De zegen van Jakob
Genesis 27



Toen Isaak een oude man was geworden,
kon hij niet goed meer zien. Hij
riep zijn oudste zoon bij zich. Hij zei:
'Esau, maak mijn lievelings eten maar
klaar. Daarna geef ik jou mijn zegen."



Ik zal een lekkere maaltijd maken,' zei
Esau. Hij ging direct op jacht voor vlees.

Rebekka, de vrouw  van Isaak, wilde dat
Jakob de zegen van God zou krijgen. Terwijl
Esau aan het jagen was, bedacht Rebekka
een plan. Zij maakte gauw wat eten klaar en
deed geitenvellen rond Jakobs armen.

Jakob bracht het eten bij zijn vader. Na
het eten gaf Isaak zijn zegen aan Jakob.
Isaak dacht dat het zijn zoon Esau was,
want die had veel haren op zijn armen.

Toen Esau thuiskwam, merkte hij wat
er was gebeurd. Nu was hij heel boos.
Hij wilde Jakob grijpen. Rebekka vroeg
Isaak om Jakob naar het huis van zijn
oom Laban te sturen.