HOME | STUDIEBIJBEL | BIJBELSTUDIES | BIJBELATLAS | BIJBELSEGESCHIEDENIS | NIEUWS

                                                               

De Heer komt wéér !

Lees de Bijbel   De Bijbel is niet een boek dat je zomaar even van kaft tot kaft leest. Het kan lastig zijn om je weg door de Bijbel te vinden, als je niet weet wat zich wanneer heeft afgespeeld. Deze site kan je helpen om de Bijbel beter te leren kennen. Ontdek de bron van vrede, het Woord van God: 

Bijbelstudie 124 - De Heer komt wéér

Laatste tijd aangebroken - de Eindtijd

De kracht van het Goddelijke woord zal een ieder duidelijk worden als de laatste tijd gekomen is, want er lopen heel veel draden van de hemel naar de aarde. Overal ter wereld zendt God Zijn Woord naar de mensen toe die het gedeeltelijk door hun gedachten, confrontatie met de Bijbel, confrontatie met gelovigen of door de innerlijke stem vernemen, en overal zal zijn Woord de mensen kracht brengen.

De Eindtijd is de laatste tijd van de menselijke geschiedenis, zoals wij die kennen. Dat betekent niet, dat de mensen en de aarde, zoals wij die kennen, totaal zullen worden vernietigd. Het betekent wel, dat de aarde zal worden herschapen door Onze Heer Jezus Christus bij Zijn Wederkomst in heerlijkheid. Er zal een Nieuwe Aarde ontstaan. En het betekent, dat de mensen, die dan nog - bij de Wederkomst - op de oude aarde in leven zullen zijn, mogelijk miljoenen mensen, zullen overgaan naar de Nieuwe Aarde, alwaar geen zonde meer zal zijn, geen ziekte, geen pijn, geen lijden, geen dood, geen bezoedeling. De Nieuwe Aarde is in feite het Herstelde Aards Paradijs. Echter, zoals elke geboorte van een nieuw mensje gepaard gaat met pijn en weeën, zo zal ook de overgangstijd naar de Nieuwe Aarde een tijd van pijn en lijden en ellende en strijd en oorlog zijn. Men geeft van oudsher die overgangstijd de naam Eindtijd, of Tijd van de Laatste Dagen. De Eindtijd is al eigenlijk al begonnen. En op dit moment bevinden wij ons al volop in het begin van de Laatste Dagen. De Wederkomst kan niet ver meer zijn volgens de bijbelse boodschappen. Al mogen wij dag en uur niet kennen, de periode kennen wij wel bij benadering. De bijbelse profetieën laten verstaan, dat de Wederkomst wel eens dichterbij zou kunnen zijn dan wij vermoeden..

Kenmerken van onze tijd

Denk eens na over wat de profeet Daniël, Babel, 605-535 v. Christus, eeuwen geleden schreef en de overeenkomst met het heden:

 Het is werkelijk frappant hieronder te lezen hoe precies de profeet Daniël ongeveer 600 jaar vóór Christus onze tijd heeft gekarakteriseerd, toen hij schreef over de oorzaken van de Babylonische gevangenschap, die het Joodse volk destijds heeft ondergaan. Alles, wat gold voor het Joodse volk van de dagen vóór de Babylonische gevangenschap (welke een zware kastijding en een grote straf inhield), geldt heden precies zó voor onze tijd.

Daniël (9,4-14): « Ik bad tot Jahweh, mijn God, en legde deze schuldbekentenis af: Ach, mijn Heer: Gij zijt de grote en ontzaglijke God, die het verbond en de genade gestand doet aan hen, die Hem liefhebben en Zijn geboden volbrengen. Maar wij hebben gezondigd en kwaad gedaan: Wij hebben misdreven en ons verzet, wij zijn afgeweken van Uw geboden en wetten.

Wij hebben niet naar de profeten, Uw dienaars, geluisterd, die in Uw Naam tot onze koningen hebben gesproken, en tot onze vorsten en vaderen, tot het ganse volk van het land. ... want wij hebben gezondigd tegen U. Zeker, bij de Heer, onze God, is erbarming en vergeving, maar wij bleven tegen Hem in verzet, en luisterden niet naar de stem van Jahweh, onze God, om volgens de wetten te leven, die Hij ons had gegeven door de profeten, Zijn dienaars. Heel Israël [lees ook: de katholieke Kerk] heeft Uw wet overtreden, heeft U verlaten, en niet naar Uw stem willen horen. »

3. « Zo werden over ons de vloek en de eed uitgestort, die in de wet van Mozes, de dienaar Gods, staan geschreven; want wij hebben gezondigd tegen Hem. Daarom ook deed Hij Zijn woord gestand, dat Hij gesproken had tegen ons en onze leiders, die ons bestuurden: Dat Hij een rampspoed over ons zou brengen, zó groot, als er nog nooit onder de hemel, als er in Jeruzalem nog nooit was geweest. Al die rampspoed moest [lees: moet] ons treffen, ... omdat wij Jahweh, onze God, niet hadden vermurwd, door ons te bekeren van onze zonden, en te denken aan Uw getrouwheid. Zo bleef Jahweh bedacht, het onheil over ons uit te storten: Want Jahweh, onze God, is rechtvaardig, in al wat Hij doet, en wij luisterden niet naar Zijn stem ! »

God laat mens niet alleen

Waar echter het rechtstreeks gebrachte Woord de medemensen gebracht wordt, daar zullen ook zij gesterkt worden als zij het gelovig aannemen en zich aan zijn werking toevertrouwen. Want dat is zeker, dat God de mens niet zonder hulp zal laten in een tijd met heel veel kwellingen en grote moeilijkheden, en die buitensporig veel kracht vereist. Daarom zegent Hij Zijn woord met zijn kracht, opdat allen die het woord vernemen deze kracht bemerken als zij gelovig zijn. De kracht van de Heilige Geest zal dit bewerken.

Vijand machteloos

Gods tegenstander zal zijn gehele macht ontplooien en zal proberen alles neer te halen wat hem geen weerstand biedt, want het woord van God is het beste wapen tegen hem. Het woord van God beschut de mensen voor zijn aanvallen, want met zijn Woord is God zelf bij de mensen en tegen Hem is de vijand machteloos. Heerlijke zekerheid is dit !

Als de mens gelovig is behoeft hij niets te vrezen, wat ook over hem komen mag. Wel zal de wereld met alle middelen proberen zijn geloof te frustreren en zal hem willen dwingen het geloof op te geven. Maar het Woord van God is sterker dan de wereld. Wie dat woord aanvaardt en bezit luistert niet naar de stem van de wereld, hij is dichter bij God dan bij de wereld en Gods kracht doorstroomt hem en die mens blijft ook met God verbonden door zijn Woord.

In de laatste tijd echter, het einde der tijden, zal er iemand opstaan en het woord van God luid en duidelijk hoorbaar de mensen prediken. De Geest Gods, de Heilige Geest dus, zal hem begeleiden en Zich door hem openbaren. Zijn woorden zullen indrukwekkend zijn en ook in de rijen van de tegenstander niet zonder uitwerking blijven. Hij zal vervolgd worden door hen die de wereld toebehoren, maar zij zullen niets tegen hem kunnen uitrichten tot zijn missie op aarde vervuld is. Hij zal de wederkomst van de Heer verkondigen en de mensen hun onrechtvaardigheid voorhouden. Hij zal ze leren over dingen die hun nog vreemd zijn. Hij zal ze tot liefde aansporen en de liefdeloosheid aan de kaak stellen in scherpe bewoordingen. Hij zal zonder vrees spreken en de mensen zoeken te winnen voor het rijk van God. Van zijn woord zal een kracht uitgaan die de waarheid bevestigt van wat hij spreekt. God de Heer zal door de mond van Zijn dienaar op aarde spreken, en velen zullen Zijn stem herkennen. Maar op het laatst zal hij gegrepen worden, want satan drijft de mensen die van hem afhangen daartoe aan.

Het duurt niet lang meer

Maar dan is ook de komst van de Heer niet ver meer, want dan heeft de liefdeloosheid op aarde haar hoogtepunt bereikt en zelfs de gelovigen zijn in uiterst gevaar te gaan weifelen. En dan komt de Heer zelf om de Zijnen tot zich te halen om ze te redden uit het geweld van hen die aan de duisternis toebehoren, want door hen zullen dingen gebeuren die niemand zich kan voorstellen.

 De Bijbel spreekt op verschillende manieren over Christus wederkomst

 - Als een dief in de nacht (I Thess 5:2)

 -  Datum onbekend (Mat. 24:42)

 - Op de wolken (Hand 1:11)

 - Het heelal raakt van zijn stuk (Mat. 24:29)

 - Zijn komst is als de bliksem (Mat. 24:27)

 - De graven gaan open (Joh. 5:28,29)

 - De gelovigen gaan God tegemoet (I Thess. 4:16,17)

 Openbaringen 21 :1-5¶

En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel, en de eerste aarde was voorbijgegaan, en de zee was niet meer.
En ik zag de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God, getooid als een bruid, die voor haar man versierd is.
En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn, en Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan.
En Hij, die op de troon gezeten is, zeide: Zie, Ik maak alle dingen nieuw.

DE URE DER VERZOEKING - 1 -

Laten wij beginnen met het lezen van Openbaring 3:10 en 11. “Omdat gij het bevel bewaard hebt om Mij te blijven verwachten, zal ook Ik u bewaren voor de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken hen, die op de aarde wonen. Ik kom spoedig; houd vast wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme”.  

Het eerste onderwerp, dat wij willen behandelen is: Waartoe dient deze ure der verzoeking, waardoor komt zij en waaruit bestaat zij?  

Wij zien in dit Schriftgedeelte, dat de Here Jezus ons aangezegd heeft, dat er aan het eind van deze tijdsbedeling der genade een ontzettende ure der verzoeking zal komen over de hele wereld. Dit is niet de gewone allerdaagse verzoeking, zoals die op ieder mens aankomt en het gaat ook niet om de verzoeking, die bijzonder het deel is van Gods kinderen, tot wie de verzoeker komt om hen te verleiden en te misleiden en te bedriegen. Het gaat ook niet om de bijzondere verzoeking aan het eind van deze tijd, maar het gaat om een heel apart soort van verzoeking, die niet voor Gods kinderen komt, maar voor hen, die op de aarde wonen.  

Lees wat er staat en gij hebt wat er staat! Er staat: “zal ook Ik u bewaren voor de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken hen, die op de aarde wonen”. Wat zijn dit voor mensen?

Zoals dit in onze vertaling staat, zou dit gelden voor alle mensen, die op de aarde wonen; want wij, Gods kinderen, wonen ook op de aarde. Maar dat is de betekenis van dit woord niet. Wij vinden deze uitdrukking verschillende malen in het boek de Openbaring genoemd en het is wat onduidelijk vertaald.  

Het gaat hier om mensen, die van de wereld zijn, die de wereld toebehoren en liefhebben en van de aarde hun vaste woonplaats willen maken, een blijvende woonplaats en dus niet naar God, niet naar de hemel willen. Over hen komt deze ure der verzoeking en dan verstaan wij wel, dat dit een heel apart soort verzoeking is, waar wij later op in zullen gaan.

Nu willen wij eerst zien, waartoe deze ure der verzoeking dient. Wij weten uit het Woord, dat God verschillende tijdsbedelingen aan de mens gegeven heeft door de loop der eeuwen heen. De eerste tijdsbedeling was de tijdsbedeling van het Paradijs, die begon bij de schepping van Adam en eindigde bij de uitdrijving van Adam en Eva uit het Paradijs. Hoelang deze bedeling geduurd heeft, weten wij niet. De tweede tijdsbedeling is die onder het geweten. God stelde de mens onder het geweten. Het begon na de uitdrijving uit het Paradijs en eindigde bij de zondvloed. De derde tijdsbedeling kenmerkt zich, dat de aarde onder menselijk bestuur gesteld werd, met andere woorden, God stelde de overheid aan.  

Zij begon na de zondvloed en eindigde definitief bij de roeping van Abraham. Eigenlijk had het zijn einde al gevonden, toen God de spraakverwarring bracht bij de torenbouw van Babel. De vierde tijdsbedeling kennen wij uit de Schrift als de tijdsbedeling onder de patriarchen, de aartsvaders. Zij begon bij Abraham, die door God geroepen werd en eindigde, toen het nakomelingschap van deze aartsvaders slaven in Egypte geworden waren. De vijfde tijdsbedeling kennen wij uit de Schrift, als de tijdsbedeling onder de wet.  

Het begon bij de uittocht uit Egypte onder Mozes, waar God in de Sinaï de wet heeft gegeven en het eindigde, toen zij Christus, die onder de wet geboren was, naar die wet leefde en die veroordeeld werd in volkomen overtreding van die wet. Zij meenden Hem naar die wet te veroordelen, maar hebben daarbij de wet in alles overtreden. Deze tijdsbedeling eindigde aan het kruis, want Jezus aan het kruis is het einde der wet. De zesde tijdsbedeling, waarin wij nog altijd leven, is de tijdsbedeling der genade. Hierna komt er ook nog een zevende tijdsbedeling, maar daar gaan wij nu niet op in. Al deze bedelingen, zie tekening van Clarence Larkin.

Nu hebben alle tijdsbedelingen dit met elkaar gemeen, God geeft bij het begin van elke tijdsbedeling een bijzondere openbaring met daarbij bepaalde geboden en voorschriften aan de mens, die deze mens moet houden. In elke bedeling zien wij ook weer het falen van de mens en opdat God die tijdsbedeling kan afsluiten, laat Hij het toe, dat aan het eind van iedere tijdsbedeling de verzoeker komt om de mensen te verzoeken. Waarin te verzoeken?

Altijd in de Godsopenbaring, geboden en voorschriften, die voor die tijdsbedeling gelden. Verder mag hij niet gaan en kan hij ook niet gaan. Waarom God dit toelaat, zullen wij later nog zien, maar nu wil ik er al op wijzen, dat de mens niet neutraal kan blijven ten opzichte van Gods openbaring, geboden en voorschriften. Men kan God geloven en vertrouwen, zich houden aan Zijn geboden en voorschriften, of men moet ze verwerpen. Er zijn mensen die denken, dat zij neutraal kunnen blijven, ook in deze tijd.

Men kiest niet voor Jezus, maar ook niet voor de duivel. Zij geloven misschien niet eens in Jezus of de duivel, maar willen zichzelf zijn. Maar deze mens vergist zich zeer. Het is of het één of het ander, want er is geen niemandsland. Welnu, om dit de mens klaar en duidelijk voor ogen te stellen en hen tot inzicht te bewerken, laat God aan het eind van iedere tijdsbedeling die verzoeking toe van de verzoeker, de duivel. Omdat die mens niet de Godsopenbaring geloofd heeft en zich niet aan Zijn geboden en inzettingen wilde houden, zal hij nu een overtreder moeten zijn of voor Jezus moeten kiezen.  

Als hij God niet gehoorzaam wil zijn, zal hij gehoorzaam moeten worden aan de duivel, er is geen andere weg, voor niemand! Als men God niet wil dienen, dan zal men de duivel moeten dienen. Als men God niet wil aanbidden, zal men de duivel moeten aanbidden. Neutraal blijven kan niet! Daarom komt die heel aparte verzoeking, de ure der verzoeking, die moet komen, opdat er een absolute scheiding komt tussen hen, die God liefhebben, gehoorzamen, dienen en aanbidden willen en hen, die dit niet willen. Er is geen tussenweg.

Daartoe moet dus aan het eind van iedere tijdsbedeling die ure der verzoeking komen, die God toelaat, opdat het gericht en oordeel van Hem kan komen, want iedere tijdsbedeling sluit af met een Goddelijk gericht en oordeel. Iedere tijdsbedeling begint met een nieuwe Godsopenbaring met daarbij bepaalde geboden en voorschriften en zij eindigt met een Godsoordeel en Godsgericht. En vlak vóór dat Godsgericht gaat de ure der verzoeking vooraf. Die ure der verzoeking brengt de mens dus naar het Godsgericht toe.  

Als Jezus spreekt in Openbaring 3:10 van de ure der verzoeking, die komen zal, wil dat zeggen, dat dit het uur is, voorafgaande aan het ontzettende gericht en oordeel Gods, dat over deze wereld gaat komen. Deze ure maakt de wereld rijp voor dit oordeel en gericht. De verzoeking door de verzoeker, die God toelaat, is altijd evenredig aan de Godsopenbaring, zegen en gebod en houdt daar direct verband mee. Met andere woorden de verzoeker kan en mag nooit verder gaan of uitkomen boven hetgeen God voor die tijdsbedeling gegeven heeft.  

Hiervan wil ik een voorbeeld geven, opdat het duidelijk wordt. Voor de eerste tijdsbedeling gaf God aan de mens de openbaring, dat zij vrij van alle bomen in de hof mocht eten, maar daarbij het gebod en inzetting, dat zij van die ene boom, de boom van kennis van goed en kwaad, niet zouden eten. De boom des levens stond in het midden in de hof en de boom der kennis van goed en kwaad stond vlak daarbij. Welnu, aan het einde van deze Paradijsbedeling laat God toe, dat de verzoeker tot de mens komt en hem benadert, om hem te verzoeken in die openbaring en in dat gebod en hem van die boom te laten eten. Ziet u, dat de verzoeker evenredig is aan wat God geeft in die bedeling?  

Dan gaat u begrijpen, dat, naarmate de Godsopenbaring groter, heerlijker en dieper wordt, naar die mate aan het eind van zo’n bedeling ook de verzoeking komt. Wat heeft God een geweldige rijke en heerlijke openbaring gegeven aan het begin van deze tijdsbedeling, waarin wij nu leven, de tijdsbedeling der genade. Wat een zegen en ook welk een belangrijk gebod!  

Wat is dit? Dat God al Zijn liefde en genade geopenbaard heeft in Zijn Zoon Jezus Christus. Hij heeft Zichzelf geopenbaard in Zijn Zoon. Hij heeft Zijn eigen Zoon gezonden en voor ons allen overgegeven in de dood aan het kruis van Golgotha, opdat wij door Hem behouden zouden worden. Het gebod daarbij is, dat wij Zijn Zoon zouden aanvaarden als onze persoonlijke Heer en Leidsman ten leven, als onze persoonlijke Verlosser en Heiland. Wat een heerlijke grote Godsopenbaring, wat een zegen!  

God heeft ons immers in die Zoon gezegend met alle zegeningen in de hemelse gewesten! Dan begrijpen wij wel, dat aan het eind van deze genadebedeling, de verzoeking, die daar evenredig aan zal zijn, ook zeer groot moet zijn. Dit willen wij nader bezien. God gaf aan het begin van deze bedeling Zijn Zoon, de Christus. Satan zal aan het eind van deze bedeling komen met zijn zoon, de antichrist. Christus is God in het vlees, de antichrist, die straks komt, is de satan in het vlees.

Jezus Christus is de Reine, de Heilige, Volmaakte Mens, die volmaakt leeft naar de wet van God. De antichrist is de wetteloze, de volmaakt, geperfectioneerde zondaar, die geen grove zondaar zal zijn, maar de meest beschaafde en geraffineerde mens der zonde. Hij wordt de wetteloze genoemd in 2 Tessalonicenzen 2:3b. “want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren”. Hij is de mens der wetteloosheid en Jezus is de mens, die volmaakt leeft naar de wet van God. Vers 8a zegt: Dan zal de wetteloze zich openbaren”. Hij is de mens der zonde.

Ziet u ze steeds tegenover elkaar en dat de verzoeking evenredig is aan de openbaring van de bedeling? Jezus wordt in de Schrift overal de Heiland genoemd en dat wil zeggen: de Zoon des behouds. Heiland betekent Heelmeester, Heilbrenger, Heiligmaker. In Heiland zit ook het woord heilig. Het gaat veel verder dan enkel een lichamelijke genezing. Hij is Heiland, Heelmeester voor geest, ziel en lichaam, de Heilbrenger voor de totale mens, de Zoon des behouds.

Van de antichrist lezen wij in 2 Tessalonicenzen 2:3 ook, dat hij de zoon des verderfs is. Zo zouden er meer vergelijkingen te maken zijn, maar het gaat nu om de grote lijn, opdat wij goed zullen verstaan, dat, wat God aan het begin van deze tijdsbedeling der genade aan Godsopenbaring, zegen en heerlijkheid gegeven heeft, daar de verzoeking, die nu komt en door God wordt toegelaten, evenredig aan zal zijn.

Er is nog meer, want toen God bij het begin van deze bedeling Zijn Zoon zond, heeft Hij van tevoren wegbereiders gegeven: profeten, geroepenen, gezalfde dienstknechten Gods, die de Christus aankon-digden en Zijn weg bereidden, waarvan Johannes de Doper de laatste was, de grote wegbereider.

