a Hab 2:4 Ro 1:17 Joh 3:36
Vr.60. Hoe zijt gij rechtvaardig voor God?
Antw. Alleen door een waar geloof in Jezus Christus a; alzo
dat, al is het dat mij mijn consciëntie aanklaagt dat ik tegen al de geboden
Gods zwaarlijk gezondigd en geen daarvan gehouden heb b, en nog
steeds tot alle boosheid geneigd ben c, nochtans God, zonder enige
verdienste mijnerzijds d, uit louter genade e
mij de volkomen genoegdoening f, gerechtigheid en heiligheid van
Christus g schenkt en toerekent h, evenals had ik nooit
zonde gehad noch gedaan, ja, als had ik zelf al de gehoorzaamheid volbracht, die
Christus voor mij volbracht heeft i, in zoverre ik zulke weldaad met
een gelovig hart aanneem j.
a Ro 3:21,22,24 Ro 5:1,2 Gal 2:16 Eph 2:8,9 Php 3:9 b Ro 3:9 c Ro 7:23 d Tit 3:5 De 9:6 Eze 36:22 e Ro 3:24 Eph 2:8 f 1Jo 2:2 g 1Jo 2:1 h Ro 4:4 2Co 5:19 i 2Co 5:21 j Ro 3:22 Joh 3:18
Vr.61. Waarom zegt gij dat gij alleen door het
geloof rechtvaardig zijt?
Antw. Niet dat ik vanwege de waardigheid mijns geloofs Gode aangenaam
ben; maar daarom, dat alleen de genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van
Christus mijn gerechtigheid voor God is a, en dat ik die niet anders
dan alleen door het geloof aannemen en mij toeëigenen kan b.
a 1Co 1:30 1Co 2:2 b 1Jo 5:10
a Gal 3:10 De 27:26 b Jes 64:6
Vr.63. Hoe? Verdienen onze goede werken niet, die
God nochtans in dit en in het toekomende leven wil belonen?
Antw. Deze beloning geschiedt niet uit verdienste, maar uit genade a.
a Lu 17:10
Vr.64. Maar maakt deze leer niet zorgeloze en
goddeloze mensen?
Antw. Neen zij; want het is onmogelijk, dat, zo wie Christus door een
waarachtig geloof ingeplant is, niet zou voortbrengen vruchten der dankbaarheid a.
a Mt 7:18 Joh 15:5
a Eph 2:8 Eph 6:23 Joh 3:5 Php 1:29 b Mt 28:19 1Pe 1:22,23
Vr.66. Wat zijn Sacramenten?
Antw. De Sacramenten zijn heilige zichtbare waartekenen en zegelen, van
God ingezet, opdat Hij ons door het gebruik daarvan de belofte des Evangelies
des te beter te verstaan geve en verzegele; namelijk, dat Hij ons vanwege het
enige slachtoffer van Christus, aan het kruis volbracht, vergeving der zonden en
het eeuwige leven uit genade schenkt a.
a Ge 17:11 Ro 4:11 De 30:6 Le 6:25 Heb 9:7-9,24 Ez 20:12 Jes 6:6,7 Jes 54:9
Vr.67. Zijn dan beide, het Woord en de
Sacramenten, daarheen gericht of daartoe verordend, dat zij ons geloof op de
offerande van Jezus Christus aan het kruis, als op den enigen grond onzer
zaligheid wijzen a?
Antw. Ja zij toch; want de Heilige Geest leert ons in het Evangelie en
verzekert ons door de Sacramenten, dat onze volkomen zaligheid in de enige
offerande van Christus staat, die voor ons aan het kruis geschied is.
a Ro 6:3 Ga 3:27
Vr.68. Hoeveel Sacramenten heeft Christus in het
Nieuwe Verbond of Testament ingezet?
Antw. Twee, namelijk den Heiligen Doop en het Heilig Avondmaal.
a Mt 28:19 b Mt 28:19 Mr 16:16 Han 2:38 Joh 1:33 Mt 3:11 Ro 6:3,4 c 1Pe 3:21 Mr 1:4 Lu 3:3
Vr.70. Wat is dat, met het bloed en den Geest van
Christus gewassen te zijn?
Antw. Het is vergeving der zonden van God uit genade te hebben om des
bloeds van Christus wil, hetwelk Hij in Zijn offerande aan het kruis voor ons
uitgestort heeft a; daarna ook, door den Heiligen Geest vernieuwd en
tot lidmaten van Christus geheiligd te zijn, opdat wij hoe langer hoe meer der
zonden afsterven, en in een godzalig, onstraffelijk leven wandelen b.
a Heb 12:24 1Pe 1:2 Opb 1:5 Opb 7:14 Zac 13:1 Eze 36:25 b Joh 1:33 Joh 3:5 1Co 6:11 1Co 12:13 Ro 6:4 Col 2:12
Vr.71. Waar heeft ons Christus toegezegd dat Hij
ons zo zekerlijk met Zijn bloed en Geest wassen wil, als wij met het doopwater
gewassen worden?
