De Bijbel is niet een boek wat je zomaar even van kaft tot kaft leest. Het kan lastig zijn om je weg door de Bijbel te vinden, als je niet weet wat zich wanneer heeft afgespeeld. Deze site kan je helpen om de Bijbel beter te leren kennen. Ontdek de bron van vrede, het Woord van God:
Zalig de armen van geest, want
hunner is het Koninkrijk der Hemelen,
Zalig zij die treuren,
want zij zullen vertroost worden,
Zalig de zachtmoedigen,
want zij zullen de aarde beërven,
Zalig zij die hongeren en
dorsten naar gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.
Zalig de barmhartigen,
want hun zal barmhartigheid geschieden,
Zalig de reinen van hart,
want zij zullen god zien.
Zalig de vredesstichters,
want zij zullen kinderen Gods genoemd worden,
Zalig de vervolgden om
der gerechtigheid wil, want hunner is het Koninkrijk der hemelen
Zalig zijt gij, wanneer
men u smaadt en vervolgt en liegende allerlei kwaad van u spreekt, om
mijnentwil.
Mattheüs 5 vers
1-12
Een
prachtige richtlijn voor het leven
Bepaalde delen van de Schrift schijnen dieper in het geheugen
van de
mens te zijn gegrift dan andere. Psalm 23 is er duidelijk
één van, evenals 1 Corinthiërs 13 en
Hebreeën
11. De bergrede, zoals Mattheüs 5-7 gewoonlijk wordt genoemd,
is
ook zo'n schriftgedeelte. De populariteit van de bergrede kan er
misschien op worden teruggevoerd dat deze bijna aan het begin van het
Nieuwe Testament staat, waardoor hij vaker wordt gelezen dan andere
delen. Veel aannemelijker is echter dat de mensen hem goed kennen
vanwege zijn bondig, treffend en duidelijk onderwijs dat veel van de
fundamentele punten van de christelijke manier van leven bevat. Hij
bevat Jezus' beschrijving van wat Zijn volgelingen behoren te zijn en
te doen en daarmee lijkt hij sterker op het manifest van het
christendom dan enig ander deel van de bijbel.
Geleerden debatteren erover of Jezus de bergrede wel als
één rede gaf, maar Mattheüs geeft hem
weer alsof dat
het geval was. In werkelijkheid is dat niet van belang, gelet op het
krachtige onderwijs dat hij bevat. Onder andere bevat hij de
zaligsprekingen, korte illustraties van de geest der wet en advies over
de persoonlijke en vertrouwelijke aard van een relatie met God,
inclusief het zogenaamde Onze Vader. Hij onderwijst ons hoe we de
aantrekkingskracht van de wereld kunnen vermijden door op God te
vertrouwen, en Zijn Koninkrijk en gerechtigheid te zoeken als hoogste
prioriteit in het leven. Hoofdstuk 7 bevat de welbekende "gouden
regel", een waarschuwing tegen oordelen, een waarschuwing om bedacht te
zijn op valse profeten en tot slot een waarschuwing om ons op stevige
grond te begeven door niet alleen te horen, maar ook te doen.
De bergrede in het evangelie naar Mattheüs
[meer lezen]
Mattheüs verbreekt een schriftuurlijk stilzwijgen van 400 jaar
tussen Maleachi en de geboorte van Jezus Christus. We hebben geen
verslagen dat God in die periode andere profeten zond, al bleef
ongetwijfeld een overblijfsel van gelovige mensen de vervulling van de
beloften verwachten, die God zo lang tevoren aan Abraham gegeven had.
Maar toen God weer begon te spreken, sprak Hij middels Zijn Zoon, de
voornaamste Apostel, de grootste Profeet, de Messias en de Koning die
spoedig komen zal. Jezus kwam een Nieuwe Verbond aankondigen en een
nieuwe weg om met God te communiceren, een manier die los stond van de
tempel, Jeruzalem, het Aäronitische priesterschap of bloedige,
dierlijke offeranden. Zolang het op een behoorlijke en ordelijke manier
gebeurde, kon God op elk moment, op elke plaats worden vereerd door hen
die Zijn Geest hebben, want het was Gods bedoeling dat Zijn kinderen
Hem in ieder aspect van hun leven zouden vereren.
Mattheüs begint zijn evangelie met de woorden:
"Geslachtsregister
van Jezus Christus, de zoon van David, de zoon van Abraham." Hij
verwijst in zijn evangelie zeven maal naar Jezus als "de zoon van
David", waarmee hij Jezus van Nazaret dus verbindt aan de troon. In
zijn benadering van Jezus ziet hij Hem als de beloofde Messias, die ons
zal redden van onze zonden en in het Koninkrijk van God over deze aarde
heersen zal.
