HOME | STUDIEBIJBEL | BIJBELSTUDIES | BIJBELATLAS | BIJBELSEGESCHIEDENIS | NIEUWS
MARIA - de moeder van JEZUS
De vindplaats van materiaal voor Bijbelstudie, geloofstudie, catechese, school, kring, persoonlijk geloof, studie thuis, kerk, club, nieuws, godsdienstonderwijs, zingeving en vooral heel veel mogelijkheden om je Bijbelkennis te vergroten. Blijf niet afhankelijk van anderen maar lees zelf de Bijbel. Investeer in geestelijke rijkdom.
GENIET VAN EEN MEDITATIEF MOMENT
BEKIJK HIERONDER EEN BOEÏEND DOCUMENT
Maria
was de vrouw van Jozef en de moeder van Jezus Christus, die in haar
verwekt was door de Heilige Geest toen ze maagd was. Ze wordt vaak
genoemd de 'Maagd Maria' hoewel nergens in de bijbel deze twee woorden
bij elkaar staan als een echte naam (Matt. 2:11; Matt. 1:23; Luk. 1:27; Hand. 1:14).
Er is weinig bekend over haar persoonlijke geschiedenis. Haar stamboom staat vermeld in Luk. 3 (zie hieronder). Ze was uit de stam van Juda een rechtstreekse afstammelinge van David (Psalm 132:11; Luk. 1:32). Door haar huwelijk was ze familie van Elisabet, die een afstammelinge was van Aaron (Luk. 1:36).
Levensloop van Maria
Volgens
de geslachtsregisters in de evangeliën stammen Maria zowel als
Jozef allebei af van David. Hiermee werd aan de voorwaarde voldaan dat
volgens de profeten van het Oude Testament de messias, die God zou
sturen, uit het Huis van David zou komen. Het Nieuwe Testament vermeldt
dat Maria nog niet samenwoonde met Jozef maar wel verloofd was, toen ze
zwanger werd en dat ze nog geen geslachtsgemeenschap hadden gehad.
Maria was dus nog een maagd. Volgens de christelijke theologie is Jezus
in de schoot van Maria ontvangen door de kracht van de Heilige Geest.
De verloving gaf in het jodendom reeds de rechten in het huwelijk. Toch
bleef de bruid in het ouderlijk huis wonen, totdat de bruidegom haar
plechtig zijn woning binnenleidde. Hiermee werd het huwelijk als
voltrokken beschouwd.
Het evangelie van Matteüs
beschrijft dat na de geboorte van Jezus, Jozef en Maria niet in
Bethlehem bleven en ook niet naar Nazareth terugkeerden (wat volgens
Lukas hun woonplaats was), maar naar Egypte vluchtten. Jozef was
volgens dit evangelie namelijk via een droom gewaarschuwd, door een
engel, dat koning Herodes, de aanstaande koning der Joden wilde
vermoorden uit angst voor zijn eigen troon. Deze beging daartoe de
kindermoord van Bethlehem. Na de dood van Herodes keerden Maria en
Jozef terug naar Nazareth.
Hier groeide Jezus op onder de
hoede van Maria en Jozef. Hij werd opgevoed in de joodse leer en leerde
waarschijnlijk ook het beroep van zijn vader: timmerman. Jozef stierf
volgens de traditie echter al op vrij jeugdige leeftijd, Maria als
weduwe achterlatend. Bij het openbare optreden van Jezus wordt Maria
nog dikwijls genoemd en ook bij de dood en verrijzenis van Jezus is zij
aanwezig. Vervolgens zou ze nog aanwezig zijn geweest bij enkele
vergaderingen van de apostelen.
Over haar verdere leven zijn
verschillende versies in omloop. Maria moet ergens tussen 36 en 50
n.Chr. zijn overleden in Jeruzalem of Ephese. Hierbij zouden alle
apostelen aanwezig zijn geweest behalve Thomas. Toen deze arriveerde
was Maria's lichaam al begraven en om haar toch eer te bewijzen bezocht
Thomas in zijn eentje haar graf. Volgens de traditie zou Thomas toen de
tenhemelopneming van Maria hebben gezien. Daarbij zou hij van Maria
haar gordel hebben gekregen. De overige apostelen geloofden dit niet
totdat hij hen de gordel toonde en het lege graf. Een opmerkelijke
omkering van de situatie toen Thomas als enige apostel aanvankelijk
niet geloofde in de verrezen Christus!
De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd
Maria
is haar naam. Gezegende onder de vrouwen wordt ze genoemd. En alle
geslachten zullen haar voortaan gelukkig prijzen. Maria mag een naam
hebben! Ze mag er zijn. De moeder van Jezus .
Nu heeft Maria
onder rooms-katholieke christenen een heel bijzondere plaats gekregen.
Zij aanbidden Maria en verwachten veel van hun gebed tot haar. Zo
hebben zij van Maria meer gemaakt dan de bijbel doet. Want Maria was
een mens zoals wij en haar komt geen goddelijke eer toe. Maar zijn
gereformeerde christenen misschien niet in het andere uiterste
vervallen? Lopen zij niet het gevaar dat ze maar met een boogje om
Maria heenlopen, uit angst dat ze haar te veel aandacht en zo te veel
eer zouden geven? En maken zij zo niet minder van Maria dan de bijbel
doet?
Want je kunt van Maria zo’n ontzettend gewoon
meisje maken dat het niet langer interessant is om haar naam nog te
noemen. Dan mag ze geen naam meer hebben. En dan moffelen we haar maar
weg in een achterkamertje van de bijbel. En we doen de deur stevig op
slot. En we hangen er een bordje op: ‘Verboden toegang voor
gereformeerden verband met aanbiddingsgevaar.’
Maar ze
heeft in de bijbel, ze heeft bij God, wél een naam: Maria. Gods
werk op aarde krijgt gezicht in deze jonge vrouw, zoals het werk van
God op aarde gezicht heeft gekregen in een lange rij van mannen en
vrouwen die we tegenkomen in de bijbel: Abraham, Mozes, Elia, Rachab,
Ruth, Debora. Zij zijn allemaal geloofsgetuigen. In het concrete leven
van al deze vrouwen en mannen, die in de bijbel een naam mogen hebben,
is zichtbaar geworden wat God met mensen kan doen. Ook Maria hoort
thuis in de lange rij geloofsgetuigen.
En in de lijn van Hebreeën 11,
dat hoofdstuk waar al die geloofsgetuigen de revu passeren, zou over
Maria gezegd kunnen worden: ‘Door het geloof heeft Maria, toen ze
geroepen werd om de moeder van Jezus te zijn, vol overgave geantwoord:
De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt
gezegd.’
En daarom gaat deze preek over een jonge
vrouw met de naam Maria. We prijzen haar gelukkig omdat we ook in haar
leven ontdekken wat God met mensen kan doen.
De roeping van Maria
In
de bijbel komen we verschillende roepingsverhalen tegen. Denk
bijvoorbeeld aan Abram. Tegen hem zegt God: ‘Trek weg uit je
land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten en ga naar
het land dat ik je zal wijzen.’ En Abram gaat. Hij gelooft en
gehoorzaamt aan het woord van God. We kunnen ook denken aan Mozes die
bij de brandende doornstruik wordt geroepen om de Heer te dienen:
‘Jij moet mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte
wegleiden.’ Mozes sputtert tegen, maar uiteindelijk gaat hij. Zo
wordt ook de profeet Jeremia geroepen: ‘Voordat ik je vormde in
de moederschoot, had ik je al uitgekozen, voordat je de moederschoot
verliet, had ik je al aan mij gewijd, je een profeet voor alle volken
gemaakt.’ Ook Jeremia heeft bezwaren: hij is jong en kan niet
spreken. Maar God geeft kracht en Jeremia gaat. En zo zouden er meer
voorbeelden te noemen zijn.
