HOME | STUDIEBIJBEL | BIJBELSTUDIES | BIJBELATLAS | BIJBELSEGESCHIEDENIS | NIEUWS
De Heer komt
wéér !
De Bijbel is niet een boek dat je zomaar even van kaft tot kaft leest. Het kan lastig zijn om je weg door de Bijbel te vinden, als je niet weet wat zich wanneer heeft afgespeeld. Deze site kan je helpen om de Bijbel beter te leren kennen. Ontdek de bron van vrede, het Woord van God:
Bijbelstudie 124 - De Heer komt wéér
Laatste tijd aangebroken - de Eindtijd
De kracht van het Goddelijke woord zal een ieder duidelijk
worden als de laatste tijd gekomen is, want er lopen heel veel draden
van de hemel naar de aarde. Overal ter wereld zendt God Zijn Woord naar
de mensen toe die het gedeeltelijk door hun gedachten, confrontatie met
de Bijbel, confrontatie met gelovigen of door de innerlijke stem
vernemen, en overal zal zijn Woord de mensen kracht brengen.
De Eindtijd is de laatste tijd van de menselijke geschiedenis, zoals
wij die kennen. Dat betekent niet, dat de mensen en de aarde, zoals wij
die kennen, totaal zullen worden vernietigd. Het betekent wel, dat de
aarde zal worden herschapen door Onze Heer Jezus Christus bij Zijn
Wederkomst in heerlijkheid. Er zal een Nieuwe Aarde ontstaan. En het
betekent, dat de mensen, die dan nog - bij de Wederkomst - op de oude
aarde in leven zullen zijn, mogelijk miljoenen mensen, zullen overgaan
naar de Nieuwe Aarde, alwaar geen zonde meer zal zijn, geen ziekte,
geen pijn, geen lijden, geen dood, geen bezoedeling. De Nieuwe Aarde is
in feite het Herstelde Aards Paradijs. Echter, zoals elke geboorte van
een nieuw mensje gepaard gaat met pijn en weeën, zo zal ook de
overgangstijd naar de Nieuwe Aarde een tijd van pijn en lijden en
ellende en strijd en oorlog zijn. Men geeft van oudsher die
overgangstijd de naam Eindtijd, of Tijd van de Laatste Dagen. De
Eindtijd is al eigenlijk al begonnen. En op dit moment bevinden wij ons
al volop in het begin van de Laatste Dagen. De Wederkomst kan niet ver
meer zijn volgens de bijbelse boodschappen. Al mogen wij dag en uur
niet kennen, de periode kennen wij wel bij benadering. De bijbelse
profetieën laten verstaan, dat de Wederkomst wel eens
dichterbij zou kunnen zijn dan wij vermoeden..
Kenmerken
van onze tijd
Denk eens na over wat de profeet Daniël, Babel, 605-535 v.
Christus, eeuwen geleden schreef en de overeenkomst met het heden:
Het is werkelijk frappant hieronder te lezen hoe precies de
profeet Daniël ongeveer 600 jaar vóór
Christus onze tijd heeft gekarakteriseerd, toen hij schreef over de
oorzaken van de Babylonische gevangenschap, die het Joodse volk
destijds heeft ondergaan. Alles, wat gold voor het Joodse volk van de
dagen vóór de Babylonische gevangenschap (welke
een zware kastijding en een grote straf inhield), geldt heden precies
zó voor onze tijd.
Daniël (9,4-14): « Ik bad tot Jahweh, mijn God, en
legde deze schuldbekentenis af: Ach, mijn Heer: Gij zijt de grote en
ontzaglijke God, die het verbond en de genade gestand doet aan hen, die
Hem liefhebben en Zijn geboden volbrengen. Maar wij hebben gezondigd en
kwaad gedaan: Wij hebben misdreven en ons verzet, wij zijn afgeweken
van Uw geboden en wetten.
Wij hebben niet naar de profeten, Uw dienaars, geluisterd, die in Uw
Naam tot onze koningen hebben gesproken, en tot onze vorsten en
vaderen, tot het ganse volk van het land. ... want wij hebben gezondigd
tegen U. Zeker, bij de Heer, onze God, is erbarming en vergeving, maar
wij bleven tegen Hem in verzet, en luisterden niet naar de stem van
Jahweh, onze God, om volgens de wetten te leven, die Hij ons had
gegeven door de profeten, Zijn dienaars. Heel Israël [lees
ook: de katholieke Kerk] heeft Uw wet overtreden, heeft U verlaten, en
niet naar Uw stem willen horen. »
3. « Zo werden over ons de vloek en de eed uitgestort, die in
de wet van Mozes, de dienaar Gods, staan geschreven; want wij hebben
gezondigd tegen Hem. Daarom ook deed Hij Zijn woord gestand, dat Hij
gesproken had tegen ons en onze leiders, die ons bestuurden: Dat Hij
een rampspoed over ons zou brengen, zó groot, als er nog
nooit onder de hemel, als er in Jeruzalem nog nooit was geweest. Al die
rampspoed moest [lees: moet] ons treffen, ... omdat wij Jahweh, onze
God, niet hadden vermurwd, door ons te bekeren van onze zonden, en te
denken aan Uw getrouwheid. Zo bleef Jahweh bedacht, het onheil over ons
uit te storten: Want Jahweh, onze God, is rechtvaardig, in al wat Hij
doet, en wij luisterden niet naar Zijn stem ! »
God
laat mens niet alleen
Waar echter het rechtstreeks gebrachte Woord de medemensen gebracht
wordt, daar zullen ook zij gesterkt worden als zij het gelovig aannemen
en zich aan zijn werking toevertrouwen. Want dat is zeker, dat God de
mens niet zonder hulp zal laten in een tijd met heel veel kwellingen en
grote moeilijkheden, en die buitensporig veel kracht vereist. Daarom
zegent Hij Zijn woord met zijn kracht, opdat allen die het woord
vernemen deze kracht bemerken als zij gelovig zijn. De kracht van de
Heilige Geest zal dit bewerken.
Vijand
machteloos
Gods tegenstander zal zijn gehele macht ontplooien en zal proberen
alles neer te halen wat hem geen weerstand biedt, want het woord van
God is het beste wapen tegen hem. Het woord van God beschut de mensen
voor zijn aanvallen, want met zijn Woord is God zelf bij de mensen en
tegen Hem is de vijand machteloos. Heerlijke zekerheid is dit !
Als de mens gelovig is behoeft hij niets te vrezen, wat ook over hem
komen mag. Wel zal de wereld met alle middelen proberen zijn geloof te
frustreren en zal hem willen dwingen het geloof op te geven. Maar het
Woord van God is sterker dan de wereld. Wie dat woord aanvaardt en
bezit luistert niet naar de stem van de wereld, hij is dichter bij God
dan bij de wereld en Gods kracht doorstroomt hem en die mens blijft ook
met God verbonden door zijn Woord.
In de laatste tijd echter, het einde der tijden, zal er iemand opstaan
en het woord van God luid en duidelijk hoorbaar de mensen prediken. De
Geest Gods, de Heilige Geest dus, zal hem begeleiden en Zich door hem
openbaren. Zijn woorden zullen indrukwekkend zijn en ook in de rijen
van de tegenstander niet zonder uitwerking blijven. Hij zal vervolgd
worden door hen die de wereld toebehoren, maar zij zullen niets tegen
hem kunnen uitrichten tot zijn missie op aarde vervuld is. Hij zal de
wederkomst van de Heer verkondigen en de mensen hun onrechtvaardigheid
voorhouden. Hij zal ze leren over dingen die hun nog vreemd zijn. Hij
zal ze tot liefde aansporen en de liefdeloosheid aan de kaak stellen in
scherpe bewoordingen. Hij zal zonder vrees spreken en de mensen zoeken
te winnen voor het rijk van God. Van zijn woord zal een kracht uitgaan
die de waarheid bevestigt van wat hij spreekt. God de Heer zal door de
mond van Zijn dienaar op aarde spreken, en velen zullen Zijn stem
herkennen. Maar op het laatst zal hij gegrepen worden, want satan
drijft de mensen die van hem afhangen daartoe aan.
Het
duurt niet lang meer
Maar dan is ook de komst van de Heer niet ver meer, want dan heeft de
liefdeloosheid op aarde haar hoogtepunt bereikt en zelfs de gelovigen
zijn in uiterst gevaar te gaan weifelen. En dan komt de Heer zelf om de
Zijnen tot zich te halen om ze te redden uit het geweld van hen die aan
de duisternis toebehoren, want door hen zullen dingen gebeuren die
niemand zich kan voorstellen.
De
Bijbel spreekt op verschillende manieren over Christus wederkomst
- Als een dief in de nacht (I Thess 5:2)
- Datum onbekend (Mat. 24:42)
- Op de wolken (Hand 1:11)
- Het heelal raakt van zijn stuk (Mat. 24:29)
- Zijn komst is als de bliksem (Mat. 24:27)
- De graven gaan open (Joh. 5:28,29)
- De gelovigen gaan God tegemoet (I Thess. 4:16,17)
Openbaringen 21 :1-5¶
En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel,
en de eerste aarde was voorbijgegaan, en de zee was niet meer.
En ik zag de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de
hemel, van God, getooid als een bruid, die voor haar man versierd is.
En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God
is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volken
zijn en God zelf zal bij hen zijn, en Hij zal alle tranen van hun ogen
afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch
moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan.
En Hij, die op de troon gezeten is, zeide: Zie, Ik maak alle dingen
nieuw.
DE
URE DER VERZOEKING - 1 -
Laten wij beginnen met het lezen van Openbaring 3:10 en 11.
“Omdat gij het bevel bewaard hebt om Mij te blijven
verwachten, zal ook Ik u bewaren voor de ure der verzoeking, die over
de gehele wereld komen zal, om te verzoeken hen, die op de aarde wonen.
Ik kom spoedig; houd vast wat gij hebt, opdat niemand uw kroon
neme”.
Het eerste onderwerp, dat wij willen behandelen is: Waartoe dient deze
ure der verzoeking, waardoor komt zij en waaruit bestaat zij?
Wij zien in dit Schriftgedeelte, dat de Here Jezus ons aangezegd heeft,
dat er aan het eind van deze tijdsbedeling der genade een ontzettende
ure der verzoeking zal komen over de hele wereld. Dit is niet de gewone
allerdaagse verzoeking, zoals die op ieder mens aankomt en het gaat ook
niet om de verzoeking, die bijzonder het deel is van Gods kinderen, tot
wie de verzoeker komt om hen te verleiden en te misleiden en te
bedriegen. Het gaat ook niet om de bijzondere verzoeking aan het eind
van deze tijd, maar het gaat om een heel apart soort van verzoeking,
die niet voor Gods kinderen komt, maar voor hen, die op de aarde wonen.
Lees wat er staat en gij hebt wat er staat! Er staat: “zal
ook Ik u bewaren voor de ure der verzoeking, die over de gehele wereld
komen zal, om te verzoeken hen, die op de aarde wonen”. Wat
zijn dit voor mensen?
Zoals dit in onze vertaling staat, zou dit gelden voor alle mensen, die
op de aarde wonen; want wij, Gods kinderen, wonen ook op de aarde. Maar
dat is de betekenis van dit woord niet. Wij vinden deze uitdrukking
verschillende malen in het boek de Openbaring genoemd en het is wat
onduidelijk vertaald.
