Het feit dat God aan een mens krachten geeft, stelt Hem niet
verantwoordelijk voor het gebruik dat men er van maakt.
God heeft de smid de macht gegeven de metalen te bewerken; de timmerman om het
hout te bewerken (Jesaja 54 : 16; en 13-18). Als zij hun bekwaamheid gebruiken
in de dienst van andere goden, om er een afgod van te maken, of een wapen tegen
Zijn volk, verandert dit niet het feit dat God hun de bekwaamheid gegeven heeft.
God wacht niet af om te zien hoe een mens zich openbaart, voordat Hij besluit
hem te gebruiken, maar begint te werken voordat de man geboren is, en als Hij
besluit hem in te schakelen, bekwaamt Hij hem ook voor de dienst (Jer. 1 : 5;
Gal. 1 : 15-16).
Bij Paulus was zelfs zijn opvoeding vóór zijn bekering dienstig voor zijn werk
als apostel, en bij Mozes vinden we hetzelfde vóórdat hij zijn roeping
verstond.
In Jesaja 28 : 24-29 zien we hoe God de landbouwer onderricht "over de juiste wijze" van handelen met de verschillende gewassen.
Er zijn vele bijbelplaatsen die aantonen dat God niet alleen
het hart kent, maar dat Hij de gedachten en gevoelens kan beïnvloeden (Ps. 94 :
10-11; 139 : 1-4, 23, 24).
David zegt in 1 Kron. 28 : 19: "Alles staat in een geschrift, ontvangen uit
de hand des Heren, waarin Hij mij onderrichtte aangaande de gehele uitvoering
van het ontwerp."
Op verschillende wijzen geeft God gedachten in het hart van de mens. Soms in een
droom (Job 33 : 15-16). Hij inspireert mensen om Zijn Woord te kunnen spreken of
schrijven. Jacob kon spreken van toekomstige dingen, die zijn kinderen
betroffen, en zegt wat hun in toekomende dagen wedervaren zal.
Hoewel wij inspiratie niet kunnen verklaren of uitleggen,
lezen wij in de Bijbel zelf, dat hij er aanspraak op maakt te zijn geïnspireerd
of door God gesproken. Er was een Goddelijke auteur, die gebruik maakte van
menselijke instrumenten. Het leidt geen twijfel dat de schrijvers van de Bijbel
dit zelf hebben geloofd (2 Petr. 1 : 21; Kor. 2 : 13).
God kan maken dat de mens zich het een of ander herinnert (1 Kron. 29 : 18) en
de Heilige Geest maakte de discipelen indachtig, alles wat de Heer hun gezegd
had (Joh. 14 : 26). Hoe zouden zij anders de gelijkenissen, de toespraken op de
berg en in de vlakte en de lange redevoeringen uit Joh. 14, 15 en 16 met
absolute nauwkeurigheid hebben kunnen weergeven.
We weten hoe moeilijk het is een korte toespraak woordelijk weer te geven, zelfs
direct nadat zij is uitgesproken.
Als het volk van God in slavernij is, of in gevangenschap, kon Hij het hart van de onderdrukker bewerken, zodat de vijandschap veranderde in medelijden (Neh. 1 : 11; Psalm 106 : 46), en als iemands wegen den Here behagen, doet Hij zelfs diens vijanden vrede met hem maken (Spreuken 16 : 7). God belooft het volk, als zij opgaan naar Jeruzalem om voor Zijn aangezicht te verschijnen, dat niemand hun land zal begeren als het onbeschermd is (Ex. 34 : 24).
Er zijn twee ernstige bijbelplaatsen die ons tonen dat, als
de mens Gods waarheid van de hand wijst, God hem zal oordelen, zodat hij door
leugens zal misleid worden. De eerste is Jesaja 66 : 4, de tweede ziet op de
tijd van de antichrist (2 Thess. 2 : 9-11). God zal hen aan zichzelf overlaten
en maken dat zij bedrogen worden en de leugen geloven. In beide gevallen is het
omdat zij de waarheid niet hebben geloofd.
De uitdrukking dat God Farao's hart heeft verhard, heeft menigeen verbaasd, maar
het is duidelijk dat, hoewel God voorzag dat dit het gevolg zou zijn van de
oordelen, Farao vrijwillig zijn hart verhardde, en dat pas dáárna God Zelf
Zijn hart verhardt. Hetzelfde zien we bij Jerobeam en Amazia, die in de boosheid
huns harten weigerden om te luisteren.