Op de wereld komt dit evangelie over als het meest "joodse" van alle
nieuwtestamentische boeken, maar dit is slechts gedeeltelijk juist.
Mattheüs voorziet in een overgang van het Oude Verbond naar
het
Nieuwe, toch gelden de beloften aan Abraham gedaan — waarvan
Mattheüs laat zien dat Jezus deze kwam vervullen —
voor
Abraham en zijn zaad, waarin ook fysiek Israël begrepen is.
Daarom
zou het juister zijn om te zeggen dat Mattheüs het meest
"Israëlitisch" is van de nieuwtestamentische boeken, waarbij
Israëlitisch zowel Israël als Juda omvat. In de tijd
van
Christus waren de joden het enig zichtbare deel van die veel grotere
groep van Abrahams nakomelingen.
Al heel vroeg kondigt Mattheüs de verwerping aan van de Koning
door Zijn eigen volk, door te laten zien dat Jezus buiten Jeruzalem
werd geboren en aanbeden werd door de wijzen die blijkbaar een lange
reis vanuit het oosten hadden gemaakt. Normaal zou de Koning in de stad
waar Zijn troon stond worden geboren en door de burgers ervan worden
aanbeden. In het vierde hoofdstuk — nadat Hij Satan in een
titanische strijd verslaat, Hij zijn geboorteplaats Nazaret verlaat,
Hij naar Kafarnaüm verhuist en Zijn werk begint —
ontdekt de
lezer dat zij die Hem in Nazaret kenden, Hem op heftige wijze
verwierpen toen Hij tot hen predikte (Lucas 4:16-30). Mattheüs
vermeldt dan dat Jezus over de Jordaan trok naar het Galilea der
heidenen en daar tot de heidenen predikte (Mattheüs 4:12-16).
Geen veelbelovend begin voor de grootste Leraar die deze wereld ooit
heeft gekend! Hij bleef echter volharden in de verkondiging van het
evangelie van het Koninkrijk van God en het oproepen van de mensen tot
bekering. Zijn roep begon zich door Galilea te verspreiden; dit werd in
grote mate ondersteund door Zijn wonderen in lichamelijke,
verstandelijke en geestelijke genezingen, zodat Hij uiteindelijk door
grote menigten werd gevolgd.
De
omstandigheden van de bergrede
De introductie is heel kort, maar een aantal overeenkomsten en
verschillen met andere plaatsen, mensen en gebeurtenissen zijn van
belang. De eerste is de plaats. Anders dan de schriftgeleerden en de
Farizeeёn, die op de stoel van Mozes zaten en in mooie aula's
onderwezen, gaf Jezus deze belangrijke toespraak op een onbekende berg.
Het was niet één van de "heilige" bergen zoals de
berg
Sinaï, de berg Sion, de berg Moria of de Olijfberg, maar een
gewone, niet met name bekende berg, buiten Jeruzalem, zonder enige
heiligheid of geschiedenis die hem van andere bergen onderscheidde.
Er zijn meer tegenstellingen dan overeenkomsten als we deze gebeurtenis
vergelijken met Mozes en Israël bij de berg Sinaï.
Hier gaat
Christus de berg op en geeft een preek die werkelijk een uiteenzetting
is van de wet. Toen de wet werd gegeven, daalde de Heer af naar de
berg. Toen God de wet uitsprak, ging dat gepaard met donderslagen,
bliksemen en aardbevingen, terwijl het volk — dat de opdracht
had
op afstand te blijven — ineenkromp van angst. Deze keer
spreekt
Hij met een zwakke, rustige stem en wordt het volk uitgenodigd naderbij
te komen. Kleine dingen? Misschien, maar belangrijk genoeg om te worden
vastgelegd.
Toch kan Zijn beklimmen van de berg een diepere betekenis hebben door
de aandacht te vestigen op het onderwerp van Mattheüs. Bij
andere
gelegenheden geeft hij ook veel aandacht aan de plaats vanwaar Jezus
onderwees. In Mattheüs 13:36 spreekt Jezus "vanuit Zijn huis".
In
hoofdstuk 17:1 wordt Hij voor de ogen van Petrus, Jacobus en Johannes
"op een hoge berg" verheerlijkt.
In hoofdstuk 24:3 geeft Hij Zijn rede over de laatste dingen op de Olijfberg.
Tenslotte in hoofdstuk 28:16
geeft de opgestane Christus, de Overwinnaar van de dood, Zijn apostelen
hun opdracht vanaf een berg. In elk geval trekt God door Hem op een
verhoogde plaats te laten zien, op subtiele wijze de aandacht naar de
koninklijke autoriteit van Christus.
