Schijnbaar zou de studie van "de schepping" vooraf moeten gaan aan die van Gods macht over het dierenrijk en over de mens; maat als wij aannemen hetgeen voorafgegaan is, en bereid zijn om Zijn bestuur te bewonderen, dat Hij uitoefent over mens en dier, zijn vele moeilijkheden, die ons in de weg zouden kunnen staan bij de beschouwing van dit onderwerp, al opgelost.
Hij die de mens met blindheid kan slaan of het gezicht kan
geven, moet het oog hebben gemaakt. Hij, die elke functie kan regelen en
besturen, moet die functie ook ontworpen hebben.
Het onderwerp van de schepping is vol verborgenheden, want hoewel de Bijbel vele
onloochenbare mededelingen bevat, dat God alles gemaakt heeft of geschapen, er
wordt weinig van gezegd hoe Hij dit deed.
Ooggetuigen kunnen de wonderen weergeven maar er is geen ooggetuige die ons iets
van de schepping kan vertellen.
Als wij derhalve dit onderwerp gaan onderzoeken, moeten wij de wondervolle
voorvallen, die beschreven zijn, beschouwen, waardoor wij iets mogen ontdekken
van de methoden of werkwijze, die vermoedelijk gevolgd zijn in het algemene
scheppingswerk.
Vier à vijf zulke voorvallen vinden we in de Bijbel, ten aanzien van de mens en
het dierenrijk, die duiden op wegen, waarlangs God Zijn scheppende kracht kan
hebben aangewend.
Wij hebben ten eerste de schepping van Eva. Waarbij blijkt dat God Zelf heeft
ingegrepen. Zij is afzonderlijk gemaakt en toch was datgene, wat God gedaan had,
reeds de grondslag voor hetgeen Hij later deed.
Deze twee dingen zijn van groot belang en veelbetekenend, als ons gevraagd wordt
hoe de verschillende soorten zijn ontstaan.
Eva is niet rechtstreeks gemaakt uit niets, maar "gebouwd" op dát,
wat te voren gemaakt was. De rib, uit Adam genomen, had geen kracht in zichzelf
om zich te ontwikkelen tot een vrouw. Dit behoefde de onmiddellijke tussenkomst
van God.
Een ander voorbeeld van Gods macht wordt gegeven in verbinding met de vloek die
over de slang is uitgesproken, waarbij de natuur van dit dier in het vervolg
veranderde. "Op uw buik zult gij gaan." Misschien heeft de slang
voordien rechtop kunnen gaan: wij kunnen echter niet zeggen wát heeft plaats
gevonden. Eén woord van God was voldoende om een radicale verandering teweeg te
brengen, en blijkbaar moet er zulk een verandering hebben plaats gevonden in
haar anatomie, want zowel het beenachtig geraamte, als de spieren, moesten
aangepast worden aan de nieuwe toestand. Op deze wijze kon één woord van God
zonder meer de verandering aanbrengen, die de evolutionisten veronderstellen als
te hebben plaats gevonden in de opeenvolgende soorten.
In Exodus 7 vinden we het verhaal van de staf van Mozes, die veranderde in een slang, hetgeen we reeds eerder bespraken.
Bij de derde plaag die over Faraö kwam, werd het stof van
Egypte veranderd in luizen. Hier is een voorbeeld van "spontane
generatie", Wij erkennen dat dit een wonder is geweest; maar God heeft het
verschillende malen vóórdien gedaan in Zijn scheppingswerk, als Hij door Zijn
woord het leven der dieren tot aanzien riep. Het kwam
tot stand in gehoorzaamheid aan het directe bevel van God, en dit geeft opnieuw
een aanduiding van Gods wijze van doen.
Bij de plaag van de kikvorsen zien wij in een ander wonder een scheppingsdaad.
In een ogenblik moet er een leger van te voorschijn geroepen zijn. Er waren
zeker wel kikvorsen in Egypte vóórdat deze plaag kwam, hoewel de vorige plaag,
die al het water in bloed veranderde, er heel wat zal gedood hebben. Er wordt
niet gezegd dat het aantal geleidelijk toenam, maar dat op Gods woord een
ontelbare menigte van vorsen verscheen. Zij vielen het land niet binnen van een
afstand, zoals de sprinkhanen, maar plotseling was elke rivier en elke poel er
vol van. Ik vermoed dat er exemplaren waren van allerlei afmeting, volwassenen
zowel als jonge. Zij behoefden niet te groeien, zoals in een normaal geval. Zo
kon God op dezelfde wijze de eerste soorten in het leven roepen.