De ure der verzoeking is daar evenredig aan, want voordat de antichrist openbaar komt, dat is de duivel in het vlees, gaan er wegbereiders aan vooraf met een invasie van valse profeten, leraars en apostelen. Daarvan heeft Jezus ook duidelijk gesproken in Matteüs 24:24a, dat het komen zou aan het eind van deze tijdsbedeling: “Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen”. Dit wordt enige malen in dit hoofdstuk genoemd.

Wij zien dus, dat deze valse profeten de wegbereiders zijn voor de antichrist en zij gaan ook de ure der verzoeking, die komt, inluiden. Er is echter nog meer. Toen God Zijn Zoon zond naar deze wereld en in het vlees kwam, God in het vlees, heeft God dat bevestigd en door Zijn Heilige Geest bewerkt met grote krachten, tekenen en wonderen. Dit vinden wij onder andere in Handelingen 2:22. “Mannen van Israël, hoort deze woorden: Jezus, de Nazareeër, een man u van Godswege aangewezen door krachten, wonderen en tekenen, die God door Hem in uw midden verricht heeft, zoals gij zelf weet”.

Het zijn krachten, wonderen en tekenen. Welnu, in 2 Tessalonicenzen 2:9 zien wij, waar de ure der verzoeking mee gaat komen: Daarentegen is diens komst (van de antichrist, de zoon des duivels) naar de werking des satans (bij Jezus zagen wij de krachtwerking Gods, maar hier de werking des satans) met allerlei krachten, tekenen en bedrieglijke wonderen”. Het is precies hetzelfde drietal. Wij zien dus, dat de verzoeking evenredig is aan de openbaring van die tijdsbedeling.

De vijand krijgt precies datzelfde toegemeten om zijn werk te doen, als wat God doet om de mens te behouden, want God is een God van recht. In vers 9b van 2 Tessalonicenzen 2. met allerlei krachten, tekenen en bedrieglijke wonderen, en met allerlei verlokkende ongerechtigheid, voor hen, die verloren gaan”. Een andere vertaling zegt: “met allerlei verlokkende verzoekingen”. Hier zien wij de ure der verzoeking, want het zijn niet de gewone verzoekingen, waarmee de duivel Gods kinderen tracht te verzoeken, maar deze verzoeking is niet bestemd voor Gods kinderen, maar voor hen, die van de wereld zijn.

Dit komt uit dit Woord duidelijk naar voren. Het komt namelijk over de hele wereld, over hen, die op de aarde wonen. De grondtekst zegt: “die de aarde vasthouden”, dus aartsgezind zijn en die de aarde tot hun blijvende woonstede verkiezen. Gods kinderen gaan toch niet verloren? Ook een gelovige niet. Een gelovige kan wel verleid, misleid en bedrogen worden voor een tijd, maar verloren gaan kan hij niet, maar hij zal wel schade lijden. Wie zijn het nu, die verloren gaan? Het zijn diegenen, die Jezus bewust hebben afgewezen en over deze mensen komt deze verzoeking, omdat zij nu voor de duivel gaan kiezen.

Want er staat: “Voor hen, die verloren gaan, omdat zij de liefde tot de waarheid niet aanvaard hebben”. (2 Tess. 2 vers 10) Wie is de Waarheid? Het is Jezus Christus. Hij zegt immers: “Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij”. (Joh. 14:6) Dat Paulus hier met de waarheid Jezus Christus bedoelt, komt duidelijk uit in 2 Tessalonicenzen 2 vers 13: “Maar wij behoren God te allen tijde om u (Gods kinderen) te danken, door de Here geliefde broeders, dat God u als eerstelingen Zich verkoren heeft tot behoudenis, in heiliging door de Geest en geloof in de waarheid”.

Wij weten, dat wij alleen behouden worden door het geloof in de waarachtige Christus, de Christus der Schriften. Wij behoren God te allen tijde te danken, maar wat hoort men toch weinig “danken” bij God kinderen. Wij kunnen altijd wel danken voor die genade, die ons te beurt is gevallen.

Allen, gelovigen in de Waarheid, zijn behouden. Als de stokbewaarder van Filippi in verslagenheid des harten, omdat hij de kracht Gods ziet, vraagt: (Hand. 16:30) “Mannen broeders, wat moet ik doen om behouden te worden”. Dan is het antwoord: “Geloof in de Here Jezus Christus en gij zult behouden worden, gij en uw huis”. De NBG vertaling zegt: “Stel uw vertrouwen in de Here Jezus Christus en gij zult behouden worden”.

In 2 Tessalonicenzen gaat het dus om mensen, die de Waarheid, Jezus, hebben afgewezen. God heeft Zijn Zoon gegeven, opdat de mens die Zoon zou aannemen, maar aan het eind moet God komen met een verzoeking voor hen, die Hem niet aangenomen hebben en die moeten dan de antichrist aannemen. Er is geen andere weg en daarom moet dit komen.

De werkelijkheid is, dat de mens, zoals hij is, voor God niet kan bestaan, omdat hij onder de toorn van God ligt, omdat de Heilige wet van God hem aanklaagt en zijn volledige verdoemenis eist, want de Heilige wet van God eist, dat wie zondigt de eeuwige dood zal sterven, want het loon der zonde is de dood. Maar de genadegave Gods in Christus Jezus is het eeuwige leven. Ziet u het steeds tegenover elkaar staan?

Er is geen compromis, geen tussenweg, geen niemandsland, men kan dus niet neutraal blijven. Er zijn er die lachen om Christus en ook om de antichrist, maar straks zullen zij allen die antichrist aanvaarden, volgen en aanbidden. Dat is verschrikkelijk, want zij hadden behouden kunnen worden, het ligt dus niet aan God.

Nu komt de ure der verzoeking in 2 Tessalonicenzen 2:11a. “En daarom zendt God hun een dwaling”. Waarvan Jezus in Openbaring 3:10 spreekt. Andere vertalingen zeggen: “Daarom zendt God hen een grote verzoeking”. Hier zien wij dezelfde verzoeking, die moet komen en die God toelaat en in zekere zin van Hem uitgaat, al doet God het niet Zelf, want de duivel moet het doen en zal het doen.

Daarom zendt God hen een dwaling, die bewerkt, dat zij de leugen geloven. Wie is de leugen? Het is de antichrist. Zij hebben niet in de Waarheid, de Zoon van God, willen geloven en nu moeten zij de leugen geloven, die een persoon is, zoals de Waarheid een Persoon is. Dit heeft Jezus ons al gezegd in Johannes 8:43b-44. “Omdat gij Mijn Woord niet kunt horen (zegt Hij tot de Joden). Gij hebt de duivel tot vader en wilt de begeerten van uw vader doen. Die was een mensenmoorder van den beginne en staat niet in de waarheid, want er is in hem geen waarheid. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij naar zijn aard, want hij is een leugenaar en de vader der leugen”.

Het is goed, dat wij deze dingen weten, want wij leven in het begin van de ure der verzoeking, die al een begin genomen heeft. Hierin zien wij ook, hoe laat het op Gods klok is, want wij leven aan het eind van deze bedeling, maar nog is de ure niet gekomen. De waarachtige God heeft een Zoon, die de Waarheid is, maar de duivel heeft ook een zoon, die de leugen is. Het is een persoon en daar spreekt 2 Tessalonicenzen 2:11-12a van. “En daarom zendt God hun een dwaling, die bewerkt, dat zij de leugen geloven, opdat allen worden geoordeeld”. Zij willen de waarheid niet geloven en nu moeten zij de leugen geloven. Wat zien wij dus aan het eind van deze tijdsbedeling. Dat alle mensen gekozen moeten hebben!

Zij hebben of voor Christus of voor de antichrist gekozen en zullen daarnaar geoordeeld worden. Zo zal deze genadebedeling eindigen bij het begin van deze ontzettende ure der verzoeking, waardoor God met Zijn oordeel en gericht kan komen, vóórdat de volgende bedeling ingaat met zijn heerlijke Godsopenbaring voor Gods kinderen en de schepping; want dan komt Jezus met de Gemeente openbaar.

Aan het begin van deze genadebedeling is alleen Gods Zoon openbaar gekomen, maar bij het begin van de komende bedeling van Zijn Koninkrijk, komen de zonen Gods openbaar. Het komt dus niet in deze tijdsbedeling, zoals men wel dikwijls wil aanvoeren, maar dan kent men de Schrift niet. Men zegt altijd dat de zonen Gods nu reeds openbaar moeten komen en men spreekt daarbij van opwekkingen, die moeten komen. Maar niets daarvan! Want de ure der verzoeking gaat komen met de verleidingen des duivels met krachten, tekenen en wonderen, een namaak van het echte, opdat de mens geoordeeld zal worden en dat dan de nieuwe Godsopenbaring kan komen voor de volgende tijdsbedeling, die nog heerlijker, rijker en groter is.

Want dan komt Jezus met Zijn Gemeente openbaar in heerlijkheid, glans en majesteit en zal Zijn Rijk opgericht worden hier op aarde, duizend jaar. Dan zullen de mensen, die daar zijn, die Godsopenbaring moeten aanvaarden en voor Jezus als Koning buigen. Dus de ure der verzoeking is voor diegenen, die zoals 2 Tessalonicenzen 2:12b zegt. “doch een welgevallen hebben gehad in de ongerechtigheid”. Daarom hebben zij niet tot Jezus willen komen. Jezus zegt in Joh. 5:40: “en toch wilt gij niet tot Mij komen om leven te hebben”.  

Het is geen onkunde, maar zij willen niet. Dit zijn ernstige dingen en het is goed, dat wij daarvan een duidelijk beeld krijgen. Nu willen wij nog enkele dingen tegenover elkaar zetten. Wij zagen al, dat God Zijn Zoon zond en dat de duivel met zijn zoon komt. Christus is de volmaakte mens, die leeft naar Gods wet en de antichrist is de wetteloze, de mens der zonde. Christus is de Zoon des behouds en de antichrist is de zoon des verderfs. Voor Christus kwamen wegbereiders, zoals de profeten en daarvan bijzonder Johannes de Doper en voor de antichrist zullen door de satan ook wegbereiders worden gezonden in valse profeten en apostelen.

Jezus kwam en deed krachten, wonderen en tekenen en de antichrist komt ook met allerlei krachten, tekenen en bedrieglijke wonderen”. Waarom staat hier de toevoeging "bedriegelijke" in 2 Tess. 2:9b? Omdat de antichrist en ook zijn wegbereiders deze krachten, wonderen en tekenen veelal zullen doen in de Naam van Jezus!

Zoals Jezus dit ook al aankondigde in Matteüs 7:22-23, waar wij lezen. Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd en in Uw Naam boze geesten uitgedreven en in Uw Naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik (Jezus) hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid”. Ik hoop niet, dat u verleid wordt in deze tijd door "de werkers der wetteloosheid", want men hoort nu al heel wat van deze bedrieglijke wonderen en tekenen. Toen Jezus bij het begin van deze tijdsbedeling ging optreden in het openbaar, werd dit begeleid door grote wonderen, tekenen en krachten. Er ontstaan dan grote bewegingen en vele grote scharen stromen tezamen.

Dit vinden wij op vele plaatsen vermeld en vandaar, dat aan het einde van deze tijdsbedeling de verzoeking ook daaraan evenredig zal zijn en zullen wij ook weer grote bewegingen en grote scharen zien, die zich vergapen aan deze bedriegelijke wonderen, krachten en tekenen, vooral waar het gaat om genezing van het lichaam. Er zijn mensen, die denken, dat het Bijbels is, dat er vandaag zulke grote scharen bijeen komen en dat dit naar Gods gedachten is. Maar dan kent men de Schriften niet, want deze zegt juist, dat aan het eind van deze bedeling er nog maar een heel klein kuddeke zal overblijven en spreekt niet over grote massale bewegingen.

Waar dit is, mogen wij wel heel ernstig beproeven, welke geesten wij daar vinden. Jezus heeft gezegd in Lukas 18:8b. “Doch, als de Zoon des mensen komt, zal Hij dan het geloof vinden op aarde”? En in Lukas 12:32. “Wees niet bevreesd, gij klein kuddeke! Want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te geven”. Ook aan Filadelfia’s Gemeente, die overblijft en aan het einde opgenomen zal worden, als Hij komt, heeft Jezus gezegd in Openbaring 3:8b. “want gij hebt kleine kracht, maar gij hebt Mijn Woord bewaard . .”. Het is een veracht volkje, hier en daar verspreid.

Ook leert ons dit de zeven gelijkenissen in Matteüs 13. Jezus heeft daarin duidelijk gezegd, dat het  een afgaande lijn is. Dacht u, dat deze tijdsbedeling anders zou verlopen dan de voorafgaande vijf bedelingen? Hoeveel waren er aan het eind van elke tijdsbedeling overgebleven? Denk alleen maar aan de tweede tijdsbedeling, toen het mensengeslacht zich zo vermenigvuldigd had, evenals de bevolkingsexplosie nu en van die miljoenen mensen geloofden er nog maar acht aan het eind van die bedeling en dat was nog van één huisgezin. Denk aan Sodom en Gomorra, die de tijdsbedeling onder de overheid afsloot. Hoe heeft Abraham voor hen gepleit?

“Als er nog 50 zijn, zult u dan de stad sparen”? Ja, dan zal de stad niet vernietigd worden. Als er nog 40, 30, 20 en 10 zijn, maar die waren er ook niet. In elke Godsspraak is een waarschuwing voor de volgende bedeling en wij zien in onze tijdsbedeling al deze voorafgaande bedelingen vervuld. Waar leert de Schrift ons, dat er aan het eind nog geweldige opwekkingen komen? Nergens! Maar wel, dat dit van de andere kant gaat komen, dat de mensen zich gaan vergapen aan bedrieglijke wonderen, tekenen en krachten, waarbij het alleen maar gaat om lichamelijke genezingen, maar niet om een werkelijke vernieuwing van hart, geest en ziel. Wij leven in een zeer ernstige tijd!

Weet u, waar ik mij wel eens over verbaas? Dat er op onze studieavonden nog steeds mensen willen komen. Daarom vind ik dit een groot Godswonder, dat er nog altijd mensen zijn die willen luisteren. Aan het begin van deze tijdsbedeling gaf God de grote Godsopenbaring in Zijn Zoon, de uitstorting van de Heilige Geest. Nog nooit tevoren was er zo’n volheid van de Heilige Geest op de aarde gekomen. Natuurlijk was Gods Geest hier altijd op aarde, maar op het volbrachte werk van Jezus op Golgotha’s kruis, in Zijn dood en opstanding, heeft God de volheid van Zijn Geest uitgestort naar deze aarde.

De verzoeking is evenredig aan de openbaring, die God geeft en dit betekent, dat het satan vergund wordt aan het eind van deze bedeling een grote volheid van demonen op te roepen uit de afgrond, die uitgaan over de hele aarde om de mensen te bezitten. Wordt het u duidelijk? Er is nooit zo’n volheid van demonen geweest als in onze tijd. Nog nooit is het mensdom zo bezeten geweest en nog nooit zijn er zoveel leringen der demonen gekomen. Wij lezen het in 1 Timotiüs 4:1. Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze geesten (demonen) volgen”.

Waarvoor heeft God Zijn Heilige Geest in zo’n volheid uitgestort? In de eerste plaats om de mensen te overreden en met liefde te dringen om Jezus te aanvaarden, want de Heilige Geest is gekomen om de mensen te overtuigen van de zonde. Bent u een kind van God en het eigendom van Jezus? Dat heeft u niet van uzelf, net zomin als de apostelen dit hadden. Als Jezus vraagt: (Matt. 16:15b-17) “Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben? Simon Petrus antwoordde en zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God! Jezus antwoordde en zeide: Zalig zijt gij, Simon Barjona, want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de hemelen is”. En ook zegt Jezus in Joh. 6:44a: “Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke”.  

Het is de Heilige Geest, die door middel van het evangelie Gods, dat voor deze tijd is, het geloof in de harten wil bewerken, opdat de mensen Jezus aanvaarden zullen, de Waarheid. De Heilige Geest is dus in de eerste plaats gekomen om de mensen tot Jezus te brengen. De verzoeking is evenredig aan het heil. Satan mag een grote horde demonen loslaten op deze aarde om de mensen te dringen en te bewegen in de leugen te geloven. Nog een punt: Jezus liet Zich vrijwillig kruisigen om de wil van God te doen voor onze redding en verlossing, waartoe Hij ook door God opgewekt werd uit de doden.

De antichrist gaat ook de dood in voor de zaak van de duivel om daardoor velen te verderven, zoals wij in Openbaring 13:3a lezen. “En ik zag een van zijn koppen als ten dode gewond, en zijn dodelijke wond genas”. De duivel wekt hem dus ook op, want de verzoeking is evenredig aan het heil. Satan laat ook zijn zoon dood gaan en wekt hem dan op uit de doden, opdat de mensen achter hem aangaan. Wij lezen dan in vers 12b. “En het bewerkt, dat de aarde en zij, die daarop wonen, het eerste beest zullen aanbidden, welks dodelijke wond genezen was”. Dan nog eens in vers 14a. “En het verleidt hen, die op de aarde wonen”.

Dit zijn dus de mensen, zoals wij reeds gezien hebben, die aartsgezind zijn, want er zijn hier ook nog anderen, een gelovig overblijfsel, mensen die van God zijn. Vers 14b gaat verder. “En het zegt tot hen, die op de aarde wonen, dat zij een beeld moeten maken voor het beest, dat de wond van het zwaard had en weer levend geworden is”. Zo zullen velen dat beeld van het beest, dat gestorven is en opgewekt, aanbidden. Het is een wonder van de duivel en allen gaan verloren, die het merkteken van het beest aannemen. Wij zien hier de tegenstelling: Jezus liet Zich kruisigen naar de wil van God, stierf en werd opgewekt voor onze redding en verlossing, terwijl de zoon van de duivel, de antichrist, straks de dood zal ingaan voor de zaak van de duivel om velen te verderven.  

God wekte Jezus op tot de heerlijkheid Gods en voor onze rechtvaardigmaking, opdat Hij het Hoofd zou zijn van de nieuwe schepping en wij zouden leven door Hem en in Hem. De duivel zal zijn zoon opwekken, opdat men de duivel gaat verheerlijken en zo tot eeuwig verderf en dood komt. Als men God niet aanbidt, dan zal men de duivel moeten aanbidden. Als men Jezus de eer niet geeft, dan zal men het de antichrist geven.  

Wij zullen nu de ure der verzoeking leren kennen uit de voortijden voor het kruis. Daartoe lezen wij Genesis 3:1-7. De slang nu was het listigste van alle dieren des velds, die de Here God gemaakt had; en zij zeide tot de vrouw: God heeft zeker wel gezegd: Gij zult niet eten van enige boom in de hof? Toen zeide de vrouw tot de slang: Van de vrucht van het geboomte in de hof mogen wij eten, maar van de vrucht van de boom, die in het midden van de hof staat, heeft God gezegd: Gij zult daarvan niet eten noch die aanraken; anders zult gij sterven. De slang echter zeide tot de vrouw: Gij zult geenszins sterven, maar God weet, dat ten dage, dat gij daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden, en gij als God zult zijn, kennende goed en kwaad. En de vrouw zag, dat de boom goed was om van te eten, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, dat de boom begeerlijk was om daardoor verstandig te worden, en zij nam van zijn vrucht en at, en zij gaf ook haar man, die bij haar was, en hij at. Toen werden hun beider ogen geopend, en zij bemerkten, dat zij naakt waren; zij hechtten vijgebladeren aaneen en maakten zich schorten”.

Vervolgens lezen wij Openbaring 3:10-11. “Omdat gij het bevel bewaard hebt om Mij te blijven verwachten, zal ook Ik u bewaren voor de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken hen, die op de aarde wonen. Ik kom spoedig; houd vast wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme”. Deze ure der verzoeking van deze bedeling vinden wij al afgeschaduwd in de ure der verzoeking uit de vorige bedelingen. Hiertoe willen wij die uit de eerste drie bedelingen behandelen. De eerste tijdsbedeling was de bedeling van het Paradijs met de mens onder het gebod Gods, dat hij niet zou eten van de boom der kennis van goed en kwaad. Wij weten niet, hoelang deze bedeling geduurd heeft, want dat staat niet vermeld in de Schriften en doet ook weinig ter zaken.

Maar wij weten wel, dat vlak voor het einde van deze bedeling van het Paradijs ook een ure der verzoeking kwam over het mensenpaar, over de wereld van toen. In de ure der verzoeking van de Paradijs bedeling vinden wij een afschaduwing van de geestelijke situatie tijdens de ure der verzoeking, die nu komt. Wij zien hier, dat de verzoeker komt en spreekt tot de mens door middel van de slang, die hier zijn spreekbuis is en de eerste valse profeet, leraar en apostel, die toen de wegbereider moest zijn voor de val. En hij is dus de representant van alle dienstknechten van de duivel, dus ook in het bijzonder van de valse profeten, leraars en apostelen, die in onze eindtijd zullen optreden, om de mens te brengen in de verleiding, die straks komt.  