Het gaat hier om mensen, die van de wereld zijn, die de wereld
toebehoren en liefhebben en van de aarde hun vaste woonplaats willen
maken, een blijvende woonplaats en dus niet naar God, niet naar de
hemel willen. Over hen komt deze ure der verzoeking en dan verstaan wij
wel, dat dit een heel apart soort verzoeking is, waar wij later op in
zullen gaan.
Nu willen wij eerst zien, waartoe deze ure der verzoeking dient. Wij
weten uit het Woord, dat God verschillende tijdsbedelingen aan de mens
gegeven heeft door de loop der eeuwen heen. De eerste tijdsbedeling was
de tijdsbedeling van het Paradijs, die begon bij de schepping van Adam
en eindigde bij de uitdrijving van Adam en Eva uit het Paradijs.
Hoelang deze bedeling geduurd heeft, weten wij niet. De tweede
tijdsbedeling is die onder het geweten. God stelde de mens onder het
geweten. Het begon na de uitdrijving uit het Paradijs en eindigde bij
de zondvloed. De derde tijdsbedeling kenmerkt zich, dat de aarde onder
menselijk bestuur gesteld werd, met andere woorden, God stelde de
overheid aan.
Zij begon na de zondvloed en eindigde definitief bij de roeping van
Abraham. Eigenlijk had het zijn einde al gevonden, toen God de
spraakverwarring bracht bij de torenbouw van Babel. De vierde
tijdsbedeling kennen wij uit de Schrift als de tijdsbedeling onder de
patriarchen, de aartsvaders. Zij begon bij Abraham, die door God
geroepen werd en eindigde, toen het nakomelingschap van deze
aartsvaders slaven in Egypte geworden waren. De vijfde tijdsbedeling
kennen wij uit de Schrift, als de tijdsbedeling onder de wet.
Het begon bij de uittocht uit Egypte onder Mozes, waar God in de
Sinaï de wet heeft gegeven en het eindigde, toen zij Christus,
die onder de wet geboren was, naar die wet leefde en die veroordeeld
werd in volkomen overtreding van die wet. Zij meenden Hem naar die wet
te veroordelen, maar hebben daarbij de wet in alles overtreden. Deze
tijdsbedeling eindigde aan het kruis, want Jezus aan het kruis is het
einde der wet. De zesde tijdsbedeling, waarin wij nog altijd leven, is
de tijdsbedeling der genade. Hierna komt er ook nog een zevende
tijdsbedeling, maar daar gaan wij nu niet op in. Al deze bedelingen,
zie tekening van Clarence Larkin.
Nu hebben alle tijdsbedelingen dit met elkaar gemeen, God geeft bij het
begin van elke tijdsbedeling een bijzondere openbaring met daarbij
bepaalde geboden en voorschriften aan de mens, die deze mens moet
houden. In elke bedeling zien wij ook weer het falen van de mens en
opdat God die tijdsbedeling kan afsluiten, laat Hij het toe, dat aan
het eind van iedere tijdsbedeling de verzoeker komt om de mensen te
verzoeken. Waarin te verzoeken?
Altijd in de Godsopenbaring, geboden en voorschriften, die voor die
tijdsbedeling gelden. Verder mag hij niet gaan en kan hij ook niet
gaan. Waarom God dit toelaat, zullen wij later nog zien, maar nu wil ik
er al op wijzen, dat de mens niet neutraal kan blijven ten opzichte van
Gods openbaring, geboden en voorschriften. Men kan God geloven en
vertrouwen, zich houden aan Zijn geboden en voorschriften, of men moet
ze verwerpen. Er zijn mensen die denken, dat zij neutraal kunnen
blijven, ook in deze tijd.
Men kiest niet voor Jezus, maar ook niet voor de duivel. Zij geloven
misschien niet eens in Jezus of de duivel, maar willen zichzelf zijn.
Maar deze mens vergist zich zeer. Het is of het
één of het ander, want er is geen niemandsland.
Welnu, om dit de mens klaar en duidelijk voor ogen te stellen en hen
tot inzicht te bewerken, laat God aan het eind van iedere tijdsbedeling
die verzoeking toe van de verzoeker, de duivel. Omdat die mens niet de
Godsopenbaring geloofd heeft en zich niet aan Zijn geboden en
inzettingen wilde houden, zal hij nu een overtreder moeten zijn of voor
Jezus moeten kiezen.
Als hij God niet gehoorzaam wil zijn, zal hij gehoorzaam moeten worden
aan de duivel, er is geen andere weg, voor niemand! Als men God niet
wil dienen, dan zal men de duivel moeten dienen. Als men God niet wil
aanbidden, zal men de duivel moeten aanbidden. Neutraal blijven kan
niet! Daarom komt die heel aparte verzoeking, de ure der verzoeking,
die moet komen, opdat er een absolute scheiding komt tussen hen, die
God liefhebben, gehoorzamen, dienen en aanbidden willen en hen, die dit
niet willen. Er is geen tussenweg.
Daartoe moet dus aan het eind van iedere tijdsbedeling die ure der
verzoeking komen, die God toelaat, opdat het gericht en oordeel van Hem
kan komen, want iedere tijdsbedeling sluit af met een Goddelijk gericht
en oordeel. Iedere tijdsbedeling begint met een nieuwe Godsopenbaring
met daarbij bepaalde geboden en voorschriften en zij eindigt met een
Godsoordeel en Godsgericht. En vlak vóór dat
Godsgericht gaat de ure der verzoeking vooraf. Die ure der verzoeking
brengt de mens dus naar het Godsgericht toe.
Als Jezus spreekt in Openbaring 3:10 van de ure der verzoeking, die
komen zal, wil dat zeggen, dat dit het uur is, voorafgaande aan het
ontzettende gericht en oordeel Gods, dat over deze wereld gaat komen.
Deze ure maakt de wereld rijp voor dit oordeel en gericht. De
verzoeking door de verzoeker, die God toelaat, is altijd evenredig aan
de Godsopenbaring, zegen en gebod en houdt daar direct verband mee. Met
andere woorden de verzoeker kan en mag nooit verder gaan of uitkomen
boven hetgeen God voor die tijdsbedeling gegeven heeft.
Hiervan wil ik een voorbeeld geven, opdat het duidelijk wordt. Voor de
eerste tijdsbedeling gaf God aan de mens de openbaring, dat zij vrij
van alle bomen in de hof mocht eten, maar daarbij het gebod en
inzetting, dat zij van die ene boom, de boom van kennis van goed en
kwaad, niet zouden eten. De boom des levens stond in het midden in de
hof en de boom der kennis van goed en kwaad stond vlak daarbij. Welnu,
aan het einde van deze Paradijsbedeling laat God toe, dat de verzoeker
tot de mens komt en hem benadert, om hem te verzoeken in die openbaring
en in dat gebod en hem van die boom te laten eten. Ziet u, dat de
verzoeker evenredig is aan wat God geeft in die bedeling?
Dan gaat u begrijpen, dat, naarmate de Godsopenbaring groter,
heerlijker en dieper wordt, naar die mate aan het eind van
zo’n bedeling ook de verzoeking komt. Wat heeft God een
geweldige rijke en heerlijke openbaring gegeven aan het begin van deze
tijdsbedeling, waarin wij nu leven, de tijdsbedeling der genade. Wat
een zegen en ook welk een belangrijk gebod!
Wat is dit? Dat God al Zijn liefde en genade geopenbaard heeft in Zijn
Zoon Jezus Christus. Hij heeft Zichzelf geopenbaard in Zijn Zoon. Hij
heeft Zijn eigen Zoon gezonden en voor ons allen overgegeven in de dood
aan het kruis van Golgotha, opdat wij door Hem behouden zouden worden.
Het gebod daarbij is, dat wij Zijn Zoon zouden aanvaarden als onze
persoonlijke Heer en Leidsman ten leven, als onze persoonlijke
Verlosser en Heiland. Wat een heerlijke grote Godsopenbaring, wat een
zegen!
God heeft ons immers in die Zoon gezegend met alle zegeningen in de
hemelse gewesten! Dan begrijpen wij wel, dat aan het eind van deze
genadebedeling, de verzoeking, die daar evenredig aan zal zijn, ook
zeer groot moet zijn. Dit willen wij nader bezien. God gaf aan het
begin van deze bedeling Zijn Zoon, de Christus. Satan zal aan het eind
van deze bedeling komen met zijn zoon, de antichrist. Christus is God
in het vlees, de antichrist, die straks komt, is de satan in het vlees.
Jezus Christus is de Reine, de Heilige, Volmaakte Mens, die volmaakt
leeft naar de wet van God. De antichrist is de wetteloze, de volmaakt,
geperfectioneerde zondaar, die geen grove zondaar zal zijn, maar de
meest beschaafde en geraffineerde mens der zonde. Hij wordt de
wetteloze genoemd in 2 Tessalonicenzen 2:3b. “want eerst moet
de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren”.
Hij is de mens der wetteloosheid en Jezus is de mens, die volmaakt
leeft naar de wet van God. Vers 8a zegt: Dan zal de wetteloze zich
openbaren”. Hij is de mens der zonde.
Ziet u ze steeds tegenover elkaar en dat de verzoeking evenredig is aan
de openbaring van de bedeling? Jezus wordt in de Schrift overal de
Heiland genoemd en dat wil zeggen: de Zoon des behouds. Heiland
betekent Heelmeester, Heilbrenger, Heiligmaker. In Heiland zit ook het
woord heilig. Het gaat veel verder dan enkel een lichamelijke genezing.
Hij is Heiland, Heelmeester voor geest, ziel en lichaam, de Heilbrenger
voor de totale mens, de Zoon des behouds.
Van de antichrist lezen wij in 2 Tessalonicenzen 2:3 ook, dat hij de
zoon des verderfs is. Zo zouden er meer vergelijkingen te maken zijn,
maar het gaat nu om de grote lijn, opdat wij goed zullen verstaan, dat,
wat God aan het begin van deze tijdsbedeling der genade aan
Godsopenbaring, zegen en heerlijkheid gegeven heeft, daar de
verzoeking, die nu komt en door God wordt toegelaten, evenredig aan zal
zijn.
Er is nog meer, want toen God bij het begin van deze bedeling Zijn Zoon
zond, heeft Hij van tevoren wegbereiders gegeven: profeten, geroepenen,
gezalfde dienstknechten Gods, die de Christus aankon-digden en Zijn weg
bereidden, waarvan Johannes de Doper de laatste was, de grote
wegbereider.
De ure der verzoeking is daar evenredig aan, want voordat de antichrist
openbaar komt, dat is de duivel in het vlees, gaan er wegbereiders aan
vooraf met een invasie van valse profeten, leraars en apostelen.
Daarvan heeft Jezus ook duidelijk gesproken in Matteüs 24:24a,
dat het komen zou aan het eind van deze tijdsbedeling: “Want
er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen
grote tekenen en wonderen doen”. Dit wordt enige malen in dit
hoofdstuk genoemd.
Wij zien dus, dat deze valse profeten de wegbereiders zijn voor de
antichrist en zij gaan ook de ure der verzoeking, die komt, inluiden.
