Het gehele
dierenrijk staat onder de onmiddellijke controle
van God. Hij maakte de dieren, alle, Hij kent ze alle, zij behoren Hem
alleen,
en als Hij het wil, kan Hij de schepselen die Hij maakte gebruiken voor
ieder
doel dat Hij beoogt (Psalm 50 : 10-12).
In Job 39-41 geeft God een prachtige beschrijving van de kenmerken der
verschillende dieren in Zijn antwoord aan Job.
Hij zegt dat Hij aan de struisvogel wijsheid heeft onthouden zoals Hij
aan het
paard kracht gaf en aan de valk macht om te vliegen. Hij leerde de gier
om zijn
nest te bouwer, in de hoogte. Sommige geleerden willen proberen uit te
leggen
dat al deze verschillen zijn ontstaan door verandering van omgeving,
maar de
Bijbel zegt ons, dat dit alles is volgens Gods eigen ontwerp.
Het is toch veel logischer om te geloven dat Hij ze aanpassend gemaakt
heeft aan
omgeving en omstandigheden, of dat Hij ze de macht gaf zich daarenboven
enigermate aan te passen, dan dat de omstandigheden de grote
verschillen zouden
gemaakt hebben.
De Bijbel
spreekt van verwoestingen die veroorzaakt zijn door
zwermen van insecten, die God over het land stuurde. In Joël 2
: 25 spreekt Hij
hierover en zegt: "Mijn groot leger, dat Ik onder u gezonden heb".
Bij de plagen in Egypte maakte God gebruik van kleine schepselen, om
Zijn toorn
ten uitvoer te brengen jegens het opstandige volk. In Exodus 8 : 19
lezen we dat
Farao's geleerden zeggen: "dit is Gods vinger".
In vers 22 zien we dat het ongedierte geheel onder Gods controle staat.
Het kon
slechts dáár komen, waar God het toestond. In de
achtste plaag zien we, dat
God de sprinkhanen gereed had voor de overval, en dat Hij de dag van
hun komst
had vastgesteld.
Sprinkhanen hadden menigmaal Egypte geteisterd, maar "nooit tevoren was
er
zulk een sprinkhanenzwerm geweest en nooit nadien zal er meer zo een
zijn"
(Ex. 10 : 14). In de woestijn vliegen op Zijn bevel kwakkelen
zó laag dat ze
gemakkelijk gegrepen konden worden. Zij komen op Zijn bevel en vliegen
precies
op de plaats waar Hij ze besteld heeft.
De geschiedenis van Elia leert ons hoe roofvogels boodschappers van
Jehovah
kunnen zijn. Hij beval de raven, Zijn profeet te voeden bij de beek
Krith, en
dag aan dag onderrichtte God hen, waar zij brood en vlees konden vinden
om het
aan Elia te brengen.
De vissen zijn Hem even gehoorzaam als de andere schepselen. We zien
dit in het
evangelie-verhaal, als hun Maker op de aarde wandelt als de verachte
van
Nazareth. Hij wist alles van de vissen in het meer van Galilea; zij
gehoorzaamden Zijn bevelen en in twee gevallen lezen we hoe Hij scholen
van
vissen sommeerde om in de netten van Zijn discipelen te zwemmen.
Zo vinden we nog vele voorbeelden die ons leren dat God staat boven al het geschapene als Degene die Zijn schepselen in Zijn macht heeft. Eén van de sprekendste vinden we in de geschiedenis van Jona, waar we lezen dat God zowel een vis als een worm beschikt om Zijn wil te volbrengen.
Tweemaal
lezen we dat een leeuw God gehoorzaamt, om een
ongehoorzame profeet te doden. In het eerste geval (1 Kon. 13 : 24-25)
was de
verslagene een geëerd profeet, die met een boodschap was
gezonden naar Jerobeam.
Wij kennen de geschiedenis. God keert nooit het gebod om, dat Hij heeft
gegeven.