Daarom kunnen wij er zoveel uit leren, want wat doet deze valse profeet? Hij vervalst het Woord van God en wij kunnen er van verzekerd zijn, als de ure der verzoeking voor deze bedeling gaat naderen, dat er vele valse profeten, apostelen en leraars zullen optreden, die het Woord van God vervalsen. Hij begint met een inleidende vraag in Genesis 3:1b. “God heeft zeker wel gezegd: Gij zult niet eten van enige boom in de hof?” De geslepenheid van deze vraag komt naar voren in haar verdachtmakende voorstelling, alsof God hen onbillijk behandelde en hen naar eigen willekeur iets onthouden wilde, alsof God hen niet werkelijk liefhad.

Wij zien hoe hij het Woord van God vervalst, want zo heeft God het niet gezegd. En wij zien hier direct al de Bijbelkritiek. Deze gaat ook nu een grote rol spelen! Wij vinden ze waarlijk niet alleen in wat wij antichristelijke stromingen noemen, zoals theosofie of new age, enzovoort. Maar wij vinden hen ook op de kansel en in de vrije samenkomsten. Het zijn vervalsers van het Woord van God met hun Bijbelkritiek. Dat is de inleiding tot de ure der verzoeking. Let op, dat de slang daarbij sterk overdrijft, als hij zegt: “Gij zult niet eten van enige boom in de hof”. Zij mochten van alle bomen eten, behalve van die ene boom. Hij overdrijft sterk om vooral God en Zijn Woord verdacht te maken.

Zo zien wij ook vandaag een sterk overdrijven en laten Gods kinderen daarvoor oppassen en wakende zijn, want die tendens vinden wij overal in allerlei vorm. In de opwekkingsbeweging leert men zelfs, dat men niet meer ziek behoeft te zijn en dat men allen kan genezen. Maar dat heeft God ons voor deze tijd niet beloofd. Het zijn de krachten van de toekomende eeuw, die komt, het is voor de volgende tijdsbedeling. Natuurlijk kan God ons voorproefjes geven, maar naar Zijn wil. Er wordt ook wel gezegd, dat men allen in tongen moet spreken, maar ook dat staat er niet. Het is overdrijving, die wij ook op vele andere terreinen vinden. Maar laten wij daar toch voor oppassen, want het is het Woord van God vervalsen.

Zo ook het kerstfeest! Het is toevoegen aan het Woord en daarmee vervalst men de Heilige Schrift. In getuigenissen wordt ook vaak dikwijls sterk overdreven. Ik heb eens een man horen getuigen in één van de grote opwekkingssamenkomsten, dat hij genezen was van zijn doofheid. Dit had ik deze man in voorgaande samenkomsten ook al horen getuigen. En toen ik hem de volgende morgen in de winkel ontmoette, was hij nog even doof als tevoren. Daar wordt God niet mee gediend, maar daar steunt men de duivel mee, laten wij dat heel goed beseffen.  

DE URE DER VERZOEKING - 2 -

 In het eerste deel hebben wij een begin gemaakt met het leren kennen van de ure der verzoeking uit de voortijden voor het kruis. Wij zijn toen begonnen met Gen. 3:1-7 te lezen en zijn toen geëindigd bij de Bijbelkritiek. Wij zien, hoe de duivel Bijbelkritiek en vervalsing van het Woord aanwendt en daarmee zal hij ook deze ure der verzoeking, die gaat komen, inluiden.  

Dan begrijpen wij, dat wij vlak voor deze ure der verzoeking van ons tijdperk staan. Waar het Woord der Waarheid, het zaad der wedergeboorte, het zaad van God is, zo is het woord van de duivel, dat twijfel, vrees en ongeloof in het hart zaait, dat zijn werk moet doen. Let nu op, want hij begint bij Eva met een inleidende, verleidende vraag in vers 1 en komt dan pas met zijn evangelie in vers 4, van Genesis 3.  

En nu moet u zien, hoe het zaad van de duivel in de inleidende vraag al zijn werk heeft gedaan in het hart van Eva. Want zij zegt in vers 2. “Van de vrucht van het geboomte in de hof mogen wij eten, maar van de vrucht van de boom, die in het midden van de hof staat, heeft God gezegd: Gij zult daarvan niet eten noch die aanraken; anders zult gij sterven”. Heeft God het zo gezegd? Neen, want God heeft helemaal niet gezegd, dat zij de boom niet mochten aanraken.

Ook Eva begint dus al te overdrijven. Het zaad doet zijn werk. Nu komt de slang met zijn evangelie in vers 4 en 5. “De slang echter zeide tot de vrouw: Gij zult geenszins sterven, maar God weet, dat ten dage, dat gij daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden, en gij als God zult zijn, kennende goed en kwaad”.   

Dit kunnen wij samenvatten onder drie punten. Het eerste in het evangelie van de duivel is, dat hij God tot leugenaar maakt, want hij zegt: “Gij zult geenszins sterven”. Ten tweede loochent hij de straf en de ernst daarvan, die God hun aangezegd heeft, want hij zegt, dat zij geenszins zullen sterven. Ten derde belooft hij zegeningen, die hij nooit kan geven, want hij zegt, dat zij als God zullen zijn.

Wat het eerste  betreft: ook vandaag kunnen wij dat evangelie beluisteren, dat allereerst God en Christus tot een leugenaar maakt en dat doet men onder een gedachte van godsdienstigheid. Als men de maagdelijke geboorte loochent, maakt men God tot een leugenaar, want God heeft vanaf het begin al gesproken van het zaad der vrouw (Genesis 3:15).  

Ook als men het hele scheppingsverhaal en het herscheppingsverhaal gaat loochenen, maakt men God en Christus tot een leugenaar. Het scheppingsverhaal en het herscheppingsverhaal is niet door mensen geschreven, want hoe zou Adam of één van zijn nakomelingen het hebben kunnen neerschrijven. Hij was er immers toch niet bij! God heeft het Mozes gezegd en wie het Woord van God loochent, maakt God tot een leugenaar.  

Ten tweede loochent hij de straf en beluisteren wij dat nu niet overal? Men zegt in vele kerken: hel en verdoemenis bestaan niet, want het geloof daarin noemt men ouderwets. God is immers liefde! Er is geen straf, hoort men overal en de duivel is maar zo’n middeleeuws gedrocht en dat heeft men als moderne theologen al lang geliquideerd.  

Daarom zien wij wat een verleidende machten die andere en valse evangeliën zijn, die vandaag uitgaan over het mensdom. Het gaat uit in verschillende vormen, maar alles komt vanuit de duivel. Daarbij moeten wij ook de alverzoeningsleer rekenen, die ook de eeuwige straf loochent.  

Het derde punt is, dat hij belooft, dat zij als God zullen zijn. Langs welke weg wilde hij dit aan de mens geven? Door het eten van de boom der kennis van goed en kwaad. Waar zal dit toe leiden? De door de duivel hier beloofde zegen is, dat door vermeerdering van kennis en ontwikkeling de mensen zichzelf kunnen verheffen en op het niveau van God kunnen komen, maar buiten God om en dit loopt uit op de vergoddelijking van de mens, de zogenaamde “übermensch”, de antichrist.  

Ziet u, hoe actueel het gaat worden? Zien wij vandaag niet de vermeerdering van kennis en ontwikkeling bij het brengen van het evangelie? En waarom wordt overal van de kansel opgeroepen voor de ontwikkelingshulp! Het gaat er niet meer om, om de mensen tot bekering te brengen en tot een waarachtig geloof in Jezus, maar om ontwikkelingshulp voor betere sociale toestanden. Het is het evangelie van de duivel en het gaat er vlot in.

Wij zien, hoe de mens zichzelf verheft en zich wil brengen op het niveau van God buiten God om en het loopt uit op de mens, die zegt, dat hij god is, de antichrist, van wie de Schrift zegt in 2 Tessalonicenzen 2:4. “de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is”. Hoe actueel wordt dit alles, als wij maar onze ogen er voor open hebben! Tot zover de eerste tijdsbedeling.  

De tweede tijdsbedeling kennen wij als de tijdsbedeling onder het geweten. Na de zondeval en de uitdrijving uit het Paradijs konden de mensen twee wegen gaan. De ene weg, die God aangegeven heeft, is de weg van Abel, die ons door het ware offer weer in de gemeenschap met God brengt en die God Zelf de mens heeft aangewezen en gegeven.

Het Paradijs evangelie was, dat God de mens, die naakt voor Hem kwam staan en zo niet kon blijven bestaan, bekleedde met de vellen van een geslacht dier, dat zijn leven moest geven als offer. God Zelf laat dus het eerste bloed vloeien in het Paradijs door een plaatsvervangend offer voor de mens te brengen, opdat de mens daarmede bekleed kon worden en God beloofde daarbij de Verlosser, het zaad van de vrouw.

Abel heeft daarin geloofd en bracht dat offer van het lam en God heeft daarom hem ook gerechtvaardigd. Dit is de weg en de andere weg is van Kaïn, die offers bracht van de vruchten, die de aarde voortbrengt en dus door eigen inspanning, kennis en ontwikkeling verkregen. Kaïn had met zijn kennis deze vruchten op bijzondere wijze gekweekt en kwam zo met de werken van zijn handen om daardoor gerechtvaardigd te worden.  

Dit is de weg, die de mens bij de zondeval is ingeslagen door te eten van de boom der kennis van goed en kwaad. Het is de weg van vermeerdering van kennis en ontwikkeling, maar die van God af gaat. En dat zien wij ook bij Kaïn, die van Gods aangezicht weggaat. In Judas vers 11a lezen wij over deze weg. “Wee hun, want zij zijn de weg van Kaïn opgegaan”.

Dit is de weg van vruchten verkrijgen uit de aarde. Nu moeten wij er niet te veel aan vastzitten, dat Kaïn alleen maar een landbouwer was, want in die zin zijn vandaag alle wetenschapsmensen niets anders dan zulke landbouwers. Zij trachten door de vermeerdering van kennis en ontwikkeling de aarde met al zijn krachten tot hun dienst te dwingen en dat zijn de werken hunner handen, om hen niet alleen te verrijken, maar ook om zo zichzelf te verlossen en tot een god te maken, of dit nu in een laboratorium geschiedt of ergens anders, dat maakt niet veel uit, want het is “de weg van Kaïn”, volgens de Schrift.

Zo zien wij, dat Kaïn de representant is van alle valse godsdiensten van deze wereld en het berust op zelfverlossing door vermeerdering van kennis. De ontzettende catastrofe, waar het op uitloopt, vinden wij duidelijk vermeld in Genesis 4:16. “Toen ging Kaïn weg van het aangezicht des Heren, en ging wonen in het land Nod, ten oosten van Eden”.

De weg van Kaïn leidt van God weg, maar de weg van Abel leidt tot God. Het einde van Kaïns weg staat in Genesis 6:12. “En God zag de aarde aan, en zie, zij was verdorven, want al wat leeft had zijn weg op de aarde verdorven”. De weg van Kaïn leidt dus tot eeuwig verderf.

Deze tweede tijdsbedeling onder het geweten, is een wonderlijke afbeelding van de tijdsbedeling der genade, waarin wij nu leven. Zoals de tweede tijdsbedeling uitliep in een ontzettend oordeel, de zondvloed, zo zal ook deze tijdsbedeling eindigen in een ontzettend gericht. Daarom is het goed om enige kenmerken te noemen van de tweede tijdsbedeling, om te zien, dat zij ook voor deze tijdsbedeling gelden.

Het eerste kenmerk van die tijdsbedeling begint met een heerlijke openbaring van Gods liefde en genade, doordat Hij de mens de weg wijst tot redding en verlossing, de weg van Abel, doordat zij het Paradijs moeten uitgaan en de nieuwe tijdsbedeling ingaan. Het is de belofte van het vrouwenzaad, van de beloofde Verlosser, wat de inhoud van het Paradijsevangelie is.  

En is onze tijdsbedeling niet met de grootste en heerlijkste openbaring van Gods liefde en genade begonnen? Heeft Hij ons niet de weg gewezen in het bloed, dat krachtiger spreekt dan het bloed van Abel.

Het tweede kenmerk is, dat in die tijdsbedeling wij een geleidelijke geestelijke achteruitgang zien van het gelovige mensengeslacht. En welk beeld geeft onze tijd te zien? Na de eerste heerlijke apostolische tijd kwam er een geleidelijke geestelijke achteruitgang en als God niet van tijd tot tijd bijzondere opwekkingen en werkingen van Zijn Geest had gegeven, dan zou er al vóór de Middeleeuwen geen Christen meer bestaan hebben.

Het derde kenmerk is, de gelijkvormigheid met de wereld, met het ongelovige mensengeslacht, waarmee zij zich verenigden en dat eindigde in vereenzelviging daarmee. Van heel het gelovige geslacht uit de lijn Seth, deze kwam voor Abel in de plaats, was alleen Noach als gelovige met zijn gezin overgebleven.  

Zien wij in onze bedeling ook niet eerst een geleidelijke geestelijke achteruitgang en een steeds meer aan de wereld gelijkvormig worden van de gelovigen en het zich daarmee vereenzelvigen? Kijk vandaag maar eens om u heen? De wereld is niet alleen in de kerk gekomen, maar de kerk is de wereld: “Het is kerk en wereld”.

Het vierde kenmerk: een reusachtige beschaving, maar goddeloos, bestaande uit een zeer hoge ontwikkeling van cultuur, kunst, techniek en wetenschappen met als centra grote wereldsteden. Kaïn was de stichter van de eerste wereldstad.  

U heeft misschien een heel andere voorstelling gemaakt van de dagen van Noach, alsof het toen nog zo’n beetje een wilde horde was. Ook dat wil de moderne theologie ons wijsmaken en zij zeggen, dat Abraham eigenlijk de eerste mens was, die een beetje kon praten, omdat er staat geschreven, dat God met Abraham kon spreken.

Men lacht hier misschien wel om, maar het is hoogst ernstig. Het is de evolutietheorie, die de theorie  van Kaïn is met zijn nageslacht. De weg van Kaïn leert, dat door vermeerdering van kennis en ontwikkeling de mens zichzelf verlossen kan. Volgens deze theorie zou dus het verre voorgeslacht van de aap afstammen. Deze dwaasheid wordt meer en meer geloofd.

Dat Adams intelligentie buitengewoon moet zijn geweest, is wel bewezen door het feit, dat Adam alle dieren een naam moest geven, die door God geschapen waren. Dit betekent niet, dat hij zo maar een naam kon bedenken, zoals men vandaag ook maar de gekste namen voor zijn kinderen bedenkt, maar als de Bijbel van naamgeving spreekt, dan moet die naam het ware wezen uitdrukken en in dit geval het ware wezen van al de dieren.  

De Bijbelse naam drukt altijd het wezen, het diepe innerlijk er van uit. Adam doorzag het wezen van elk dier, waar door hij hen ook de naam kon geven, zoals het goed was.

Misschien vraagt u zich af, hoe men in die tijd tot zo’n reusachtige hoge beschaving kon komen, maar daar waren heel natuurlijke  grondslagen voor. De eerste hiervan was, dat de mensen een zeer hoge leeftijd bereikten. Zij werden vóór de zondvloed bijna allen ongeveer 900 jaar en stonden dichter bij hun Goddelijke oorsprong en zij beschikten over een behoorlijke intelligentie en verstand en konden daardoor heel veel ondervinden en zich verder ontwikkelen en hun kennis vermeerderen.  

Daarbij kwam ook nog, dat zij allen één volk waren en één spraak hadden, dat het proces versneld en in de hand gewerkt moet hebben, vanwege de ene spraak. En ook waren er geen belemmeringen van grenzen. Het is een beeld van de eindtijd, want wat toen was, zal nu ook gaan gebeuren. Het streven naar één taal. Het streven naar één munteenheid. Het streven naar één wereldleider. Het streven naar één wereldregering.

God wil nog, dat de mensen zich zullen bekeren en behouden worden en vandaar nog dit uitstel. Daarom kon het in die dagen ook tot zo’n grote beschaving komen. Wij zien dat, naar de mate wij hier een reusachtige beschaving en cultuur gaan krijgen, dat naar die mate ook het kwade hand over hand toeneemt.  

Uit enkele teksten willen wij zien, hoe het toen was. In Genesis 6:3. “Mijn Geest zal niet altoos in de mens blijven, nu zij zich misgaan hebben; hij is vlees; zijn dagen zullen honderd twintig jaar zijn”. Dan in vers 5. “Toen de Here zag, dat de boosheid des mensen groot was op de aarde en al wat de overleggingen van zijn hart voortbrachten te allen tijde slechts boos was”.  

Vervolgens nog verder in vers 11 en 12. “De aarde nu was verdorven voor Gods aangezicht, en de aarde was vol geweldenarij. En God zag de aarde aan, en zie, zij was verdorven, want al wat leeft had zijn weg op de aarde verdorven”. Ziet u de toestand van toen? Het is een beeld van de toestand van onze bedeling. Wij zien dezelfde volgorde.  

Het vijfde kenmerk is de afval en het daarop komende gericht van God, de catastrofe van de zondvloed. Zo zal het ook gaan met onze tijdsbedeling, onherroepelijk. Wij hebben nu eerst een overzicht gezien van de twee tijdsbedelingen en nu gaan wij de ure der verzoeking er van zien en vooral de inleiding tot die ure der verzoeking.

Want daar hebben wij in onze tijdsbedeling mee te maken, omdat wij als Gemeente tijdens de ure der verzoeking niet meer hier zullen zijn. In de tweede tijdsbedeling zien wij het sterk vermenigvuldigen van de mensen op aarde. Dat moet dus een bevolkingsexplosie zijn geweest, wat wij vandaag ook zien, want de mensen vermenigvuldigen zich zeer op aarde en vandaar, dat overal geboortebeperking naar voren wordt gebracht, omdat men er geen raad mee weet met die vermenigvuldiging van de mensen op aarde.

Zoals toen de zedeloosheid toenam, zien wij dat vandaag ook. Wij lezen in Genesis 6:1 en 2. “Toen de mensen zich op de aarde begonnen te vermenigvuldigen en hun dochters geboren werden, zagen de zonen Gods, dat de dochters der mensen schoon waren, en zij namen zich daaruit vrouwen, wie zij maar verkozen”.

Het was dus niet zo, dat iedere man zijn eigen vrouw had, maar zij namen zich vrouwen, die zij zich maar verkozen. Hier zien wij reeds de voorloper van de tegenwoordige nieuwe zeden- en huwelijksmoraal.

Ook de apostel Paulus heeft hiervan al melding gemaakt in 1 Timoteüs 4:1-3a. “Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze geesten (demonen) volgen, door de huichelarij van leugensprekers, die in hun eigen geweten gebrandmerkt zijn, het huwelijk verbieden”.

De meeste denken, dat hier het celibaat bedoeld wordt. Neen, het betekent heel iets anders. Vele predikanten en geestelijke leiders leren, dat de huwelijkssluiting ouderwets is en dat God het in het begin helemaal niet zo heeft ingesteld. Zij verkondigen het vrije huwelijk als de nieuwe vorm. Hier zien wij duidelijk de afval, waarvan Paulus ook spreekt in 2 Tessalonicenzen 2:3. “Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs”.

Zo zag Paulus het dus ook al in die dagen. Maar de nieuwe huwelijks- en zedenmoraal van vandaag heeft nog meer gevolgen, want het gaat gepaard met een toenemende bezetting van het menselijk geslacht met de geestenwereld, waaruit weer de reuzen geboren worden.

Hiermee komen wij op een heel bijzonder punt, dat wij ook vinden in Genesis 6:2. ”zagen de zonen Gods, dat de dochters der mensen schoon waren, en zij namen zich daaruit vrouwen, wie zij maar verkozen”. Men zegt wel eens, dat deze zonen Gods de gelovige lijn was uit Seth, maar dat kan niet. In het Oude Testament en vooral in het boek Genesis, wordt met “zonen Gods” altijd “engelen” bedoeld en nooit anders.