Antw. In de inzetting des Doops, welke alzo luidt: Gaat dan henen,
onderwijst al de volken, dezelve dopende in den Naam des Vaders en des Zoons en
des Heiligen Geestes; Matth. 28:19. En: Die geloofd zal hebben en gedoopt zal
zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden;
Mark. 16:16. Deze belofte wordt ook herhaald, waar de Schrift den Doop het bad
der wedergeboorte en de afwassing der zonden noemt; Tit. 3:5, Hand. 22:16.
a Tit 3:5 Han 22:16
a Mt 3:11 1Pe 3:21 Eph 5:26 b 1Jo 1:7 1Co 6:11
Vr.73. Waarom noemt dan de Heilige Geest den Doop
het bad der wedergeboorte en de afwassing der zonden?
Antw. God spreekt alzo niet zonder grote oorzaak; namelijk niet alleen om
ons daarmede te leren, dat, gelijk de onzuiverheid des lichaams door het water,
alzo ook onze zonden door het bloed en den Geest van Jezus Christus weggenomen
worden a, maar veelmeer, omdat Hij ons door dit Goddelijk pand en
waarteken wil verzekeren dat wij zo waarachtiglijk van onze zonden geestelijk
gewassen zijn, als wij uitwendig met het water gewassen worden b.
a Opb 1:5 Opb 7:14 1Co 6:11 b Mr 16:16 Ga 3:27
Vr.74. Zal men ook de jonge kinderen dopen?
Antw. Ja het; want mitsdien zij alzowel als de volwassenen in het verbond
Gods en in Zijn gemeente begrepen zijn a, en dat hun door Christus'
bloed de verlossing van de zonden b en de Heilige Geest, Die het
geloof werkt, niet minder dan den volwassenen toegezegd wordt c, zo
moeten zij ook door den Doop, als door het teken des verbonds, der Christelijke
Kerk ingelijfd en van de kinderen der ongelovigen onderscheiden worden d,
gelijk in het Oude Verbond of Testament door de Besnijdenis geschied is e,
voor dewelke in het Nieuwe Verbond de Doop ingezet is f.
a Ge 17:7 b Mt 19:14 c Lu 1:15 Ps 22:10 Jes 44:1-3 Han 2:39 (* Ps 22:10 AV = Ps 22:11 SV) d Han 10:47 e Ge 17:14 f Col 2:11-13
a Mt 26:26-28 Mr 14:22-24 Lu 22:19,20 1Co 10:16,17 1Co 11:23-25 1Co 12:13
Vr.76. Wat is dat te zeggen, het gekruisigd
lichaam van Christus eten en Zijn vergoten bloed drinken?
Antw. Het is niet alleen met een gelovig hart het ganse lijden en sterven
van Christus aannemen en daardoor vergeving der zonden en het eeuwige leven
verkrijgen a, maar ook daarbenevens door den Heiligen Geest, Die èn
in Christus èn in ons woont, alzo met Zijn heilig lichaam hoe langer hoe meer
verenigd worden b, dat wij, al is het dat Christus in den hemel is c
en wij op aarde zijn, nochtans vlees van Zijn vlees en been van Zijn gebeente
zijn d, en dat wij door één Geest (gelijk de leden van een lichaam
door één ziel) eeuwiglijk leven en geregeerd worden e.
a Joh 6:35,40,47,48,50,51,53,54 b Joh 6:55,56 c Col 3:1 Han 3:21 1Co 11:26 d Eph 5:29,30 Eph 3:16 1Co 6:15 1Jo 3:24 1Jo 4:13 e Jo 6:57 Joh 15:1-6 Eph 4:15,16
Vr.77. Waar heeft Christus beloofd dat Hij de
gelovigen zo zekerlijk alzo met Zijn lichaam en bloed wil spijzen en laven, als
zij van dit gebroken brood eten en van dezen drinkbeker drinken?
Antw. In de inzetting des Avondmaals, welke alzo luidt a: De
Heere Jezus, in den nacht, in welken Hij verraden werd, nam het brood, en als
Hij gedankt had, brak Hij het, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam, dat
voor u gebroken wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis. Desgelijks nam Hij ook den
drinkbeker na het eten des Avondmaals, en zeide: Deze drinkbeker is het Nieuwe
Testament in Mijn bloed; doet dat, zo dikwijls als gij dien zult drinken, tot
Mijn gedachtenis. Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten en dezen
drinkbeker zult drinken, zo verkondigt den dood des Heeren, totdat Hij komt; 1
Kor. 11:23-26.Deze toezegging wordt ook herhaald door den heiligen Paulus, waar
hij spreekt: De drinkbeker der dankzegging, dien wij dankzeggende zegenen, is
die niet een gemeenschap des bloeds van Christus? Het brood dat wij breken, is
dat niet een gemeenschap des lichaams van Christus? Want één brood is het, zo
zijn wij velen één lichaam, dewijl wij allen ééns broods deelachtig zijn; 1
Kor. 10:16-17.
a Mt 26:26-28 Mr 14:22-24 Lu 22:19,20
a Mt 26:29 b Eph 5:26 Tit 3:5 c 1Co 10:16 1Co 11:26 d Ge 17:10,11 Ex 12:11,13 Ex 13:9 1Pe 3:21 1Co 10:3,4
Vr.79. Waarom noemt dan Christus het brood Zijn
lichaam en den drinkbeker Zijn bloed, of het Nieuwe Testament in Zijn bloed, en
Paulus de gemeenschap des lichaams en bloeds van Christus?
