Bij zijn oom Laban mocht Jacob werken
als herder. Hij werd verliefd en trouwde.
God
gaf Jakob veel zonen. Jakob had
ook veel schapen, ezels en kamelen.
Op een dag zei God dat Jakob terug
naar zijn vaderland moest gaan.
Jakob
wilden wel naar huis, maar hij
was bang voor zijn broer, Esau. Hij dacht
dat Esau nog boos op hem was.
Maar
Jakob luisterden naar God. Met
zijn familie en al zijn bezittingen ging
hij op reis. Jakob sturden zijn dienaren
vooruit om cadeaus te geven ana Esau.
Esau
kwam snel op Jacob af om zijn
broer te begroeten. Dat had Jakob
nooit verwacht! De broers omarmden
elkaar en waren heel blij.