Er is echter nog meer. Toen God Zijn Zoon zond naar deze wereld en in
het vlees kwam, God in het vlees, heeft God dat bevestigd en door Zijn
Heilige Geest bewerkt met grote krachten, tekenen en wonderen. Dit
vinden wij onder andere in Handelingen 2:22. “Mannen van
Israël, hoort deze woorden: Jezus, de Nazareeër, een
man u van Godswege aangewezen door krachten, wonderen en tekenen, die
God door Hem in uw midden verricht heeft, zoals gij zelf
weet”.
Het zijn krachten, wonderen en tekenen. Welnu, in 2 Tessalonicenzen 2:9
zien wij, waar de ure der verzoeking mee gaat komen: Daarentegen is
diens komst (van de antichrist, de zoon des duivels) naar de werking
des satans (bij Jezus zagen wij de krachtwerking Gods, maar hier de
werking des satans) met allerlei krachten, tekenen en bedrieglijke
wonderen”. Het is precies hetzelfde drietal. Wij zien dus,
dat de verzoeking evenredig is aan de openbaring van die tijdsbedeling.
De vijand krijgt precies datzelfde toegemeten om zijn werk te doen, als
wat God doet om de mens te behouden, want God is een God van recht. In
vers 9b van 2 Tessalonicenzen 2. met allerlei krachten, tekenen en
bedrieglijke wonderen, en met allerlei verlokkende ongerechtigheid,
voor hen, die verloren gaan”. Een andere vertaling zegt:
“met allerlei verlokkende verzoekingen”. Hier zien
wij de ure der verzoeking, want het zijn niet de gewone verzoekingen,
waarmee de duivel Gods kinderen tracht te verzoeken, maar deze
verzoeking is niet bestemd voor Gods kinderen, maar voor hen, die van
de wereld zijn.
Dit komt uit dit Woord duidelijk naar voren. Het komt namelijk over de
hele wereld, over hen, die op de aarde wonen. De grondtekst zegt:
“die de aarde vasthouden”, dus aartsgezind zijn en
die de aarde tot hun blijvende woonstede verkiezen. Gods kinderen gaan
toch niet verloren? Ook een gelovige niet. Een gelovige kan wel
verleid, misleid en bedrogen worden voor een tijd, maar verloren gaan
kan hij niet, maar hij zal wel schade lijden. Wie zijn het nu, die
verloren gaan? Het zijn diegenen, die Jezus bewust hebben afgewezen en
over deze mensen komt deze verzoeking, omdat zij nu voor de duivel gaan
kiezen.
Want er staat: “Voor hen, die verloren gaan, omdat zij de
liefde tot de waarheid niet aanvaard hebben”. (2 Tess. 2 vers
10) Wie is de Waarheid? Het is Jezus Christus. Hij zegt immers:
“Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot
de Vader dan door Mij”. (Joh. 14:6) Dat Paulus hier met de
waarheid Jezus Christus bedoelt, komt duidelijk uit in 2
Tessalonicenzen 2 vers 13: “Maar wij behoren God te allen
tijde om u (Gods kinderen) te danken, door de Here geliefde broeders,
dat God u als eerstelingen Zich verkoren heeft tot behoudenis, in
heiliging door de Geest en geloof in de waarheid”.
Wij weten, dat wij alleen behouden worden door het geloof in de
waarachtige Christus, de Christus der Schriften. Wij behoren God te
allen tijde te danken, maar wat hoort men toch weinig
“danken” bij God kinderen. Wij kunnen altijd wel
danken voor die genade, die ons te beurt is gevallen.
Allen, gelovigen in de Waarheid, zijn behouden. Als de stokbewaarder
van Filippi in verslagenheid des harten, omdat hij de kracht Gods ziet,
vraagt: (Hand. 16:30) “Mannen broeders, wat moet ik doen om
behouden te worden”. Dan is het antwoord: “Geloof
in de Here Jezus Christus en gij zult behouden worden, gij en uw
huis”. De NBG vertaling zegt: “Stel uw vertrouwen
in de Here Jezus Christus en gij zult behouden worden”.
In 2 Tessalonicenzen gaat het dus om mensen, die de Waarheid, Jezus,
hebben afgewezen. God heeft Zijn Zoon gegeven, opdat de mens die Zoon
zou aannemen, maar aan het eind moet God komen met een verzoeking voor
hen, die Hem niet aangenomen hebben en die moeten dan de antichrist
aannemen. Er is geen andere weg en daarom moet dit komen.
De werkelijkheid is, dat de mens, zoals hij is, voor God niet kan
bestaan, omdat hij onder de toorn van God ligt, omdat de Heilige wet
van God hem aanklaagt en zijn volledige verdoemenis eist, want de
Heilige wet van God eist, dat wie zondigt de eeuwige dood zal sterven,
want het loon der zonde is de dood. Maar de genadegave Gods in Christus
Jezus is het eeuwige leven. Ziet u het steeds tegenover elkaar staan?
Er is geen compromis, geen tussenweg, geen niemandsland, men kan dus
niet neutraal blijven. Er zijn er die lachen om Christus en ook om de
antichrist, maar straks zullen zij allen die antichrist aanvaarden,
volgen en aanbidden. Dat is verschrikkelijk, want zij hadden behouden
kunnen worden, het ligt dus niet aan God.
Nu komt de ure der verzoeking in 2 Tessalonicenzen 2:11a. “En
daarom zendt God hun een dwaling”. Waarvan Jezus in
Openbaring 3:10 spreekt. Andere vertalingen zeggen: “Daarom
zendt God hen een grote verzoeking”. Hier zien wij dezelfde
verzoeking, die moet komen en die God toelaat en in zekere zin van Hem
uitgaat, al doet God het niet Zelf, want de duivel moet het doen en zal
het doen.
Daarom zendt God hen een dwaling, die bewerkt, dat zij de leugen
geloven. Wie is de leugen? Het is de antichrist. Zij hebben niet in de
Waarheid, de Zoon van God, willen geloven en nu moeten zij de leugen
geloven, die een persoon is, zoals de Waarheid een Persoon is. Dit
heeft Jezus ons al gezegd in Johannes 8:43b-44. “Omdat gij
Mijn Woord niet kunt horen (zegt Hij tot de Joden). Gij hebt de duivel
tot vader en wilt de begeerten van uw vader doen. Die was een
mensenmoorder van den beginne en staat niet in de waarheid, want er is
in hem geen waarheid. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij naar
zijn aard, want hij is een leugenaar en de vader der leugen”.
Het is goed, dat wij deze dingen weten, want wij leven in het begin van
de ure der verzoeking, die al een begin genomen heeft. Hierin zien wij
ook, hoe laat het op Gods klok is, want wij leven aan het eind van deze
bedeling, maar nog is de ure niet gekomen. De waarachtige God heeft een
Zoon, die de Waarheid is, maar de duivel heeft ook een zoon, die de
leugen is. Het is een persoon en daar spreekt 2 Tessalonicenzen
2:11-12a van. “En daarom zendt God hun een dwaling, die
bewerkt, dat zij de leugen geloven, opdat allen worden
geoordeeld”. Zij willen de waarheid niet geloven en nu moeten
zij de leugen geloven. Wat zien wij dus aan het eind van deze
tijdsbedeling. Dat alle mensen gekozen moeten hebben!
Zij hebben of voor Christus of voor de antichrist gekozen en zullen
daarnaar geoordeeld worden. Zo zal deze genadebedeling eindigen bij het
begin van deze ontzettende ure der verzoeking, waardoor God met Zijn
oordeel en gericht kan komen, vóórdat de volgende
bedeling ingaat met zijn heerlijke Godsopenbaring voor Gods kinderen en
de schepping; want dan komt Jezus met de Gemeente openbaar.
Aan het begin van deze genadebedeling is alleen Gods Zoon openbaar
gekomen, maar bij het begin van de komende bedeling van Zijn
Koninkrijk, komen de zonen Gods openbaar. Het komt dus niet in deze
tijdsbedeling, zoals men wel dikwijls wil aanvoeren, maar dan kent men
de Schrift niet. Men zegt altijd dat de zonen Gods nu reeds openbaar
moeten komen en men spreekt daarbij van opwekkingen, die moeten komen.
Maar niets daarvan! Want de ure der verzoeking gaat komen met de
verleidingen des duivels met krachten, tekenen en wonderen, een namaak
van het echte, opdat de mens geoordeeld zal worden en dat dan de nieuwe
Godsopenbaring kan komen voor de volgende tijdsbedeling, die nog
heerlijker, rijker en groter is.
Want dan komt Jezus met Zijn Gemeente openbaar in heerlijkheid, glans
en majesteit en zal Zijn Rijk opgericht worden hier op aarde, duizend
jaar. Dan zullen de mensen, die daar zijn, die Godsopenbaring moeten
aanvaarden en voor Jezus als Koning buigen. Dus de ure der verzoeking
is voor diegenen, die zoals 2 Tessalonicenzen 2:12b zegt.
“doch een welgevallen hebben gehad in de
ongerechtigheid”. Daarom hebben zij niet tot Jezus willen
komen. Jezus zegt in Joh. 5:40: “en toch wilt gij niet tot
Mij komen om leven te hebben”.
Het is geen onkunde, maar zij willen niet. Dit zijn ernstige dingen en
het is goed, dat wij daarvan een duidelijk beeld krijgen. Nu willen wij
nog enkele dingen tegenover elkaar zetten. Wij zagen al, dat God Zijn
Zoon zond en dat de duivel met zijn zoon komt. Christus is de volmaakte
mens, die leeft naar Gods wet en de antichrist is de wetteloze, de mens
der zonde. Christus is de Zoon des behouds en de antichrist is de zoon
des verderfs. Voor Christus kwamen wegbereiders, zoals de profeten en
daarvan bijzonder Johannes de Doper en voor de antichrist zullen door
de satan ook wegbereiders worden gezonden in valse profeten en
apostelen.
Jezus kwam en deed krachten, wonderen en tekenen en de antichrist komt
ook met allerlei krachten, tekenen en bedrieglijke wonderen”.
Waarom staat hier de toevoeging "bedriegelijke" in 2 Tess. 2:9b? Omdat
de antichrist en ook zijn wegbereiders deze krachten, wonderen en
tekenen veelal zullen doen in de Naam van Jezus!
Zoals Jezus dit ook al aankondigde in Matteüs 7:22-23, waar
wij lezen. Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben
wij niet in Uw Naam geprofeteerd en in Uw Naam boze geesten uitgedreven
en in Uw Naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik (Jezus) hun openlijk
zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der
wetteloosheid”. Ik hoop niet, dat u verleid wordt in deze
tijd door "de werkers der wetteloosheid", want men hoort nu al heel wat
van deze bedrieglijke wonderen en tekenen. Toen Jezus bij het begin van
deze tijdsbedeling ging optreden in het openbaar, werd dit begeleid
door grote wonderen, tekenen en krachten. Er ontstaan dan grote
bewegingen en vele grote scharen stromen tezamen.
Dit vinden wij op vele plaatsen vermeld en vandaar, dat aan het einde
van deze tijdsbedeling de verzoeking ook daaraan evenredig zal zijn en
zullen wij ook weer grote bewegingen en grote scharen zien, die zich
vergapen aan deze bedriegelijke wonderen, krachten en tekenen, vooral
waar het gaat om genezing van het lichaam. Er zijn mensen, die denken,
dat het Bijbels is, dat er vandaag zulke grote scharen bijeen komen en
dat dit naar Gods gedachten is. Maar dan kent men de Schriften niet,
want deze zegt juist, dat aan het eind van deze bedeling er nog maar
een heel klein kuddeke zal overblijven en spreekt niet over grote
massale bewegingen.