Hoevelen zijn een weg gegaan, strijdig met de leiding die zij hebben
ontvangen,
door te luisteren naar de stem van anderen. De straf komt soms
plotseling. Een
leeuw wordt gebruikt door God om de profeet te doden, maar de
wonderlijke wijze
waarop dit geschiedt, herinnert ons aan Psalm 104 : 21, "de jonge
leeuwen
brullen om roof en begeren hun spijze van God". Hij verslond de profeet
niet en waagde het niet de ezel aan te raken. Hij deed precies wat God
hem beval
en hield de wacht bij de gedode man. Het tweede geval vinden we in 1
Kon. 20,
waar een profeet tot zijn metgezel zegt dat hij hem moet slaan. Het was
een
woord des Heren dat deze man niet opvolgt en een leeuw doodt hem.
Misschien
hebben we deze korte geschiedenis wel eens vreemd gevonden. Dit komt
omdat niet
voldoende de nadruk wordt gelegd op vers 36 "omdat ge niet geluisterd
hebt
naar de stem des Heren".
De twee mannen waren geen wildvreemden voor elkaar, zij waren beiden
profeten,
hetgeen uit de nieuwe vertaling duidelijk blijkt. De profeet werd dus
gedood
omdat hij het Woord des Heren niet had gehoorzaamd.
Als God zó de natuur van de leeuw onder controle heeft,
behoeven we ons niet te
verbazen dat, toen Zijn trouwe dienstknecht Daniël in de
leeuwenkuil werd
geworpen, God de muil der leeuwen toesloot. Het is van belang op te
merken, dat
in Hebr. 11 : 33 wordt gesproken van mannen die door het geloof "der
leeuwen muil toestopten", terwijl Daniël zegt dat God Zijn
Engel gezonden
heeft om dit te doen.
Het geloof van de zijnen is voor God een oorzaak om te hunnen behoeve
wonderen
te doen.
Het is zeer leerzaam uit dergelijke wonderen op te merken hoe God de koning der dieren onder controle heeft. Wij zien dat de leeuwen geen macht kregen over Gods getrouwe en gehoorzame dienstknechten.
Wij worden
door Petrus gewaarschuwd dat onze tegenpartij, de
duivel, rondgaat als een brullende leeuw, zoekende wie hij zou kunnen
verslinden. Wij kunnen uit de genoemde voorvallen leren dat Satan niet
kan
"verslinden hen, die in gehoorzaamheid wandelen". Hun ongehoorzaamheid
geeft hem deze gelegenheid.
Er is een omtuining om Gods kinderen. Satan beklaagt zich hierover bij
God ten
opzichte van Job.
In Pred. 10 : 8 lezen we: "wie een muur doorbreekt, zal door een slang
gebeten worden".
Als wij door de omtuining heenbreken, zoals de Israëlieten
toen zij
rebelleerden, zal de slang in staat zijn ons te bijten, als wij
gehoorzaam zijn,
zal de brullende leeuw onmachtig zijn.
Nog vele
wonderen zien wij, waaruit we leren, dat de dieren
Gods wil doen. Op Zijn bevel verscheuren twee berinnen twee en veertig
kinderen;
gaan de koeien die voor de wagen gespannen waren waarop de ark was
geplaatst,
regelrecht de weg op naar Beth-Semes; is er een ram op de top van de
berg Moria
gezonden, die met zijn hoornen in de struiken verward is; laat God de
ezelin van
Bileam spreken met mensenstem, enz.
Toen de Heer Jezus in de woestijn geleid werd om door satan verzocht te
worden,
was Hij bij de wildc dieren, maar zij konden hun Schepper geen kwaad
doen.
Mochten we meer letten op wat Job zegt in hoofdstuk 12 : 7-10: "het
gedierte zal ons onderrichten, het gevogelte zal ons inlichten en de
vissen der
zee zullen het ons vertellen".
Hij is de Almachtige, de mens wil het menigmaal niet aanvaarden. In
Zijn hand is
de ziel van al wat leeft en de geest van iedere sterveling.
B.L.
"Vrij naar het Engels."