Teksten in de Bijbel over de eindtijd

A: Introductie.
Openb.22:10 Houd de profetie van dit boek niet geheim, want de tijd is nabij.
In dit document worden vele hoofdstukken uit de Bijbel genoemd die op de een of andere manier en in meerdere of mindere mate te maken hebben met de eindtijd en daarna. De 89 hoofdstukken van de vier evangeliën geven ons een verslag van het hart van Jezus en de demonstratie van kracht tijdens Zijn eerste komst naar de aarde, waarna Hij naar het kruis van Golgotha ging om de prijs voor onze verlossing te betalen. Maar de hoofdstukken in dit document geven ons een verslag van het hart van Jezus en de demonstratie van kracht in de eindtijd en tijdens Zijn tweede komst, wanneer Hij naar de aarde komt om de macht over te nemen en Zijn troon te vestigen in Jeruzalem. Deze hoofdstukken tonen ons allemaal dezelfde Jezus die in de kracht van dezelfde Heilige Geest opereert als tijdens Zijn eerste komst. Maar er zijn wel twee keer zoveel hoofdstukken in de Bijbel die spreken over Zijn tweede komst dan over Zijn eerste komst. Wij moeten niet onwetend zijn over deze vele hoofdstukken met betrekking tot de tweede komst van Jezus, van wie wij houden vanwege Zijn eerste komst naar de aarde. Want de generatie waarin de Heer terugkeert is wel de generatie in de Bijbel die het meest beschreven wordt. Jezus heeft dit gedaan om Zijn Bruid voor te bereiden op de eindtijd, zodat zij in grote liefde kan overwinnen tijdens de meest dramatische periode van menselijke geschiedenis.
Van elk genoemd hoofdstuk zal een zeer korte beschrijving gegeven worden in de relatie met de eindtijd, het duizendjarige vrederijk en het eeuwige koninkrijk van God. Omdat niet alle genoemde hoofdstukken even duidelijk over de eindtijd profeteren, en sommige daarvan niet door iedereen even duidelijk gezien zullen worden als een hoofdstuk over de eindtijd, is het goed om het principe van dubbele vervulling in de gaten te houden. Dit principe heeft te maken met het feit dat sommige profetieën in het Oude Testament een eerste vervulling hebben gehad in de tijd van het Oude Testament, maar volledige vervulling zal plaatsvinden in de toekomst. De toekomstige volledige vervulling van “negatieve” profetieën zullen tijdens de Grote Verdrukking zichtbaar worden, en de toekomstige volledige vervulling van positieve profetieën zullen tijdens het duizendjarige vrederijk vervuld worden. Een voorbeeld daarvan is Luc.4:18, waar Jezus de tekst uit Jes.61:1-3 citeerde met betrekking tot Zijn eerste komst, maar het is duidelijk dat verreweg de meeste details van Jes.61 niet tijdens Zijn eerste komst vervuld zijn. De meeste informatie uit Jes.61 zal vervuld worden nadat Jezus is teruggekeerd en de volheid van Zijn heerschappij op de aarde heeft gevestigd in het millennium. En zo geldt dat voor meerdere profetieën in het Oude Testament, die een gedeeltelijke vervulling hebben gehad op een bepaald moment in het verleden, maar die een volledige vervulling zullen hebben in de generatie waarin de Heer terugkeert. Soms kan gedeeltelijke vervulling ook dienen als een profetisch beeld van toekomstige gebeurtenissen aan het einde van de natuurlijke geschiedenis. Daarbij moeten we goed in de gaten houden dat de profeten uit de tijd van het Oude Testament vaak niet begrepen hebben waarover ze hebben geprofeteerd, maar daar hebben ze wel gretig naar gezocht.
1Petr.1:10-12 Wat die redding inhoudt, trachtten de profeten te achterhalen toen ze over de genade profeteerden die u ten deel zou vallen. Zij probeerden vast te stellen op welke tijd en op welke omstandigheden Christus’ Geest, die in hen werkzaam was, doelde toen deze hun zei dat Christus zou lijden en daarna in Gods luister zou delen. Hen werd geopenbaard dat deze boodschap niet voor henzelf bestemd was maar voor u, en nu is deze boodschap u verkondigd door hen die u het evangelie hebben gebracht, gedreven door de Heilige Geest die vanuit de hemel werd gezonden.

Genesis 1.
Gen.1:26-28 God zei: Laten Wij mensen maken die Ons evenbeeld zijn, die op Ons lijken; zij moeten heerschappij voeren over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daarop rondkruipt. God schiep de mens als Zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep Hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep Hij de mensen. Hij zegende hen en zei tegen hen: Wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag: heers over de vissen van de zee, over de vogels van de hemel en over alle dieren die op de aarde rondkruipen.
Direct al het eerste hoofdstuk van de Bijbel profeteert over de koninklijke rol die de mensheid zal spelen in het koninkrijk van God op de aarde; deze koninklijke heerschappij van de mens zal zijn hoogtepunt beleven in het millennium (Openb.20:6) en in het eeuwige koninkrijk van God in de nieuwe hemel en op de nieuwe aarde (Openb.22:5).

Genesis 2.
Gen.2:18 God, de HEER, dacht: Het is niet goed dat de mens alleen is, Ik zal een helper voor hem maken die bij hem past.
Gen.2:24 Zo komt het dat een man zich losmaakt van zijn vader en moeder en zich hecht aan zijn vrouw, met wie hij één van lichaam wordt.
Dit hoofdstuk heeft vanzelfsprekend een natuurlijke vervulling in Adam en Eva, maar het Nieuwe Testament maar duidelijk dat bovengenoemde teksten ook een profetische vervulling hebben in Jezus Christus. Want Adam, de eerste mens, is een profetische schaduw van de tweede mens, Jezus Christus; Adam is een voorafbeelding van Hem die veel later komen zou (Rom.5:14b). Deze beide teksten spreken profetisch van het emotionele hart van Jezus die op zoek is naar een Bruid die bij Hem past; vooral de profetische betekenis van Gen.2:24 wordt duidelijk bewezen door de apostel Paulus in Efez.5:31-32.

Genesis 3.
Gen.3:15 Vijandschap sticht Ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare, 
zij verbrijzelen je kop, jij bijt hen in de hiel.
Deze tekst wordt altijd uitgelegd als de strijd tussen het koninkrijk van God en het rijk van de duisternis, waarbij Jezus als eerste de duivel heeft overwonnen op het kruis van Golgotha (Kol.2:15), maar waarbij de gelovigen van de eindtijd de duivel zullen overwinnen door het bloed van het Lam, het woord van hun getuigenis en hun bereidheid tot het martelaarschap (Openb.12:11). Als gevolg daarvan worden de duivel en zijn engelen verslagen door de aartsengel Michaël en zijn engelen, met als resultaat dat de duivel uit de hemel verdreven en op de aarde wordt gegooid (Openb.12:7-9). Daarna volgt de eindtijd, die eindigt met de val van satan in de onderaardse put (Openb.20:1-3), en uiteindelijk wordt hij in de eeuwige poel van vuur geworpen (Openb.20:10).

Genesis 4 + 5.
Openb.22:11 Wie onheil aanricht zal nog meer onheil aanrichten, en wie onrein is zal nog onreiner worden. Wie goed doet zal nog meer goed doen, en wie heilig is zal nog heiliger worden.
In deze twee hoofdstukken tekent zich het eerste begin van de grote scheiding in de hele menselijke geschiedenis af, een scheiding die voltooid zal worden in de eindtijd volgens de woorden van Openb.22:11. Het offer van Abel werd door de Heer beter geacht dan het offer van Kaïn, omdat hij het vanuit geloof bracht (Hebr.11:4), en omdat hij als een rechtvaardige werd gezien (Matt.23:35), en ook als een profeet (Luc.11:51). Kaïn was in zijn hart al een moordenaar, omdat zijn daden slecht waren; na het afwijzen van zijn offer deed hij wat al in zijn hart leefde, namelijk zijn broer vermoorden (1Joh.3:12). De zevende afstammeling van Adam via de lijn van Seth was Henoch, de profeet (Judas vs.14-15), maar de zevende afstammeling van Adam via de lijn van Kaïn was Lamech, de moordenaar (Gen.4:23-24). Deze twee afstammelingen van Adam staan model voor de mensheid van de eindtijd.

Genesis 6 - 8.
Luc.17:24-27 Want zoals de bliksem licht geeft wanneer hij van de ene naar de andere kant van de hemel flitst, zo zal de Mensenzoon verschijnen...... En zoals het eraan toeging in de dagen van Noach, zo zal het ook zijn in de dagen van de Mensenzoon: ze aten, ze dronken, ze huwden, ze werden uitgehuwelijkt, tot aan de dag waarop Noach de ark binnenging en de vloed kwam die iedereen verzwolg.
Deze woorden van Jezus leggen een duidelijk verband tussen de zondvloed in de dagen van Noach en de oordelen van de zeven schalen uit Openb.16, waarmee ook deze hoofdstukken een duidelijke profetische betekenis hebben voor de eindtijd.

Genesis 10 - 11.
Gen.10:8-10 Kus was ook de vader van Nimrod, die de eerste machthebber op aarde was. 
Hij was een geweldig jager, door niemand overtroffen. Vandaar het gezegde: Een jager zonder weerga, een tweede Nimrod. De kern van zijn rijk werd gevormd door Babel, Uruk, Akkad en Kalne, in Sinear.
In Gen.10-11 zien we de eerste occulte samenzwering tegen de soevereine heerschappij van God op de aarde, het begin van het rijk Babylon dat in de eindtijd zijn dieptepunt zal vinden in de hoer van Babylon (Openb.17-18). De Heer noemde Babel in het boek van de profeet Jeremia “Leb-Kamai”, wat letterlijk “het hart van mijn tegenstander” betekent, waarmee de Heer aangeeft dat Babel de oorsprong is van alles en iedereen die zich in rebellie en ongeloof tegen God verzet (Jer.51:1).

Genesis 12 - 24.
Jes.51:1-3 Luister naar Mij, jullie die gerechtigheid najagen, jullie die de HEER zoeken. Kijk naar de rots waaruit je gehouwen bent, naar de diepe groeve waar je gedolven bent. Kijk naar Abraham, jullie vader, naar Sara, die jullie heeft gebaard; toen Ik hem riep was hij alleen, maar Ik heb hem gezegend en talrijk gemaakt. De HEER troost Sion, hij biedt troost aan haar ruïnes. Hij maakt haar woestenij aan Eden gelijk, haar wildernis wordt als de tuin van de HEER. Het zal een oord zijn van vreugde en gejuich, waar muziek en lofzang klinken.
Gen.12-24 zijn de hoofdstukken waarin God een verbond met Abraham sluit; in de eindtijd zal de Heer het Joodse volk wijzen op dit verbond, terwijl de antichrist grote verwoestingen in het land Israël aanricht. De Heer belooft in Jes.51 dat Hij na Zijn tweede komst als de Messias van Israël alles in het land weer zal herstellen op grond van Zijn verbond met hun vader Abraham. Gods verbond met Abraham heeft in het boek Genesis dus een duidelijke eschatologische betekenis. Deze verbondssluiting wordt vooral genoemd in Gen.12:1-3, 13:14-17, 15:4-21, 17:1-21, 22:15-18, maar de Heer bevestigde Zijn verbond met Abraham ook aan Isaäk (Gen.26:2-4, 23-24), en ook aan Jakob (Gen.28:12-15, 35:9-12). En de Heer beloofde aan Abraham dat Hij hem tot een groot volk zou maken (Gen.12:2, 13:16, 15:4-5, 17:6, 18:18, 22:17), en dat zijn lichamelijke nakomelingen - dat is het volk Israël - het land Kanaän voor eeuwig zouden bezitten (Gen.12:7, 13:14-15+17, 15:7+18, 17:8). Dit alles zal resulteren in een grote zegen voor de hele aarde (Gen.12:3, 18:18, 22:18, 28:14). Het feit dat God aan Abraham beloofde dat zijn lichamelijke afstammelingen - het etnische Israël - het land Kanaän voor eeuwig in bezit zouden krijgen volgens een eeuwig verbond, betekent dat Israël nooit zal ophouden te bestaan als nationale eenheid. Want wanneer Israël als een natie zou ophouden te bestaan, kan dit volk nooit het land voor eeuwig bezitten, en dan kan ook Gods verbond met Abraham niet voor eeuwig bestaan. Sommige delen van Gods verbond met Abraham zijn al vervuld, zoals Gods belofte aan Abraham van persoonlijke rijkdom en zegen in zijn eigen leven (Gen.24:1+35). Zijn naam is bekend geworden onder de volken op de aarde, en God heeft hem vele nakomelingen gegeven ondanks de zeer vele vervolgingen van Joden door de eeuwen heen.  Abraham was duidelijk een profeet van God (Gen.20:7, Ps.105:15) met een duidelijke eschatologische visie op de toekomst.
Joh.8:56 Uw vader Abraham heeft zich erop verheugd Mijn dag te zien en hij heeft die gezien en zich verblijd (NBG’51).
Hebr.11:8-10 Door zijn geloof ging Abraham, toen hij geroepen werd, gehoorzaam op weg naar een plaats die hij in bezit zou krijgen, en hij ging op weg zonder te weten waarheen. Door zijn geloof trok hij naar het land dat hem beloofd was maar hem nog niet toebehoorde. Samen met Isaak en Jakob, mede-erfgenamen van de belofte, woonde hij daar in tenten omdat hij uitzag naar een stad met fundamenten, door God Zelf ontworpen en gebouwd. 

Exodus 1-15.
Micha 7:15-17 Als in de dagen van de bevrijding uit Egypte laat Ik dit volk wonderbaarlijke
daden zien. De volken zullen het zien en beschaamd staan, beroofd van hun kracht, doof en met de hand op de mond. Ze zullen stof likken als een slang, als dieren die kronkelen over de grond. Sidderend zullen ze uit hun burchten komen, vol ontzag voor de HEER, onze God. 
Ze zullen u vrezen!
Deze profetische uitspraak van de profeet Micha maakt duidelijk dat de uittocht uit Egypte een eschatologische betekenis heeft voor de eindtijd; de farao van Egypte is een prototype van de antichrist, en de wonderen en tekenen van Mozes zijn een profetisch beeld van de apostolische wonderen en tekenen van de eindtijd (Openb.11:5-6). Diverse kenmerken van de oordelen van God in het boek Exodus vinden we ook terug in de oordelen van de zegels, bazuinen en schalen, zoals ik dat besproken heb in de betreffende documenten. Het lied van Mozes uit Ex.15 wordt ook genoemd in Openb.15:3-4, waarmee dus de eschatologische betekenis van Ex.15 duidelijk bevestigd is. En zoals Israël uitbundig danste en zong voor de Heer (Ex.15:20-21), zo zal dit volk ook in de eindtijd onder de leiding van Jezus Christus opnieuw vol vreugde door de woestijn trekken op weg naar het land Israël (Ps.68:5-11, Ps.68:25-28, Jer.31:2-4, Hos.2:16-18, Openb.12:14).

Exodus 19.
Ex.19:3-6 Zeg tegen het volk van Jakob, laat de kinderen van Israël weten: Jullie hebben gezien hoe Ik ben opgetreden tegen Egypte, en hoe Ik je op adelaarsvleugels gedragen heb en je hier bij Mij heb gebracht. Als je Mijn woorden ter harte neemt en je aan het verbond met Mij houdt, zul je een kostbaar bezit voor Mij zijn, kostbaarder dan alle andere volken, want de hele aarde behoort Mij toe. Een koninkrijk van priesters zul je zijn, een heilig volk.
In dit hoofdstuk lezen we hoe de Heer Zijn verbond met Abraham op een prachtige manier een nieuwe invulling geeft, want in Zijn woorden tegen Israël maakt Hij duidelijk welk een unieke roeping dit volk heeft; zij zijn voorbestemd om een koninkrijk van priesters te zijn. Maar deze roeping heeft een eschatologische betekenis, omdat we deze roeping voor alle gelovigen in Jezus Christus tegenkomen in Openb.1:6, 5:10, 20:6. Bovendien wordt deze roeping gekoppeld aan het plan van de Heer om de hele aarde aan Zijn heerschappij te onderwerpen. Dat geeft deze bevestiging van Gods verbond met Israël een zeer duidelijke eschatologische betekenis, wat nog bevestigd wordt door het feit dat Jezus bij Zijn tweede komst Zijn eerste lichamelijke contact met de aarde zal hebben op de berg Sinaï (Ps.68:18), dezelfde berg als in Ex.19.

Leviticus 26.
Dit hoofdstuk bevat Gods beloften van zegeningen voor Israël wanneer dit volk gehoorzaam is aan Zijn woord en de verbondsrelatie met Hem onderhoudt, maar dit hoofdstuk bevat ook vele waarschuwingen over disciplinaire strafmaatregelen wanneer dit volk niet gehoorzaam is aan Gods woord. Dit hoofdstuk heeft al gedeeltelijke vervullingen gekend tijdens de zeer roerige geschiedenis van Israël, vooral tijdens de Babylonische ballingschap (586 voor Chr.) en de verwoesting van Jeruzalem (70 na Chr.). Lev.26:14-39 spreekt over de veelvoudige bestraffing van de Heer over de rebellie van Zijn volk om de kracht waarop zij zich beroemen te breken (Lev.26:19, Dan.12:7). Maar de laatste en grootste vervulling van dit hoofdstuk zal in de eindtijd plaatsvinden, wanneer het overblijfsel van Israël zich volledig tot de Heer zal bekeren van al zijn zonde en goddeloosheid (Lev.26:40, Hos.3:5, 5:15).

Numeri 23-24.
Num.24:17-19 Wat ik zie is niet in het heden, wat ik waarneem is niet nabij. Een ster komt op uit Jakob, een scepter uit Israël. Hij verbrijzelt Moab de slapen, de kinderen van Set slaat hij neer. Het land van zijn vijand verovert hij, het land van Edom en Seïr. Israël wordt machtig en sterk, uit Jakob staat een heerser op. Wie ontkomt uit de stad brengt hij om.
Deze twee hoofdstukken uit Numeri bevatten vier profetieën van Bileam over Israël, en sommige van deze profetieën zijn gedeeltelijk vervuld door David en andere koningen, die de vijanden van Israël verslagen hebben. Maar de grootste vervulling van deze profetieën zal in de eindtijd bij de tweede komst van Jezus vervuld worden, wanneer Jezus Zelf de vijandige naties zal verwoesten. Jezus wordt in Num.24:17 beschreven als de ster die uit Jakob komt, en als de scepter die uit Israël tevoorschijn komt om vijandige naties te verwoesten. Met name wordt Edom als vijandig genoemd, en de vervulling van deze tekst staat in Jes.34, 63:1-6 en Hab.3:3, waar over de komst van Jezus via Edom geprofeteerd wordt.

Deuteronomium 28-30.
Deut.28:49-51a Zoals een arend onverwacht opdoemt, zo zal uit de verste uithoek van de wereld een volk op u afkomen. De HEER stuurt een volk dat een onverstaanbare taal spreekt en meedogenloos optreedt, zonder uw oude mensen te ontzien en uw kinderen te sparen. Ze verslinden alles wat uw vee en uw land voortbrengen, tot u niets meer over hebt.
Deze drie hoofdstukken van Deuteronomium lopen parallel met Leviticus 26; de zegeningen zijn dezelfde en ook de disciplinaire strafmaatregelen, maar Deut.28 is veel uitgebreider en veel gedetailleerder dan Lev.26 in het beschrijven van de vervloekingen. In vers 49-51 wordt de komst van de antichrist uit de verste uithoek van de wereld beschreven; deze beschrijving komt nauwkeurig overeen met de komst van de antichrist in Ezech.38-39, waar ook wordt gesproken over zijn komst uit het uiterste noorden (Ezech.38:6+15, 39:2). De volledige vervulling van deze vervloekingen zal tijdens de Grote Verdrukking plaatsvinden, maar de volledige vervulling van de zegeningen in Deut.28:1-13 zal in vervulling gaan tijdens het duizendjarige vrederijk.

Deuteronomium 32.
Deut.32:43 Laat alle volken Zijn volk toejuichen, omdat Hij het bloed van Zijn dienaren wreekt; Hij neemt wraak op Zijn vijanden en de schuld van Zijn land en Zijn volk wist Hij uit.
Dit lied van Mozes wordt ook gezongen op de glazen zee in Openb.15:3. Het is een lied dat het leiderschap van de Heer beschrijft met betrekking tot de onbetrouwbaarheid van Israël en Zijn Goddelijke plan om Israël te verlossen en tot een zegen voor de hele aarde te maken in het millennium.

Gods verbond met David.
1Sam.13:14 De HEER zal een man naar Zijn hart zoeken en hem aanstellen tot vorst over Zijn volk.
Hand.13:22b ...... In David, de zoon van Isaï, heb Ik een man naar Mijn hart gevonden, die geheel naar Mijn wil zal handelen.
Omdat David een man naar Gods hart was, sloot God met hem een verbond, en dit verbond staat opgeschreven in 2Sam.7:11-16 en 1Kron.17:10-14. Er zijn nog verschillende andere Bijbelgedeelten die verwijzen naar Gods verbond met David (2Sam.23:5, 2Kron.7:18, 21:7, Ps.89:4-5, 28-30, 34-37, Jes.55:3, Jer.33:14-26). God beloofde David een eeuwigdurende geslachtslijn en een eeuwige troon en koninkrijk, en Jezus zal bij Zijn tweede komst voor eeuwig plaatsnemen op de troon van David in Jeruzalem. Het aan David beloofde koninkrijk is het natuurlijke land en het natuurlijke volk Israël, en hoewel het duidelijk is dat Jezus op dit moment al koninklijke heerschappij en autoriteit uitoefent aan de rechterhand van de Vader in de hemel, maakt de Bijbel ook duidelijk dat Jezus de beloften van God aan David zal vervullen door in de toekomst te heersen over een natuurlijk koninkrijk op deze aarde vanuit Jeruzalem. Daarmee krijgt Gods verbond met David duidelijk eschatologische perspectieven.

