Koning
David
2 Samuël
1:1-2,4 1 Koningen 2:1-3
Saul ging achter David aan, maar
hij
kreeg hem nooit te pakken. Op een
dag hoorde David verdrietig
nieuws.
Koning Saul en prins Jonatan waren
gedood in een gevecht.
De mensen wisten nog wat God
hun verteld had en gingen op
zoek naar David. Ze riepen:
‘David, nu ben jij onze koning!’
David was veertig jaar lang koning
van
Israël. Hij schreef veel mooie
liederen over
God. Deze liederen heten Psalmen.
David
was zelfs van plan om een tempel
voor God
te bouwen. God hield heel veel van
David.
Toen koning David oud was. Zei hij
tegen zijn zoon Salomo: ‘Jij zult
de
volgende koning van Israël zijn.
Wees
sterk en gehoorzaam. Dien God met
heel je hart, dan zal God je
zegenen.’