Waar dit is, mogen wij wel heel ernstig beproeven, welke geesten wij
daar vinden. Jezus heeft gezegd in Lukas 18:8b. “Doch, als de
Zoon des mensen komt, zal Hij dan het geloof vinden op
aarde”? En in Lukas 12:32. “Wees niet bevreesd, gij
klein kuddeke! Want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te
geven”. Ook aan Filadelfia’s Gemeente, die
overblijft en aan het einde opgenomen zal worden, als Hij komt, heeft
Jezus gezegd in Openbaring 3:8b. “want gij hebt kleine
kracht, maar gij hebt Mijn Woord bewaard . .”. Het is een
veracht volkje, hier en daar verspreid.
Ook leert ons dit de zeven gelijkenissen in Matteüs 13. Jezus
heeft daarin duidelijk gezegd, dat het een afgaande lijn is.
Dacht u, dat deze tijdsbedeling anders zou verlopen dan de voorafgaande
vijf bedelingen? Hoeveel waren er aan het eind van elke tijdsbedeling
overgebleven? Denk alleen maar aan de tweede tijdsbedeling, toen het
mensengeslacht zich zo vermenigvuldigd had, evenals de
bevolkingsexplosie nu en van die miljoenen mensen geloofden er nog maar
acht aan het eind van die bedeling en dat was nog van
één huisgezin. Denk aan Sodom en Gomorra, die de
tijdsbedeling onder de overheid afsloot. Hoe heeft Abraham voor hen
gepleit?
“Als er nog 50 zijn, zult u dan de stad sparen”?
Ja, dan zal de stad niet vernietigd worden. Als er nog 40, 30, 20 en 10
zijn, maar die waren er ook niet. In elke Godsspraak is een
waarschuwing voor de volgende bedeling en wij zien in onze
tijdsbedeling al deze voorafgaande bedelingen vervuld. Waar leert de
Schrift ons, dat er aan het eind nog geweldige opwekkingen komen?
Nergens! Maar wel, dat dit van de andere kant gaat komen, dat de mensen
zich gaan vergapen aan bedrieglijke wonderen, tekenen en krachten,
waarbij het alleen maar gaat om lichamelijke genezingen, maar niet om
een werkelijke vernieuwing van hart, geest en ziel. Wij leven in een
zeer ernstige tijd!
Weet u, waar ik mij wel eens over verbaas? Dat er op onze studieavonden
nog steeds mensen willen komen. Daarom vind ik dit een groot
Godswonder, dat er nog altijd mensen zijn die willen luisteren. Aan het
begin van deze tijdsbedeling gaf God de grote Godsopenbaring in Zijn
Zoon, de uitstorting van de Heilige Geest. Nog nooit tevoren was er
zo’n volheid van de Heilige Geest op de aarde gekomen.
Natuurlijk was Gods Geest hier altijd op aarde, maar op het volbrachte
werk van Jezus op Golgotha’s kruis, in Zijn dood en
opstanding, heeft God de volheid van Zijn Geest uitgestort naar deze
aarde.
De verzoeking is evenredig aan de openbaring, die God geeft en dit
betekent, dat het satan vergund wordt aan het eind van deze bedeling
een grote volheid van demonen op te roepen uit de afgrond, die uitgaan
over de hele aarde om de mensen te bezitten. Wordt het u duidelijk? Er
is nooit zo’n volheid van demonen geweest als in onze tijd.
Nog nooit is het mensdom zo bezeten geweest en nog nooit zijn er zoveel
leringen der demonen gekomen. Wij lezen het in 1 Timotiüs 4:1.
Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen
afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze
geesten (demonen) volgen”.
Waarvoor heeft God Zijn Heilige Geest in zo’n volheid
uitgestort? In de eerste plaats om de mensen te overreden en met liefde
te dringen om Jezus te aanvaarden, want de Heilige Geest is gekomen om
de mensen te overtuigen van de zonde. Bent u een kind van God en het
eigendom van Jezus? Dat heeft u niet van uzelf, net zomin als de
apostelen dit hadden. Als Jezus vraagt: (Matt. 16:15b-17)
“Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben? Simon Petrus antwoordde
en zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God! Jezus
antwoordde en zeide: Zalig zijt gij, Simon Barjona, want vlees en bloed
heeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de hemelen
is”. En ook zegt Jezus in Joh. 6:44a: “Niemand kan
tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem
trekke”.
Het is de Heilige Geest, die door middel van het evangelie Gods, dat
voor deze tijd is, het geloof in de harten wil bewerken, opdat de
mensen Jezus aanvaarden zullen, de Waarheid. De Heilige Geest is dus in
de eerste plaats gekomen om de mensen tot Jezus te brengen. De
verzoeking is evenredig aan het heil. Satan mag een grote horde demonen
loslaten op deze aarde om de mensen te dringen en te bewegen in de
leugen te geloven. Nog een punt: Jezus liet Zich vrijwillig kruisigen
om de wil van God te doen voor onze redding en verlossing, waartoe Hij
ook door God opgewekt werd uit de doden.
De antichrist gaat ook de dood in voor de zaak van de duivel om
daardoor velen te verderven, zoals wij in Openbaring 13:3a lezen.
“En ik zag een van zijn koppen als ten dode gewond, en zijn
dodelijke wond genas”. De duivel wekt hem dus ook op, want de
verzoeking is evenredig aan het heil. Satan laat ook zijn zoon dood
gaan en wekt hem dan op uit de doden, opdat de mensen achter hem
aangaan. Wij lezen dan in vers 12b. “En het bewerkt, dat de
aarde en zij, die daarop wonen, het eerste beest zullen aanbidden,
welks dodelijke wond genezen was”. Dan nog eens in vers 14a.
“En het verleidt hen, die op de aarde wonen”.
Dit zijn dus de mensen, zoals wij reeds gezien hebben, die aartsgezind
zijn, want er zijn hier ook nog anderen, een gelovig overblijfsel,
mensen die van God zijn. Vers 14b gaat verder. “En het zegt
tot hen, die op de aarde wonen, dat zij een beeld moeten maken voor het
beest, dat de wond van het zwaard had en weer levend geworden
is”. Zo zullen velen dat beeld van het beest, dat gestorven
is en opgewekt, aanbidden. Het is een wonder van de duivel en allen
gaan verloren, die het merkteken van het beest aannemen. Wij zien hier
de tegenstelling: Jezus liet Zich kruisigen naar de wil van God, stierf
en werd opgewekt voor onze redding en verlossing, terwijl de zoon van
de duivel, de antichrist, straks de dood zal ingaan voor de zaak van de
duivel om velen te verderven.
God wekte Jezus op tot de heerlijkheid Gods en voor onze
rechtvaardigmaking, opdat Hij het Hoofd zou zijn van de nieuwe
schepping en wij zouden leven door Hem en in Hem. De duivel zal zijn
zoon opwekken, opdat men de duivel gaat verheerlijken en zo tot eeuwig
verderf en dood komt. Als men God niet aanbidt, dan zal men de duivel
moeten aanbidden. Als men Jezus de eer niet geeft, dan zal men het de
antichrist geven.
Wij zullen nu de ure der verzoeking leren kennen uit de voortijden voor
het kruis. Daartoe lezen wij Genesis 3:1-7. De slang nu was het
listigste van alle dieren des velds, die de Here God gemaakt had; en
zij zeide tot de vrouw: God heeft zeker wel gezegd: Gij zult niet eten
van enige boom in de hof? Toen zeide de vrouw tot de slang: Van de
vrucht van het geboomte in de hof mogen wij eten, maar van de vrucht
van de boom, die in het midden van de hof staat, heeft God gezegd: Gij
zult daarvan niet eten noch die aanraken; anders zult gij sterven. De
slang echter zeide tot de vrouw: Gij zult geenszins sterven, maar God
weet, dat ten dage, dat gij daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden,
en gij als God zult zijn, kennende goed en kwaad. En de vrouw zag, dat
de boom goed was om van te eten, en dat hij een lust was voor de ogen,
ja, dat de boom begeerlijk was om daardoor verstandig te worden, en zij
nam van zijn vrucht en at, en zij gaf ook haar man, die bij haar was,
en hij at. Toen werden hun beider ogen geopend, en zij bemerkten, dat
zij naakt waren; zij hechtten vijgebladeren aaneen en maakten zich
schorten”.
Vervolgens lezen wij Openbaring 3:10-11. “Omdat gij het bevel
bewaard hebt om Mij te blijven verwachten, zal ook Ik u bewaren voor de
ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te
verzoeken hen, die op de aarde wonen. Ik kom spoedig; houd vast wat gij
hebt, opdat niemand uw kroon neme”. Deze ure der verzoeking
van deze bedeling vinden wij al afgeschaduwd in de ure der verzoeking
uit de vorige bedelingen. Hiertoe willen wij die uit de eerste drie
bedelingen behandelen. De eerste tijdsbedeling was de bedeling van het
Paradijs met de mens onder het gebod Gods, dat hij niet zou eten van de
boom der kennis van goed en kwaad. Wij weten niet, hoelang deze
bedeling geduurd heeft, want dat staat niet vermeld in de Schriften en
doet ook weinig ter zaken.
Maar wij weten wel, dat vlak voor het einde van deze bedeling van het
Paradijs ook een ure der verzoeking kwam over het mensenpaar, over de
wereld van toen. In de ure der verzoeking van de Paradijs bedeling
vinden wij een afschaduwing van de geestelijke situatie tijdens de ure
der verzoeking, die nu komt. Wij zien hier, dat de verzoeker komt en
spreekt tot de mens door middel van de slang, die hier zijn spreekbuis
is en de eerste valse profeet, leraar en apostel, die toen de
wegbereider moest zijn voor de val. En hij is dus de representant van
alle dienstknechten van de duivel, dus ook in het bijzonder van de
valse profeten, leraars en apostelen, die in onze eindtijd zullen
optreden, om de mens te brengen in de verleiding, die straks komt.
Daarom kunnen wij er zoveel uit leren, want wat doet deze valse
profeet? Hij vervalst het Woord van God en wij kunnen er van verzekerd
zijn, als de ure der verzoeking voor deze bedeling gaat naderen, dat er
vele valse profeten, apostelen en leraars zullen optreden, die het
Woord van God vervalsen. Hij begint met een inleidende vraag in Genesis
3:1b. “God heeft zeker wel gezegd: Gij zult niet eten van
enige boom in de hof?” De geslepenheid van deze vraag komt
naar voren in haar verdachtmakende voorstelling, alsof God hen
onbillijk behandelde en hen naar eigen willekeur iets onthouden wilde,
alsof God hen niet werkelijk liefhad.