Antw. Christus spreekt alzo niet zonder grote oorzaak; namelijk niet
alleen om ons daarmede te leren, dat, gelijk als brood en wijn dit tijdelijk
leven onderhouden, alzo ook Zijn gekruisigd lichaam en Zijn vergoten bloed de
waarachtige spijs en drank zijn, waardoor onze zielen ten eeuwigen leven gevoed
worden a; maar veelmeer om ons door deze zichtbare tekenen en panden
te verzekeren dat wij zo waarachtiglijk Zijns waren lichaams en bloeds door de
werking des Heiligen Geestes deelachtig worden, als wij deze heilige waartekenen
met den lichamelijken mond tot Zijn gedachtenis ontvangen b; en dat
al Zijn lijden en gehoorzaamheid zo zekerlijk onze eigene is, als hadden wij
zelven in onzen eigen persoon alles geleden en Gode voor onze zonden genoeg
gedaan.
a Jo 6:55 b 1Co 10:16
a Heb 10:10,12 Heb 7:26,27 Heb 9:12,25 Joh 19:30 Mt 26:28 Lu 22:19 b 1Co 10:16,17 1Co 6:17 c Joh 20:17 Col 3:1 Heb 1:3 Heb 8:1 d Mt 6:20,21 Joh 4:21 Lu 24:52 Han 7:55 Col 3:1 Php 3:20 1Th 1:10 e Heb 9:26 Heb 10:12,14
Vr.81. Voor wie is het Avondmaal des Heeren
ingesteld?
Antw. Voor degenen, die zichzelven vanwege hun zonden mishagen, en
nochtans vertrouwen, dat deze hun om Christus' wil vergeven zijn, en dat ook de
overblijvende zwakheid met Zijn lijden en sterven bedekt is; die ook begeren hoe
langer hoe meer hun geloof te sterken en hun leven te beteren.Maar de
hypocrieten en die zich niet met waren harte tot God bekeren, die eten en
drinken zichzelven een oordeel a.
a 1Co 11:28 1Co 10:19-22
Vr.82. Zal men ook diegenen tot dit Avondmaal
laten komen, die zich met hun belijdenis en hun leven als ongelovige en
goddeloze mensen aanstellen?
Antw. Neen; want alzo wordt het verbond Gods ontheiligd, en Zijn toorn
over de ganse gemeente verwekt a. Daarom is de Christelijke Kerk
schuldig, naar de ordening van Christus en Zijn apostelen, zulken, totdat zij
betering huns levens bewijzen, door de sleutelen des hemelrijks uit te sluiten.
a 1Co 11:20,34 Jes 1:11 Jes 66:3 Jer 7:21 Ps 50:16
Vr.84. Hoe wordt het hemelrijk door de prediking
des heiligen Evangelies ontsloten en toegesloten?
Antw. Alzo, als, volgens het bevel van Christus, aan de gelovigen, allen
en een iegelijk, verkondigd en openlijk betuigd wordt dat hun, zo dikwijls als
zij de beloftenis des Evangelies met een waar geloof aannemen, waarachtelijk al
hun zonden van God, om der verdiensten van Christus wil, vergeven zijn;
daarentegen allen ongelovigen, en die zich niet van harte bekeren, verkondigd en
betuigd wordt dat de toorn Gods en de eeuwige verdoemenis op hen ligt, zolang
als zij zich niet bekeren a; naar welk getuigenis des Evangelies God
zal oordelen, beide in dit en in het toekomende leven.
a Joh 20:21-23 Mt 16:19
Vr.85. Hoe wordt het hemelrijk toegesloten en
ontsloten door den Christelijken ban?
Antw. Alzo, als, volgens het bevel van Christus, degenen, die onder den
Christelijken naam onchristelijke leer of leven voeren, nadat zij, ettelijke
malen broederlijk vermaand zijnde, van hun dwalingen of hun schandelijk leven
niet willen aflaten, der gemeente, of dengenen die van de gemeente daartoe
verordineerd zijn, aangebracht worden; en, zo zij aan de vermaning zich niet
storen, van henlieden door het verbieden der Sacramenten uit de Christelijke
gemeente, en van God Zelven uit het Rijk van Christus gesloten worden; en
wederom als lidmaten van Christus en Zijn gemeente aangenomen, zo wanneer zij
waarachtige betering beloven en bewijzen a.
a Mt 18:15-17 1Co 5:4,5,11 2Co 2:6-8