Psalm 2.
Deze psalm spreekt in vers 1-3 over de rebellie van de politieke leiders op de aarde, die in de eindtijd zichzelf overgeven aan de verleidingen van de hoer van Babylon (Openb.17:18, 18:3+9). Wanneer het economisch-religieuze systeem van de hoer vernietigd is door de antichrist en zijn handlangers (Openb.17:16), zullen de politieke leiders van de aarde worden gedwongen om zich te schikken naar de macht van de antichrist (Openb.13:7b). De woede van deze politieke leiders tegen God zal zich botvieren op de volgelingen van Jezus, zoals dat ook ten dele in de eerste gemeente van het boek Handelingen gebeurde (Hand.4:25-31). Maar de door God gezalfde koning - dat is onze Heer Jezus - zal volgens vers 9 de volken op de aarde stukslaan met Zijn staf, zoals genoemd wordt in Openb.2:26-28, 12:5, 19:15. Daarmee is aangetoond dat deze psalm een psalm over de eindtijd is.

Psalm 9.
Deze psalm spreekt over de Heer die zetelt op de Sion (vers 12), waar Hij Zijn rechterstoel voor eeuwig onwrikbaar heeft neergezet (vers 8); vanaf die plaats (vers 5) bestuurt Hij de wereld naar recht en wet, en berecht Hij alle volken eerlijk (vers 9). Hij heeft de volken bedreigd en de goddelozen omgebracht, en Zijn vijanden zijn voor eeuwig uit de herinnering verdwenen (vers 6-7). Deze psalm kan pas door Israël gezongen worden nadat de Heer is teruggekeerd en heeft plaatsgenomen op Zijn troon in de tempel van Jeruzalem (Matt.25:31).
Vandaar dat ook deze psalm pas volledig vervuld zal worden aan het einde van de eindtijd en aan het begin van het millennium.

Psalm 14.
In deze psalm profeteert David over het volgroeid raken van de zonde bij hen die zich volledig aan de zonde overgeven (Openb.9:20-21, 22:11a, Ps.2:1-3). Dit zal gebeuren in een tijd waarin velen het geloof in Jezus de rug zullen toekeren (Matt.24:10-12, 2Tess.2:3, 1Tim.4:1-2, 2Tim.3:1-9, 4:3-4, 2Petr.2:1-3). Deze explosie van goddeloosheid zal leiden tot een wereldwijde vloedgolf van anti-semitisme en christenvervolging (vers 4). Deze psalm is identiek aan psalm 53.

Psalm 20.
Deze psalm zal in de eindtijd veelvuldig gebeden worden in het huis van gebed, omdat het een strategische psalm voor geestelijke oorlogsvoering is in partnerschap met Jezus, die de grootste vervulling van de koning in deze psalm is.

Psalm 21.
Naarmate de eindtijd vordert en het einde dichtbij komt, zal deze psalm ook veelvuldig in het huis van gebed gebeden worden, want de komst van de Heer is vlakbij, en Hij zal volgens vers 9-10 Zijn vele vijanden met vuur verteren zoals in Openb.19:15 met Zijn zwaard.

Psalm 22.
In deze psalm profeteert David in vers 2-22 over het lijden van Jezus, maar daarna in vers 23-27 over Zijn taak als hogepriester in de hemel. Vervolgens wordt in vers 28-32 gesproken over de glorieuze resultaten van het volbrachte werk op het kruis van Golgotha bij Zijn tweede komst (vers 28-29 ) en in het duizendjarige vrederijk (vers 30-32).

Psalm 24.
In deze psalm profeteert David over de tweede komst van Jezus, wanneer Hij triomfantelijk Jeruzalem binnenkomt na de laatste definitieve slag in het dal van Josafat; Jezus komt door de aloude ingangen van het aardse Jeruzalem de stad binnen, waar Hij plaatsneemt op Zijn troon in de aardse tempel (Matt.25:31). Overigens kan deze psalm ook gezien worden als een vervulling van de hemelvaart van Jezus.

Psalm 45.
In deze psalm - een liefdeslied - wordt Jezus in vers 4-6 beschreven in Zijn glorie waarmee Hij ten strijde zal trekken in de laatste grote slag van de eindtijd (Openb.19:11-21). Tevens wordt gesproken over Zijn troon die voor eeuwig zal vaststaan (vers 7), terwijl de Bruid van Christus naast Jezus staat (vers 10). Hij zal Gods gerechtigheid en recht over de hele aarde verspreiden, want daartoe heeft de Vader Hem gezalfd (vers 8).

Psalm 46.
In deze psalm wordt geprofeteerd over de tsunami van Gods oordelen in de eindtijd over de hele aarde (vers 3-4, 7, 9-10); maar wij krijgen de zekerheid dat wij vrede kunnen ervaren temidden van de Grote Verdrukking (vers 2). Deze psalm roept ons op om te mediteren op de gebeurtenissen van de eindtijd (vers 9), zodat wij van tevoren in ons hart voorbereid zijn op wat komen gaat. Deze psalm heeft een gedeeltelijke eerdere vervulling gehad tijdens het koningschap van David, maar het wereldwijde aspect van deze psalm (vers 10) zal in de eindtijd vervuld worden. De wijdvertakte rivier is de rivier van levend water zoals de profeet Ezechiël die zag in Ezech.47; deze rivier is de aardse variant op de hemelse rivier van levend water in het hemelse Jeruzalem (Openb.22:1-2).

Psalm 47.
Hoewel deze psalm een eerdere vervulling kan hebben gehad in de tijd dat de ark van de Heer door David naar Jeruzalem werd gebracht (2Sam.6), spreekt deze psalm toch over de Heer als de Koning over heel de aarde (vers 3, 8-9). Ook wordt gesproken over de Heer die omhoog stijgt op Zijn troon bij hoorngeschal (vers 6), waarbij feestelijke liederen worden gezongen door mensen (vers 7-8). En terwijl Jezus op Zijn troon zit, zijn de vorsten van Zijn volk bijeen (vers 10a), maar dit vindt niet plaats in de hemel maar op aarde (vers 10b). Deze psalm profeteert daarmee over het begin van Jezus’ heerschappij in het millennium.

Psalm 48.
In deze psalm wordt gesproken over de militaire campagne van de antichrist en Zijn legers via Harmagedon naar Jeruzalem, maar daar wacht hen een zeer onaangename verrassing (vers 5-8). In deze psalm wordt de schoonheid van Jeruzalem in het millennium beschreven, waarbij we in vers 2-3 vooral moeten denken aan het hemelse Jeruzalem op de noordflank van de berg Sion, terwijl vers 9-15 van toepassing is op het aardse Jeruzalem dat op de zuidflank van de berg Sion ligt (Ezech.40:2). Want in vers 10 wordt gesproken over de tempel van het aardse Jeruzalem, omdat in het hemelse Jeruzalem geen tempel aanwezig zal zijn (Openb.21:22).

Psalm 50.
In vers 1-3 wordt gesproken over het optreden van Jezus aan het einde van de eindtijd en aan het begin van het millennium vanaf Zijn troon in Jeruzalem (Matt.25:31), van waaruit Jezus optreedt als de Koning (vers 1), als de Bruidegom (vers 2) en als de Rechter (vers 3). In het eerste deel (vers 4-15) spreekt Hij recht over Zijn volk, waarbij geen sprake is van aanklacht (vers 8) maar wel van krachtige aansporing om God te aanbidden (vers 14-15). Maar in het tweede deel (vers 16-23) is wel sprake van een aanklacht (vers 21) en een oproep tot bekering (vers 22-23). Het aardse Jeruzalem wordt hier beschreven in haar schoonheid zoals die ook geprofeteerd wordt in Jes.62:1-5.

Psalm 53.
In deze psalm profeteert David over het volgroeid raken van de zonde bij hen die zich volledig aan de zonde overgeven (Openb.9:20-21, 22:11a, Ps.2:1-3). Dit zal gebeuren in een tijd waarin velen het geloof in Jezus de rug zullen toekeren (Matt.24:10-12, 2Tess.2:3, 1Tim.4:1-2, 2Tim.3:1-9, 4:3-4, 2Petr.2:1-3). Deze explosie van goddeloosheid zal leiden tot een wereldwijde vloedgolf van anti-semitisme en christenvervolging (vers 4). Deze psalm is identiek aan psalm 14.

Psalm 58.
Deze psalm profeteert over de eindtijd-oordelen van Jezus tegen alle goddeloosheid op de aarde en in vers 11-12 Zijn beloning voor de rechtvaardigen. Vers 11 profeteert over het vurige optreden van Jezus zoals in Ps.110:5-7, Jes.63:1-6 en Openb.14:14-20.

Psalm 65.
Psalm 65 kan gelezen worden als vervuld in de tijd van David, toen God hem aan alle kanten rust had gegeven door hem van al zijn vijanden te verlossen (2Sam.7:1), waardoor Israël in de grote vrede en welvaart kon leven. Maar deze psalm kan ook gelezen worden als een realiteit die vervuld zal worden na de tweede komst van Jezus, wanneer Hij woont in de tempel op de berg Sion (vers 2). Het opstandige geraas en tumult van de volken uit Ps.2:1-3 is volledig tot stilte gebracht (vers 8) en tot aan de einden van de aarde heeft men ontzag voor de Koning die in Jeruzalem woont (vers 9).

Psalm 67.
Deze psalm profeteert over de macht van Jezus waarmee Hij alle naties op de aarde zal onderwijzen over Zijn wegen (vers 3), zodat alle volken op de aarde ontzag voor Hem zullen hebben (vers 8).

Psalm 68.
Deze psalm profeteert over de tweede komst van Jezus (vers 2-4), waarbij Hij op de berg Sinaï Zijn eerste contact met de aarde maakt (vers 9+18). Daarna trekt Jezus door de woestijn om alle gevluchte Joden weer terug te brengen naar het land Israël (vers 5, 8-11, 25-28). Tijdens deze tocht vernietigt Hij alle vijanden die zich verzetten tegen Zijn terugkeer naar Israël (vers 22-24, 31). De tocht begint op de Sinaï en eindigt in het heiligdom van Jeruzalem (vers 18+35-36).

Psalm 72.
In deze psalm bidt David voor zijn zoon Salomo (vers 20), maar de grootste vervulling van deze psalm wordt gevonden in de heerschappij van Jezus over de hele aarde (vers 19); Zijn heerschappij zal overvloedig voorzien in de behoeften van alle volken, en alle naties zullen vervuld worden met Zijn glorie. In vers 10-11 brengen de koningen van de aarde hun lof en eer aan Jezus zoals in Openb.21:24 ook beschreven staat.

Psalm 74.
Deze psalm zal door de gelovige Joden in Israël gebeden worden, wanneer de antichrist en zijn handlangers in de eindtijd verwoestend tekeer gaan in het land Israël. Zie ook psalm 79. Deze psalmen hebben een eerdere vervulling gehad in de verwoestingen door het leger van Babylonië vanaf 606-586 voor Chr, en de verwoestingen door Antiochus Epiphanes om 168-164 voor Christus.

Psalm 75.
Deze psalm profeteert over het moment waarop Jezus als de Rechter van de hele aarde terugkomt om de volheid van Gods oordelen over de aarde uit te gieten (vers 9), zoals ook geprofeteerd staat in Openb.14:7+10+19-20.

Psalm 76.
Deze psalm profeteert over de tweede komst van Jezus als Rechter (vers 10), een proces dat begint in de hemel (vers 8-10), dat daarna vervolgd wordt in het gebergte (vers 5-7) en dat eindigt in de slag om Jeruzalem (vers 2-4).

Psalm 79.
Deze psalm zal net als psalm 74 door de gelovige Joden in Israël gebeden worden, wanneer de antichrist en zijn handlangers in de eindtijd verwoestend tekeer gaan in het land Israël.

Psalm 80.
Ook psalm 80 zal net als psalm 74 en 79 door gelovige Joden in Israël gebeden worden in de eindtijd, en de wereldwijde gemeente zal Israël daarin ondersteunen met voorbede.

Psalm 83.
Ook psalm 83 zal net als psalm 74, 79 en 80 door gelovige Joden in Israël gebeden worden in de eindtijd; tijdens de Grote verdrukking zullen de Joden bidden om Gods bevrijding van de tien koningen die antichrist ondersteunen. In vers 7-9 worden ook tien volken genoemd die Israël met de ondergang bedreigen (Openb.17:12).

Psalm 85.
Dit is een profetisch gebed voor de terugkeer van het volk Israël naar het eigen land Israël, wanneer de Heer al Zijn toorn tegen dit volk voorgoed van hen wegneemt (vers 5-6).

Psalm 87.
De volledige vervulling van deze psalm spreekt over de glorie van Jeruzalem en het Joodse volk, dat zowel natuurlijk als geestelijk in Sion geboren wordt (vers 5) tijdens de heerschappij van Jezus in het duizendjarige vrederijk. Deze registratie van wedergeboren Joden wordt ook genoemd in Hebr.12:23, waar zij ingeschreven zijn in het hemelse Jeruzalem. Vers 4 spreekt over Rahab (= Egypte), Babel (= Syrië en Irak), Filistea, Tyrus (= Libanon) en Nubië (= Ethiopië), dwz het Midden-Oosten rondom Israël. Hiermee wordt Jes.19:23-25 vervuld.

Psalm 89.
Deze psalm zal ook door het Joodse volk gebeden worden in de eindtijd, waarbij de Joden zich beroepen op Gods verbond met David en Zijn belofte van een eeuwig koninkrijk voor David en zijn nageslacht (vers 4-5, 29-30, 36-37). Vers 39-52 spreken over de zeer grote verwoestingen die de antichrist en zijn handlangers aanrichten in Jeruzalem en Israël.

Psalm 93.
In deze psalm wordt over Jezus geprofeteerd als de zegevierende Koning-Strijder die ten strijde trekt tegen het woeste gebulder van alle volken op de aarde; Zijn overwinning in de eindtijd zal resulteren in wereldwijde vrede en stabiliteit (vers 1), omdat Zijn troon stevig en vast in Jeruzalem is geplaatst (vers 2+5).

Psalm 96 - 99.
Deze vier psalmen profeteren over de tweede komst van Jezus, waarna de hele aarde Hem vol ontzag zal aanbidden. Ps.96:1 spreekt over het zingen van nieuwe liederen, en daarvan wordt negen keer in de Bijbel gesproken, namelijk in Ps.33:3, 40:4, 96:1, 98:1, 144:9, 149:1, Jes.42:10, Openb.5:9, 14:3. Behalve in Ps.33:3 en 40:4 wordt in al deze teksten gesproken over de wereldwijde omvang van het zingen van nieuwe liederen als gevolg van de tweede komst van Jezus. Deze nieuwe liederen proclameren namelijk de nieuwe dingen die Jezus op de aarde doet (Jes.40:9) als universele erkenning van het koningschap van Jezus.

Psalm 101.
Deze psalm profeteert over de rechtvaardige heerschappij van David als koning over Israël, maar deze psalm heeft een grotere vervulling in de rechtvaardige heerschappij van Jezus die de sleutel van David heeft (Openb.3:7, Jes.22:22). De grootste vervulling van deze psalm zal in Jeruzalem en Israël en zelfs over de hele aarde plaatsvinden in het millennium.

Psalm 102.
Deze psalm profeteert in vers 1-12 over de wanhoop van Israël in de eindtijd, maar daarna wordt er in vers 13-18 geprofeteerd over het ingrijpen van Jezus bij Zijn tweede komst. Vervolgens wordt er in vers 19-23 geprofeteerd over het herstel van Israël in het millennium, terwijl vers 26-29 spreken over de eeuwige heerschappij van Jezus (Hebr.1:10-12).

Psalm 110.
De volledige vervulling van deze psalm beschrijft de koninklijke heerschappij van Jezus in het millennium, nadat Hij alle vijandige naties heeft verslagen. Deze psalm wordt gedeeltelijk vervuld door de bediening van Jezus d.m.v. de gemeente na Zijn opstanding en hemelvaart. Psalm 110 is het gedeelte uit het Oude Testament dat het meest geciteerd wordt in het Nieuwe Testament; Matt.22:44, Marc.12:36, Luc.20:42, Hand.2:34, Hebr.1:13, 10:13 zijn rechtstreekse citaten uit deze psalm. Maar er zijn nog 25 indirecte verwijzingen naar deze psalm in het Nieuwe Testament. De twee hoofdthema's in psalm 110 zijn het eeuwige koningschap en de hogepriesterlijke bediening van Jezus; in deze psalm spreekt God de Vader tot Jezus als de Koning (vers 1) en tot Jezus als de Hogepriester (vers 4).

Psalm 118.
Deze psalm profeteert over het lijden van Jezus (vers 10-14), over Zijn opstanding (vers 17),
over Zijn hemelvaart (vers 19-21), over de uitstorting van de Heilige Geest (vers 22-23) en over de tweede komst van Jezus in Jeruzalem (vers 24-29). Vers 25 bevat de Hebreeuwse woorden yasha + na (= overwinning+nu), wat samengevoegd het woord hosanna oplevert; dit woord werd door de Joden in Jeruzalem gebruikt, toen Jezus op een ezeltje de stad binnenkwam (Matt.21:9). Maar Ps.118:26 zal ook door de Joden geroepen worden, wanneer Jezus bij Zijn tweede komst de stad Jeruzalem zal binnenkomen (Matt.23:39).

Psalm 122.
Deze psalm zal met vreugde door de Joden gezongen worden in het millennium, wanneer zij optrekken naar Jeruzalem om daar de Heer te aanbidden in de herbouwde tempel.

Psalm 132.
In deze psalm kijkt David profetisch vooruit naar de komst van Jezus, die zal plaatsnemen op Zijn troon in de tempel van Jeruzalem (vers 13-18) als vervulling van Gods belofte aan David (vers 11).

Psalm 147.
In deze psalm wordt geprofeteerd over het herstel van de stad Jeruzalem (vers 12-14) en de terugkeer van alle Joden die het land Israël in de eindtijd ontvlucht zijn (vers 2-3).

Psalm 149.
In deze psalm wordt geprofeteerd over de manier waarop wedergeboren Joden en gelovigen uit de heidenen in partnerschap met Jezus zullen samenwerken om zowel de geestelijke machten van de duisternis als de natuurlijke politieke leiders d.m.v. Gods oordelen buiten werking te stellen en te bestraffen (Jes.24:21-23).

Hooglied 1 – 8.
Het boek Hooglied beschrijft de emoties van Jezus over Zijn Bruid, terwijl zij door de zeer moeilijke reis van de eindtijd heengaat; aan het eind van dit boek roept zij in 8:14 (NBG’51) om de terugkeer van haar Bruidegom, zoals dat ook gebeurt in Openb.22:17.

Jesaja 2.
Het boek Jesaja is de beste natuurlijke beschrijving van de eindtijd, gezien door de ogen van het volk Israël, terwijl het boek Openbaring de beste geestelijke beschrijving van de eindtijd is, gezien door de wedergeboren gelovigen. Het boek Hooglied beschrijft de gevoelens van Jezus over Zijn Bruid in de eindtijd.
Jes.2:2-5 spreekt over de glorieuze rol van Jeruzalem in het duizendjarige vrederijk, terwijl Jes.2:10-21 spreekt over het oordeel van het zesde zegel (Openb.6:12-17); de ervaring van mensen in dit oordeel zal daarna alleen nog maar versterkt worden in de oordelen van de zeven bazuinen en zeven schalen (Luc.21:25-26).

Jesaja 4.
In Jes.4:2 spreekt het Hebreeuws over de Telg van de Heer, zoals dat verder ook gebeurt in
Jer.23:5, 33:15 en Zach.3:8, 6:12. Jezus zal als de fascinerend mooie Telg van de Heer over de aarde reageren tijdens het duizendjarige vrederijk, terwijl Jeruzalem het middelpunt is van de glorie van God.

Jesaja 5.
In dit hoofdstuk wordt gesproken over het oordeel van God over Israël in de eindtijd, maar deze profetie werd al gedeeltelijk vervuld in de invasie van Assyrië (721 voor Chr.) en de invasie van Babylonië (586 voor Chr.). Vers 30 spreekt over de duisternis op de grote dag van de Heer, waarover ook Matt.24:29 spreekt als aankondiging van de komst van Jezus.