Wij zien hoe hij het Woord van God vervalst, want zo heeft God het niet
gezegd. En wij zien hier direct al de Bijbelkritiek. Deze gaat ook nu
een grote rol spelen! Wij vinden ze waarlijk niet alleen in wat wij
antichristelijke stromingen noemen, zoals theosofie of new age,
enzovoort. Maar wij vinden hen ook op de kansel en in de vrije
samenkomsten. Het zijn vervalsers van het Woord van God met hun
Bijbelkritiek. Dat is de inleiding tot de ure der verzoeking. Let op,
dat de slang daarbij sterk overdrijft, als hij zegt: “Gij
zult niet eten van enige boom in de hof”. Zij mochten van
alle bomen eten, behalve van die ene boom. Hij overdrijft sterk om
vooral God en Zijn Woord verdacht te maken.
Zo zien wij ook vandaag een sterk overdrijven en laten Gods kinderen
daarvoor oppassen en wakende zijn, want die tendens vinden wij overal
in allerlei vorm. In de opwekkingsbeweging leert men zelfs, dat men
niet meer ziek behoeft te zijn en dat men allen kan genezen. Maar dat
heeft God ons voor deze tijd niet beloofd. Het zijn de krachten van de
toekomende eeuw, die komt, het is voor de volgende tijdsbedeling.
Natuurlijk kan God ons voorproefjes geven, maar naar Zijn wil. Er wordt
ook wel gezegd, dat men allen in tongen moet spreken, maar ook dat
staat er niet. Het is overdrijving, die wij ook op vele andere
terreinen vinden. Maar laten wij daar toch voor oppassen, want het is
het Woord van God vervalsen.
Zo ook het kerstfeest! Het is toevoegen aan het Woord en daarmee
vervalst men de Heilige Schrift. In getuigenissen wordt ook vaak
dikwijls sterk overdreven. Ik heb eens een man horen getuigen in
één van de grote opwekkingssamenkomsten, dat hij
genezen was van zijn doofheid. Dit had ik deze man in voorgaande
samenkomsten ook al horen getuigen. En toen ik hem de volgende morgen
in de winkel ontmoette, was hij nog even doof als tevoren. Daar wordt
God niet mee gediend, maar daar steunt men de duivel mee, laten wij dat
heel goed beseffen.
DE
URE DER VERZOEKING - 2 -
In het eerste deel hebben wij een begin gemaakt met het leren
kennen van de ure der verzoeking uit de voortijden voor het kruis. Wij
zijn toen begonnen met Gen. 3:1-7 te lezen en zijn toen
geëindigd bij de Bijbelkritiek. Wij zien, hoe de duivel
Bijbelkritiek en vervalsing van het Woord aanwendt en daarmee zal hij
ook deze ure der verzoeking, die gaat komen, inluiden.
Dan begrijpen wij, dat wij vlak voor deze ure der verzoeking van ons
tijdperk staan. Waar het Woord der Waarheid, het zaad der
wedergeboorte, het zaad van God is, zo is het woord van de duivel, dat
twijfel, vrees en ongeloof in het hart zaait, dat zijn werk moet doen.
Let nu op, want hij begint bij Eva met een inleidende, verleidende
vraag in vers 1 en komt dan pas met zijn evangelie in vers 4, van
Genesis 3.
En nu moet u zien, hoe het zaad van de duivel in de inleidende vraag al
zijn werk heeft gedaan in het hart van Eva. Want zij zegt in vers 2.
“Van de vrucht van het geboomte in de hof mogen wij eten,
maar van de vrucht van de boom, die in het midden van de hof staat,
heeft God gezegd: Gij zult daarvan niet eten noch die aanraken; anders
zult gij sterven”. Heeft God het zo gezegd? Neen, want God
heeft helemaal niet gezegd, dat zij de boom niet mochten aanraken.
Ook Eva begint dus al te overdrijven. Het zaad doet zijn werk. Nu komt
de slang met zijn evangelie in vers 4 en 5. “De slang echter
zeide tot de vrouw: Gij zult geenszins sterven, maar God weet, dat ten
dage, dat gij daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden, en gij als
God zult zijn, kennende goed en kwaad”.
Dit kunnen wij samenvatten onder drie punten. Het eerste in het
evangelie van de duivel is, dat hij God tot leugenaar maakt, want hij
zegt: “Gij zult geenszins sterven”. Ten tweede
loochent hij de straf en de ernst daarvan, die God hun aangezegd heeft,
want hij zegt, dat zij geenszins zullen sterven. Ten derde belooft hij
zegeningen, die hij nooit kan geven, want hij zegt, dat zij als God
zullen zijn.
Wat het eerste betreft: ook vandaag kunnen wij dat evangelie
beluisteren, dat allereerst God en Christus tot een leugenaar maakt en
dat doet men onder een gedachte van godsdienstigheid. Als men de
maagdelijke geboorte loochent, maakt men God tot een leugenaar, want
God heeft vanaf het begin al gesproken van het zaad der vrouw (Genesis
3:15).
Ook als men het hele scheppingsverhaal en het herscheppingsverhaal gaat
loochenen, maakt men God en Christus tot een leugenaar. Het
scheppingsverhaal en het herscheppingsverhaal is niet door mensen
geschreven, want hoe zou Adam of één van zijn
nakomelingen het hebben kunnen neerschrijven. Hij was er immers toch
niet bij! God heeft het Mozes gezegd en wie het Woord van God loochent,
maakt God tot een leugenaar.
Ten tweede loochent hij de straf en beluisteren wij dat nu niet overal?
Men zegt in vele kerken: hel en verdoemenis bestaan niet, want het
geloof daarin noemt men ouderwets. God is immers liefde! Er is geen
straf, hoort men overal en de duivel is maar zo’n middeleeuws
gedrocht en dat heeft men als moderne theologen al lang geliquideerd.
Daarom zien wij wat een verleidende machten die andere en valse
evangeliën zijn, die vandaag uitgaan over het mensdom. Het
gaat uit in verschillende vormen, maar alles komt vanuit de duivel.
Daarbij moeten wij ook de alverzoeningsleer rekenen, die ook de eeuwige
straf loochent.
Het derde punt is, dat hij belooft, dat zij als God zullen zijn. Langs
welke weg wilde hij dit aan de mens geven? Door het eten van de boom
der kennis van goed en kwaad. Waar zal dit toe leiden? De door de
duivel hier beloofde zegen is, dat door vermeerdering van kennis en
ontwikkeling de mensen zichzelf kunnen verheffen en op het niveau van
God kunnen komen, maar buiten God om en dit loopt uit op de
vergoddelijking van de mens, de zogenaamde
“übermensch”, de antichrist.
Ziet u, hoe actueel het gaat worden? Zien wij vandaag niet de
vermeerdering van kennis en ontwikkeling bij het brengen van het
evangelie? En waarom wordt overal van de kansel opgeroepen voor de
ontwikkelingshulp! Het gaat er niet meer om, om de mensen tot bekering
te brengen en tot een waarachtig geloof in Jezus, maar om
ontwikkelingshulp voor betere sociale toestanden. Het is het evangelie
van de duivel en het gaat er vlot in.
Wij zien, hoe de mens zichzelf verheft en zich wil brengen op het
niveau van God buiten God om en het loopt uit op de mens, die zegt, dat
hij god is, de antichrist, van wie de Schrift zegt in 2 Tessalonicenzen
2:4. “de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of
voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om
aan zich te laten zien, dat hij een god is”. Hoe actueel
wordt dit alles, als wij maar onze ogen er voor open hebben! Tot zover
de eerste tijdsbedeling.
De tweede tijdsbedeling kennen wij als de tijdsbedeling onder het
geweten. Na de zondeval en de uitdrijving uit het Paradijs konden de
mensen twee wegen gaan. De ene weg, die God aangegeven heeft, is de weg
van Abel, die ons door het ware offer weer in de gemeenschap met God
brengt en die God Zelf de mens heeft aangewezen en gegeven.
Het Paradijs evangelie was, dat God de mens, die naakt voor Hem kwam
staan en zo niet kon blijven bestaan, bekleedde met de vellen van een
geslacht dier, dat zijn leven moest geven als offer. God Zelf laat dus
het eerste bloed vloeien in het Paradijs door een plaatsvervangend
offer voor de mens te brengen, opdat de mens daarmede bekleed kon
worden en God beloofde daarbij de Verlosser, het zaad van de vrouw.
Abel heeft daarin geloofd en bracht dat offer van het lam en God heeft
daarom hem ook gerechtvaardigd. Dit is de weg en de andere weg is van
Kaïn, die offers bracht van de vruchten, die de aarde
voortbrengt en dus door eigen inspanning, kennis en ontwikkeling
verkregen. Kaïn had met zijn kennis deze vruchten op
bijzondere wijze gekweekt en kwam zo met de werken van zijn handen om
daardoor gerechtvaardigd te worden.
Dit is de weg, die de mens bij de zondeval is ingeslagen door te eten
van de boom der kennis van goed en kwaad. Het is de weg van
vermeerdering van kennis en ontwikkeling, maar die van God af gaat. En
dat zien wij ook bij Kaïn, die van Gods aangezicht weggaat. In
Judas vers 11a lezen wij over deze weg. “Wee hun, want zij
zijn de weg van Kaïn opgegaan”.
Dit is de weg van vruchten verkrijgen uit de aarde. Nu moeten wij er
niet te veel aan vastzitten, dat Kaïn alleen maar een
landbouwer was, want in die zin zijn vandaag alle wetenschapsmensen
niets anders dan zulke landbouwers. Zij trachten door de vermeerdering
van kennis en ontwikkeling de aarde met al zijn krachten tot hun dienst
te dwingen en dat zijn de werken hunner handen, om hen niet alleen te
verrijken, maar ook om zo zichzelf te verlossen en tot een god te
maken, of dit nu in een laboratorium geschiedt of ergens anders, dat
maakt niet veel uit, want het is “de weg van
Kaïn”, volgens de Schrift.
Zo zien wij, dat Kaïn de representant is van alle valse
godsdiensten van deze wereld en het berust op zelfverlossing door
vermeerdering van kennis. De ontzettende catastrofe, waar het op
uitloopt, vinden wij duidelijk vermeld in Genesis 4:16. “Toen
ging Kaïn weg van het aangezicht des Heren, en ging wonen in
het land Nod, ten oosten van Eden”.
De weg van Kaïn leidt van God weg, maar de weg van Abel leidt
tot God. Het einde van Kaïns weg staat in Genesis 6:12.
“En God zag de aarde aan, en zie, zij was verdorven, want al
wat leeft had zijn weg op de aarde verdorven”. De weg van
Kaïn leidt dus tot eeuwig verderf.
Deze tweede tijdsbedeling onder het geweten, is een wonderlijke
afbeelding van de tijdsbedeling der genade, waarin wij nu leven. Zoals
de tweede tijdsbedeling uitliep in een ontzettend oordeel, de
zondvloed, zo zal ook deze tijdsbedeling eindigen in een ontzettend
gericht. Daarom is het goed om enige kenmerken te noemen van de tweede
tijdsbedeling, om te zien, dat zij ook voor deze tijdsbedeling gelden.
Het eerste kenmerk van die tijdsbedeling begint met een heerlijke
openbaring van Gods liefde en genade, doordat Hij de mens de weg wijst
tot redding en verlossing, de weg van Abel, doordat zij het Paradijs
moeten uitgaan en de nieuwe tijdsbedeling ingaan. Het is de belofte van
het vrouwenzaad, van de beloofde Verlosser, wat de inhoud van het
Paradijsevangelie is.
