Heidelberger Catechismus, deel 5
vorige | 1 | 2
| 3 | 4 | 5
Index tot de vragen
ZONDAG 45
Vr.116. Waarom is het gebed den Christenen van node?
Antw. Daarom dat het het voornaamste stuk der dankbaarheid is, welke God
van ons vordert a, en dat God Zijn genade en den Heiligen Geest
alleen aan diegenen geven wil, die Hem met hartelijke zuchten zonder ophouden
daarom bidden en daarvoor danken b.
a Ps 50:14 b Mt 7:7 Lu 11:9,13 1Th 5:17
Vr.117. Wat behoort tot zulk een gebed, dat Gode
aangenaam is en van Hem verhoord wordt?
Antw. Eerstelijk dat wij alleen den enigen waren God, Die Zich in Zijn
Woord ons geopenbaard heeft a, om al hetgeen dat Hij ons geboden
heeft te bidden b, van harte aanroepen c. Ten andere dat
wij onzen nood en ellendigheid recht en grondig kennen d, opdat wij
ons voor het aangezicht Zijner majesteit verootmoedigen e.
Ten derde dat wij dezen vasten grond hebben f dat Hij ons gebed,
niettegenstaande wij zulks onwaardig zijn, om des Heeren Christus' wil zekerlijk
wil verhoren g, gelijk Hij ons in Zijn Woord beloofd heeft h.
a Opb 19:10 Joh 4:22-24 b Ro 8:26 1Jo 5:14 Jak 1:5 c
Joh 4:24 Ps 145:18 d 2Kr 20:12 e
Ps 2:11 Ps 34:18 Jes 66:2 (* Ps 34:18 AV = Ps 34:19 SV) f Ro 10:14
Jak 1:6 g Joh 14:13 Joh 16:23 Da 9:18 h Mt 7:8 Ps 27:8
Vr.118. Wat heeft ons God bevolen van Hem te
bidden?
Antw. Alle geestelijke en lichamelijke nooddruft a, welke de
Heere Christus begrepen heeft in het gebed dat Hij ons Zelf geleerd heeft.
a Jak 1:17 Mt 6:33
Vr.119. Hoe luidt dat gebed?
Antw. a Onze Vader, Die in de hemelen zijt. 1. Uw Naam worde
geheiligd. 2. Uw Koninkrijk kome. 3. Uw wil geschiede, gelijk in den hemel alzo
ook op de aarde. 4. Geef ons heden ons dagelijks brood. 5. En vergeef ons onze
schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren. 6. En leid ons niet in
verzoeking, maar verlos ons van den boze. Want Uw is het Koninkrijk, en de
kracht, en de heerlijkheid, in der eeuwigheid. Amen.
a Mt 6:9-13 Lu 11:2-4
Vr.120. Waarom heeft ons Christus geboden God alzo
aan te spreken: Onze Vader?
Antw. Opdat Hij van stonden aan, in het begin onzes gebeds, in ons de
kinderlijke vreze en toevoorzicht tot God verwekke, welke beide de grond onzes
gebeds zijn, namelijk, dat God onze Vader door Christus geworden is, en dat Hij
ons veel minder afslaan zal hetgeen dat wij Hem met een recht geloof bidden, dan
onze vaders ons aardse dingen ontzeggen a.
a Mt 7:9-11 Lu 11:11-13
Vr.121. Waarom wordt hierbij gevoegd: Die in de
hemelen zijt?
Antw. Opdat wij van de hemelse majesteit Gods niet aards gedenken a,
en van Zijn almachtigheid alle nooddruft des lichaams en der ziel verwachten b.
a Jer 23:23,24 Han 17:24,25,27 b Ro 10:12
Vr.122. Welke is de eerste bede?
Antw. Uw Naam worde geheiligd. Dat is: Geef ons eerstelijk dat wij U
recht kennen a, en U in al Uw werken, in welke Uw almachtigheid,
wijsheid, goedheid, gerechtigheid, barmhartigheid en waarheid klaarlijk schijnt,
heiligen, roemen en prijzen b; daarna ook dat wij al ons leven,
gedachten, woorden en werken, alzo schikken en richten, dat Uw Naam om onzentwil
niet gelasterd, maar geëerd en geprezen worde c.
a Joh 17:3 Jer 9:24 Jer 31:33,34 Mt 16:17 Jak 1:5 Ps 119:105 b
Ps 119:137 Lu 1:46,47,68,69 Ro 11:33 c Ps 71:8 Ps 115:1
Vr.123. Welke is de tweede bede?
