De brandende struik

Exodus 3,4

 
 


  
Toen Mozes een man was geworden, ging
hij het paleis uit. De farao deed nog altijd
heel gemeen tegen de Israëlieten. Mozes
probeerde hen te beschermen en daarom
wilde de farao Mozes doden. 
 


 
Mozes vluchtte weg uit Egypte.
Hij ging naar een plaats die Midjan
heette. Daar werd hij herder. 
 


 
Toen Mozes op een dag op zijn schapen
paste, zag hij iets vreemds. Een struik stond
in brand, maar toch verbrandde de struik
niet! God sprak vanuit de brandende
struik: ‘Mozes, leid mijn volk uit Egypte.
Breng hen naar een nieuw land dat Ik je zal
wijzen. Dat nieuw land heet Kanaän.’ 


 
Mozes was bang dat de farao niet zou
luisteren. God zei dat Mozes zijn staf op de
grond moest gooien. Toen hij dat deed,
veranderde de staf in een slang! God zei
dat Mozes de slang op moest pakken. Nu
was het weer een staf! God zei: ‘Ik zal dit
soort wonderen gebruiken om de farao te
laten zien dat Ik je gestuurd heb.’


 
‘Maar ik kan helemaal niet goed praten’, zei
Mozes. God zei: ‘Maak je daar geen zorgen
over. Je broer Aäron kan wel goed praten.
Ik stuur hem met jou mee,’ 


 
Mozes kwam samen met Aäron terug in
Egypte. Toen zij daar kwamen, vertelde Mozes
aan de Israëlieten wat God gezegd had.