Ook Maria wordt geroepen.
Geroepen om de moeder van de Messias te zijn. En de hemel zelf komt
haar dat vertellen. Want het is heel bijzonder wat hier gebeurt.
Nadrukkelijk staat er in vers 26 dat de engel Gabriël door God
werd gezonden. Als er engelen optreden in de bijbel is het meestal zo
dat ze er gewoon zijn. Bij Zacharias in de tempel bijvoorbeeld:
‘Opeens verscheen hem een engel van de Heer.’ Maar bij de
roeping van Maria wordt er nadrukkelijk bij gezegd: ‘In de zesde
maand zond God de engel Gabriël.’ Eerst staat hij dus nog in
de hemel, waar de heerlijkheid van de Heer is, en waar Gabriël
staat voor Gods aangezicht. Zo valt er een duidelijk accent op de
plaats waar de engel vandaan komt.
En daarmee wordt ook het
contrast met de plaats waar hij heengaat extra scherp neergezet: de
engel Gabriël gaat vanuit de hemel, nu niet naar de tempel, waar
een eerbiedwaardige priester zijn werk doet, maar naar een
achterafprovincie in een achterafstadje waar een volslagen onbekend
meisje woont die ondertrouwd is met een al even onbekende man. Lucas
moet ze allemaal nog aan ons voorstellen. Die miserabele provincie, dat
is Galilea; dat verachtelijke stadje, dat is Nazaret (van dat
spreekwoord ‘kan er uit Nazaret iets goeds komen’), dat
onbekende meisje heet Maria, en die onbekende man heet Jozef.
Zo
leidt Lucas het roepingsverhaal in. God, de Machtige die grote dingen
gaat doen, doet die grote dingen in een klein plaatsje waar een jong
meisje woont die pas nu een naam mag hebben. Maria.
En daar
staan ze dan tegenover elkaar: een engel uit de hemel en een meisje uit
het volk, Gabriël en Maria. En hoe gaat het meestal als een engel
verschijnt aan een mens? Die mens schrikt en wordt bang. En het eerste
wat engelen altijd zeggen als ze op aarde komen is: ‘Wees niet
bang.’ Maar hier gebeurt dat niet. Het eerste woord van de engel
is een heel ander woord. Het is een groet, maar geen gewone.
‘Gegroet
Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je.’ Dat is heel wat
anders dan: ‘Goedemorgen Maria. Hoe gaat het met je?’ Nee,
de groet is heel bijzonder omdat de vrouw tot wie de engel zich richt
heel bijzonder is. En dat wil de engel direct zeggen: al bij voorbaat
eert Gabriël Maria om wat hij haar straks mag gaan zeggen. Namens
heel de engelenwereld spreekt Gabriël een gelukwens uit.
‘Gegroet
Maria.’ Eigenlijk zegt de engel: ‘Verheug u.’ Want
Maria mag de vreugde kennen dat God haar heeft uitgekozen om grote
dingen te doen, dat God haar roept om Hem op een heel bijzondere manier
te dienen. En in haar lied zingt ze later dan ook: ‘Mijn ziel
prijst en looft de Heer, mijn hart juicht om God, mijn redder.’
‘Gegroet
Maria, je bent begenadigd.’ Maria valt een heel bijzondere genade
ten deel. Maar het is wel genade en daaruit blijkt dat ook Maria niet
zonder zonde is. Ze komt niet van een andere planeet, ze zweeft niet in
de wolken, maar ze staat met beide voeten op de aarde en is met al haar
vezels verbonden met het volk van God, een zondig volk. En ook Maria
moet leven van genade. Zelf spreekt ze daarom ook over zichzelf als
‘zijn minste dienares’. Ook Maria leeft van vergeving. Maar
in deze aanspraak klinkt tegelijk iets van verwondering door. Want
Maria krijgt een heel unieke plaats in Gods plan, een heel unieke
plaats binnen het volk van de Heer.
‘Gegroet Maria, je
bent begenadigd, de Heer is met je.’ Zo maakt Gabriël zijn
bijzondere groet af. ‘De Heer is met je.’ Zo was de Heer
ook geweest met andere heiligen die ons zijn voorgegaan: Abraham,
Isaak, Jakob, Mozes, Jozua, Gideon, David, Rachab, Ruth. ‘De Heer
is met je.’ Dat betekent dat God zegenend tegenwoordig is in het
leven van Maria. Want Maria moet een zware taak vervullen die ze alleen
niet kan volbrengen. Dat gaat Gabriël zodadelijk vertellen. Maar
hij zegt al bij voorbaat: ‘De Heer zal je op een bijzondere
manier helpen. De Heer zal je zegenen en beschermen.’
En
hoe reageert Maria? Ze schrikt hevig. Ze raakt in verwarring. En het is
niet allereerst de verschijning van de engel die haar van haar stuk
brengt. Het is het woord dat ze hoort, de groet die de engel
Gabriël tot haar richt. Want ze voelt heel goed aan dat dit geen
gewone groet is. ‘Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is
met je.’ Wat heeft die groet te betekenen? We leren Maria kennen
als een vrouw die over dingen nadenkt. Later wordt van haar gezegd,
nadat de herders waren geweest om het kind Jezus te groeten:
‘Maar Maria bewaarde al deze woorden in haar harten bleef erover
nadenken.’ En na het gebeuren in de tempel, waar de twaalfjarige
Jezus temidden van de leraren van het volk uitblinkt in wijsheid en
inzicht, wordt over haar gezegd: ‘En zijn moeder bewaarde al deze
woorden in haar hart.’
Maria heeft wat met woorden. Ze
luistert er heel intens naar en ze overweegt ze. Zo is Maria een
voorbeeld voor iedereen die wil leren wat mediteren is: het Woord van
God en de daden van God in je hart overwegen, en je afvragen: Wat
betekent dit? Wat betekent dit voor mij? Zo vraagt Maria zich af
wat deze groet uit de hemel betekent, en haar gedachten gaan in een
richting waarin ze eigenlijk niet eens dúrft te denken:
‘Zou zij…, zou nu aan haar in vervulling gaan wat het volk
reeds eeuwenlang verwacht, moeder van de Messias?’ Ze durft
nauwelijks verder te denken, en ze staat daar met in haar hart en in
haar ogen een mengeling van verwondering en vrees, van ootmoed en
schuchterheid, van ontroering en overleg.
En dan zegt de
engel, die rechtstreeks bij God uit de hemel vandaan komt: ‘Ja,
Maria, wees niet bang, want God roept jou om moeder te worden van de
Messias. Jezus moet Hij heten. Zoon van de Allerhoogste is zijn naam.
Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn.’
Zo wordt Maria
geroepen om moeder van de Messias te zijn. En dat is niet niks. Heel
haar leven wordt op de kop gezet. De mensen, ze zullen denken en ze
zullen praten, want Maria is nog niet getrouwd. En Jozef, wat zal Jozef
zeggen? Maria zal haar eigen leven moeten opgeven, alles zal anders
gaan dan ze had gedacht. Ze wordt geroepen om moeder van de Messias te
zijn.
En stel je dat maar eens voor. Dat God iets van
je vraagt waardoor heel je leven op de kop wordt gezet. Dat God je
roept tot een taak die aan je leven een totaal andere wending geeft dan
je had gedacht. Hoe zou je daarop reageren? Met een: ‘Ja, hoor
eens, dat gaat wel heel ver.’ Of met een: ‘Mij niet gezien,
laat een ander dat maar doen.’ Of zou je zeggen: ‘Heer, ik
ben uw dienaar, en mijn leven ligt in uw hand. Wijs mij de weg die ik
gaan moet.’ Zo reageert in elk geval Maria.