Een ander feit, al schijnt het onbelangrijk, is als we deze dingen in
beschouwing nemen niet helemaal onbelangrijk: Hij zat toen Hij de
wetten van Zijn Koninkrijk verkondigde. Dit was de algemene gewoonte
van joodse leraars. Jezus zegt in Mattheüs 23:2: "De
schriftgeleerden en de Farizeeёn hebben zich gezet op de stoel van
Mozes." Zijn zitten laat echter iets meer blijken dan alleen maar een
zich aanpassen aan de in die tijd heersende gebruiken van onderwijs.
Marcus 1:22, slaande op een heel vroeg moment in Christus' werk, zegt:
Marcus 1:22 En zij stonden versteld over zijn leer, want Hij leerde hen
als gezaghebbende, en niet als de schriftgeleerden.
In Mattheüs staat dit commentaar als afsluitende opmerking bij
de
bergrede (7:28-29). Terwijl Jezus de wetten van Zijn Koninkrijk
verkondigt, spreekt Hij met een autoriteit die ver uitgaat boven die
van de joodse leiders. Daarom is het beter Zijn houding te zien als
symbolisch voor de Koning die op Zijn troon zit en "de wetten
bekendmaakt".
Israël in de tijd van Jezus
Tot
wie sprak Hij?
Bijna elk beeld van de bergrede, of dat nu in een film is of op een
schilderij, beeldt Jezus uit als sprekend tot een grote menigte. Er
bestaat enige aanleiding toe om dit te veronderstellen, daar
Mattheüs 4 ermee eindigt dat grote scharen Hem volgden;
hoofdstuk
5, het begin van de bergrede, opent ermee dat Hij de scharen ziet en
als hoofdstuk 8 begint wordt Hij opnieuw door grote scharen gevolgd. In
Marcus en Lucas — als Hij andere boodschappen verkondigt
—
wordt de grootte van de menigten die naar Hem luisteren, beschreven als
"grote scharen" en "duizenden mensen". Ongetwijfeld trok Jezus grote
aantallen mensen die naar Hem luisterden.
In dit geval is er echter een sterker bewijs voor het begrip dat de
bergrede voor Zijn discipelen was bedoeld. Al kunnen er naast de twaalf
anderen hebben meegeluisterd, toch sprak Jezus niet tot een grote
menigte. Mattheüs 5:1 begint met "Toen Hij nu de scharen zag,
ging
Hij de berg op ...", dat geeft duidelijk de indruk dat Hij de berg op
ging om Zich van de menigten terug te trekken. Daarna zegt het vers:
"... en nadat Hij Zich had nedergezet, kwamen Zijn discipelen tot Hem."
De menigten bestonden niet uit de discipelen. De discipelen waren zij
die zich reeds aan Hem en Zijn weg hadden gebonden. Zij verzamelden
zich voor Hem en in deze periode van Zijn werk op aarde was dit een
klein aantal. Vers 1 geeft de duidelijke indruk dat Jezus Zijn
geconcentreerde onderwijs aan een kleine groep mensen gaf. Toen Hij van
de berg afdaalde, begonnen de menigten Hem weer te volgen.
Er is echter geen enkele twijfel voor wie deze boodschap is bestemd.
Sommige stukken van dit onderwijs kunnen worden beschouwd van algemene
aard te zijn, toch is het overgrote deel alleen bestemd voor hen die
zich hebben bekeerd, die de Geest van God hebben. De strekking hiervan
is niet evangeliserend — bedoeld om mensen tot de kerk te
roepen
— maar voor hen die zich reeds hebben bekeerd, daar het de
standaards definieert om zich voor te bereiden op het Koninkrijk van
God als dat in zijn volle omvang aanbreekt. Het onderwijs is sterk
praktisch; het gaat niet zozeer over dingen die moeten worden geloofd,
maar over dingen die moeten worden gedaan.
De bergrede zegt ons wat onze houding moet worden en spoort ons aan een
licht voor de wereld te zijn. We moeten niet begeren, of toestaan dat
onze boosheid ongecontroleerd is, of lichtzinnig zijn. We moeten de
andere wang toekeren, snel met onze tegenstander tot overeenstemming
komen, de extra mijl gaan en onze vijanden liefhebben. Hij zegt ons hoe
te bidden, te vasten, liefdadigheid te uiten, schatten in de hemel op
te leggen, op één doel gericht te zijn in ons
denken, ons
geloof toe te passen in ons vertrouwen op God, Hem voor alle andere
dingen in het leven te zoeken en nog veel meer. Het punt is duidelijk.