En is onze tijdsbedeling niet met de grootste en heerlijkste openbaring
van Gods liefde en genade begonnen? Heeft Hij ons niet de weg gewezen
in het bloed, dat krachtiger spreekt dan het bloed van Abel.
Het tweede kenmerk is, dat in die tijdsbedeling wij een geleidelijke
geestelijke achteruitgang zien van het gelovige mensengeslacht. En welk
beeld geeft onze tijd te zien? Na de eerste heerlijke apostolische tijd
kwam er een geleidelijke geestelijke achteruitgang en als God niet van
tijd tot tijd bijzondere opwekkingen en werkingen van Zijn Geest had
gegeven, dan zou er al vóór de Middeleeuwen geen
Christen meer bestaan hebben.
Het derde kenmerk is, de gelijkvormigheid met de wereld, met het
ongelovige mensengeslacht, waarmee zij zich verenigden en dat eindigde
in vereenzelviging daarmee. Van heel het gelovige geslacht uit de lijn
Seth, deze kwam voor Abel in de plaats, was alleen Noach als gelovige
met zijn gezin overgebleven.
Zien wij in onze bedeling ook niet eerst een geleidelijke geestelijke
achteruitgang en een steeds meer aan de wereld gelijkvormig worden van
de gelovigen en het zich daarmee vereenzelvigen? Kijk vandaag maar eens
om u heen? De wereld is niet alleen in de kerk gekomen, maar de kerk is
de wereld: “Het is kerk en wereld”.
Het vierde kenmerk: een reusachtige beschaving, maar goddeloos,
bestaande uit een zeer hoge ontwikkeling van cultuur, kunst, techniek
en wetenschappen met als centra grote wereldsteden. Kaïn was
de stichter van de eerste wereldstad.
U heeft misschien een heel andere voorstelling gemaakt van de dagen van
Noach, alsof het toen nog zo’n beetje een wilde horde was.
Ook dat wil de moderne theologie ons wijsmaken en zij zeggen, dat
Abraham eigenlijk de eerste mens was, die een beetje kon praten, omdat
er staat geschreven, dat God met Abraham kon spreken.
Men lacht hier misschien wel om, maar het is hoogst ernstig. Het is de
evolutietheorie, die de theorie van Kaïn is met zijn
nageslacht. De weg van Kaïn leert, dat door vermeerdering van
kennis en ontwikkeling de mens zichzelf verlossen kan. Volgens deze
theorie zou dus het verre voorgeslacht van de aap afstammen. Deze
dwaasheid wordt meer en meer geloofd.
Dat Adams intelligentie buitengewoon moet zijn geweest, is wel bewezen
door het feit, dat Adam alle dieren een naam moest geven, die door God
geschapen waren. Dit betekent niet, dat hij zo maar een naam kon
bedenken, zoals men vandaag ook maar de gekste namen voor zijn kinderen
bedenkt, maar als de Bijbel van naamgeving spreekt, dan moet die naam
het ware wezen uitdrukken en in dit geval het ware wezen van al de
dieren.
De Bijbelse naam drukt altijd het wezen, het diepe innerlijk er van
uit. Adam doorzag het wezen van elk dier, waar door hij hen ook de naam
kon geven, zoals het goed was.
Misschien vraagt u zich af, hoe men in die tijd tot zo’n
reusachtige hoge beschaving kon komen, maar daar waren heel
natuurlijke grondslagen voor. De eerste hiervan was, dat de
mensen een zeer hoge leeftijd bereikten. Zij werden
vóór de zondvloed bijna allen ongeveer 900 jaar
en stonden dichter bij hun Goddelijke oorsprong en zij beschikten over
een behoorlijke intelligentie en verstand en konden daardoor heel veel
ondervinden en zich verder ontwikkelen en hun kennis vermeerderen.
Daarbij kwam ook nog, dat zij allen één volk
waren en één spraak hadden, dat het proces
versneld en in de hand gewerkt moet hebben, vanwege de ene spraak. En
ook waren er geen belemmeringen van grenzen. Het is een beeld van de
eindtijd, want wat toen was, zal nu ook gaan gebeuren. Het streven naar
één taal. Het streven naar
één munteenheid. Het streven naar
één wereldleider. Het streven naar
één wereldregering.
God wil nog, dat de mensen zich zullen bekeren en behouden worden en
vandaar nog dit uitstel. Daarom kon het in die dagen ook tot
zo’n grote beschaving komen. Wij zien dat, naar de mate wij
hier een reusachtige beschaving en cultuur gaan krijgen, dat naar die
mate ook het kwade hand over hand toeneemt.
Uit enkele teksten willen wij zien, hoe het toen was. In Genesis 6:3.
“Mijn Geest zal niet altoos in de mens blijven, nu zij zich
misgaan hebben; hij is vlees; zijn dagen zullen honderd twintig jaar
zijn”. Dan in vers 5. “Toen de Here zag, dat de
boosheid des mensen groot was op de aarde en al wat de overleggingen
van zijn hart voortbrachten te allen tijde slechts boos was”.
Vervolgens nog verder in vers 11 en 12. “De aarde nu was
verdorven voor Gods aangezicht, en de aarde was vol geweldenarij. En
God zag de aarde aan, en zie, zij was verdorven, want al wat leeft had
zijn weg op de aarde verdorven”. Ziet u de toestand van toen?
Het is een beeld van de toestand van onze bedeling. Wij zien dezelfde
volgorde.
Het vijfde kenmerk is de afval en het daarop komende gericht van God,
de catastrofe van de zondvloed. Zo zal het ook gaan met onze
tijdsbedeling, onherroepelijk. Wij hebben nu eerst een overzicht gezien
van de twee tijdsbedelingen en nu gaan wij de ure der verzoeking er van
zien en vooral de inleiding tot die ure der verzoeking.
Want daar hebben wij in onze tijdsbedeling mee te maken, omdat wij als
Gemeente tijdens de ure der verzoeking niet meer hier zullen zijn. In
de tweede tijdsbedeling zien wij het sterk vermenigvuldigen van de
mensen op aarde. Dat moet dus een bevolkingsexplosie zijn geweest, wat
wij vandaag ook zien, want de mensen vermenigvuldigen zich zeer op
aarde en vandaar, dat overal geboortebeperking naar voren wordt
gebracht, omdat men er geen raad mee weet met die vermenigvuldiging van
de mensen op aarde.
Zoals toen de zedeloosheid toenam, zien wij dat vandaag ook. Wij lezen
in Genesis 6:1 en 2. “Toen de mensen zich op de aarde
begonnen te vermenigvuldigen en hun dochters geboren werden, zagen de
zonen Gods, dat de dochters der mensen schoon waren, en zij namen zich
daaruit vrouwen, wie zij maar verkozen”.
Het was dus niet zo, dat iedere man zijn eigen vrouw had, maar zij
namen zich vrouwen, die zij zich maar verkozen. Hier zien wij reeds de
voorloper van de tegenwoordige nieuwe zeden- en huwelijksmoraal.
Ook de apostel Paulus heeft hiervan al melding gemaakt in 1
Timoteüs 4:1-3a. “Maar de Geest zegt nadrukkelijk,
dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, doordat
zij dwaalgeesten en leringen van boze geesten (demonen) volgen, door de
huichelarij van leugensprekers, die in hun eigen geweten gebrandmerkt
zijn, het huwelijk verbieden”.
De meeste denken, dat hier het celibaat bedoeld wordt. Neen, het
betekent heel iets anders. Vele predikanten en geestelijke leiders
leren, dat de huwelijkssluiting ouderwets is en dat God het in het
begin helemaal niet zo heeft ingesteld. Zij verkondigen het vrije
huwelijk als de nieuwe vorm. Hier zien wij duidelijk de afval, waarvan
Paulus ook spreekt in 2 Tessalonicenzen 2:3. “Laat niemand u
misleiden, op welke wijze ook, want eerst moet de afval komen en de
mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs”.
Zo zag Paulus het dus ook al in die dagen. Maar de nieuwe huwelijks- en
zedenmoraal van vandaag heeft nog meer gevolgen, want het gaat gepaard
met een toenemende bezetting van het menselijk geslacht met de
geestenwereld, waaruit weer de reuzen geboren worden.
Hiermee komen wij op een heel bijzonder punt, dat wij ook vinden in
Genesis 6:2. ”zagen de zonen Gods, dat de dochters der mensen
schoon waren, en zij namen zich daaruit vrouwen, wie zij maar
verkozen”. Men zegt wel eens, dat deze zonen Gods de gelovige
lijn was uit Seth, maar dat kan niet. In het Oude Testament en vooral
in het boek Genesis, wordt met “zonen Gods” altijd
“engelen” bedoeld en nooit anders.
Teksten
in de Bijbel over de eindtijd
A: Introductie.
Openb.22:10 Houd de profetie van dit boek niet geheim, want de tijd is
nabij.
In dit document worden vele hoofdstukken uit de Bijbel genoemd die op
de een of andere manier en in meerdere of mindere mate te maken hebben
met de eindtijd en daarna. De 89 hoofdstukken van de vier
evangeliën geven ons een verslag van het hart van Jezus en de
demonstratie van kracht tijdens Zijn eerste komst naar de aarde, waarna
Hij naar het kruis van Golgotha ging om de prijs voor onze verlossing
te betalen. Maar de hoofdstukken in dit document geven ons een verslag
van het hart van Jezus en de demonstratie van kracht in de eindtijd en
tijdens Zijn tweede komst, wanneer Hij naar de aarde komt om de macht
over te nemen en Zijn troon te vestigen in Jeruzalem. Deze hoofdstukken
tonen ons allemaal dezelfde Jezus die in de kracht van dezelfde Heilige
Geest opereert als tijdens Zijn eerste komst. Maar er zijn wel twee
keer zoveel hoofdstukken in de Bijbel die spreken over Zijn tweede
komst dan over Zijn eerste komst. Wij moeten niet onwetend zijn over
deze vele hoofdstukken met betrekking tot de tweede komst van Jezus,
van wie wij houden vanwege Zijn eerste komst naar de aarde. Want de
generatie waarin de Heer terugkeert is wel de generatie in de Bijbel
die het meest beschreven wordt. Jezus heeft dit gedaan om Zijn Bruid
voor te bereiden op de eindtijd, zodat zij in grote liefde kan
overwinnen tijdens de meest dramatische periode van menselijke
geschiedenis.