De overgave van Maria
Maria
heeft nog wel een vraag. Haar aanvankelijke verwarring maakt plaats
voor een vragende houding. ‘Hoe zal dat gebeuren?’ Dat is
toch onmogelijk? In een kinderlied wordt het zo onder woorden gebracht:
‘Maria vraagt hoe dat wel kan want Jozef is nog niet haar
man.’ En het antwoord van de engel is duidelijk: ‘Het
Koningskind dat zij verwacht het is een wonder van Gods kracht.’
En als Maria dat heeft gehoord, maakt haar vragende houding plaats voor
een dienende houding, voor een houding waaruit overgave spreekt.
‘De Heer wil ik dienen.’ Maria heeft het woord van God dat
door de dienst van de engel Gabriël tot haar is gesproken, gehoord
en overwogen in haar hart. En ze geeft gehoor aan de roeping die op
haar afkomt. Ze wil dienen. Ze wil een dienstmaagd zijn.
‘Amen’ zegt ze op het Woord van God.
Hoe anders was dat geweest, lang geleden, bij Sara. Het wordt verteld in Genesis 18.
Abraham krijgt drie mannen op bezoek. Sara maakt een maaltijd klaar en
de mannen eten. En onder het eten vragen ze aan Abraham:
‘Abraham, waar is uw vrouw Sara?’ Abraham antwoordt:
‘Daar, in de tent.’ En dan zegt één van de
drie mannen, het is de Heer: ‘Ik kom over precies een jaar bij u
terug en dan zal uw vrouw Sara een zoon hebben.’ Sara luistert op
een afstandje, achter het doek van de tent, naar de woorden die
gesproken worden. Ze hoort dat ze door het woord van de Heer wordt
geroepen om moeder te worden. En wat doet Sara? Sara lacht. En het is
niet van vreugde. Sara lacht in zichzelf, want ze vindt het een
bespottelijke gedachte dat zij, een oude en hoogbejaarde vrouw, samen
met Abraham, haar oude en al even hoogbejaarde man, een kind zal
krijgen. ‘Ik ben immers verwelkt.’ De Heer hoort de lach
van Sara en zegt: ‘Is ook maar iets voor de Heer
onmogelijk?’ ‘Ja’, zegt Sara in haar hart, ‘dit
is voor de Heer onmogelijk.’
Dat was Sara. Toen zij
werd geroepen om moeder te zijn lachtte ze. Hoe anders is dat bij
Maria. Ook bij haar zou je kunnen verwachten dat ze reageerde zoals
Sara deed. Met een lach waarin spot en ongeloof doorklinken. Maar Maria
lacht niet. Maria overweegt de woorden in haar hart en zegt: ‘De
Heer wil ik dienen.’ Dat is overgave. Maria geeft zich aan God.
Ze wil een dienares zijn zoals de Heer Jezus ook kwam om te dienen. Ze
lijkt op haar Zoon die nog geboren moet worden. Zo Zoon, zo moeder.
Maria gaat leven in de navolging van Christus, die zichzelf overgegeven
heeft om ons te redden. Ook Maria geeft zichzelf over om met heel haar
hart en heel haar ziel en heel haar lichaam de Heer te dienen.
In
deze overgave van Maria zien we ook werkelijk dat de Heer met haar is.
Want alleen in de kracht van de Geest kun je dat: je overgeven aan de
wil van de Heer, ontvankelijk zijn voor wat Hij met je leven wil doen.
Zo is Maria ook een voorbeeld voor ons, een voorbeeld van overgave, een
voorbeeld van ontvankelijkheid voor het heil van de Heer, een voorbeeld
van jezelf wegcijferen zodat de Heer door jou zijn werk kan doen.
En
we weten allemaal wel hoe moeilijk dat is. Dienen is ons niet
aangeboren. We heersen liever. We gaan liever gewoon onze eigen gang.
We houden het liefst zelf de touwtjes van ons leven een beetje in
handen. Dat is het tegenovergestelde van dienen, het tegenovergestelde
van overgave. Wie zich overgeeft aan God, laat zich leiden door de
vraag: ‘Heer, wat wilt U met mijn leven doen?’
‘De
Heer wil ik dienen.’ Maria vindt rust in God en gaat ons daarin
voor. Maria stelt zich in dienst van Gods heilsplan. Maria zegt, als
eens Samuël in het heiligdom van de Heer, toen hij geroepen werd
om het woord te spreken - Maria zegt: ‘Spreek, Heer, uw dienares
luistert.’ Maria wil vol overgave God dienen door de moeder van
de Messias te worden.
Het geloof van Maria
Maria
eindigt haar antwoord op haar roeping met de woorden: ‘Laat er
met mij gebeuren wat u hebt gezegd.’ Uit dat antwoord blijkt
Maria’s geloof. Want er wordt van haar ontzettend veel gevraagd.
Je zou bijna zeggen: nooit is van Gods kinderen zoveel geloof gevraagd
als hier van Maria. Zij moet geloven dat uit haar door de Geest de
Messias zal worden geboren, het vrouwenzaad dat al zo lang geleden was
beloofd. Zij moet geloven dat dat kan, want bij God is niets
onmogelijk. Zij moet geloven dat wat in haar leven gebeuren gaat de
voortzetting is van het werk dat God in het Oude Testament begonnen is.
Zij moet geloven dat ze de kracht zal krijgen om de vervulling van Gods
beloften naar lichaam en ziel te kunnen dragen. Dat moet Maria allemaal
geloven. Maria moet geloven wat onbegrijpelijk is.
En Maria
gelooft. Haar geloof is uit het horen naar het woord van God dat zonet
door de engel Gabriël gesproken is. Hij zei: ‘Geen woord dat
van God komt zal krachteloos wezen’ (NBG 1951). En dat woord
wordt al direct vervuld aan Maria: ze krijgt de kracht om in geloof
gehoorzaam te zijn, om in geloof haar leven te geven in de dienst van
de Heer.
Maria gelooft. Haar geloof komt van de Heilige
Geest. Hij komt over haar en zal haar ‘als een schaduw
bedekken’. Ddat moeten we niet alleen verbinden met de
ontvangenis van het kind, het heilige dat in haar verwekt wordt. Het
‘als een schaduw bedekken’ gaat over iets blijvends. Het
lijkt op de wolk die in de woestijn op de tabernakel was, blijvend
verbonden met de ark. Zo blijft de Heilige Geest verbonden met Maria.
Hij maakt van haar lichaam en van haar ziel in de meest letterlijke zin
de tempel van de Heilige Geest. Het geloof van Maria, deze jonge vrouw
aan het begin van het Nieuwe Testament, komt van de Heilige Geest die
het in haar hart werkt door de verkondiging van het heilig evangelie.
Hoe
anders was het bij die andere jonge vrouw aan het begin van het Oude
Testament, Eva. Bij haar zien we het ongeloof. Bij haar zien we de
zelfzucht. Bij haar zien we een onheilige geest die wakker wordt
geroepen door de satan. Eva, ze is de vrouw van het ongeloof. Maria de
vrouw van het geloof. Eva, de vrouw die haar eigen wil doorzette en
koos voor de zonde en de dood. Maria, die koos voor het heil en het
leven door te zeggen: ‘Laat met mij gebeuren wat u hebt
gezegd.’ Let er ook op hóe Maria het zegt. Ze zegt niet:
‘Ik zal het doen, want dat wil ik.’ Nee ze zegt:
‘Laat met mij gebeuren.’ Uw wil geschiede. Ze legt het
allemaal in de handen van de Heer, omdat ze het daar veilig weet.