Dit zijn allemaal dingen die de bekeerden actief moeten doen om een
getuigenis van God te geven, Hem te verheerlijken en in Zijn Koninkrijk
te komen. Ze zijn niet bedoeld om onze grenzen vast te leggen, maar als
samenvatting van de houding, het denken en het werken van iemand die
ernaar streeft het Koninkrijk van God deelachtig te worden.
Een
toepassing voor vandaag
Momenteel zijn de leden van Gods kerk in alle windrichtingen
verstrooid. Eenheid schijnt slechts een verre hoop of een droefgeestige
herinnering aan betere tijden in het verleden. De kerk verkeert in een
onzekerheid die verwarring voortbrengt, terwijl de leden proberen de
zin in te zien van alles wat er is gebeurd en op zoek zijn naar
richting in hun leven. De bijbel bevat een model hiervan in het
voorbeeld van de kerk uit de eerste eeuw. Haar kracht en eenheid
verdwenen ook toen de apostelen stierven en valse doctrines
binnenslopen. De kerk uit dat tijdperk verloor haar eerste liefde.
Jezus profeteerde dat Hij de Laodiceeїsche kerk uit Zijn mond zou
uitspuwen als ze zich niet van hun onchristelijke houding zouden
bekeren. Dat zal eens gebeuren. Laodiceanisme is niets meer dan
lusteloze wereldlijkheid inzake onze relatie met God en de toepassing
van Zijn weg in ons leven. Wereldlijkheid is eenvoudig net zo zijn als
de wereld. Het definieert een houding jegens onze relatie met God en
ons tekortschieten om Zijn manier van leven in ons leven te
weerspiegelen.
We moeten niet alleen dringend de omvang van onze scheiding van God en
van elkaar in deze verstrooiing zien, maar deze ook voelen. Als de kerk
zich aan de wereld aanpast en kerk en wereld voor de buitenstaander
slechts twee versies van hetzelfde zijn, dan verliest de kerk duidelijk
haar door God bedoelde identiteit of heeft deze reeds verloren.
Een belangrijke les uit 1 Corinthiërs 12 is dat de kerk niet
meer
is dan de som van haar individuele leden, zoals God ons in haar heeft
geplaatst. Omwille hiervan hebben we verantwoordelijkheden jegens
elkaar. De kerk wordt daarom versterkt of verzwakt, verhoogd of
vernederd, verenigd of verstrooid, door de houdingen en het gedrag van
haar individuele leden. Als ieder lid Jezus Christus in zijn leven
weerspiegelt, wordt de kerk versterkt, verhoogd en verenigd. Als wij de
wereld weerspiegelen gebeurt het tegenovergestelde. Paulus zegt in 1
Corinthiërs 12:26:
1 Corinthiërs 12:26 Als één lid lijdt,
lijden alle
leden mede, als één lid eer ontvangt, delen alle
leden in
de vreugde.
Kan van ons worden gezegd dat wij niet anders zijn dan elk zich
redelijk goed gedragende persoon uit de wereld? Hebben wij de
gelegenheid te baat genomen om in deze periode van pijn in de kerk
onszelf zo zorgvuldig te onderzoeken dat we echt kunnen zeggen dat we
elke gedachte onder gehoorzaamheid aan Christus hebben gebracht (2
Corinthiërs 10:5)? Hoe brengen wij het ervan af om naar ieder
woord van de bergrede te leven? Als de kerk zich ooit wil bekeren, zal
ieder van ons zich zijn verantwoordelijkheid voor de toestand van de
kerk moeten aantrekken en ophouden met een minachtende vinger naar
anderen te wijzen en niet langer op iemand anders wachten om iets te
doen. Wij kunnen allemaal iets positiefs doen voor eenheid door onszelf
te veranderen.
Nu is het een uitstekende tijd om ons denken over een belangrijke
stukje onderwijs in Romeinen 14 te verfrissen.
Romeinen 14:7-13 Want niemand onzer leeft voor zichzelf, en niemand
sterft voor zichzelf; 8 want als wij leven, het is voor de Here, en als
wij sterven, het is voor de Here. Hetzij wij dan leven, hetzij wij
sterven, wij zijn des Heren. 9 Want hiertoe is Christus gestorven en
levend geworden, opdat Hij èn over doden èn over
levenden
heerschappij voeren zou. 10 Gij echter, wat oordeelt gij uw broeder? Of
ook gij, wat minacht gij uw broeder? Want wij zullen allen gesteld
worden voor de rechterstoel Gods. 11 Want er staat geschreven: (Zo
waarachtig als) Ik leef, spreekt de Here: voor Mij zal alle knie zich
buigen, en alle tong zal God loven. 12 Zo zal (dan) een ieder onzer
voor zichzelf rekenschap geven (aan God). 13 Laten wij dan niet langer
elkander oordelen, maar komt liever tot dit oordeel: uw broeder geen
aanstoot of ergernis te geven.