Jesaja 9.
In vers 6 wordt gesproken over het koningschap van Jezus tijdens het millennium als gevolg
van Zijn eerste komst (vers 5a) en Zijn tweede komst (vers 5b). Vers 3-4 spreken over het vreselijke juk van de antichrist, maar de komst van Jezus maakt daaraan een einde; het gevolg is dat het volk Israël verlost wordt uit zijn duisternis (vers 1), een gebeurtenis die een eerste vervulling had bij de eerste komst van Jezus (Matt.4:14-16), maar die volledig vervuld zal worden bij de tweede komst van Jezus. Daardoor zal de vreugde van het volk Israël bijzonder groot zijn (vers 2). Deze profetie werd ook gedeeltelijk vervuld in de tijd van koning Hiskia, toen Juda werd aangevallen door koning Sanherib van Assyrië, maar op een zeer wonderbaarlijke wijze werd Juda verlost, waarna Hiskia en de Judeeërs uitbundig de Heer bedankten en voor Hem feestvierden (2Kron.32:20-23). Maar vers 5-6 werden toen nog niet vervuld. De troon van David in vers 6 spreken over de aardse dimensie van de heerschappij van Jezus in het millennium.

Jesaja 11.
Jesaja 11 spreekt over de tweede komst van Jezus in de volledige kracht en wijsheid van de Heilige Geest (vers 2), zodat Hij in staat is om een rechtvaardig oordeel uit te spreken over zwakke en arme mensen (vers 3-4a), maar tegelijkertijd Gods oordelen uit te gieten over de goddeloze en schuldige mensen (vers 4b). Zijn rechtvaardige optreden zal de wereldwijde vrede van het duizendjarige vrederijk inluiden (vers 5-10). In die tijd zal de Heer ook de vele vluchtelingen van het Joodse volk terugbrengen naar het land Israël (vers 11-16).

Jesaja 12.
Dit profetische lied zal door het volk Israël gezongen worden na de eindtijd, wanneer de Heer Zijn volk bevrijd heeft van de onderdrukking door de antichrist, en wanneer het millennium volgens de beschrijving van Jes.11 begonnen is. In dit profetische lied zal het volk Israël laten zien dat het volledig begrijpt waarom de Heer Zijn volk door zulke grote verwoestingen heeft laten gaan (Jer.23:20, Ezech.5:13).

Jesaja 13.
In dit hoofdstuk profeteert Jesaja over de val van Babylon aan het einde van de natuurlijke geschiedenis. De Babylonische onderdrukking van Juda van 606-539 voor Chr. kwam tot een einde, toen de stad Babylon ingenomen werd door het Perzische leger in 539 voor Chr. In de tweede eeuw voor Chr. was er vrijwel niets meer van de stad over, maar deze stad zal weer op zijn oude lokatie herbouwd worden en gebruikt worden als een hoofdkwartier van de antichrist. Dan zal deze stad een centrum worden van wereldwijd occultisme en religie en als economisch wereldcentrum, zoals beschreven wordt in Jes.13-14, Jer.50-51, Openb.17-18; deze profetische hoofdstukken zijn nog niet volledig vervuld.

Jesaja 14.
Eerst wordt er geprofeteerd over de terugkeer van het Joodse volk (vers 1-3), maar daarna wordt er gesproken over de definitieve nederlaag van de duivel (vers 12-15), die al zijn macht aan de de antichrist heeft gegeven (vers 16-23). In Jes.14:13-15 wordt beschreven, dat satan de positie in de hemel wilde die voor de Bruid van Christus bestemd is; omdat hij daarin niet geslaagd is, organiseert hij in de eindtijd de hoer van Babylon om daarmee de Bruid van Christus aan te vallen.

Jesaja 15 - 16.
Dit is een profetie over Moab die in de tijd van het Oude Testament gedeeltelijk vervuld is, maar Jes.16:4 spreekt over de antichrist als de tiran van Moab, het huidige Jordanië, want daarna spreekt vers 5 profetisch over de tweede komst van Jezus naar Jeruzalem, waar Hij op de troon van David zal plaatsnemen als Rechter. Daarom is deze profetie duidelijk ook een profetie over de eindtijd; Jes.25:10-12 is een soortgelijke profetie over Moab die in de context van Jes.25 ook duidelijk een profetie over de eindtijd is.

Jesaja 18.
Dit hoofdstuk is een profetie over Nubië, een oude naam voor Ethiopië; uit vers 7 blijkt dat dit
een profetie over de eindtijd is. God belooft op te treden ten behoeve van Ethiopië tegen de antichrist, wanneer diens legers door Jezus worden verslagen bij Jeruzalem (vers 4-6); want vers 6 komt overeen met Openb.19:17 en Ezech.39:17, zodat ook hiermee aangetoond is dat dit een profetie over Ethiopië in de eindtijd is. Dan.11:42-43 beschrijft hoe de antichrist het land Egypte en Ethiopië binnenvalt, maar de Heer zal deze beide landen bevrijden uit de onderdrukking door de antichrist. De bevrijding van Egypte wordt in Jesaja 19 beschreven. Beide volken zullen geschenken aan de Heer aanbieden als hun dankbaarheid voor Zijn bevrijding (Jes.18:7, 19:21).

Jesaja 19.
Er zal een nationale opwekking in Egypte komen in de tijd van de tweede komst van Jezus; daarna zal er een indrukwekkende samenwerking tussen Egypte, Syrië en Israël komen, waardoor deze drie landen een zegen zullen worden voor de hele aarde. In mijn document over Gods plan voor Egypte in de eindtijd wordt dit uitvoerig besproken.

Jesaja 21.
De eerste profetie in dit hoofdstuk gaat opnieuw over Babylon in de eindtijd; vers 2 spreekt over een aangrijpend visioen. De voorbidders van de eindtijd in het huis van gebed staan op hun plaats om voorbede te doen (vers 6-8), en daarna wordt er opnieuw geprofeteerd over de tweeledig val van Babylon (vers 9). Vervolgens wordt er in vers 10 zeer bemoedigend gesproken tot het volk van God, zoals ook in Openb.14:8, 18:20 en 19:1-3 profetisch tot het volk van God gesproken wordt.

Jesaja 24.
Dit hoofdstuk beschrijft de serie wereldwijde oordelen van God over de hele aarde tijdens de Grote Verdrukking, en de aankondiging van de tweede komst van Jezus (vers 14-15, 23). Op de dag van Zijn komst zal Jezus afrekenen met de machten van de hemel en met de vorsten van de aarde (vers 21).

Jesaja 25.
Dit hoofdstuk begint met een loflied (vers 1-5) zoals in Jes.12, waarna Gods koninkrijk van het millennium wordt beschreven. Dit omvat een feestmaal in Jeruzalem, dat toegankelijk is voor alle volken op de aarde (vers 6), de vernietiging van de sluier van ongeloof (vers 7), de vernietiging van de dood (vers 8a), welke pas zal plaatsvinden na afloop van het millennium (1Kor.15:26, Openb.20:14). Ook wordt gesproken over het volledige eerherstel van het volk Israël (vers 8b-9).

Jesaja 26.
Jes.26 vormt het derde loflied dat in de eindtijd gezongen zal worden; Jes.12 en 25:1-5 zijn de eerste twee lofliederen voor de eindtijd. Het derde loflied gaat over de betrouwbaarheid van God, waarbij de Heer in 6:19 de opstanding belooft als Zijn antwoord op de angst dat er geen opstanding zal zijn (6:14).

Jesaja 27.
Vanaf Jes.26:20 wordt het einde van de Grote Verdrukking ingeluid, waarbij in Jes.27:1 de overwinning over de antichrist wordt aangekondigd. Daarna wordt in een vierde loflied het herstel voor Israël bezongen, en dit loflied over de wijngaard (27:2) is het antwoord op het treurige klaaglied over de wijngaard in Jes.5:1-7. Aan het einde wordt in 27:12 de terugkeer van de Israëlieten in de eindtijd uit Egypte en Assyrië geprofeteerd.

Jesaja 28.
Dit hoofdstuk beschrijft het volk Israël dat in totale verwarring is (vers 7-13) vanwege de trotse houding van het volk (vers 1-4); dat is het gevolg van een verbond dat Israël in de eindtijd met de antichrist zal sluiten, een verbond met de dood (vers 15). Maar de antichrist zal dit verbond verbreken (Jes.28:18, Dan.9:27), als gevolg waarvan er grote verwoesting in het land zal worden aangericht (vers 17-22). Maar Gods antwoord bestaat uit de komst van Jezus als de kostbare hoeksteen van Israël (vers 16). Dit is Gods wonderbaarlijke handelen met Zijn volk Israël (vers 29). Maar dit is ook de tijd dat de gemeente van Jezus Christus uit de heidenen Israël te hulp zal schieten; de gemeente wordt hier beschreven als een volk dat in tongen spreekt (Jes.28:10-11, 1Kor.14:21).

Jesaja 29.
In vers 1-8 wordt de agressie van de antichrist tegen Israël en Jeruzalem (vers 1-4) en de laatste slag in het dal van Josafat (vers 5-8) beschreven; want God zal de naties van de aarde tegen Jeruzalem verzamelen (Joël 4:2, Sef.3:8, Zach.12.12:2-3, 14:1-3). Dit gedeelte werd overigens gedeeltelijk vervuld door de wonderbaarlijke overwinning van de Heer over het leger van koning Sanherib van Assyrië (Jes.36-37). In vers 17-24 wordt het herstel van Israël in het millennium aangekondigd, nadat dit volk vele eeuwen lang geestelijk verblind is geweest (vers 9-16).

Jesaja 30 - 33.
Jes.30 profeteert over het volgroeid raken van de rebellie van Israël in de eindtijd (vers 9-17), waarna de Heer Zijn volk zal herstellen (vers 18-26); het hoofdstuk eindigt met Gods oordeel over de antichrist en zijn legers (vers 27-33). Dit hoofdstuk heeft een eerdere gedeeltelijke vervulling gehad in de tijd van het Oude Testament. Ook Jes.31 profeteert over de nationale bekering van Israël en de bevrijding uit de greep van de antichrist; de nationale bekering van vers 7 heeft niet plaatsgevonden in de tijd van Hiskia. Assyrië vormt in deze hoofdstukken een profetisch beeld van de antichrist en zijn handlangers, waardoor deze hoofdstukken profetisch spreken over de periode van de Grote Verdrukking. Want de gedeelten over het herstel van Israël in 30:23-26, 32:1-2, 15-20, 33:17-24 zijn nog nooit volledig vervuld in de geschiedenis van Israël, maar dit zal wel het geval zijn in het millennium.

Jesaja 34.
Vers 1-3 spreekt over het verzamelen van alle volken op de aarde bij Jeruzalem, waarna de laatste slag in het dal van Josafat plaatsvindt; vers 4 beschrijft ook verschillende kenmerken van de eindtijd. Vers 5-17 profeteert over de verwoesting van Edom tijdens de tocht van Jezus vanaf de Sinaï naar Jeruzalem, zoals ook in Jes.63:1-6 en Hab.3:2 geprofeteerd staat.

Jesaja 35.
In dit hoofdstuk profeteert Jesaja over het herstel van het volk en het land Israël in de tijd van het millennium; hoewel deze profetie in geringe mate vervuld is in de terugkeer van de Joden uit de Babylonische ballingschap, zijn veel van de hier genoemde details nog nooit vervuld in de geschiedenis van het Joodse volk. De geopende ogen van blinden en de ontsloten oren van doven, het dansen van verlamden en het spreken van stommen (vers 5-6), de heilige weg (vers 8-9) en de eeuwige vreugde (vers 10) zullen pas vervuld worden, wanneer Jezus Jeruzalem binnentrekt en plaatsneemt op Zijn troon in de tempel.

Jesaja 40 - 46.
Deze zeven hoofdstukken profeteren elk op hun eigen manier over de tweede komst van Jezus (40:10), waarbij Zijn glorie geopenbaard zal worden (40:5), en waarin ook veelvuldig gesproken wordt over het herstel van Israël (41:8-20, 43:1-7, 43:18-21, 44:1-5, 46:8-13). Ook deze hoofdstukken hebben een beperkte vervulling gehad in de tijd van het Oude Testament na de terugkeer van de Joden uit de Babylonische ballingschap. Ook hebben sommige teksten betrekking op de eerste komst van Jezus (40:3-4). Vijandige naties worden door de Heer verslagen (41:11-12, 42:13), en Gods gerechtigheid zal de aarde vervullen (42:1-9) in de context van een wereldwijde beweging van aanbidding (42:10-12). Dit gedeelte uit Jes.42 heeft een eerdere vervulling gehad tijdens de eerste komst van Jezus (Matt.12:15-20). Na de tweede komst van Jezus zal de Heilige Geest over heel Israël worden uitgestort in het kader van nationale en geestelijke vernieuwing (44:3).

Jesaja 47.
Dit hoofdstuk profeteert over de val van Babylon zoals in Jes.13-14, Jer.50-51, Openb.17-18.

Jesaja 48.
Dit hoofdstuk profeteert over de loutering van Israël (vers 9-11) In de context van de Grote Verdrukking, die al lang geleden (vers 3) door Mozes werd aangekondigd in Deut.28:49. Maar aan het eind van het proces zal de Heer Zijn volk bevrijden (vers 21).

Jesaja 49 - 53.
Deze vier hoofdstukken profeteren over het lijden van Jezus, de Joodse Messias (49:4+7, 50:4-9, 250:13-14, 53:1-12), als het grote voorbeeld voor het lijden dat het volk Israël in de eindtijd zal moeten ondergaan. Daarom wordt tussen alle teksten over het lijden van Jezus tijdens Zijn eerste komst ook gesproken over Zijn tweede komst (49:6-7, 51:4-6, 52:10+15). En voortdurend wordt gesproken over de terugkeer en het herstel van Israël (49:5-6, 8-13, 17-23, 51:1-4, 11, 52:1-12).

Jesaja 55.
Hoofdstuk 55 spreekt over de terugkeer van het Joodse volk in de eindtijd (vers 12-13) op grond van Gods verbond met David (vers 3-4), waardoor Israël zijn enige vrienden vinden zal in de gemeente van Jezus Christus (vers 5).

Jesaja 56.
Hoofdstuk 56 spreekt over het huis van gebed in Jeruzalem dat volledig tot vervulling zal komen na de tweede komst van Jezus (vers 6-7).

Jesaja 57 - 58.
Deze twee hoofdstukken profeteren over de terugkeer van het volk Israël naar hun eigen land (57:14-19, 58:12-14).

Jesaja 59 - 62.
Jesaja profeteert eerst over de rebellie en ongerechtigheid van Israël (59:1-15a), waarna er gesproken wordt het verlossende optreden van Jezus (59:15b-17) in de politieke bevrijding (59:18) en geestelijke bevrijding van Israël (59:21). Jes.60+61 spreekt over het glorieuze herstel van Israël in de eindtijd, waarna Jes.62 spreekt over de glorieuze rol van Jeruzalem als geestelijke en politieke hoofdstad van de aarde in het duizendjarige vrederijk. Het aardse Jeruzalem zal hetzelfde karakter van bruid van Christus hebben als het hemelse Jeruzalem in Openb.21:2+9-10.

Jesaja 63 - 64.
Dit hoofdstuk profeteert eerst over het militaire optreden van Jezus tijdens Zijn tocht van de Sinaï naar Jeruzalem via Edom (vers 1-6), zoals ook in Jes.34, Ezech.35, Obadja 1, Hab.3:2. Dit wordt ook geprofeteerd in Openb.19:11-21. In de rest van hoofdstuk 63 en 64 worden de gebeden van Israël tijdens de Grote Verdrukking genoemd; de Joden zullen bidden om een open hemel (63:19b), vuur vanuit de hemel (64:1) en aardbevingen (64:2). Deze gebeden zullen worden uitgesproken in de tijd dat de antichrist de tempel in Jeruzalem en het Joodse volk volledig vertrapt (63:18-19a om 164:10).

Jesaja 65 - 66.
In deze twee hoofdstukken wordt geprofeteerd over het duizendjarige vrederijk (65:18-25) en over de nieuwe hemel en nieuwe aarde (65:17, 66:22), zonder dat er een helder en duidelijk onderscheid gemaakt wordt, zoals wel gebeurt in Openb.20 + 21.

Jeremia 3.
In vers 14-18 wordt geprofeteerd over de terugkeer van het Joodse volk naar het land Israël,
waarna Jeruzalem de Troon van de Heer genoemd zou worden (vers 17); daarna zullen alle
volken met regelmaat op bezoek gaan in Jeruzalem zoals ook in Jes.2:2-4 en Micha 4:1-5 wordt verteld.

Jeremia 4 - 6.
In deze hoofdstukken wordt geprofeteerd over de komst van de antichrist, een profetie die een eerdere vervulling heeft gehad in de komst van het Babylonische leger naar Juda, maar volledig vervuld zal worden in de eindtijd.

Jeremia 23.
In dit hoofdstuk wordt eerst geprofeteerd over de terugkeer van het Joodse volk (vers 3-4), waarna er gesproken wordt over de tweede komst van Jezus die als Koning zal regeren vanuit Jeruzalem (vers 5-6), waarna er weer gesproken wordt over de terugkeer van het Joodse volk (vers 7-8). Ook wordt er geprofeteerd over de Grote Verdrukking, waarin de Heer een razende storm over de aarde zal sturen om af te rekenen met de goddeloosheid van mensen (vers 18-22).

Jeremia 30 - 33.
In dit hoofdstuk wordt geprofeteerd over de Grote Verdrukking als over de grote nood van Jakob (30:5-8); dit is dezelfde razende storm als uit 23:18-20, die zal komen in het laatst der dagen (30:24b). Vers 12-15 spreekt over de goddeloosheid van Israël, maar daarna verlost de Heer Zijn volk van zijn vijanden (30:16), waarna de Joden terugkeren naar het land Israël (30:17-20). Dan zal Jezus de Koning in Jeruzalem zijn (30:21). Hoofdstuk 31 spreekt daarna uitgebreid over de terugkeer van de Joden naar het land Israël als een nationale vernieuwing (31:1-25); maar daarna wordt de nadruk gelegd op geestelijke vernieuwing in een nieuw verbond (31:31-34). Het hoofdstuk eindigt met de herbouw van Jeruzalem als heilige stad van de Heer (31:38-40). Omdat dit nieuwe verbond tussen God en Israël nog nooit vervuld is, spreekt deze profetie duidelijk over de eindtijd en daarna. Zo ook in 32:36-44 en 33:1-26.
Net als in 23:5-6 wordt in 33:15-17 gesproken over Jezus als de Heer van de gerechtigheid, die op Zijn koninklijke troon in de tempel van Jeruzalem zal zitten.

Jeremia 46 - 49.
In deze profetieën over de omringende volken van Israël worden profetieën uitgesproken over het herstel van sommige van deze volken in de eindtijd, zoals Egypte (46:26b), Moab (48:47), Ammon (49:6), Elam (49:39). Ook wordt in 46:27-28 gesproken over de terugkeer van het Joodse volk naar het land Israël, waar het in vrede zal leven.

Jeremia 50 - 51.
In deze hoofdstukken wordt geprofeteerd over de verwoesting van Babylon zoals ook in Jes.13-14 en Openb.17-18 gebeurt. De inname van Babylon in 539 voor Chr. door het Perzische leger was slechts een gedeeltelijke vervulling van deze profetie, want de stad werd toen niet volledig verwoest, zoals wel door Jeremia werd geprofeteerd (51:29). Ook wordt er geprofeteerd over de terugkeer van het Joodse volk naar het land Israël (50:4-5, 50:19-20, 51:10, 51:45-50). Maar deze terugkeer wordt ook in verband gebracht met het nieuwe verbond tussen God en Israël (50:5+20) zoals in de hoofdstukken 30-33, wat opnieuw een aanwijzing is voor vervulling in de eindtijd en het millennium.

Ezechiël 11.
Dit hoofdstuk beschrijft een visioen dat zich afspeelt in hoofdstuk 8-11; dit visioen heeft een beperkte vervulling gehad in de Babylonische invasie, maar Ezech.11:14-20 spreekt over de terugkeer van het Joodse volk en een nieuw verbond, waarbij duidelijk wordt dat dit visioen pas bij de tweede komst van Jezus volledig in vervulling zal gaan.

Ezechiël 20.
Dit hoofdstuk beschrijft de geschiedenis van het volk Israël vanaf de uittocht uit Egypte tot aan de eindtijd, want de rebellie van het volk tegen de Heer kent geen einde. In de eindtijd zal de Heer Zelf een vurige confrontatie met Zijn volk aangaan (vers 33-39), waarna alleen wedergeboren Joden in het land Israël zullen mogen leven om de Heer te dienen met offers van aanbidding en vreugde in een nieuw verbond (vers 40-44).