Uw
wil geschiede. In die bereidheid van Maria lijkt ze opnieuw op haar
Zoon. Zo Zoon, zo moeder. Ze wil gehoorzamen aan de Heer, zoals de Zoon
zijn Vader wilde gehoorzamen. Want Hij heeft later gezegd: ‘Mijn
voedsel is: de wil doen van hem die mij gezonden heeft en zijn werk
voltooien.’
Maria, die de moeder van de Messias mag
zijn, gelooft. Dat blijkt uit haar woorden. En geloven is: vragen wat
God met je leven wil. Geloven is: jezelf overgeven aan de Heer en alles
van Hem verwachten. Geloven is: luisteren naar de roeping die op je
afkomt door het woord van God.
Zo is Maria een voorbeeld
voor ons. Zij werd wel op een heel bijzondere manier geroepen voor een
heel bijzondere taak. Zij was een gezegende onder de vrouwen en alle
geslachten prijzen haar gelukkig om de grote dingen die God in haar
leven heeft gedaan. Maar tegelijk staat zij model voor alle christenen
in alle tijden: Maria was ontvankelijk voor het Woord van God en voor
het heil van God en voor de Zoon van God.
Zo worden ook wij
geroepen om ontvankelijk te zijn voor Christus en om ons hart voor Hem
open te zetten. Dat oefenen we in de tijd van Advent. In Maria’s
leven was ruimte voor Christus. Ze heeft de deur niet voor de neus van
de engel dicht gegooid. Maar vol overgave en geloof heeft ze
‘Amen’ gezegd op de roepstem van God.
Zo
vraagt de Heer ook van ons dat we vol verlangen uitzien naar de komst
van Jezus, dat we de deuren van ons hart wagenwijd openzetten voor de
boodschap van het heil, dat we midden in de dood hier op aarde in
ootmoed alles verwachten van het Leven uit de hemel, dat we
‘Amen’ zeggen op de stem van God die ons roept tot zijn
heil.
Hoe schetst het Nieuwe Testament ons Maria?
Als een vrouw die vele bevreemdende dingen meemaakte in haar leven en dat alles ‘in haar hart bewaarde’ (Lucas 2:19,
51). Ze had een open, verwachtingsvolle grondhouding zou je kunnen
zeggen en daarbij een enorm geloofsvertrouwen. Dat zie je ook terug in
andere teksten en dat moet iets zijn dat ze Jezus heeft meegegeven.
Op verschillende plaatsen zien we dat Maria en Jozef een vroom leven leidden. Jozef werd rechtvaardig genoemd (Mattheüs 1:19).
Na de geboorte van het kind gingen de ouders naar de tempel om er een
offer te brengen. Jaarlijks maakten ze ook de pelgrimage naar Jeruzalem
(Lucas 2:41). Van Jozef horen we daarna niets meer, maar dat Jezus broers en zussen had wordt meerdere keren gezegd.
Het
moet voor Maria niet makkelijk zijn geweest om te zien hoe haar zoon
zijn eigen weg ging. Kennissen maakten schampere opmerkingen over haar
zoon (Mattheüs 13:55, Marcus 6:3). En daarnaast nam Jezus soms scherp afstand van zijn familie (Lucas 8:19-21).
Frappant is daarom misschien wel vooral dat Maria desondanks steeds
volgend aanwezig bleef. Zoals bij de bruiloft in Kana al zichtbaar
werd, handelde Jezus op eigen wijze. Dat weerhield Maria er niet van om
op kenmerkende moederlijke wijze raadgevingen te doen en aanwijzingen
te geven. Ze kende haar zoon.
Ook later is ze aanwezig, als
Jezus wordt gekruisigd. Volgens Johannes was zij een van de drie
Maria’s aan de voet van het kruis (Johannes 19:25).
Handelingen
vertelt bovendien dat Maria bij de discipelen was in de weken tussen
pasen en pinksteren. Samen met haar andere zonen wachtte ze in
Jeruzalem vurig biddend op de komst van de Heilige Geest (Handelingen 1:14).
Verschillende
aanwijzingen duiden erop dat een eerste gemeente van volgelingen van
Jezus moet zijn ontstaan op de Berg Sion. Het lijkt aannemelijk dat
onder de hedendaagse bovenzaal een synagoge van deze gemeente heeft
gestaan. Dat zou dan de plaats zijn waar een andere Maria, de moeder
van Johannes of Marcus, heeft gewoond (Handelingen 12:12).
Ervanuitgaande dat Maria deel is blijven uitmaken van deze gemeenschap
is het niet ondenkbaar dat zij in Jeruzalem is gaan wonen en er ook is
gestorven.
Van Maria weten we eigenlijk niet zoveel. We
lezen nergens dat ze expliciet haar geloof in Jezus beleed. We horen
Simeon tegen haar zeggen dat ze door een zwaard doorstoken zou worden (Lucas 2:35),
maar weten niet hoe ze dat heeft ervaren en verdragen. We weten niet
wanneer haar echtgenoot is gestorven, waar zijzelf is begraven.
Aan
de andere kant weten we toch het een en ander. Blijkbaar willen de
evangelieschrijvers onze aandacht richten op Jezus, de zoon. Hoe
Hij werd opgevoed, wie zijn familieleden waren etc. is niet van zoveel
belang.
Ondertussen hebben we wel gezien hoe Maria vasthoudend aanwezig was en haar zoon volgde, ondanks alle aanvechting.
Waarom
komt ze dan niet voor in de lijst geloofsgetuigen van Hebreeën?
Dat zal er wel vooral mee te maken hebben, dat de schrijver van de
brief de mensen uit vroeger tijden (11:2) gebruikt om te laten zien hoe
hun geloofsverwachting gericht is geweest op wat zou komen en wat
beloofd was, maar nog geen werkelijkheid werd in hun leven.
Dat
laatste heeft Maria nu juist wel meegemaakt. Toch moeten haar geloof en
vertrouwen hebben gewankeld toen Jezus moest lijden en stierf. Haar
aanwezigheid in de kring der gemeente maakt duidelijk dat ze die
periode overwonnen heeft. In een lijst van Nieuw Testamentische
geloofsgetuigen zou ze zeker thuishoren.
Tien Deugden van Maria volgens de tradtie
Zuiverheid
Overweging
van het evangelie naar Lucas, Lc 1,34-38: 'Maar hoe moet dat dan?' zei
Maria tegen de engel. 'Ik heb geen omgang met een man.' De engel
antwoordde haar: 'Heilige Geest zal op u komen en kracht van de
Allerhoogste zal u overdekken. Daarom zal het kind heilig genoemd
worden, Zoon van God. Bovendien, ook Elisabet, uw verwante, is op haar
oude dag zwanger van een zoon; zij werd onvruchtbaar genoemd, maar zij
is al in haar zesde maand. Want voor God is niets onmogelijk.' Toen zei
Maria: 'Ik ben de dienares van de Heer; laat met mij gebeuren wat u
gezegd hebt.' Toen ging de engel van haar weg.
Wijsheid
Overweging
van het evangelie naar Lucas, Lc 2,19-20: 'Maria bewaarde dit alles in
haar hart en dacht erover na. De herders keerden terug. Zij
verheerlijkten en loofden God om alles wat zij hadden gehoord en
gezien; het kwam overeen met wat hun was gezegd.'
Deemoed
Overweging
uit het evangelie van Lucas, Lc 1,38: Toen zei Maria: 'Ik ben de
dienares van de Heer; laat met mij gebeuren wat u gezegd hebt.'
Geloof
Overweging
uit het evangelie van Lucas, Lc 1,45: 'Gelukkige vrouw, zij die
gelooft! Wat haar namens de Heer is gezegd, zal in vervulling gaan.'