Deze verzen geven het juiste perspectief op onze relatie en
verantwoordelijkheden jegens Christus en onze broeders en zusters in de
kerk. Paulus schreef dit om een probleem (oordelen en minachting) dat
de kerk verdeelde, aan te pakken. De raad die hij geeft past in onze
omstandigheden, en als we die gebruiken kan daardoor een groot deel van
onze problemen worden opgelost. Hij herinnert ons er eerst aan te
bedenken Wie we toebehoren, waarom we Hem toebehoren en welke
verantwoordelijkheden dit met zich meebrengt. Wij behoren Christus toe
omdat Hij voor ons stierf, uit het graf opstond en nu aan de
rechterhand van God is gezeten om hen die de Vader tot Zijn kerk heeft
geroepen, te oordelen.
Wij zouden ons daarvan dringend bewust moeten zijn, wetende dat we
geoordeeld worden naar wat we doen. We moeten met geheel ons wezen
ernaar streven Hem te behagen door te leven zoals Hij leefde, niet om
onszelf te dienen, maar Hem en de kerk te dienen. Elkaar oordelen ligt
niet op ons terrein van verantwoordelijkheden. Leven in overeenstemming
met de bergrede wel. Als we dat doen, zullen we geen enkele broeder ten
val brengen. Het blijkt dat we er niet sterk genoeg naar streven om
Christus te behagen, dat is de reden dat we voortdurend verder uit
elkaar vallen.
Wees
heilig omdat Ik heilig ben
Het onderwerp van de gehele bijbel is dat het doel van God is een
heilig volk voor Zichzelf te roepen, apart van de wereld te zetten om
Hem toe te behoren en Hem te gehoorzamen. Het werk van dat volk is in
overeenstemming met zijn identiteit te leven — heilig te zijn
of
verschillend van de wereld te zijn in levensopvatting, houding, spreken
en gedrag. Dit is het doel waartoe Hij ons "in Christus" heeft geroepen
en te groeien naar de maat van de wasdom van Zijn volheid. Jezus leefde
Zijn leven ongetwijfeld zoals Hij Zijn discipelen instrueerde te leven
toen Hij dat bijna tweeduizend jaar geleden op die berg zei. De
principes die Hij verkondigde zijn eeuwig. Ze zijn evenzeer van
toepassing op ons in deze tijd als toen voor Zijn oorspronkelijke
gehoor.
Let eens op wat God tegen
Israël zei nadat Hij hen uit Egypte had gevoerd:
Leviticus 18:1-4 De HERE sprak tot Mozes: 2 Spreek tot de
Israëlieten en zeg tot hen: Ik ben de HERE, uw God. 3 Gij zult
niet doen, zoals men doet in het land Egypte, waar gij gewoond hebt;
gij zult niet doen, zoals men doet in het land Kanaän,
waarheen Ik
u breng; naar hun inzettingen zult gij niet wandelen. 4 Mijn
verordeningen zult gij volbrengen en mijn inzettingen in acht nemen en
daarnaar wandelen: Ik ben de HERE uw God.
Omdat Hij hun God was, de Verbondsgod, en zij Zijn bijzonder volk
waren, moesten ze verschillend zijn van ieder ander. Ze moesten Zijn
geboden onderhouden en geen voorbeeld nemen aan de volken die rondom
hen waren.
Toen Israël door de woestijn trok, kwamen ze in aanraking met
Bileam, die door Balak was ingehuurd om tegen hen te profeteren. God
kwam echter tussenbeide:
Numeri 23:5 En de HERE legde een woord in de mond van Bileam en zeide:
Keer tot Balak terug en spreek aldus.
Vers 9 bevat een deel van
wat Bileam over Israël profeteerde
Numeri 23:9 Want van der rotsen top zie ik hem [Israël], van
de
heuvelen aanschouw ik hem. Zie, een volk, dat alleen woont en onder de
natiёn zich niet rekent.
God waarschuwt
Israël in Deuteronomium 12:29-30:
Deuteronomium 12:29-30 Wanneer de HERE, uw God, de volken, naar wier
gebied gij trekt om hen te verdrijven, uitgeroeid heeft, en gij hun
gebied in bezit genomen hebt en in hun land woont, 30 neem u er dan
voor in acht, dat gij u niet laat verleiden na hun verdelging hun
voorbeeld te volgen, en dat gij hun goden niet zoekt, zeggende: hoe
dienden deze volken hun goden? zo wil ik het ook doen.