Deze merkwaardige gevallen geven een indruk, hoe gemakkelijk
God door een woord, soort na soort kon maken, in oneindige variatie.
Wij hebben verschillende soorten van werken gezien; - door datgene wat er was
een hogere vorm te geven, zoals bij Eva; of door iets te veranderen wat reeds
bestond, zoals bij de slang; of door nieuwe vormen van leven te maken, van iets
organisch of anorganisch, zoals bij de wonderen in Egypte; of door eenvoudig te
bevelen dat ontzaglijke zwermen van enig schepsel zouden komen, die Hij verkoos,
zoals bij de plaag van de kikvorsen.
Door één of al deze methoden kon God gemakkelijk de verschillende wegen hebben
gebruikt, die de aanhangers van de leer der evolutie prediken; en toch kan geen
van deze daden worden opgevat als "zelf-evolutie", maar zij zijn er
lijnrecht inee in tegenspraak, want in al deze gevallen heeft God zelf het bevel
gegeven.
De God, die al deze dingen kon doen, kon ook zeker zeer gemakkelijk het
onnoemelijke aantal soorten van dieren scheppen die op onze aarde voorkomen.
"De oorsprong der soorten is Gods ontwerp."
Er mogen dingen zijn als "natuurlijke selectie" en "het overleven
van de sterksten", die een deel zijn van Zijn wijze van bestuur, en de
ontwikkeling van de soorten die Hij gemaakt heeft; maar leven, geschiktheid en
kracht om voort te bestaan komen alleen van Hem. Hij die alles hiervan weet,
zegt: "Worden niet twee musjes verkocht voor één penning? En niet één
van hen zal op de aarde vallen zonder uw Vader." Matth. 10 : 29.
En ofschoon ons niet rechtstreeks verteld wordt hoe God Zijn scheppingswerk
volbracht, wij mogen absoluut zeker Zijn van de bijbelse mededelingen, dat elke
nieuwe kracht van ontwikkeling, elk nieuw orgaan, elke nieuwe functie of elk
nieuw instinct, elke nieuwe verscheidenheid, ingevoerd is volgens Zijn wijs
bestel.
NATURA NON FACIT SALTUS, de natuur maakt geen sprongen.
Sir William Dawson zegt: "God heeft alle levende wezens geschapen in
overeenstemming met hun aard of soort; maar met het vermogen voor variatie en
verandering, onder de wetten, welke Hij voor hen heeft vastgesteld".
De feiten die de evolutionisten ontdekt hebben, zijn zeer
belangrijk met het oog op het nasporen van de geheime samenhang tussen de
ontelbare soorten, maar er is niets in deze feiten, dat het veel grotere feit
van Gods directe tussenkomst in het maken van elke soort, tegenspreekt.
De mens moge trachten ons te doen geloven dat "de keten van evolutie",
die het laagste oorspronkelijke waterschepseltje aan de ene kant, verbindt met
de mens aan de andere kant, geheel buiten God staat, maar wat zij van ons
vragen aan te nemen is veel ongeloofwaardiger dan wat God van ons vraagt. Zij
willen ons doen geloven dat in de eerste vorm van het leven in het protoplasma,
duizenden soorten loeren, die in staat zouden zijn zichzelf zonder hulp te
ontplooien. Het zou evenwel gemakkelijker zijn aan te nemen, dat de Big Ben van
de Westminster zichzelf ontwikkeld had van bijv. een dames-polshorloge.
De theorie, dat een voorvaderlijk atoom of kiem van protoplasma, waarin een
gehele dierentuin zou schuilen, - een atoom, die alleen maar tijd nodig heeft om
zich zelfstandig te ontwikkelen tot bewoners van vijvers, zeeën, kooien,
waterreservoirs enz., plus de mensen die deze wonderen beschouwen, is lang niet
zo gemakkelijk te accepteren als het geloof van eenvoudige zielen, dat zich
vastklemt aan de God van de Bijbel.
B.L.