Van elk genoemd hoofdstuk zal een zeer korte beschrijving gegeven
worden in de relatie met de eindtijd, het duizendjarige vrederijk en
het eeuwige koninkrijk van God. Omdat niet alle genoemde hoofdstukken
even duidelijk over de eindtijd profeteren, en sommige daarvan niet
door iedereen even duidelijk gezien zullen worden als een hoofdstuk
over de eindtijd, is het goed om het principe van dubbele vervulling in
de gaten te houden. Dit principe heeft te maken met het feit dat
sommige profetieën in het Oude Testament een eerste vervulling
hebben gehad in de tijd van het Oude Testament, maar volledige
vervulling zal plaatsvinden in de toekomst. De toekomstige volledige
vervulling van “negatieve” profetieën
zullen tijdens de Grote Verdrukking zichtbaar worden, en de toekomstige
volledige vervulling van positieve profetieën zullen tijdens
het duizendjarige vrederijk vervuld worden. Een voorbeeld daarvan is
Luc.4:18, waar Jezus de tekst uit Jes.61:1-3 citeerde met betrekking
tot Zijn eerste komst, maar het is duidelijk dat verreweg de meeste
details van Jes.61 niet tijdens Zijn eerste komst vervuld zijn. De
meeste informatie uit Jes.61 zal vervuld worden nadat Jezus is
teruggekeerd en de volheid van Zijn heerschappij op de aarde heeft
gevestigd in het millennium. En zo geldt dat voor meerdere
profetieën in het Oude Testament, die een gedeeltelijke
vervulling hebben gehad op een bepaald moment in het verleden, maar die
een volledige vervulling zullen hebben in de generatie waarin de Heer
terugkeert. Soms kan gedeeltelijke vervulling ook dienen als een
profetisch beeld van toekomstige gebeurtenissen aan het einde van de
natuurlijke geschiedenis. Daarbij moeten we goed in de gaten houden dat
de profeten uit de tijd van het Oude Testament vaak niet begrepen
hebben waarover ze hebben geprofeteerd, maar daar hebben ze wel gretig
naar gezocht.
1Petr.1:10-12 Wat die redding inhoudt, trachtten de profeten te
achterhalen toen ze over de genade profeteerden die u ten deel zou
vallen. Zij probeerden vast te stellen op welke tijd en op welke
omstandigheden Christus’ Geest, die in hen werkzaam was,
doelde toen deze hun zei dat Christus zou lijden en daarna in Gods
luister zou delen. Hen werd geopenbaard dat deze boodschap niet voor
henzelf bestemd was maar voor u, en nu is deze boodschap u verkondigd
door hen die u het evangelie hebben gebracht, gedreven door de Heilige
Geest die vanuit de hemel werd gezonden.
Genesis 1.
Gen.1:26-28 God zei: Laten Wij mensen maken die Ons evenbeeld zijn, die
op Ons lijken; zij moeten heerschappij voeren over de vissen van de zee
en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over
alles wat daarop rondkruipt. God schiep de mens als Zijn evenbeeld, als
evenbeeld van God schiep Hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep Hij de
mensen. Hij zegende hen en zei tegen hen: Wees vruchtbaar en word
talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag: heers over de
vissen van de zee, over de vogels van de hemel en over alle dieren die
op de aarde rondkruipen.
Direct al het eerste hoofdstuk van de Bijbel profeteert over de
koninklijke rol die de mensheid zal spelen in het koninkrijk van God op
de aarde; deze koninklijke heerschappij van de mens zal zijn hoogtepunt
beleven in het millennium (Openb.20:6) en in het eeuwige koninkrijk van
God in de nieuwe hemel en op de nieuwe aarde (Openb.22:5).
Genesis 2.
Gen.2:18 God, de HEER, dacht: Het is niet goed dat de mens alleen is,
Ik zal een helper voor hem maken die bij hem past.
Gen.2:24 Zo komt het dat een man zich losmaakt van zijn vader en moeder
en zich hecht aan zijn vrouw, met wie hij één van
lichaam wordt.
Dit hoofdstuk heeft vanzelfsprekend een natuurlijke vervulling in Adam
en Eva, maar het Nieuwe Testament maar duidelijk dat bovengenoemde
teksten ook een profetische vervulling hebben in Jezus Christus. Want
Adam, de eerste mens, is een profetische schaduw van de tweede mens,
Jezus Christus; Adam is een voorafbeelding van Hem die veel later komen
zou (Rom.5:14b). Deze beide teksten spreken profetisch van het
emotionele hart van Jezus die op zoek is naar een Bruid die bij Hem
past; vooral de profetische betekenis van Gen.2:24 wordt duidelijk
bewezen door de apostel Paulus in Efez.5:31-32.
Genesis 3.
Gen.3:15 Vijandschap sticht Ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw
nageslacht en het hare,
zij verbrijzelen je kop, jij bijt hen in de hiel.
Deze tekst wordt altijd uitgelegd als de strijd tussen het koninkrijk
van God en het rijk van de duisternis, waarbij Jezus als eerste de
duivel heeft overwonnen op het kruis van Golgotha (Kol.2:15), maar
waarbij de gelovigen van de eindtijd de duivel zullen overwinnen door
het bloed van het Lam, het woord van hun getuigenis en hun bereidheid
tot het martelaarschap (Openb.12:11). Als gevolg daarvan worden de
duivel en zijn engelen verslagen door de aartsengel Michaël en
zijn engelen, met als resultaat dat de duivel uit de hemel verdreven en
op de aarde wordt gegooid (Openb.12:7-9). Daarna volgt de eindtijd, die
eindigt met de val van satan in de onderaardse put (Openb.20:1-3), en
uiteindelijk wordt hij in de eeuwige poel van vuur geworpen
(Openb.20:10).
Genesis 4 + 5.
Openb.22:11 Wie onheil aanricht zal nog meer onheil aanrichten, en wie
onrein is zal nog onreiner worden. Wie goed doet zal nog meer goed
doen, en wie heilig is zal nog heiliger worden.
In deze twee hoofdstukken tekent zich het eerste begin van de grote
scheiding in de hele menselijke geschiedenis af, een scheiding die
voltooid zal worden in de eindtijd volgens de woorden van Openb.22:11.
Het offer van Abel werd door de Heer beter geacht dan het offer van
Kaïn, omdat hij het vanuit geloof bracht (Hebr.11:4), en omdat
hij als een rechtvaardige werd gezien (Matt.23:35), en ook als een
profeet (Luc.11:51). Kaïn was in zijn hart al een moordenaar,
omdat zijn daden slecht waren; na het afwijzen van zijn offer deed hij
wat al in zijn hart leefde, namelijk zijn broer vermoorden (1Joh.3:12).
De zevende afstammeling van Adam via de lijn van Seth was Henoch, de
profeet (Judas vs.14-15), maar de zevende afstammeling van Adam via de
lijn van Kaïn was Lamech, de moordenaar (Gen.4:23-24). Deze
twee afstammelingen van Adam staan model voor de mensheid van de
eindtijd.
Genesis 6 - 8.
Luc.17:24-27 Want zoals de bliksem licht geeft wanneer hij van de ene
naar de andere kant van de hemel flitst, zo zal de Mensenzoon
verschijnen...... En zoals het eraan toeging in de dagen van Noach, zo
zal het ook zijn in de dagen van de Mensenzoon: ze aten, ze dronken, ze
huwden, ze werden uitgehuwelijkt, tot aan de dag waarop Noach de ark
binnenging en de vloed kwam die iedereen verzwolg.
Deze woorden van Jezus leggen een duidelijk verband tussen de zondvloed
in de dagen van Noach en de oordelen van de zeven schalen uit Openb.16,
waarmee ook deze hoofdstukken een duidelijke profetische betekenis
hebben voor de eindtijd.
Genesis 10 - 11.
Gen.10:8-10 Kus was ook de vader van Nimrod, die de eerste machthebber
op aarde was.
Hij was een geweldig jager, door niemand overtroffen. Vandaar het
gezegde: Een jager zonder weerga, een tweede Nimrod. De kern van zijn
rijk werd gevormd door Babel, Uruk, Akkad en Kalne, in Sinear.
In Gen.10-11 zien we de eerste occulte samenzwering tegen de soevereine
heerschappij van God op de aarde, het begin van het rijk Babylon dat in
de eindtijd zijn dieptepunt zal vinden in de hoer van Babylon
(Openb.17-18). De Heer noemde Babel in het boek van de profeet Jeremia
“Leb-Kamai”, wat letterlijk “het hart van
mijn tegenstander” betekent, waarmee de Heer aangeeft dat
Babel de oorsprong is van alles en iedereen die zich in rebellie en
ongeloof tegen God verzet (Jer.51:1).
Genesis 12 - 24.
Jes.51:1-3 Luister naar Mij, jullie die gerechtigheid najagen, jullie
die de HEER zoeken. Kijk naar de rots waaruit je gehouwen bent, naar de
diepe groeve waar je gedolven bent. Kijk naar Abraham, jullie vader,
naar Sara, die jullie heeft gebaard; toen Ik hem riep was hij alleen,
maar Ik heb hem gezegend en talrijk gemaakt. De HEER troost Sion, hij
biedt troost aan haar ruïnes. Hij maakt haar woestenij aan
Eden gelijk, haar wildernis wordt als de tuin van de HEER. Het zal een
oord zijn van vreugde en gejuich, waar muziek en lofzang klinken.
Gen.12-24 zijn de hoofdstukken waarin God een verbond met Abraham
sluit; in de eindtijd zal de Heer het Joodse volk wijzen op dit
verbond, terwijl de antichrist grote verwoestingen in het land
Israël aanricht. De Heer belooft in Jes.51 dat Hij na Zijn
tweede komst als de Messias van Israël alles in het land weer
zal herstellen op grond van Zijn verbond met hun vader Abraham. Gods
verbond met Abraham heeft in het boek Genesis dus een duidelijke
eschatologische betekenis. Deze verbondssluiting wordt vooral genoemd
in Gen.12:1-3, 13:14-17, 15:4-21, 17:1-21, 22:15-18, maar de Heer
bevestigde Zijn verbond met Abraham ook aan Isaäk (Gen.26:2-4,
23-24), en ook aan Jakob (Gen.28:12-15, 35:9-12). En de Heer beloofde
aan Abraham dat Hij hem tot een groot volk zou maken (Gen.12:2, 13:16,
15:4-5, 17:6, 18:18, 22:17), en dat zijn lichamelijke nakomelingen -
dat is het volk Israël - het land Kanaän voor eeuwig
zouden bezitten (Gen.12:7, 13:14-15+17, 15:7+18, 17:8). Dit alles zal
resulteren in een grote zegen voor de hele aarde (Gen.12:3, 18:18,
22:18, 28:14). Het feit dat God aan Abraham beloofde dat zijn
lichamelijke afstammelingen - het etnische Israël - het land
Kanaän voor eeuwig in bezit zouden krijgen volgens een eeuwig
verbond, betekent dat Israël nooit zal ophouden te bestaan als
nationale eenheid. Want wanneer Israël als een natie zou
ophouden te bestaan, kan dit volk nooit het land voor eeuwig bezitten,
en dan kan ook Gods verbond met Abraham niet voor eeuwig bestaan.
Sommige delen van Gods verbond met Abraham zijn al vervuld, zoals Gods
belofte aan Abraham van persoonlijke rijkdom en zegen in zijn eigen
leven (Gen.24:1+35). Zijn naam is bekend geworden onder de volken op de
aarde, en God heeft hem vele nakomelingen gegeven ondanks de zeer vele
vervolgingen van Joden door de eeuwen heen. Abraham was
duidelijk een profeet van God (Gen.20:7, Ps.105:15) met een duidelijke
eschatologische visie op de toekomst.
Joh.8:56 Uw vader Abraham heeft zich erop verheugd Mijn dag te zien en
hij heeft die gezien en zich verblijd (NBG’51).
Hebr.11:8-10 Door zijn geloof ging Abraham, toen hij geroepen werd,
gehoorzaam op weg naar een plaats die hij in bezit zou krijgen, en hij
ging op weg zonder te weten waarheen. Door zijn geloof trok hij naar
het land dat hem beloofd was maar hem nog niet toebehoorde. Samen met
Isaak en Jakob, mede-erfgenamen van de belofte, woonde hij daar in
tenten omdat hij uitzag naar een stad met fundamenten, door God Zelf
ontworpen en gebouwd.