Ezechiël 26-28.
Ezech.26:1 t/m 28:19 zijn drie profetieën over de stad Tyrus die één groot geheel met elkaar vormen. In eerste instantie lijkt deze som van profetische uitspraken een gewone natuurlijke vervulling te hebben gehad in de tijd van het Oude Testament. Maar Ezech.26:12-14 spreekt over het volledig verdwijnen van de stad Tyrus door toedoen van de Babylonische koning Nebucadnessar, terwijl later in Ezech.29:18 blijkt dat zijn aanval op deze stad niet succesvol is geweest. Pas Alexander de Grote slaagde er in 330 voor Chr. in om de stad in te nemen, maar hij verwoestte de stad niet. In de tijd van de apostelen bestond de stad Tyrus zelfs nog (Hand.21:7). Ook nu nog bestaat de stad Tyrus in Libanon, zodat deze profetieën spreken over een latere verwoesting van deze stad. Het profetische oordeel van Ezechiël over Tyrus komt zeer sterk overeen met het profetische oordeel van Jesaja over de stad Babylon in Jes.13-14. De beschrijving van Tyrus in deze hoofdstukken doet ook zeer sterk denken aan het oordeel over de hoer van Babylon in Openb.17-18. Het gekerm van de vorsten in Ezech.26:15-18 doet denken aan het gekerm van de koningen in Openb.18:9-19, terwijl de handelsgeest van de stad Tyrus in Ezech.27 doet denken aan de handelsgeest van de hoer van Babylon. Maar de sterkste overeenkomst tussen de profetie van Jesaja en die van Ezechiël is de overeenkomst tussen de koning van Babel in Jes.14 en de koning van Tyrus in Ezech.28:1-19; deze profetieën spreken beide over de duivel en zijn eeuwige oordeel. Daarom vormen ook deze hoofdstukken een profetie over de eindtijd, want bij zorgvuldig lezen ontdekken wij de hoer van Babylon in deze hoofdstukken.

Ezechiël 34.
In dit hoofdstuk worden eerst de geestelijke leiders van Israël aangesproken vanwege hun negatieve rol als leiders van Israël door de eeuwen heen (vers 1-10); vanaf vers 11 belooft de Heer dat Hijzelf de Goede Herder van Zijn volk zal zijn. Zijn leiderschap begint met de terugkeer van het Joodse volk (vers 13-16), en daarna belooft Hij dat Hij David in zijn rol als herder van Israël zal zetten, net als vroeger (Ps.78:70-72). Deze belofte over David is niet een profetische beeldspraak over Jezus, maar een echte belofte aan David waarin hij zijn vroegere rol als koning van het aardse Israël opnieuw zal vervullen in het millennium. Want Jezus is wel de Zoon van David, maar Hij is niet David zelf. De beschrijving van het land Israël (vers 25-31) doet denken aan een bloeiend paradijs, waarin de mensen zelfs met de wilde dieren in vrede leven (Jes.11:6-9, 65:25).

Ezechiël 36.
Dit hoofdstuk profeteert over de terugkeer van het volk Israël naar het land (vers 1-15), en daarna wordt er geprofeteerd over de geestelijke vernieuwing van Israël in een heel nieuw verbond met God (vers 16-27), waarna Israël voor eeuwig in het vernieuwde land zal blijven wonen (vers 28-38). Deze profetie zal volledig vervuld worden in het millennium.

Ezechiël 37.
In dit hoofdstuk ziet Ezechiël het volk Israël als een dal vol zeer dorre beenderen (vers 1-2), waarna hij tegen deze beenderen moet profeteren (vers 3-7). Eerst is er sprake van een natuurlijk herstel van het Joodse volk (vers 7-8), maar daarna is er sprake van een geestelijk herstel door de Heilige Geest (vers 9-10). Het woord adem en wind in de Nieuwe Vertaling kunnen ook met het woord geest vertaald worden, zoals in de Oude Vertaling. Deze profetie zal vervuld worden door de terugkeer van Israël naar hun eigen land (vers 11-14). Daarna spreekt de Heer over het herstel van de eenheid tussen het tweestammenrijk Juda en het tienstammenrijk Israël (vers 15-23). Vervolgens belooft de Heer opnieuw dat Hij David zal aanstellen als koning over Israël (vers 24-25), waarna de Heer Zelf temidden van Zijn volk zal komen wonen in Zijn tempel in Jeruzalem (vers 26-28).

Ezechiël 38 - 39.
Deze twee hoofdstukken profeteren over de komst van de antichrist met al zijn legers uit het uiterste noorden (38:6+15, 39:2), ten opzichte van Israël ligt het uiterste noorden in Rusland. Het kan dus zijn dat de antichrist naar voren komt in de politiek van Moskou, een stad die vrijwel lijnrecht ten noorden van Jeruzalem ligt. Gog uit Magog is in deze hoofdstukken een profetische naam voor de antichrist, terwijl in Openb.20:8 de duivel na het millennium er mee aangeduid wordt. Nadat de antichrist verslagen is zoals in Openb.19:17-21 beschreven staat in, zal de Heer Zijn volk Israël in natuurlijk opzicht (39:28) en in geestelijk opzicht (39:29) volledig vernieuwen.

Ezechiël 40 - 48.
Deze negen hoofdstukken profeteren over de tempel die in het aardse Jeruzalem gebouwd zal worden aan het begin van het millennium, en de naam van deze stad zal zijn “Jehovah Shammah”, wat betekent “de Heer is daar” (48:35). De naam van de Heer van Israël zal zijn: “de Heer is onze gerechtigheid” (Jer.23:6), en dat is ook de naam die de stad Jeruzalem zal hebben (Jer.33:16). Het opmerkelijke is dat de profeet Ezechiël spreekt over het brengen van offers volgens de wet van Mozes, maar deze offers zijn volgens de Hebreeënbrief niet meer nodig (Hebr.8:5+13, 9:9+24, 10:1). Deze offers zullen ook niet gebracht worden als een vervanging voor het volbrachte offer van Jezus, maar slechts als een herinnering aan wat Jezus op het kruis van Golgotha tot stand gebracht heeft. De omtrek van dit Jeruzalem is ongeveer 9 kilometer (48:35), waaruit blijkt dat het hier om het aardse Jeruzalem gaat, want het hemelse Jeruzalem heeft een lengte, breedte en hoogte van ongeveer 2200 kilometer (Openb.21:16). Ezechiël ontving een nauwkeurige beschrijving van de vele architectonische afmetingen en inrichtingen van de tempel.

Daniël 1 - 6.
Deze zes hoofdstukken zijn een profetisch schaduwbeeld voor de profeten van de eindtijd, want de verleiding en beproeving van Daniël en zijn drie vrienden zijn een verwijzing naar de verleidingen en beproevingen voor de gemeente van de eindtijd. In de eindtijd moeten we niet toegeven aan het onreine geestelijke voedsel van de wereld (1:8), zodat de Heilige Geest ons kan gebruiken op het terrein van dromen en visioenen (1:17, 2:19, 5:12). Ook moeten we op geen enkele manier toegeven aan de enorme economische en politieke druk om te buigen voor het beeld van de antichrist (Dan.3). De profeten van de eindtijd zullen altijd klaar moeten staan om profetische boodschappen van God door te geven aan diverse politieke leiders van de eindtijd (Dan.2, 4, 5). En de gelovigen van de eindtijd zullen altijd bereid moeten zijn om hun leven te geven vanwege hun leven met de Heer, zoals Daniël de leeuwenkuil riskeerde vanwege zijn gebedsleven (Dan.6:11-12).

Daniël 7.
Dit hoofdstuk is het eerste visioen van Daniël over de eindtijd; in dit visioen ziet hij de laatste vier dictaturen van de natuurlijke geschiedenis van de mensheid (vers 1-8, 17), en het laatste van deze vier is de antichrist (vers 7-8, 19-25). Maar dit visioen profeteert ook duidelijk over Gods soevereine heerschappij vanuit de hemel over de ontwikkelingen op de aarde in de eindtijd (vers 9-12, 26-27). Na afloop van de eindtijd zal de heerschappij over de aarde aan onze Heer Jezus gegeven worden (vers 13-14), en Hij zal samen met Zijn volgelingen over de aarde regeren (vers 18+22+27).

Daniël 8.
Dit hoofdstuk is het tweede visioen van Daniël over de eindtijd, maar de inhoud lijkt in eerste instantie te spreken over een tijd van historische gebeurtenissen vóór de eerste komst van Christus. De beschreven strijd tussen Perzië en Griekenland (vers 20-22) heeft inderdaad een eerdere vervulling gehad, en de genoemde kleine horen (vers 9-12, 23-25) is vervuld in het optreden van de Syrische generaal Antiochus Epiphanes (168-164 voor Chr.). Maar in het visioen wordt Daniël ook duidelijk gemaakt, dat de echte volledige vervulling pas zal plaatsvinden in de eindtijd (8:17+19+26).

Daniël 9.
Dit hoofdstuk beschrijft voor het grootste deel een gebed van Daniël waarin hij een belijdenis
doet over zijn eigen schuld en de schuld van Israël door de eeuwen heen (vers 1-19). Maar als antwoord krijgt hij een derde visioen over de zeventig jaarweken van Israël, wat spreekt van 490 jaar in totaal (vers 20-24). De eerste 69 jaarweken - dat zijn 483 jaar - zijn al in de geschiedenis van Israël ongeveer vervuld van 445 v.Chr. - 30 na Chr. Aan het einde van deze tijd werd de Gezalfde - dat is Jezus - gekruisigd (vers 26a). Maar de laatste jaarweek zal zich afspelen de eindtijd (vers 26b-27); de hier genoemde vorst is de antichrist. Het vraagt van ons geestelijk inzicht om te kunnen begrijpen waarom de Heilige Geest na de dood van Jezus op een pauzeknop heeft gedrukt om pas in de laatste jaarweek, de eindtijd, Gods handelen met Israël te voltooien.

Daniël 10 - 12.
Deze drie hoofdstukken beschrijven het vierde en langste visioen dat Daniël ontving over de eindtijd. In hoofdstuk 10 beschrijft hij het begin van het visioen, waarin hij een zeer krachtige en overweldigende ontmoeting met een engel van God heeft; deze ontmoeting brengt hem behoorlijk van zijn stuk (10:8-9, 15-17). Hoofdstuk 11 geeft eerst een uitgebreid verslag van de geschiedenis van Israël tijdens de opkomst van Alexander de Grote en de vier generaals die hem opgevolgd hebben (11:2-20). Daarna wordt de opkomst van de Syrische generaal Antiochus Epiphanes beschreven, en deze persoon functioneert als schaduwbeeld van de antichrist (11:21-35). Maar vanaf 11:36 zijn de beschreven details niet meer van toepassing op Antiochus Epiphanes, en daarom spreekt 11:36-45 profetisch over de antichrist. Daarna spreekt hoofdstuk 12 over de geschiedenis van Israël tijdens de 3,5 jaar Grote Verdrukking.

Hosea 1 - 3.
Deze drie hoofdstukken vormen een apart gedeelte in het boek Hosea, en profeteren over de gebeurtenissen van de eindtijd, waarin de Heer Zijn volk gaat ontmoeten in de woestijn en haar door Zijn Bruidegomshart tot Zichzelf trekt. Hos.1:2-6 is vervuld in de geschiedenis van Israël door de Assyrische ballingschap, nadat in 722 voor Chr. de stad Samaria door de Assyriërs veroverd werd en het tienstammenrijk in ballingschap ging. Deze tien stammen zijn op enkele individuele uitzonderingen na nooit meer teruggekeerd naar het land Israël. Maar in Hos.1:7 belooft de Heer dat Hij Zich wel over het tweestammenrijk Juda zal ontfermen. In Hos.2:1-3 belooft de Heer echter dat Hij in de eindtijd Juda en Israël weer met elkaar zal verenigen onder één leider (2:2), en Hij zal dat doen door Zijn volk eerst naar de woestijn te lokken (2:16), om daar haar hart te veroveren door de vele emoties van Zijn Bruidegomshart (2:17-25). Hos.3 is een herhaling van de profetische boodschap over het overspel van Gods volk uit 2:4-7, met aan het eind de belofte dat Israël zal terugverlangen naar de Heer hun God en hun koning David (3:5); dit zal in de eindtijd in vervulling gaan.

Hosea 5:15 - 6:3.
Hosea 4 t/m 13 zijn profetieën die aan het tienstammenrijk Israël gericht zijn, waarbij Israël ook aangeduid wordt als Efraïm (5:3). Maar Hos.5:15 spreekt over de hemelvaart van Jezus, die daarna Zijn volk laat boeten voor hun daden, zodat zij Hem weer zullen gaan zoeken; dit zoeken zal in de eindtijd volledig vervuld worden. Hos.6:1-3 is het boetelied van Israël in de eindtijd, waarbij vers 2 een parallel is op de drie dagen van Jezus’ aanwezigheid in het graf en daarna Zijn opstanding. Maar de twee dagen spreken ook van de 2000 jaar waarin Israël uit het eigen land verdreven was sinds de verwoesting van Jeruzalem in 70 na Chr. en de verbanning van Israël na de opstand van Bar Kochba in 132 na Chr. De derde dag spreekt van het duizendjarige vrederijk waarin Israël weer zal leven in de nabijheid van de Joodse Messias Jezus Christus. Vers 3 spreekt dan over de tweede komst van Jezus.

Hosea 14.
Hos.14:5-9 spreekt over het uiteindelijke herstel van Israël na afloop van de eindtijd, want dan zal de Heer dit volk volledig genezen van de ontrouw omdat Zijn hart naar hen uitgaat (vers 5). Dat zal de tijd zijn waarin Israël de liefde van de Heer volledig en voor eeuwig zal beantwoorden (vers 9).

Joël 1 - 4.
Het hoofdthema van het boek Joël is de Grote dag van de Heer (1:15, 2:2+11, 3:4, 4:14), en hoewel hoofdstuk 1-2 een eerdere gedeeltelijke vervulling heeft gehad in de aanval van het Babylonische leger op Juda en Jeruzalem, blijkt uit de manier waarop Petrus de profetie uit Joël 3:1-5 citeert, dat dit boek een profetie over de eindtijd is. Want Hand.2:17 spreekt over het einde der tijden. Joël 2:1-11 spreekt over de militaire invasie van de antichrist in het land Israël tijdens de Grote verdrukking; deze militaire crisis zal plaatsvinden de context van de grootste uitstorting van de Heilige Geest in de geschiedenis van de mensheid. Joël 2:2+11 spreekt over de grootste militaire invasie uit de menselijke geschiedenis, en daarom vraagt deze profetie om een interpretatie in het kader van de eindtijd. De enige reactie van Gods volk in deze tijd is het wereldwijde huis van gebed (2:12-17) ten behoeve van Israël, waarna er geprofeteerd wordt over het volledige herstel van Gods volk in het land Israël (2:18-27). Joël 4:1-17 spreekt over de soevereine handelen van God waarin Hij alle volken van de aarde gaat verzamelen in het dal van Josafat (Joël 4:1, Zach.12:2, 14:2), dat is het dal van de grote beslissing (Joël 4:14, Jes.63:1-6). Het boek Joël eindigt met de vervulling van de in 2:18-27 aangekondigde vernieuwing van het land Israël. Het boek Joël is een zeer belangrijk profetisch boek over de eindtijd, dat intensief bestudeerd moet worden.

Amos 8 - 9.
Amos 8 heeft al een gedeeltelijke vervulling gekend in de aanval van de Assyriërs op het
tienstammenrijk Israël in 722 voor Chr. en in de aanval van de Babyloniërs op het tweestammenrijk Juda in 606, 597 en 586 voor Chr. Maar er kan pas sprake zijn van een volledige vervulling, wanneer de zon op het middaguur ondergaat en het land op klaarlichte dag verduisterd wordt (8:9). Deze zonsverduistering wordt genoemd in Openb.16:10 en wordt in het boek Amos aangekondigd als de Dag van de Heer (5:18+20), een dag van duisternis die in Amos 4:12-13 ook aangekondigd wordt als de komst van de God van Israël. Daarom is Amos 8 een profetie over de eindtijd, en Amos 9:11 spreekt van het volledige herstel van het huis van David in de vorm van het huis van gebed in de eindtijd; daarna zal het volk Israël weer teruggebracht worden naar het land Israël (9:12-15) en breekt de vrede van het millennium aan.

Obadja 1.
Dit enige hoofdstuk van de profeet Obadja gaat over het oordeel van God over Edom, zoals dat ook in Jes.34, 63:1-6, Ezech.35 en Hab.3:2 aangekondigd wordt. Obadja 1:15 spreekt opnieuw over de Dag van de Heer voor alle volken, zoals in Joël 4:1 aangekondigd wordt. Daarna spreekt Obadja 1:19-21 over het herstel van het volk Israël in het eigen land.

Micha 1 - 7.
Ook de profetieën van Micha hebben een eerdere gedeeltelijke vervulling gehad in zijn tijd en daarna, maar de volledige vervulling van zijn profetieën zal in de eindtijd plaatsvinden. Want er wordt gesproken over de tweede komst van de Heer die Zijn verblijf verlaat en afdaalt naar de aarde (1:3), waarna Hij het verstrooide volk Israël weer bijeen zal brengen en voor hen uit zal gaan (2:12-13). Hoofdstuk 3 is een aanklacht tegen de valse politieke en religieuze leiders van Israël, maar hoofdstuk 4 spreekt over het herstel van de geestelijke leidinggevende rol van Israël en Jeruzalem (4:1-8, zie Jes.2:2-5). Hoofdstuk 4:9-14 spreekt over de militaire agressie van alle volken tegen Israël (4:11). Hoofdstuk 5 spreekt over het koningschap van Jezus tijdens het millennium (5:1-3), nadat Hij alle volken die Israël hebben aangevallen heeft vernietigd (5:4-14) op de Dag van de Heer (5:9+14). In hoofdstuk 6-7 spreekt de Heer Zijn volk Israël eerst aan op de zonde van dit volk door alle eeuwen heen, en kondigt Hij de dag van straf aan (7:4b). Maar de Heer belooft ook dat Hij Zijn volk zal bevrijden als in de dagen van Egypte (7:15), waarna Hij een definitieve streep zet onder alle zonden van Zijn volk (7:18-20).

Nahum 1 - 3.
De profetie van Nahum heeft in eerste instantie betrekking op de verwoesting van de stad
Ninevé in het jaar 612 voor Chr, toen het Babylonische leger de Assyrische koning versloeg. Maar de Heer belooft dat Hij Zijn volk Juda niet meer zal kwellen en het juk van zijn schouder zal verbreken (1:12-13), en dat Hij het aanzien van Israël volledig zal herstellen (2:1-3). En in deze belofte zegt de Heer ook dat schurken nooit meer door het Joodse land zullen trekken (2:1), waaruit blijkt dat deze profetie pas in de eindtijd vervuld zal worden. Dat geeft aan dat de Assyrische koning in deze profetie een prototype is van de antichrist, en dat dus de stad Ninevé in deze profetie een prototype is van Babylon. De stad Ninevé is in deze profetie een bloedstad (3:1, vgl. Openb.17:6), en een hoer die bedreven is in verleidelijke toverij (3:4, vgl. Openb.17:2).

Habakuk 1 - 3.
In hoofdstuk 1 kondigt de Heer de komst van het volk der Chaldeeën aan (1:6) als een straf en een vonnis tegen Zijn volk Israël (1:12), maar even later maakt de Heer duidelijk dat dit een visioen is dat betrekking heeft op de eindtijd (2:2-3). De hier beschreven leider van de Chaldeeën is vreselijk hoogmoedig, en hij zal alle volken om zich heen verzamelen (2:5), en daarmee voldoet hij aan de beschrijving van de antichrist. Maar daarna wordt in hoofdstuk 3 de tweede komst van Jezus aangekondigd; de Heer komt via Teman - dat is Edom - en Hij  vertrapt de volken op de aarde in Zijn toorn (3:12) om Zijn eigen volk te redden (3:13). Dit is de grote Dag van de Heer die Habakuk op zijn benen doet trillen (3:16). Er wordt gezegd dat de Heer uitrijdt met paarden (3:8b), en dit wordt ook in Openb.19:11-14 genoemd; de in vers 9 en vers 11 genoemde flitsende pijlen is een profetische aanduiding voor de engelen die bliksemsnel ten strijde trekken tegen de legers van de antichrist (Ps.18:15).

Sefanja 1 - 3.
Het hoofdthema in de profetieën van Sefanja is hetzelfde als in het boek Joël, namelijk de grote Dag van de Heer (1:7-10, 14-15, 2:1-3, 3:8), en er wordt ook gesproken over “die tijd” (3:19-20). Het is een tijd van oordeel over de hele aarde (1:2-3), maar ook een tijd van oordeel tegen Gods eigen volk Israël (1:4-6). Deze profetieën zullen vervuld worden in een tijd dat de Heer de mensen grote angst zal aanjagen (1:17-18), zoals in Luc.21:25-26. In hoofdstuk 2:1-3 richt de Heer Zijn oordeel tegen Israël, maar Zijn volk wordt opgeroepen zich tot Hem te bekeren zodat Hij misschien (2:3) Zijn volk kan sparen (Joël 2:14, Amos 5:15, Jona 3:9). Hoofdstuk 3:8 spreekt opnieuw over het verzamelen van alle volken van de hele aarde zodat de Heer Zijn woede over hen kan uitstorten; maar 3:9-10 spreekt over het herstel van alle volken. Daarna spreekt 3:11-20 over het volledige herstel van Gods volk Israël in het eigen land. Het is duidelijk dat deze profetieën alleen in de eindtijd volledig vervuld kunnen worden, hoewel er wel degelijk sprake is van een gedeeltelijke vervulling in de tijd van het Oude Testament.