Toewijding
Overweging
uit het evangelie van Lucas, Lc 1,46-47: 'Met heel mijn hart roem ik de
Heer, met al mijn adem juich ik om God, mijn redder.'
Gehoorzaamheid
Overweging
uit het evangelie van Lucas, Lc 2,22-23: 'Toen de tijd gekomen was dat
zij zich volgens de wet van Mozes moesten reinigen, brachten ze Hem
naar Jeruzalem om Hem aan te bieden aan de Heer, zoals in de wet van de
Heer geschreven staat: Al het mannelijke dat de moederschoot opent, zal
de Heer worden toegewijd'
Armoede
Overweging
uit het evangelie van Lucas, Lc 2,6-7: 'Terwijl ze daar waren kwam voor
haar de tijd dat ze moest bevallen, en ze baarde een zoon, haar
eerstgeborene; ze wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een voerbak,
omdat er geen plaats voor hen was in het gastenverblijf.' en Lc 2,12:
'Dit is het teken voor u: u zult een kind vinden dat in doeken is
gewikkeld en in een voerbak ligt.'
Geduld
Overweging
uit het evangelie van Lucas, Lc 2,48: 'Toen ze Hem daar zagen, waren ze
zeer ontdaan. Zijn moeder zei: ‘Kind, hoe kon je ons dit aandoen?
Wat waren je vader en ik ongerust toen we je kwijt waren.' Overweging
uit het evangelie van Mattheus, Mt 2,13-15:
'Toen ze de wijk genomen hadden, verscheen aan Jozef in een droom een
engel van de Heer, die zei: ‘Sta op, neem het kind en zijn moeder
mee en vlucht naar Egypte, en blijf daar tot ik u waarschuw. Want
Herodes staat het kind naar het leven.’ Hij stond op en nam nog
die nacht met het kind en zijn moeder de wijk naar Egypte, en bleef
daar tot de dood van Herodes (...)'
Barmhartigheid
Overweging uit het evangelie naar Johannes, Jo 2,4-5:
'Jezus antwoordde: ‘Wat hebben ik en u daarmee van doen, Vrouwe?
Mijn uur is nog niet gekomen.’ Zijn moeder zei tegen de dienaren:
'Wat Hij u ook beveelt, doe het maar'.'
Compassie
Overweging
uit het evangelie naar Lucas, Lc 2,34-35: ' (...) Hij zal een omstreden
teken zijn – ook door uw ziel zal een zwaard gaan – en zo
zal onthuld worden wat er in veler harten omgaat.'
Overweging uit het evangelie naar Johannes, Jo 19,26-27:
'Jezus zag zijn moeder, en bij haar de leerling van wie Hij hield. Toen
zei Hij tegen zijn moeder: ‘Vrouw, daar is nu je zoon.’
Vervolgens zei Hij tegen de leerling: ‘Daar is je moeder.’
Toen, van dat uur af, nam de leerling haar bij zich in huis op.'
Verdere info
Er is weinig bekend over haar persoonlijke geschiedenis. Haar stamboom staat vermeld in Luk. 3 (zie hieronder). Ze was uit de stam van Juda een rechtstreekse afstammelinge van David (Psalm 132:11; Luk. 1:32). Door haar huwelijk was ze familie van Elisabet, die een afstammelinge was van Aaron (Luk. 1:36).
Toen
Maria in Nazaret woonde, bij haar ouders, voordat ze de vrouw werd van
Jozef, kondigde de engel Gabriël haar aan, dat ze de moeder zou
worden van de beloofde Messias (Luk. 1:35). Hierna ging ze haar nicht Elisabet, opzoeken die getrouwd was met Zacharias (waarschijnlijk in Jutta, Jozua 15:55; 21:16,
in de buurt van Maon), op aanzienlijke afstand, ongeveer 100 mijl van
Nazaret vandaan. Bij het binnenkomen werd ze onmiddellijk gegroet door
Elisabet als de moeder van haar Heer. Elisabet begon meteen haar
lofzang te zingen (Luk. 1:46-56; vergelijk 1 Sam. 2:1-10). Na drie maanden keerde Maria terug naar Nazaret, naar haar eigen huis.
Jozef werd op bovennatuurlijke wijze ingelicht (Matt. 1:18-25) over haar conditie en hij nam haar mee naar zijn eigen huis. Spoedig hierna kwam het bevel van keizer Augustus (Luk. 2:1) waarin stond, dat ze naar Betlehem (Micha 5:2),
moesten gaan, ongeveer 80 of 90 mijl van Nazaret vandaan en toen ze
daar waren zochten ze onderdak in een herberg of khan die bedoeld was
voor vreemdelingen (Luk. 2:6,7).
Maar aangezien de herberg overvol was, moest Maria zich terugtrekken in
een plaats tussen het vee en daar bracht ze haar zoon ter wereld, die
Jezus genoemd werd (Matt. 1:21), omdat Hij zijn volk zou redden van de zonden.
Hierna
volgt het opdragen in de tempel, de vlucht naar Egypte, en het volgende
jaar de terugkeer naar Nazaret, waar het gezin zich vestigde (Matt. 2).
Daar heeft Maria, de vrouw van Jozef de timmerman, dertig jaar gewoond,
bezig in haar eigen nederige omgeving, peinzend over de vreemde dingen
die haar overkomen waren. Slechts één gebeurtenis is
opgetekend over deze jaren, namelijk toen ze samen naar Jeruzalem
gingen Jezus was toen twaalf jaar en zijn ouders raakten Hem kwijt. Ze
vonden Hem tussen de geleerden in de tempel (Luk. 2:41-52). Misschien stierf Jozef in deze periode, want hij wordt verder niet meer genoemd.
Na
het begin van de openbare bediening van onze Heer wordt er weinig
aandacht meer geschonken aan Maria. Ze was bij de bruiloft in Kana.
Anderhalf jaar later vinden we Maria in Kapernaüm (Matt. 12:46,48,49),
waar Christus deze gedenkwaardige woorden sprak: "Wie is mijn moeder en
wie zijn mijn broeders en zusters? En hij strekte zijn hand uit naar
zijn discipelen en zeide: 'Zie mijn moeder en mijn broeders!' De
volgende keer, dat we wat van haar horen is bij het kruis met haar
zuster Maria, en Maria Magdalena, en Salome, en andere vrouwen (Joh. 19:26). Vanaf dat uur nam Johannes haar bij zich in huis. Ze was bij de kleine groep in de opperkamer na de hemelvaart (Hand 1:14). Vanaf deze tijd verdwijnt ze volledig van het toneel. Het wanneer en hoe van haar dood is totaal onbekend.
Maria's
andere zonen zijn Jozes (Jozef), Jacobus, Judas, en Simon. Er waren ook
zusters bij, maar die worden niet met name genoemd (Matt. 13:55-56; Mark 6:3).
Maria
was een rechtstreekse afstammelinge van koning David, wat Jezus het
recht gaf om de Joodse troon te bestijgen, zowel door Maria als door
adoptie door zijn pleegvader, Jozef. Maria's genealogie wordt vermeld in Luk. 3:23-38. Dr. Henry Morris verklaart deze genealogie in Lukas:
"Het is duidelijk, dat Jozef de zoon van Jacob was:(Matt. 1:16, dus als er in [Lukas 3:23 -
wordt gesproken van 'de zoon van Eli') moet dat worden uitgelegd als
'schoonzoon van Eli.' De genealogie van Christus in Lucas is zodoende
eigenlijk de afstamming van Maria, terwijl Matteüs de afkomst van
Jozef geeft. Eigenlijk staat het woord zoon niet in het origineel, dus
het is wetenschappelijk verantwoord om het woordje zoon te vervangen
door schoonzoon in deze context. Aangezien Matteüs en Lucas
duidelijk algemeen bekende feiten vermelden, staat het wel vast, dat
zij beiden nooit zo maar zo'n flagrante vergissing konden maken om een
verkeerde geneologie te geven in hun verslag. Het is dus duidelijk, dat
beide ouders afstamden van David--Jozef door Salomo (Matt. 1:7-15), aldus had hij wettelijk recht op de troon van David en Maria door Nathan (Luk. 3:23-31),
haar afstamming was dus uit het zaad van David, aangezien de
geslachtslijn van Salomo verworpen was vanwege Jojakin's zonde" [Dr.