Maar de eeuwen geschiedenis die God in het Oude Testament liet
vastleggen, getuigen ervan dat Israël hun door God bedoelde
uniek-zijn bleef vergeten. Ze bleven zich almaar aanpassen aan de
volken rondom hen. Psalm 106:34-38 zegt het volgende van hen:
Psalm 106:34-38 Zij verdelgden de volken niet, van welke de HERE tot
hen gesproken had; 35 maar zij lieten zich in met de heidenen en
leerden hun werken, 36 zij dienden hun afgoden, die hun tot een
valstrik werden, 37 zij offerden hun zonen en hun dochters aan de boze
geesten; 38 ook vergoten zij onschuldig bloed, het bloed van hun zonen
en dochters, die zij offerden aan de afgoden van Kanaän, zodat
het
land door bloedschuld werd ontwijd.
Israël dreef niet alleen op achteloze wijze af naar
wereldlijkheid. Sommige personen deden dat zeer zeker, maar
Ezechiël en Samuël maken het duidelijk dat
Israël als
geheel er sterk naar verlangde als de volken rondom hen te zijn.
Ezechiël 20:32 zegt:
Ezechiël 20:32 En wat u in de zin gekomen is, zal geenszins
geschieden, namelijk dat gij zegt: wij willen aan de volken gelijk
worden, gelijk aan de geslachten der landen, door hout en steen te
dienen.
Let op Samuëls
ervaringen met dit verlangen:
1 Samuël 8:4-5, 19-20 Daarom kwamen alle oudsten van
Israël
bijeen; zij gingen naar Samuël in Rama 5 en zeiden tot hem:
Zie,
gij zijt oud geworden en uw zonen wandelen niet in uw wegen; stel nu
een koning over ons aan om ons te richten, als bij alle andere volken.
... 19 Het volk weigerde echter naar Samuël te luisteren en
zij
zeiden: Neen, toch moet er een koning over ons zijn; 20 dan zullen ook
wij zijn als alle andere volken; onze koning zal ons richten,
vóór ons uitrukken en onze oorlogen voeren.
Middels Jeremia pleitte
God bij hen:
Jeremia 10:1-2 Hoort het woord, dat de HERE tot u spreekt, huis van
Israël! 2 Zó zegt de HERE: Gewent u niet aan de weg
der
volken en schrikt niet voor de tekenen aan de hemel, omdat de volken
daarvoor schrikken.
En middels
Ezechiël richtte Hij Zich tot dezelfde generatie:
Ezechiël 20:7 En Ik zeide tot hen: Ieder werpe de gruwelen
weg,
waarop zijn ogen gevestigd zijn; verontreinigt u niet met de afgoden
van Egypte. Ik ben de HERE, uw God.
Het deed er niet toe welk gebied van het gemeenschapsleven het betrof:
religie, bestuur, economie, nationale verdediging, vermaak, mode of
onderwijs, Israël volhardde erin stijfkoppig te zijn en niet
naar
God te luisteren, terwijl ze openlijk zochten de wegen van de naties
rondom hen te bewandelen. Het is geen geheim waarom God Zijn oordeel
over Israël en Juda uitvoerde.
2 Koningen 17:7-8, 19-20 Dit nu is geschied, omdat de
Israëlieten
gezondigd hadden tegen de HERE, hun God, die hen uit het land Egypte
geleid had, uit de macht van Farao, de koning van Egypte, en omdat zij
andere goden hadden vereerd 8 en gewandeld hadden naar de inzettingen
der volken die de HERE voor het aangezicht van Israël
verdreven
had en naar die, welke de koningen van Israël hadden
ingesteld.
... 19 Ook Juda heeft de geboden van de HERE, zijn God, niet
onderhouden, maar gewandeld naar de inzettingen die Israël had
ingesteld. 20 Daarom verwierp de HERE het gehele geslacht van
Israël. Hij vernederde hen en gaf hen over in de macht van
plunderaars, totdat Hij hen van zijn aangezicht had weggeworpen.
In plaats dat Israël en Juda verschillend waren van
de
wereld door naar Gods weg te leven, hadden ze zich geconformeerd aan de
wereld rondom hen heen. Ze werden werelds. Eerst viel Israël
en
ongeveer 120 jaar later viel Juda door militaire aanvallen en het volk
werd in ballingschap gevoerd. Israël bleef verstrooid en
feitelijk
onbekend onder de volkeren. Het is niet teruggekeerd naar zijn
geboorteland. Van Juda zijn er enkele mensen naar het vaderland
teruggekeerd, dus het is minstens bekend, maar het grootste deel is op
dezelfde manier verstrooid onder de volkeren. Het is een duidelijk
plaatje, maar geen plezierig gezicht.
Kunnen we overeenkomsten zien tussen het voorbeeld van Israël
en wat er in onze tijd met de kerk is gebeurd?