Haggai 2:6-9.
De drie hoofdstukken van het boek Haggai bevatten vier verschillende profetieën van deze profeet, maar deze profetieën hebben een historische vervulling gehad in de geschiedenis van het Joodse volk die zich afspeelde in de tijd van het boek Ezra. Maar het tweede deel van de tweede profetie is een profetie die in de eindtijd vervuld zal worden, want de Heer van de hemelse machten zegt dat Hij de hemel en de aarde, de zee en het land zal doen beven, en dat Hij ook alle volken in beroering zal brengen met als resultaat dat de vele rijkdommen van de volken in het huis van de Heer gebracht zullen worden (Hag.2:6-9). Deze profetie wordt aangehaald in Hebr.12:26-29, maar de tijd moet nog aanbreken waarin deze woorden vervuld zullen worden.

Zacharia 1.
In dit hoofdstuk belooft de Heer dat Hij in Zijn vurige liefde Jeruzalem en Sion zal verdedigen
(1:14), maar dat Hij in grote woede de vijandige volken zal aanpakken (1:15). Dan zal de
Heer Zijn huis in Jeruzalem herbouwen, en de stad Jeruzalem zal herbouwd worden (1:16). Tenslotte belooft de Heer dat de steden in het land Israël zullen overvloeien van voorspoed, en daarmee zal de Heer Sion troosten en Jeruzalem opnieuw uitkiezen als Zijn hoofdstad (1:17). Deze profetie heeft een eerdere vervulling gehad in de tijd van het boek Ezra en Nehemia, maar de beloofde voorspoed en vrede van vers 17 is in die tijd niet vervuld. Tot op de dag van vandaag is deze belofte zelfs nog niet volledig vervuld; daarom is dit vooral een profetie die in het millennium vervuld zal worden.

Zacharia 2.
In dit hoofdstuk belooft de Heer dat Hij als een muur van vuur rondom de stad Jeruzalem zal zijn en die stad met Zijn glorie zal vervullen (2:9). Het hoofdstuk eindigt met de belofte dat de Heer Zelf temidden van Zijn volk Israël zal komen wonen (2:14), en dat vele volken zich bij Israël zullen aansluiten (2:15). De Heer zal het volk van Juda voorgoed in bezit nemen op heilige grond, en Hij zal Jeruzalem opnieuw uitverkiezen (2:16). Het laatste vers van dit hoofdstuk spreekt over de tweede komst van Jezus (2:17), maar ook over Zijn rechtvaardige optreden vanuit de herbouwde tempel in Jeruzalem. Zach.2:14-17 maakt van dit hoofdstuk een profetie over de eindtijd.

Zacharia 3.
Dit hoofdstuk spreekt over de volledige reiniging van het land Israël (3:9b), maar dit is een belofte die nog nooit in vervulling is gegaan. Deze belofte is gebaseerd op het werk van de Telg uit de stam van David, die als de hoeksteen van Israël zal functioneren (3:8-9). Als gevolg daarvan zullen de Israëlieten in vrede elkaar uitnodigen onder de wijnrank en onder de vijgenboom (3:10). De context maakt duidelijk dat dit pas in vervulling zal gaan na de tweede komst van Jezus.

Zacharia 4.
De Heer zal in de eindtijd de bediening van Israël als een getuige van Zijn glorie aan de naties op de aarde herstellen, vooral door de opmerkelijke bediening van de twee getuigen uit Openb.11:3-6 (vers 11-14).

Zacharia 5.
Dit hoofdstuk spreekt opnieuw over de reiniging van het land Israël, net als in 3:9b, maar het land zal pas bij de tweede komst van Jezus volledig gereinigd worden van alle zonde en goddeloosheid. Deze goddeloosheid zal tot volledige vervulling komen in het land Sinear (5:11), en dit land wordt voor het eerst genoemd in Gen.10 als het land waar de stad Babel werd gebouwd. Dit vers spreekt over het volgroeid raken van menselijke goddeloosheid in de hoer van Babylon.

Zacharia 6.
Dit hoofdstuk spreekt over de herbouw van de tempel in een tijd waarin de Heer alle vijanden van Israël zal treffen met Zijn toorn (6:1-8); de tempel zal herbouwd worden door een man met de naam Telg, die tegelijkertijd koninklijke waardigheid en priesterlijke autoriteit heeft (6:12-13). Het is duidelijk dat hier gesproken wordt over Jezus, de Koning-Hogepriester. Uit verre landen zullen mensen naar Israël komen om te helpen bij de bouw van de tempel van de Heer (6:15). Dat is nog nooit vervuld in geschiedenis van Israël, maar zal in vervulling gaan aan het begin van het millennium.

Zacharia 8.
Dit hoofdstuk spreekt over het herstel van Israël in vele dimensies, zowel geestelijk als ook natuurlijk, d.w.z. op het gebied van landbouw, lichamelijke gezondheid en de economie. Er wordt gesproken over de terugkeer van Joden van over de hele wereld (8:7-8). Het land zal grote vrede kennen, en Jeruzalem zal weer het centrum van aanbidding voor de hele aarde worden (8:3, 20-23). Dit alles wordt pas volledig vervuld in het millennium.

Zacharia 9.
Het eindresultaat van de profetie in dit hoofdstuk zal zijn dat de hele mensheid zich naar de Heer zal richten, net als de stammen van Israël (9:2); dat geeft aan dat het om een profetie van de eindtijd gaat. Vers 9 spreekt weliswaar over de eerste komst van Jezus, maar vers 10 spreekt duidelijk over de tweede komst van Jezus. Vers 11-12 spreekt over de terugkeer van de Joden in de eindtijd, waarna de Heer definitief zal afrekenen met de vijanden van Israël (vers 14-15). Dan zal Israël een schitterende demonstratie van de glorie en de schoonheid van Jezus worden (vers 16-17).

Zacharia 10.
Tot tweemaal toe wordt Israël in dit hoofdstuk onoverwinnelijk genoemd (10:4-6 en 10:12); daarnaast wordt er gesproken over de terugkeer van de Joden op een manier die zeer grote vreugde teweegbrengt bij het volk (10:7-10). Ook deze profetie zal pas volledig in vervulling gaan in de eindtijd.

Zacharia 12 - 14.
Deze drie hoofdstukken vormen één profetie over de dramatische ontwikkelingen rond het volk Israël in het land Israël met als hoogtepunt de tweede komst van Jezus (14:5), waarna de Heer koning zal worden over de hele aarde (14:9). Dit drama van de eindtijd begint met het verzamelen van alle volken rondom Jeruzalem (12:2-3), wat resulteert in een mislukte poging om de stad Jeruzalem te vernietigen. In die tijd zullen de Joden op een bijzonder krachtige manier gesterkt worden om het land te verdedigen (12:5-9), maar tegelijkertijd zal er een geest van intens berouw over dit volk komen, wanneer de Joden in Jezus de Joodse Messias herkennen (12:10-12). Tweederde deel van de Joodse bevolking zal weliswaar door de antichrist worden uitgeroeid (13:8), en de helft van de bevolking van Jeruzalem zal worden gedeporteerd (14:2). Maar het overgebleven deel van Gods volk zal terugkeren tot de Heer (13:9), en de Heer zal ten strijde trekken tegen de legers van de antichrist (14:3-6). Alle vijanden van Israël zullen op een vreselijke manier vernietigd worden (14:12-15), waarna de overlevende volken jaarlijks naar Jeruzalem zullen komen om Jezus te eren en daar het Loofhuttenfeest te vieren. Jeruzalem zal op een hoogverheven plaats liggen (14:10-11).

Maleachi 3 - 4.
Deze twee hoofdstukken profeteren over de opkomst van de voorloper-bediening, zoals ook Johannes de Doper die had; deze bediening van de geestelijke pioniers zal Gods volk en de naties op de aarde voorbereiden op de tweede komst van Jezus. De profetie van Mal.3:1 is ten dele vervuld in het leven van Johannes de Doper (Matt.11:10, Marc.1:2, Luc.7:27), maar zijn bediening resulteerde niet in de vurige komst van Jezus zoals Mal.3:2-5 die beschrijft. Deze komst van Jezus houdt verband met de Dag van de Heer (3:2+19+21+23), en deze dag is groot en ontzagwekkend. Maar voorafgaande aan die dag zal de Heer de profeet Elia sturen met een boodschap van verzoening (3:24); dit is de hoogste vorm van de bediening van de profetische voorlopers van de eindtijd, zoals we die terugvinden in de profetische bediening van Openb.10 en de twee getuigen van Openb.11.

Matteüs 13.
Jezus verkondigde de boodschap van het koninkrijk van God uitvoerig tijdens Zijn aardse bediening bij Zijn eerste komst, maar vooral Matt.13 bevat een krachtige boodschap over dit koninkrijk dat er al wel is, maar nog niet helemaal. De eerste gelijkenis over de zaaier  spreekt van het koninkrijk van God in ons hart (13:1-23) in het hier en nu, maar de tweede gelijkenis over het zaad in de akker (13:24-30, 36-43) spreekt over de tweevoudige oogst van de eindtijd. Het onderliggende thema van de zeven gelijkenissen in dit hoofdstuk is de volledige manifestatie van het koninkrijk van God na de tweede komst van Jezus (13:43).

Matteüs 24 - 25.
Matteüs 24 vormt samen met Marc.13, Luc.17:20-18:8, Luc.21 de krachtige boodschap van Jezus over de eindtijd. Jezus beschrijft in Zijn boodschap over de eindtijd eerst het begin van de geboorteweeën (24:4-13), daarna de gruwel van de Grote Verdrukking (24:15-26), en daarna het proces van Zijn tweede komst (24:27-44). Tevens voorspelde Jezus de aanval op Jeruzalem en de verwoesting van de tempel door de Romeinse legers onderaan voering van generaal Titus in 70 na Chr. (Matt.24:2, Luc.21:20-24). Deze tragedie is een afschaduwing van de aanval op Jeruzalem door de antichrist in de eindtijd (Joël 4:2, Sef.3:8, Zach.12:2-3, 14:2, Openb.16:14). De door Jezus beschreven details maken duidelijk dat de genoemde gebeurtenissen in de eindtijd zullen plaatsvinden, want het zal de verschrikkelijkste tijd uit de hele menselijke geschiedenis zijn (24:21). Het door Jezus aangekondigde begin van de eindtijd is de verwoestende gruwel in de tempel van Jeruzalem (24:15). In Matt.24-25 staan daarna drie gelijkenissen beschreven om ons aan te sporen waakzaam zijn, omdat we niet weten wanneer de Heer precies terugkomt (24:45-51,25:1-13, 25:14-30). Tot slot beschrijft Jezus hoe Hij zal plaatsnemen op Zijn glorieuze troon in de tempel van Jeruzalem om alle overgebleven volken op de aarde te oordelen in hun houding ten opzichte van het Joodse volk (25:31-46).

Marcus 13.
Dit hoofdstuk behandelt hetzelfde thema als Matteüs 24.

Lucas 17.
Dit hoofdstuk behandelt vanaf vers 22 de tweede komst van Jezus tijdens de uitstorting van de oordelen van de zeven schalen in Openb.16.

Lucas 21.
Dit hoofdstuk behandelt hetzelfde thema als Matteüs 24.

1 Korinte 15.
Dit hoofdstuk is het meest uitvoerige hoofdstuk in de Bijbel over de opstanding; vers 24-28 spreken over de heerschappij van Jezus in het millennium. In vers 35-49 spreekt Paulus over de glorie van het opstandingslichaam, waarna hij in vers 50-55 spreekt over het mysterie van de opstanding van gelovigen die niet zullen sterven maar plotseling veranderd zullen worden bij de terugkeer van Jezus.

2 Korinte 5.
In dit hoofdstuk spreekt Paulus over het opstandingslichaam en de rechterstoel van Christus.

1 Tessalonicenzen 4 - 5.
In hoofdstuk 4 spreekt Paulus over de opname van de gemeente en de opstanding van de gelovigen bij de tweede komst van Jezus (4:15-18), terwijl hij daarna spreekt over de zeer plotselinge gebeurtenissen van de eindtijd ofwel de Dag van de Heer (5:1-5), waarna hij de gelovigen aanspoort om waakzaam te blijven (5:6-11). Tenslotte bidt hij voor de gelovigen dat zij heilig en zuiver mogen zijn bij de tweede komst van Jezus (5:23).

2 Tessalonicenzen 1 - 2.
In het eerste hoofdstuk spreekt Paulus over de glorieuze terugkeer van Jezus samen met Zijn machtige engelen om de gelovigen te belonen voor hun volharding tijdens hun lijden, en om de ongelovigen te straffen voor hun ongehoorzaamheid en hun vervolging van gelovigen.
In het tweede hoofdstuk beschrijft Paulus hoe de eindtijd zal beginnen met een grote afval van het geloof (2:3), waarna de antichrist zal verschijnen om plaats te nemen in de tempel van Jeruzalem (2:4). Hij zal komen met groot machtsvertoon en valse tekenen en wonderen om iedereen die de leugen gelooft te misleiden (2:9-12).

2 Timoteüs 3 - 4.
In hoofdstuk 3 beschrijft Paulus uitvoerig dat de laatste dagen van de geschiedenis van de mensheid zwaar zullen zijn vanwege onvoorstelbaar egoïsme, materiële hebzucht en groot moreel verval in normen en waarden. Mensen zullen meer liefde hebben voor genot dan voor God, ook al zullen velen een religieuze schijn ophouden (3:1-5). Dit is het gevolg van groeiende wetteloosheid (Matt.24:12) als gevolg waarvan veel mensen de gezonde leer van het christelijke geloof niet meer zullen kunnen verdragen (4:3-4). Als gevolg daarvan zullen mensen op zoek gaan naar valse leraars die de Bijbel zullen misbruiken om zonde en leugen te promoten. In hoofdstuk 4 noemt Paulus de tweede komst van Jezus drie keer, namelijk in 4:1+8+18.

Jacobus 5.
In dit hoofdstuk spreekt Jacobus over het geduld dat wij moeten cultiveren om op een goede manier de tweede komst van Jezus te kunnen verwachten (5:7-11).

2 Petrus 3.
In dit hoofdstuk waarschuwt Petrus tegen de spotters die aan het einde van de tijd zullen komen om de spot te blijven met onze verwachting van de tweede komst van Jezus (3:3-4). Maar daarna legt hij uit dat de Heer Zijn komst uitstelt om zoveel mogelijk mensen nog de gelegenheid te geven tot bekering te komen (3:9), waarna hij het laatste stadium van de Dag van de Heer en de reiniging van de aarde beschrijft (3:10-12).

Openbaring 1 - 22.
Het hoeft geen enkel betoog om duidelijk te maken dat deze 22 hoofdstukken alles met de eindtijd, het duizendjarige vrederijk en de eeuwigheid te maken hebben. 

Conclusie.
In dit hoofdstuk worden meer dan 270 hoofdstukken genoemd die in meerdere of mindere mate te maken hebben met de eindtijd en de tweede komst van Jezus; dat is meer dan drie keer zoveel hoofdstukken als er in de vier evangeliën staan over de eerste komst van Jezus. Dit moet ons nadrukkelijk aansporen om de Bijbelse boodschap over de eindtijd met grote aandacht te bestuderen in een geest van studie, meditatie, vasten en gebed, zodat wij ons krachtig kunnen voorbereiden op de tweede komst van Jezus.
2Petr.3:10-14 De dag van de Heer zal komen als een dief. De hemelsferen zullen die dag met luid gedreun vergaan, de elementen gaan in vlammen op, de aarde wordt blootgelegd en alles wat daarop gedaan is komt aan het licht. Als dit allemaal op die manier te gronde gaat, hoe heilig en vroom moet u dan niet leven, u die uitziet naar de dag van God en het aanbreken daarvan bespoedigt! Die dag gaan de hemelsferen in vlammen op, en de elementen vatten vlam en smelten weg. Maar wij vertrouwen op Gods belofte en zien uit naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont. Omdat u hiernaar uitziet, geliefde broeders en zusters, moet u zich inspannen om smetteloos, onberispelijk en in vrede door Hem te worden aangetroffen.

READ THE BOOK - THE BIBLE CHANGE YOUR LIFE

       

Heer, wees mijn Gids

                                

INFO: DE WEG - DE WAARHEID HET LEVEN FILM

Handige Bijbel

Remember all victims of violence worldwide   

GEBED  LEEFREGEL  BELIJDENIS  

DE WEG | DE WAARHEID HET LEVEN | FILM | AUDIO

CREATOR

HOLYHOME.NL USE NO COOKIES - REPORT DEAD LINKS

Waard om te weten :

Een hartelijk welkom op de site
Deze pagina printen
Sitemap

Wie zoekt zal vinden

FAQ - HELP

Kerk
Zondag
Advent
Kerstfeest
Driekoningen
Vastentijd
Goede Vrijdag
Aswoensdag
Palmzondag
Palmpasen
De stille week
Witte donderdag
Stille zaterdag
Paaswake
Pasen - Paasfeest
Hemelvaartsdag
Pinksteren
Biddag
Dankdag
Avondmaal
Doop
Belijdenis
Oudjaarsdag
Nieuwjaarsdag
Sint Maarten
Sint Nicolaas
Halloween
Hervormingsdag
Dodenherdenking
Bevrijdingsdag
Koningsdag / Koninginnedag
Gebedsweek
Huwelijk
Begrafenis
Vakantie
Recreatie
Feest- en Gedenkdagen
Symbolen van herkenning
 
Leerzame antwoorden op levens- en geloofsvragen


Hebreeën 4:12 zegt: "Want levend en krachtig is het woord van God, en scherper dan een tweesnijdend zwaard: het dringt diep door tot waar ziel en geest, been en merg elkaar raken, en het is in staat de opvattingen en gedachten van het hart te ontleden"Lees eens: Het zwijgen van God

God heeft zoveel liefde voor de wereld, dat Hij Zijn enige Zoon heeft gegeven; zodat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.
Lees eens:  God's Liefde

Schat onder handbereik


Bemoediging en troost

Bible-people - stories of famous men and women in the Bible
Bible-archaeology - archaeological evidence and the Bible
Bible-art - paintings and artworks of Bible events
Bible-top ten - ways to hell, films, heroes, villains, murders....
Bible-architecture - houses, palaces, fortresses
Women in the Bible -
 great women of the Bible
The Life of Jesus Christ - story, paintings, maps

Read more for Study  
Apocrypha, Historic Works
 GELOOF EN LEVEN een
          KLEINE HULP VOOR  ONDERWEG
 

Wie zoekt zal vinden           


www Holyhome.nl

Boeiende Series :

Bijbelvertalingen
Bijbel en Kunst

Bijbels Prentenboek
Biblische Bildern
Encyclopedie
E-books en Pdf
Prachtige Bijbelse Schoolplaten

De Heilige Schrift
Het levende Woord van God
Aan de voeten van Jezus
Onder de Terebint
In de Wijngaard

De Bergrede
Gelijkenissen van Jezus
Oude Schoolplaten
De Zaligsprekingen van Jezus

Goede Vruchten
Geestesgaven

Tijd met Jezus
Film over Jezus
Barmhartigheid

Catechese lessen
Het Onze Vader
De Tien Geboden
Hoop en Verwachting
Bijzondere gebeurtenissen

De Bijbel is boeiend
Bijbelverhalen in beeld
Presentaties en Powerpoints
Bijbelse Onderwerpen

Vrede van God voor jou
Oude bijbel tegels

Informatie over alle kerken in Nederland: Kerkzoeker
 
Bible Study: The Bible alone!
L'étude biblique: Rien que la Bible!
Bibelstudium: Allein die Bibel!  

Materiaal voor het Digibord
Werkbladen Bijbelverhalen Bijbellessen
OT Hebreeuws-Engels
NT Grieks-Engels

Naslagwerken
Belijdenissen
Een rijke bron

Missale Romanum + Afbeeldingen
Stripboek over Jezus
Christelijke Symbolen
Plaatjes Afbeeldingen Clipart
Evangelie op Postzegels

Harmonium Huisorgel
Godsdiensten en Religies
Herinnering aan Kerken

Christian Country Music
Muzikale ontspanning
Software voor Bijbelstudie
Hartverwarmende Klanken
Read and Hear the Holy Bible
 Luisterbijbel

Bijbel voor Slechtzienden Begrippenlijst   -1-   -2-

Meer weten over de Psalmen, gezangen, liturgieën, belijdenisgeschriften: Catechismus, Dordtse Leerregels en veel andere informatie? . Kijk opOnline-bijbel.nl
         
  (
What's good, use it)