Henry M. Morris, The Defender's Study Bible, note for Luke 3:23 (Iowa
Falls, Iowa: World Publishing, Inc., 1995).].
Ofschoon
Jezus duidelijk gerelateerd was aan beide ouders (aan Maria doordat Hij
uit haar werd geboren en aan Jozef door wettelijke adoptie), was Hij
dan ook genetisch aan hen of aan zijn broers en zusters gerelateerd?
Duizenden jaren lang was elk kind geboren met een overgeërfde zondige natuur en zondig vlees (Rom. 8:3).
Dit is het resultaat van de zonde van onze voorouders: Adam en Eva van
wie we afstammen. Elke generatie (zonder uitzondering) heeft gezondigd (Rom. 3:23) en geeft die zondige natuur en de vloek van de dood door aan de volgende generatie (de Bijbelse leer van de erfzonde - Rom. 5:12-19).
Er is slechts één uitzondering in de geschiedenis.
Ofschoon Jezus in de baarmoeder van Maria groeide, zoals elk kind bij
zijn moeder groeit, was hij verschillend van alle andere babies.
Blijkbaar was Hij niet genetisch gerelateerd aan Maria of Jozef, want
beiden hadden een zondige natuur geërfd. Jezus was zonder zonde en
men mag vrij aannemen zonder genetische afwijking, aangezien Hij moest
dienen als het vlekkeloze offerlam van God.
Al sedert de
schepping ontstond elk opvolgend leven bij de conceptie.
Wetenschappelijk gezien begint het nieuwe wezen op het moment dat het
DNA van de man zich verbindt met dat van de vrouw. Dit was niet het
geval bij Jezus. Als een geest en deel van de Drie-eenheid, bestond
Jezus al voor de schepping van de wereld. Eigenlijk openbaart Johannes
dat Hij de Schepper is. (Joh. 1).
Verder
was het fysieke lichaam van Jezus, zoals Hij werd geboren in Betlehem
duidelijk een speciale creatie van God, geplaatst in Maria's
baarmoeder. Dit is de Bijbelse leerstelling van de maagdelijke geboorte.
Aldus
is noch de geest van Christus, noch zijn lichaam het resultaat van het
DNA van het eitje van Maria of van het zaad van enige man. Beide zouden
genetische fouten hebben bevat en een zondige natuur. Zoals de Bijbel
ons leert was Jezus echt de tweede Adam. De eerste Adam was een
speciale schepping van God (niet gerelateerd aan enig menselijk wezen),
zo ook de tweede Adam. (Romeinen 5:12-19).
Jezus was net zo volledig mens als de eerste Adam en evenals deze had
Hij geen zondige natuur, geen erfzonde, geen zondig vlees, dat steeds
weer generatie op generatie doorgegeven werd sinds de zondeval. Hij was
absoluut puur en zonder zonde, vanaf de dag van Zijn geboorte. Hij
moest zijn en was het Lam van God, zonder vlek of rimpel, offerlam voor
onze zonden (Joh. 1:29).
Hoe leeft Maria onder de gelovigen?
"Onder
het geloofsvolk neemt Maria een veel grotere plaats in dan in de
officiële kerkleer, de theologie. Daar is blijkbaar behoefte aan.
Vermoedelijk omdat Maria zo herkenbaar is, ze heeft immers altijd voor
haar zoon gestaan. Bovendien is voor vele gelovigen Jezus een figuur op
afstand die ontzag oproept. De volksdevotie van Maria is geen probleem
zolang ze geen einddoel wordt, maar gezien wordt als weg, als kanaal
naar Jezus. Over Maria weten we eigenlijk niet zo veel: ze was bij de
geboorte, bij de bruiloft in Kana en opnieuw bij het kruis van Jezus.
Ze is ook de moeder van Johannes geworden en daarin ligt haar
verbinding met de kerk. Maria is de kerk, is de bruid van God.''
Volksdevotie
Het
meest prominent is Maria aanwezig in de katholieke en orthodoxe
volksdevotie waarin de Mariaverering een dominante plaats inneemt.
Volgens de officiële kerkelijke leer kan Maria nooit de plaats van
Jezus als Verlosser van de zonde vervangen en verwijst zij altijd naar
Jezus als de werkelijke Middelaar tussen de mens en God. In de
volksdevotie is de praktijk meestal dat Maria als 'toegankelijker'
beschouwd wordt dan Jezus en meer aangeroepen wordt, zij het dan als
'voorspreekster'. Ook vinden vele gelovigen dat het vragen van gebed
aan Maria noodzakelijk is, omdat hun eigen gebeden tot Jezus zo vaak
verstrooid en niet vurig genoeg zijn. In de wereld zijn veel plaatsen
waar uitdrukking wordt gegeven aan deze devotie. Paus Johannes Paulus
II, die Maria zeer na aan het hart lag, legde zijn lot en dat van de
wereld in de handen van de Moeder Gods; zij zou hem beschermen volgens
de verschijning van Maria in Fatima.
Het meest beroemd zijn
de plaatsen waar Maria zou zijn verschenen: het Franse Lourdes
(verschijning in 1858), Fátima in Portugal (1917) en Guadalupe
in Mexico-stad (1531). Het Duitse Kevelaer trekt veel Nederlandse
pelgrims. In katholieke en orthodoxe landen zijn ontelbare nationale en
regionale heiligdommen te vinden, maar ook in Nederland hebben talloze
zogenaamde genadeoorden (bedevaartplaatsen) uit de middeleeuwen de
reformatie overleefd (of zijn uit de doden verrezen in de 19e eeuw,
zelfs in het "protestantse" Noorden. Daartussen vindt men aan Onze
Lieve Vrouwe ter Nood in Heiloo, Onze-Lieve-Vrouwe van Sevenwouden te
Bolsward en Onze Lieve Vrouwe van de polder te Middelburg.
Zie hier over het bovenstaande een : Rijke bron van informatie
Mariakapelletjes in de Nederlanden
Vooral
in de van oudsher katholieke Nederlandse provincies Limburg en Brabant
en in Vlaanderen kan men op veel plaatsen, vaak in oude stads- en
dorpskernen maar ook verspreid over het platteland, kleine
Mariakapelletjes aantreffen die door de plaatselijke bevolking, worden
bezocht om een kaarsje op te steken en voor een moment van bezinning.
Deze bevinden zich in Vlaanderen zeer vaak onder of bij een oude boom,
op de plaatsen waar ooit in voor-christelijke tijden een boomheiligdom
was. Ook in Nederland zijn veel dergelijke oorsprongen aangetoond.
Is het geoorloofd (in de protestants-christelijke traditie) Maria, de moeder van Jezus, te aanbidden?
Alleen God mag aanbeden worden. Wij geloven dat Jezus God is en daarom aanbeden mag worden.
Matthéüs 4:10:
"Toen zeide Jezus tot hem: Ga weg, satan! Er staat immers geschreven: De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen."
Handelingen 10:25-26 (Statenvertaling):
"En
als het geschiedde, dat Petrus inkwam, ging hem Cornelius tegemoet, en
vallende aan zijne voeten, aanbad hij. Maar Petrus richtte hem op,
zeggende: Sta op, ik ben ook zelf een mensch."