De profeten voorzien ons van instructies over wat we zouden moeten doen:
Ezechiël 14:6 Daarom zeg tot het huis Israëls: Zo
zegt de
Here HERE: bekeert u, keert u af van uw afgoden en wendt u af van al uw
gruwelen.
Jesaja 55:7 De goddeloze verlate zijn weg en de ongerechtige man zijn
gedachten en hij bekere zich tot de HERE, dan zal Hij Zich over hem
ontfermen — en tot onze God, want Hij vergeeft veelvuldig.
Maar Jeremia 3:6-10 laat
duidelijk de reactie van Israël en Juda zien.
Jeremia 3:6-10 De HERE zeide tot mij ten tijde van koning Josia: Hebt
gij gezien, wat Afkerigheid, Israël, gedaan heeft? Zij placht
heen
te gaan op elke hoge berg en onder elke groene boom om daar ontucht te
plegen. 7 En Ik zeide, nadat zij dit alles gedaan had: Keer weder tot
Mij; maar zij keerde niet weder; en dit zag haar zuster, Trouweloze,
Juda. 8 Maar Ik zag, toen Ik Afkerigheid, Israël, ter oorzake
van
haar echtbreuk, verstoten en haar de scheidbrief gegeven had, dat haar
zuster, Trouweloze, Juda, zich niet liet afschrikken, maar heenging en
eveneens ontucht pleegde; 9 en door haar lichtvaardig gepleegde ontucht
ontwijdde zij het land; ja, zij bedreef overspel met steen en met hout.
10 En boven dit alles bekeerde haar zuster, Trouweloze, Juda, zich niet
tot Mij met haar gehele hart, maar alleen in schijn, luidt het woord
des HEREN.
In
de context van onze tijd
Het is nu een beslissende tijd voor ons allemaal en de keuzes zijn
duidelijk. We hebben toegelaten dat de wereld ons zich in haar vorm
perste door de begeerte van het vlees, de begeerte der ogen en een
hovaardig leven (1 Johannes 2:15-17). We hebben onze verheven roeping
veronachtzaamd en we zijn naar zo'n onzekere geestelijke conditie
afgegleden dat God ons moest verstrooien om onze aandacht te trekken!
We moeten kiezen om of enthousiast blijk te geven van onze loyaliteit
aan God door ons van harte te bekeren en ons in gehoorzaamheid aan Hem
te onderwerpen, of we zullen onachtzaam of verward verder blijven
afglijden in onze relatie met Hem, zoals we dat in de laatste tien jaar
of meer hebben gedaan. We kunnen niet wachten op iemand om de kerk tot
eenheid te brengen. We moeten het in ons denken vaststellen dat eenheid
begint met elk van ons individueel — en voornamelijk in onze
toewijding aan onze relatie met Hem.
We moeten de bergrede in dit type context bekijken. Hij staat aan het
begin van het eerste evangelie pal nadat Jezus aan Zijn werk op aarde
begon. Het is het eerste onderwerp waar ons oog op valt nadat de
introductie heeft plaats gevonden. Mattheüs 4:17 zegt:
Mattheüs 4:17 Van toen aan begon Jezus te prediken en te
zeggen:
Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.
De preciese reden dat Jezus kwam was om het Koninkrijk aan te kondigen.
Als het toen al, tweeduizend jaar geleden, net achter de horizon lag,
hoe dichtbij moet de volheid ervan dan nu wel niet zijn! Kunnen we het
ons veroorloven deze fundamentele, geconcentreerde instructie voor ons,
Zijn discipelen, te laten voor wat het is?
De bergrede beeldt de bekering, de totale verandering van denken en de
gerechtigheid uit die samenhangen met het Koninkrijk. Hij beschrijft
hoe menselijk leven en menselijke gemeenschap (zoals in een kerk) eruit
ziet als ze onder de weldadige heerschappij van God komen. Onze
verstrooide, kibbelende, bemoeizieke en uiteengevallen toestand is er
zeker geen bewijs van dat we onder Zijn weldadige heerschappij leven.
Lijken we niet meer op wat we gewoonlijk van de wereld verwachten? We
moeten heilig zijn, verschillend, apart gezet van de wereld! We moeten
niet het voorbeeld volgen van de mensen om ons heen maar dat van Hem,
om zodoende te bewijzen dat we echte kinderen van onze hemelse Vader
zijn. Een heel belangrijke uitspraak hierover staat in
Mattheüs
6:8: "Wordt hun dan niet gelijk, ..."; deze uitspraak doet sterk denken
aan Leviticus 18:3 dat we hiervoor hebben aangehaald.