Wij lezen soms dat het "een beschikking was van de Heer". God liet hen
over aan de inspraken van hun eigen hart. Het goede komt steeds eerst van het
hart van God; het boze spruit uit het hart van de mens.
De harten van de discipelen waren verhard omdat zij niet letten op de wonderen
die de Heer deed, en als de gedachten jegens God verkeerd zijn, heeft het hart
altijd een neiging tot verharding.
Hij die aan de mens wijsheid geeft, kan ook hun wijsheid veranderen in dwaasheid
(Jesaja 44 : 25). Hij kan hun plannen verijdelen (Nehemia 4 : 15), en de
raadslagen der listigen verbreken (Job 5 : 12-13). Al deze en nog vele andere
plaatsen in de Bijbel bewijzen dat Gods macht zich uitstrekt over geest, ziel en
lichaam.
Wat zijn de praktische lessen die wij van de kennis van Zijn
macht kunnen leren? Het is niet de bedoeling de mens er toe te brengen de
wetten, waardoor zijn gehele bestaan wordt geregeerd, te negeren, zijn
lichamelijke, verstandelijke en geestelijke gezondheid hangen af van het in acht
nemen van deze wetten.
Het feit dat God de kracht van het vuur in Zijn macht had en de lichamen van
Sadrach, Mesach en Abéd-nego in staat stelde weerstand er aan te bieden, moet
ons er niet toe leiden te denken, dat als wij onze handen in het vuur steken, we
ons niet zullen branden. God kan Mozes en Elia dagen lang in het leven houden
zonder voedsel te gebruiken, maar als wij hierin aanleiding menen te moeten
vinden dat we gezond en sterk zullen worden als wij geen voedsel gebruiken,
hebben we het mis.
Gods wet is dat het leven onderhouden moet worden door voedsel, en dit geldt
zowel voor het lichamelijke, verstandelijke als geestelijke deel van ons wezen.
Eveneens moet men uit het feit dat de Heer genas zonder
gebruik van geneesmiddelen niet afleiden dat wij meer kans hebben om te genezen,
als wij de middelen niet gebruiken die Hij gegeven heeft, óf, hen raadplegen
die een speciale studie gemaakt hebben van het menselijk lichaam en van de
wetten die de gezondheid van het lichaam beheersen.
"Die gezond zijn hebben geen geneesheer nodig, maar die ziek zijn", is
een verklaring van de Heer zelf dat zieken een dokter nodig hebben.
Heeft het ons nooit getroffen dat Jesaja tot koning Hizkia moet zeggen: "Ik
heb uw gebed gehoord; Ik heb uwe tranen gezien; zie, Ik zal u gezond
maken", en dán: "neem u een klomp vijgen". En zij namen een
klomp vijgen en legden ze op de zweer en hij werd genezen. Dit wil dus zeggen:
gebed, en het gebruik maken van een geneesmiddel.
De profeet Jesaja heeft vele praktische lessen getrokken uit het feit dat God de mens heeft gemaakt. Hij betoogt hoe dwaas het is dat de mens met zijn zwakke krachten ageert tegen God.
"Wee hem die met zijn Formeerder twist; een scherf onder de aarden scherven. Zal ook het leem tot zijn vormer zeggen: Wat maakt gij? of uw werk: Hij heeft geen handen?"
(Jesaja 45 : 9)
En toch is dit wat praktisch de evolutionist zegt.
Er zijn ook vele lessen tot bemoediging, want God maakt Jacob indachtig dat Hij, die hem heeft gemaakt, hem ook zal helpen en belooft dat Hij hem zal gedenken en vergeven (Jesaja 44 : 2, 21 en 22). Het is ondoenlijk al de kostbare lessen voor het geloof op te sporen die wij mogen vergaren van de kennis, van de macht, die God heeft over de mens. De woorden in Psalm 139 zijn de juiste taal van hen die waarlijk geloven in de kennis van God betreffende het menselijk hart. "Toets mij en ken mijne gedachten; zie of bij mij een heilloze weg is, en leid mij op de eeuwige weg" (vers 23b en 24).
B.L.
Vrij naar het Engels.