We zien in het bovenstaande tekstgedeelte dat de apostel Petrus niet toeliet dat Cornelius hem aanbad.
Openbaring 22:8-9:
"En
ik, Johannes, ben het die deze dingen hoorde en zag. En toen ik ze
gehoord en gezien had, wierp ik mij neder voor de voeten van de engel,
die ze mij toonde, om te aanbidden. Maar hij zeide tot mij: Doe dat
niet! Ik ben een mededienstknecht van uw broederen, de profeten, en van
hen, die de woorden van dit boek bewaren; aanbid God!"
De engel liet niet toe dat de apostel Johannes hem aanbad
Conclusie: Engelen en mensen (dus ook reeds gestorven gelovigen) mogen niet aanbeden worden.
Matthéüs 28:9:
"En zie, Jezus kwam haar tegemoet en zeide: Wees gegroet. Zij naderden Hem en grepen zijn voeten en zij aanbaden Hem."
Jezus liet toe dat zij Hem aanbaden
Matthéüs 13:55-56:
"Is
dit niet de zoon van de timmerman? Heet zijn moeder niet Maria en zijn
broeders Jacobus en Jozef en Simon en Judas? En behoren zijn zusters
niet allen bij ons?"
Het gezin van Jozef en Maria bestond
uit Jozef en Maria en minstens zeven kinderen, zoals uit de
bovenstaande tekst blijkt. Maria is dus geen maagd gebleven na de
geboorte van Jezus. Dit is ook normaal, want zij was getrouwd met Jozef.
De bruiloft te Kana
Johannes 2:3-4:
"En
toen er gebrek aan wijn kwam, zeide de moeder van Jezus tot Hem: Zij
hebben geen wijn. En Jezus zeide tot haar: Vrouw, wat hen Ik met u van
node? Mijn ure is nog niet gekomen."
We zien dat Jezus
in bovenstaande tekst een zekere afstand neemt van Maria. In de twee
volgende tekstgedeelten zien we dat nog duidelijker.
Marcus 3:32-35:
"En
een schare zat rondom Hem en zij zeiden tot Hem: Zie, uw moeder en uw
broeders en uw zusters staan buiten en zoeken U. En Hij antwoordde en
zeide tot hen: Wie zijn mijn moeder en broeders? En rondziende over
degenen, die in een kring rondom Hem zaten, zeide Hij: Zie, mijn moeder
en mijn broeders. Al wie de wil Gods doet, die is mijn broeder en
zuster en moeder".
Lukas 8:21:
"Mijn moeder en mijn broeders zijn dezen, die het woord Gods horen en doen."
Jezus vond gehoorzame gelovigen belangrijker dan zijn eigen moeder of broers.
Handelingen: 1:14:
"Deze
allen bleven eendrachtig volharden in het gebed, met enige vrouwen en
Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broeders."
We zien
na de hemelvaart van Jezus Maria in Jeruzalem in afwachting van de
Heilige Geest die beloofd was. Maria was dus een gelovige vrouw,
evenals waarschijnlijk de broers van Jezus.
Van Jezus wordt op meerdere plaatsen van de Bijbel gezegd dat Hij alles geschapen heeft.
Colossenzen 1:15-18:
"Hij
is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene der ganse
schepping, want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en
die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen,
hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen
zijn door Hem en tot Hem geschapen; en Hij is vóór alles
en alle dingen hebben hun bestaan in Hem;"
Overeenkomstig het bovenstaande zei Jezus dat Hij leeft voor Hij geboren werd uit Maria.
Johannes 17:5:
"En nu, verheerlijk Gij Mij, Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was."
Johannes 8:57-58:
"De
Joden dan zeiden tot Hem: Gij zijt nog geen vijftig jaar en hebt Gij
Abraham gezien? Jezus zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Eer
Abraham was, ben Ik."
Abraham leefde ongeveer 2000 jaar voordat Jezus geboren werd!
Met
het bovenstaande wil ik dus stellen dat Maria niet zo belangrijk was
voor Jezus. God had ook een andere vrouw kunnen kiezen om de Zoon van
God geboren te doen worden.
Conclusie: We mogen Maria eren
als moeder van Jezus en als christen. We mogen Maria niet aanbidden
omdat zij slechts een mens is. Jezus mogen we aanbidden omdat zijn
afkomst Goddelijk is.
De verering van de Heilige Maagd Maria in de rooms-katholieke tradie
Het
is al voldoende om de woorden van de Maagd te noemen die in de Bijbel
opgetekend staan: “En zie, van heden af prijst elk geslacht mij
zalig”(Luc. 1,48).
De
uitdrukking “elk geslacht” wil zeggen, dat de Mariaverering
een universeel dogma is dat begon bij de geboorte van Jezus Christus en
zal voortduren tot einde der tijden.
Sommige uitdrukking
waarmee de Maagd Maria vereerd wordt in de Bijbel, komen van Elisabeth,
die ongeveer van de leeftijd was van Maria’s moeder, zei tot
haar: “waaraan heb ik het te danken, dat de moeder van mijn Heer
naar mij toe komt? Zie, zodra de klank van uw groet mijn oor bereikte,
sprong het kind van vreugde op in mijn schoot”( Luc. 1, 43-44).
Wat ons hier met verbazing vervult in de grootheid van de Maagd is dat
toen Elisabeth haar groet hoorde, zij “werd vervuld van de
heilige Geest” (Luc. 1, 41). Alleen al het horen van de stem van de Maagd maakt dat Elisabeth vervuld werd van de Heilige Geest.
De
Maagd werd niet alleen vereerd door het mensdom, maar ook door de
engelen. Dit blijkt uit de begroeting van haar door de engel
Gabriël. Hij sprak: “Verheugd u, vol van genade, de Heer is
met U .Gij zijt de gezegende onder de vrouwen” (Luc. 1, 28).
De woorden “Gij zijt de gezegende onder de vrouwen” werd
herhaald door Elisabeth in haar begroeting van de Maagd Maria. (Luc. 1, 42). Het valt ons op dat de manier waarop de Engel spreekt tot Maria veel verhevener is dan tegen priester Zacharias (Luc. 1, 13).
Er
zijn vele profetieën in de Bijbel die duiden op de Maagd Maria. Om
er een paar te noemen: “rechts van u staat de Koningin” (Ps 45, 10).
De Goddelijke Inspiratie zegt ook van haar. “nog toeft zij in
opperste pracht in het binnenvertrek, de koningsdochter (Ps. 45, 13).
De Maagd is dus de koningin en de dochter van de koning. Daarom beeldt
de koptisch kerk haar op alle iconen van de Maagd Maria uit als een
gekroonde koningin en plaats haar aan de rechterhand van de Heer Jezus
Christus, ere zij Hem.
De kerk in haar hymnen prijst de
Maagd en zegt: “Vele vrouwen hebben zich dapper gedragen, maar
gij overtreft ze allen” (Spr. 31, 29).
De
Heilige Maagd Maria was het verlangen van alle geslachten. Zij is
degene wier Nakomeling in staat was “de kop van de slang te
verpletteren, waarmee Hij Gods eerste belofte om de mens te redden
vervulde (Gen. 3, 15).
Omdat de Maagd de moeder is van de Heer Jezus Christus, kunnen alle titels van de Heer aan haar moederschap toegekend worden.
De Heer Jezus Christus is “ het ware licht” (Joh. 1, 9). Hij zei van zichzelf: “Ik ben het licht van de wereld” (Joh. 8, 12). Daarom is Zijn moeder de Maagd de moeder van het licht of de moeder van het ware licht.