Antw. Uw Koninkrijk kome. Dat is: Regeer ons alzo door Uw Woord en Uw
Geest, dat wij ons hoe langer hoe meer aan U onderwerpen a; bewaar en
vermeerder Uw Kerk b; verstoor de werken des duivels en alle
heerschappij, welke zich tegen U verheft, mitsgaders alle boze raadslagen, die
tegen Uw heilig Woord bedacht worden c; totdat de volkomenheid Uws
Rijks kome d, waarin Gij alles zult zijn in allen e.
a Ps 143:10 Ps 119:5 Mt 6:33 b Ps 51:18 Ps 122:6 (* Ps
51:18 AV = Ps 51:20 SV) c 1Jo 3:8 Ro 16:20 d Opb 22:20 Ro
8:22,23 e 1Co
15:28
Vr.124. Welke is de derde bede?
Antw. Uw wil geschiede gelijk in den hemel, alzo ook op de aarde. Dat is:
Geef dat wij en alle mensen onzen eigen wil verzaken a, en Uw wil,
die alleen goed is, zonder enig tegenspreken gehoorzaam zijn b; opdat
alzo een iegelijk zijn ambt en beroep zo gewilliglijk en getrouwelijk moge
bedienen en uitvoeren c, als de engelen in den hemel doen d.
a Mt 16:24 Tit 2:11,12 b Lu 22:42 Eph 5:10 Ro 12:2 c
1Co 7:24 d Ps 103:20,21
Vr.125. Welke is de vierde bede?
Antw. Geef ons heden ons dagelijks brood. Dat is: Wil ons met alle
nooddruft des lichaams verzorgen a, opdat wij daardoor erkennen dat
Gij de enige Oorsprong alles goeds zijt b, en dat noch onze zorg en
arbeid, noch Uw gaven, zonder Uw zegen ons gedijen c, en dat wij
derhalve ons vertrouwen van alle schepselen aftrekken en op U alleen stellen d.
a Ps 145:15 Ps 104:27 Mt 6:26 b Jak 1:17 Han 14:17 Han
17:27 c 1Co 15:58 De 8:3 Ps 37:16 Ps 127:1,2 d Ps 55:22 Ps
62:10 Ps 146:3 Jer 17:5,7 (* Ps 55:22 AV = Ps 55:23 SV, Ps 62:10 AV = Ps 62:11
AV)
Vr.126. Welke is de vijfde bede?
Antw. Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen
schuldenaren. Dat is: Wil ons, armen zondaren, al onze misdaden, en ook de
boosheid, die ons altijd aanhangt, om des bloeds van Christus wil niet
toerekenen a, gelijk wij ook dit getuigenis Uwer genade in ons
bevinden, dat ons ganse voornemen is onzen naaste van harte te vergeven b.
a Ps 51:1 Ps 143:2 1Jo 2:1 Ro 8:1 (* Ps 51:1 AV = Ps 51:3 SV) b
Mt 6:14
Vr.127. Welke is de zesde bede?
Antw. Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze. Dat is:
Dewijl wij van onszelven zo zwak zijn, dat wij niet een ogenblik zouden kunnen
bestaan a, en daartoe onze doodsvijanden, de duivel b, de
wereld c en ons eigen vlees d, niet ophouden ons aan te
vechten; zo wil ons toch behouden en sterken door de kracht Uws Heiligen Geestes,
opdat wij in dezen geestelijken strijd niet onderliggen e,
maar altijd sterken wederstand doen, totdat wij eindelijk ten enenmale de
overhand behouden f.
a Joh 15:5 Ps 103:14 b 1Pe 5:8 Eph 6:12 c
Joh 15:19 d Ro 7:23 Ga 5:17 e
Mt 26:41 Mr 13:33 f 1Th 3:13 1Th 5:23
Vr.128. Hoe besluit gij uw gebed?
Antw. Want Uw is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der
eeuwigheid. Dat is: Zulks alles bidden wij van U, daarom, dat Gij, als onze
Koning en aller dingen machtig, ons alles goeds te geven den wil en het vermogen
hebt a, en dat alles, opdat daardoor niet wij, maar Uw heilige Naam
eeuwiglijk geprezen worde b.
a Ro 10:12 2Pe 2:9 b Joh 14:13 Jer 33:8,9 Ps 115:1
Vr.129. Wat beduidt het woordeken: Amen?
Antw. Amen wil zeggen: Het zal waar en zeker zijn. Want mijn gebed is
veel zekerder van God verhoord, dan ik in mijn hart gevoel dat ik zulks van Hem
begeer a.
a 2Co 1:20 2Ti 2:13
vorige | 1 | 2
| 3 | 4 | 5
Index tot de vragen