Ons karakter zoals beschreven in de bergrede moet totaal anders zijn
dan een karakter dat door de wereld wordt bewonderd. We moeten als
lichten schijnen in de duisternis van deze wereld. Hoe kunnen we
schijnen als we zijn zoals zij? Dan zou er geen onderscheid en verschil
bestaan. Onze gerechtigheid in ethisch gedrag en ware toewijding aan
God moet uitstijgen boven dat van de religeuze mensen om ons heen. We
moeten zelfs liefde hebben voor onze vijanden, mensen die de wereld
totaal zou verwerpen of waartegen ze zou vechten als ze in een
soortgelijke conditie zou komen.
Er is nauwelijks een vers in de gehele bergrede te vinden waarin Jezus
geen tegenstelling maakt tussen wat Hij wil dat wij zijn, en hoe de
wereld in Zijn dagen was en nog steeds is. Dat is het onderwerp dat aan
de gehele bergrede ten grondslag ligt. De menselijke natuur verandert
nooit, daarom worden wij met dezelfde uitdagingen geconfronteerd als
die welke Hij hun voorhield. Soms zijn de tegenstellingen met de
religieuze joden en soms met de heidenen, maar ze worden altijd
geschilderd om ons geen verontschuldiging te geven om te weten wat er
van ons wordt verwacht.
De heidenen hebben elkaar lief en groeten elkaar, maar christenen
moeten hun vijanden liefhebben. Zij bidden naar de gewoonte van "het
vele lege woorden op elkaar stapelen", maar wij behoren te bidden in
het nederige bewustzijn van kinderen die tot hun Vader in de hemel
bidden. Zij maken zich druk over materiёle noodzakelijkheden, maar wij
moeten op God vertrouwen en eerst Zijn Koninkrijk en gerechtigheid
zoeken. De joden hielden ervan hun liefdadigheid en hun vroomheid in
het vasten bekend te maken, maar wij moeten "in het geheim" geven,
bidden en vasten, in geloof, wetende dat God Zich daarvan bewust is, en
van Hem een reactie verwachten, niet het gejuich van anderen. De
bergrede leert ons dus dat we anders moeten zijn —
verschillend
van zowel de religieuze als de niet-religieuze seculiere wereld.
De bergrede is de meest volledige, afzonderlijke verhandeling in het
Nieuwe Testament van wat we een echte christelijke tegencultuur zouden
kunnen noemen. In de zestiger jaren onttrok de hippie-generatie zich
aan de samenleving om een cultuur te zoeken die inging tegen de
gewelddadige, koude en liefdeloze cultuur, waarin ze ontdekten te
leven. Hun inspanningen liepen op een volkomen mislukking uit. Ze
hadden noch een juist begrip noch de juiste geest. Maar de bergrede van
Christus geeft ons een echt christelijk waardensysteem, christelijke
ethische standaards, christelijke religieuze toewijding, een
christelijke houding jegens materiёle dingen en een netwerk van
relaties, die allemaal totaal afwijkend zijn van die van de wereld.
Wat er met de kerk is gebeurd, is een duidelijk bewijs dat God ons uit
Zijn mond heeft gespuwd, omdat Hij ons onsmakelijk vond, maar
Openbaring 3:19-20 laat ons niet in een hopeloze toestand achter. Zoals
Hij heel vaak met het oude Israël deed, strekt God ook nu Zijn
handen naar ons uit en moedigt Hij ons aan te veranderen.
Openbaring 3:19-20 Allen, die Ik liefheb, bestraf Ik en tuchtig Ik;
wees dan ijverig en bekeer u. 20 Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop.
Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem
binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij.
De bergrede is een betrouwbare gids voor ons. Het is dringend nodig dat
elk van ons zich op basis daarvan onderzoekt en met Gods hulp een
sterke en liefhebbende relatie met Hem herstelt door zich nederig aan
Hem te onderwerpen in gehoorzaamheid aan het onderwijs van de bergrede.
We kunnen er dan verzekerd van zijn dat we niet werelds zullen zijn, en
God zal ons een eenheid teruggeven die veel groter is dan die we ooit
tevoren hebben gekend.
Berouw en bekering is de sleutel, en de bergrede geeft de richting aan.
God verwacht dat Zijn kinderen zich eraan onderwerpen. Ernaar leven kan
alleen maar goede vruchten voortbrengen.
De bergrede
Zalig de
Armen van geest
Zalig de Treurenden
Zalig die
Hongeren en dorsten naar gerechtigheid
Zalig de
barmhartigen
Zalig de reinen van
hart
Zalig de
vredestichters
Zalig de vervolgden
READ THE BOOK - THE BIBLE CHANGE YOUR LIFE
![]() de |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
INFO: DE WEG - DE WAARHEID - HET LEVEN - FILM - AUDIO