Aangezien Christus de Heilige is (Luc. 1, 35),
is de Maagd dus de moeder van de Heilige. Aangezien Christus de Redder
is , zoals de herders gezegd werd: “..hebben is U een redder
geboren, Christus de Heer, in de stad van David” (Luc. 2, 11),
en aangezien Zijn naam Jezus is, dat is, ‘Redder’, omdat
“Hij Zijn volk van hun zonden zal verlossen”, daarom is de
Maagd de Moeder van de Redder.
Aangezien Christus God is. (1Joh. 1, 1), (Rom. 9, 5), (Joh. 20, 28), daarom is de Maagd de Moeder van God.
Aangezien
Christus de Heer is, volgens de woorden van de Elisabeth tot de Maagd
Maria: “de Moeder van mijn Heer”( Luc. 1, 43), daarom is de Maagd de Moeder van de Heer.
Op dezelfde wijze is zij de Moeder van Immanuel (Mat. 1, 24)en de Moeder van het Woord dat vlees geworden is (Joh. 1, 14).
Als
de Maagd Maria de Moeder van Christus is , dan is ze onbetwistbaar de
geestelijke Moeder van alle Christenen. Het is al voldoende dat toen de
Heer Jezus Christus aan het Kruis hing, Hij tot Johannes, de geliefde
Apostel, zei over haar: “Zie daar uw moeder” (Joh. 19, 27). Als de Maagd een moeder is voor St. Johannes, die ons toespreekt als ‘mijn kinderen” (1Joh. 2, 1),
dan is zij dus de moeder van ons allen. Dientengevolge is de
benaming”onze zuster” ons niet welkom en is geen antwoord
waardig, omdat het onaanvaardbaar en onlogisch is om de moeder van
Christus te beschouwen als de zuster van Zijn kinderen die in Zijn naam
geloven!
Ieder die de Maagd vereert, vereert in feite
Christus zelf. Als ‘eert uw vader en uw moeder’ het eerste
gebod is met een belofte (Ef. 6, 2); (Ex. 20, 12); (Deut. 5, 16),
dienen wij dan onze moeder de Maagd niet te vereren, de moeder van onze
Heer Jezus Christus en de moeder van de Apostelen? De Maagd is degene
tot wie de engel zei: “de heilige Geest zal over u komen en de
kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen, daarom zal ook wat tewr
wereld wordt gebracht heilig genoemd worden, Zoon van God” (Luc. 1, 35).
Zij is degene die geprezen werd door Elisabeth die zei: “Zalig
zij die geloofd heeft, dat tot vervulling zal komen wat haar vanwege de
heer gezegd is” (Luc. 1, 45).
De
woorden ‘Gij zijt gezegend onder de vrouwen’ , die door de
engel Gabriël en door ‘de H. Elisabeth gezegd werden,
betekenen dat als de Maagd vergeleken wordt met alle vrouwen op aarde
zij de gezegende zal zijn,omdat geen van de vrouwen op aarde de glorie
ontving die haar deelachtig werd door de Goddelijke Incarnatie. Er is
geen twijfel aan dat God onze Lieve Vrouw verkoos uit alle vrouwen,
omdat geen andere vrouw ooit de deugden van de Maagd heeft gehad. Dat
blijkt uit haar verheffing en haar verheven positie. Daarom noemde de
profeet Jesaja haar ook ‘ een wolk’ in zijn profetie over
de Vlucht naar Egypte (Jes. 19, 1).
HOLYHOME.NL USE NO COOKIES - REPORT DEAD LINKS
READ THE BOOK - THE BIBLE CHANGE YOUR LIFE
Remember all victims of violence worldwide
Waard om te weten :
Een hartelijk welkom op de siteDeze pagina printen
Sitemap
Wie zoekt zal vinden
FAQ - HELP
Kerk
Zondag
Advent
Kerstfeest
Driekoningen
Vastentijd
Goede Vrijdag
Aswoensdag
Palmzondag
Palmpasen
De stille week
Witte donderdag
Stille zaterdag
Paaswake
Pasen - Paasfeest
Hemelvaartsdag
Pinksteren
Biddag
Dankdag
Avondmaal
Doop
Belijdenis
Oudjaarsdag
Nieuwjaarsdag
Sint Maarten
Sint Nicolaas
Halloween
Hervormingsdag
Dodenherdenking
Bevrijdingsdag
Koningsdag / Koninginnedag
Gebedsweek
Huwelijk
Begrafenis
Vakantie
Recreatie
Feest- en Gedenkdagen
Symbolen van herkenning
Leerzame antwoorden op levens- en geloofsvragen
Hebreeën 4:12 zegt: "Want levend en krachtig is het woord van God, en scherper dan een tweesnijdend zwaard: het dringt diep door tot waar ziel en geest, been en merg elkaar raken, en het is in staat de opvattingen en gedachten van het hart te ontleden". Lees eens: Het zwijgen van God
God heeft zoveel liefde voor de wereld, dat Hij Zijn enige Zoon heeft gegeven; zodat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft. Lees eens: God's Liefde
Schat onder handbereik
Bemoediging en troost
Psalmen en bijbelliederen
Bible-people - stories of famous men and women in the Bible
Bible-archaeology - archaeological evidence and the Bible
Bible-art - paintings and artworks of Bible events
Bible-top ten - ways to hell, films, heroes, villains, murders....
Bible-architecture - houses, palaces, fortresses
Women in the Bible - great women of the Bible
The Life of Jesus Christ - story, paintings, maps
Read more for Study Apocrypha, Historic Works
GELOOF EN LEVEN een
KLEINE HULP VOOR ONDERWEG
WEGWIJZER NAAR MOOIE BIJBELGEDEELTEN
Wie zoekt zal vinden
Boeiende Series :
BijbelvertalingenBijbel en Kunst
Bijbels Prentenboek
Biblische Bildern
Encyclopedie
E-books en Pdf
Prachtige Bijbelse Schoolplaten
De Heilige Schrift
Het levende Woord van God
Aan de voeten van Jezus
Onder de Terebint
In de Wijngaard
De Bergrede
Gelijkenissen van Jezus
Oude Schoolplaten
De Zaligsprekingen van Jezus
Goede Vruchten
Geestesgaven
Tijd met Jezus
Film over Jezus
Barmhartigheid
Catechese lessen
Het Onze Vader
De Tien Geboden
Hoop en Verwachting
Bijzondere gebeurtenissen
De Bijbel is boeiend
Bijbelverhalen in beeld
Presentaties en Powerpoints
Bijbelse Onderwerpen
Vrede van God voor jou
Oude bijbel tegels
Informatie over alle kerken in Nederland: Kerkzoeker
Bible Study: The Bible alone!
L'étude biblique: Rien que la Bible!
Bibelstudium: Allein die Bibel!
Materiaal voor het Digibord
Werkbladen Bijbelverhalen Bijbellessen
OT Hebreeuws-Engels
NT Grieks-Engels
Naslagwerken
Belijdenissen
Een rijke bron
Missale Romanum + Afbeeldingen
Stripboek over Jezus
Christelijke Symbolen
Plaatjes Afbeeldingen Clipart
Evangelie op Postzegels
Harmonium Huisorgel
Godsdiensten en Religies
Herinnering aan Kerken
Christian Country Music
Muzikale ontspanning
Software voor Bijbelstudie
Hartverwarmende Klanken
Read and Hear the Holy Bible
Luisterbijbel
Bijbel voor Slechtzienden Begrippenlijst -1- -2-
Meer weten over de Psalmen, gezangen, liturgieën, belijdenisgeschriften: Catechismus, Dordtse Leerregels en veel andere informatie? . Kijk op: Online-bijbel.nl(What's good, use it)