Exodus 1-15.
Micha 7:15-17 Als in de dagen van de bevrijding uit Egypte laat Ik dit
volk wonderbaarlijke
daden zien. De volken zullen het zien en beschaamd staan, beroofd van
hun kracht, doof en met de hand op de mond. Ze zullen stof likken als
een slang, als dieren die kronkelen over de grond. Sidderend zullen ze
uit hun burchten komen, vol ontzag voor de HEER, onze God.
Ze zullen u vrezen!
Deze profetische uitspraak van de profeet Micha maakt duidelijk dat de
uittocht uit Egypte een eschatologische betekenis heeft voor de
eindtijd; de farao van Egypte is een prototype van de antichrist, en de
wonderen en tekenen van Mozes zijn een profetisch beeld van de
apostolische wonderen en tekenen van de eindtijd (Openb.11:5-6).
Diverse kenmerken van de oordelen van God in het boek Exodus vinden we
ook terug in de oordelen van de zegels, bazuinen en schalen, zoals ik
dat besproken heb in de betreffende documenten. Het lied van Mozes uit
Ex.15 wordt ook genoemd in Openb.15:3-4, waarmee dus de eschatologische
betekenis van Ex.15 duidelijk bevestigd is. En zoals Israël
uitbundig danste en zong voor de Heer (Ex.15:20-21), zo zal dit volk
ook in de eindtijd onder de leiding van Jezus Christus opnieuw vol
vreugde door de woestijn trekken op weg naar het land Israël
(Ps.68:5-11, Ps.68:25-28, Jer.31:2-4, Hos.2:16-18, Openb.12:14).
Exodus 19.
Ex.19:3-6 Zeg tegen het volk van Jakob, laat de kinderen van
Israël weten: Jullie hebben gezien hoe Ik ben opgetreden tegen
Egypte, en hoe Ik je op adelaarsvleugels gedragen heb en je hier bij
Mij heb gebracht. Als je Mijn woorden ter harte neemt en je aan het
verbond met Mij houdt, zul je een kostbaar bezit voor Mij zijn,
kostbaarder dan alle andere volken, want de hele aarde behoort Mij toe.
Een koninkrijk van priesters zul je zijn, een heilig volk.
In dit hoofdstuk lezen we hoe de Heer Zijn verbond met Abraham op een
prachtige manier een nieuwe invulling geeft, want in Zijn woorden tegen
Israël maakt Hij duidelijk welk een unieke roeping dit volk
heeft; zij zijn voorbestemd om een koninkrijk van priesters te zijn.
Maar deze roeping heeft een eschatologische betekenis, omdat we deze
roeping voor alle gelovigen in Jezus Christus tegenkomen in Openb.1:6,
5:10, 20:6. Bovendien wordt deze roeping gekoppeld aan het plan van de
Heer om de hele aarde aan Zijn heerschappij te onderwerpen. Dat geeft
deze bevestiging van Gods verbond met Israël een zeer
duidelijke eschatologische betekenis, wat nog bevestigd wordt door het
feit dat Jezus bij Zijn tweede komst Zijn eerste lichamelijke contact
met de aarde zal hebben op de berg Sinaï (Ps.68:18), dezelfde
berg als in Ex.19.
Leviticus 26.
Dit hoofdstuk bevat Gods beloften van zegeningen voor Israël
wanneer dit volk gehoorzaam is aan Zijn woord en de verbondsrelatie met
Hem onderhoudt, maar dit hoofdstuk bevat ook vele waarschuwingen over
disciplinaire strafmaatregelen wanneer dit volk niet gehoorzaam is aan
Gods woord. Dit hoofdstuk heeft al gedeeltelijke vervullingen gekend
tijdens de zeer roerige geschiedenis van Israël, vooral
tijdens de Babylonische ballingschap (586 voor Chr.) en de verwoesting
van Jeruzalem (70 na Chr.). Lev.26:14-39 spreekt over de veelvoudige
bestraffing van de Heer over de rebellie van Zijn volk om de kracht
waarop zij zich beroemen te breken (Lev.26:19, Dan.12:7). Maar de
laatste en grootste vervulling van dit hoofdstuk zal in de eindtijd
plaatsvinden, wanneer het overblijfsel van Israël zich
volledig tot de Heer zal bekeren van al zijn zonde en goddeloosheid
(Lev.26:40, Hos.3:5, 5:15).
Numeri 23-24.
Num.24:17-19 Wat ik zie is niet in het heden, wat ik waarneem is niet
nabij. Een ster komt op uit Jakob, een scepter uit Israël. Hij
verbrijzelt Moab de slapen, de kinderen van Set slaat hij neer. Het
land van zijn vijand verovert hij, het land van Edom en Seïr.
Israël wordt machtig en sterk, uit Jakob staat een heerser op.
Wie ontkomt uit de stad brengt hij om.
Deze twee hoofdstukken uit Numeri bevatten vier profetieën van
Bileam over Israël, en sommige van deze profetieën
zijn gedeeltelijk vervuld door David en andere koningen, die de
vijanden van Israël verslagen hebben. Maar de grootste
vervulling van deze profetieën zal in de eindtijd bij de
tweede komst van Jezus vervuld worden, wanneer Jezus Zelf de vijandige
naties zal verwoesten. Jezus wordt in Num.24:17 beschreven als de ster
die uit Jakob komt, en als de scepter die uit Israël
tevoorschijn komt om vijandige naties te verwoesten. Met name wordt
Edom als vijandig genoemd, en de vervulling van deze tekst staat in
Jes.34, 63:1-6 en Hab.3:3, waar over de komst van Jezus via Edom
geprofeteerd wordt.
Deuteronomium 28-30.
Deut.28:49-51a Zoals een arend onverwacht opdoemt, zo zal uit de verste
uithoek van de wereld een volk op u afkomen. De HEER stuurt een volk
dat een onverstaanbare taal spreekt en meedogenloos optreedt, zonder uw
oude mensen te ontzien en uw kinderen te sparen. Ze verslinden alles
wat uw vee en uw land voortbrengen, tot u niets meer over hebt.
Deze drie hoofdstukken van Deuteronomium lopen parallel met Leviticus
26; de zegeningen zijn dezelfde en ook de disciplinaire
strafmaatregelen, maar Deut.28 is veel uitgebreider en veel
gedetailleerder dan Lev.26 in het beschrijven van de vervloekingen. In
vers 49-51 wordt de komst van de antichrist uit de verste uithoek van
de wereld beschreven; deze beschrijving komt nauwkeurig overeen met de
komst van de antichrist in Ezech.38-39, waar ook wordt gesproken over
zijn komst uit het uiterste noorden (Ezech.38:6+15, 39:2). De volledige
vervulling van deze vervloekingen zal tijdens de Grote Verdrukking
plaatsvinden, maar de volledige vervulling van de zegeningen in
Deut.28:1-13 zal in vervulling gaan tijdens het duizendjarige vrederijk.
Deuteronomium 32.
Deut.32:43 Laat alle volken Zijn volk toejuichen, omdat Hij het bloed
van Zijn dienaren wreekt; Hij neemt wraak op Zijn vijanden en de schuld
van Zijn land en Zijn volk wist Hij uit.
Dit lied van Mozes wordt ook gezongen op de glazen zee in Openb.15:3.
Het is een lied dat het leiderschap van de Heer beschrijft met
betrekking tot de onbetrouwbaarheid van Israël en Zijn
Goddelijke plan om Israël te verlossen en tot een zegen voor
de hele aarde te maken in het millennium.
Gods verbond met David.
1Sam.13:14 De HEER zal een man naar Zijn hart zoeken en hem aanstellen
tot vorst over Zijn volk.
Hand.13:22b ...... In David, de zoon van Isaï, heb Ik een man
naar Mijn hart gevonden, die geheel naar Mijn wil zal handelen.
Omdat David een man naar Gods hart was, sloot God met hem een verbond,
en dit verbond staat opgeschreven in 2Sam.7:11-16 en 1Kron.17:10-14. Er
zijn nog verschillende andere Bijbelgedeelten die verwijzen naar Gods
verbond met David (2Sam.23:5, 2Kron.7:18, 21:7, Ps.89:4-5, 28-30,
34-37, Jes.55:3, Jer.33:14-26). God beloofde David een eeuwigdurende
geslachtslijn en een eeuwige troon en koninkrijk, en Jezus zal bij Zijn
tweede komst voor eeuwig plaatsnemen op de troon van David in
Jeruzalem. Het aan David beloofde koninkrijk is het natuurlijke land en
het natuurlijke volk Israël, en hoewel het duidelijk is dat
Jezus op dit moment al koninklijke heerschappij en autoriteit uitoefent
aan de rechterhand van de Vader in de hemel, maakt de Bijbel ook
duidelijk dat Jezus de beloften van God aan David zal vervullen door in
de toekomst te heersen over een natuurlijk koninkrijk op deze aarde
vanuit Jeruzalem. Daarmee krijgt Gods verbond met David duidelijk
eschatologische perspectieven.
Psalm 2.
Deze psalm spreekt in vers 1-3 over de rebellie van de politieke
leiders op de aarde, die in de eindtijd zichzelf overgeven aan de
verleidingen van de hoer van Babylon (Openb.17:18, 18:3+9). Wanneer het
economisch-religieuze systeem van de hoer vernietigd is door de
antichrist en zijn handlangers (Openb.17:16), zullen de politieke
leiders van de aarde worden gedwongen om zich te schikken naar de macht
van de antichrist (Openb.13:7b). De woede van deze politieke leiders
tegen God zal zich botvieren op de volgelingen van Jezus, zoals dat ook
ten dele in de eerste gemeente van het boek Handelingen gebeurde
(Hand.4:25-31). Maar de door God gezalfde koning - dat is onze Heer
Jezus - zal volgens vers 9 de volken op de aarde stukslaan met Zijn
staf, zoals genoemd wordt in Openb.2:26-28, 12:5, 19:15. Daarmee is
aangetoond dat deze psalm een psalm over de eindtijd is.
Psalm 9.
Deze psalm spreekt over de Heer die zetelt op de Sion (vers 12), waar
Hij Zijn rechterstoel voor eeuwig onwrikbaar heeft neergezet (vers 8);
vanaf die plaats (vers 5) bestuurt Hij de wereld naar recht en wet, en
berecht Hij alle volken eerlijk (vers 9). Hij heeft de volken bedreigd
en de goddelozen omgebracht, en Zijn vijanden zijn voor eeuwig uit de
herinnering verdwenen (vers 6-7). Deze psalm kan pas door
Israël gezongen worden nadat de Heer is teruggekeerd en heeft
plaatsgenomen op Zijn troon in de tempel van Jeruzalem (Matt.25:31).
Vandaar dat ook deze psalm pas volledig vervuld zal worden aan het
einde van de eindtijd en aan het begin van het millennium.
Psalm 14.
In deze psalm profeteert David over het volgroeid raken van de zonde
bij hen die zich volledig aan de zonde overgeven (Openb.9:20-21,
22:11a, Ps.2:1-3). Dit zal gebeuren in een tijd waarin velen het geloof
in Jezus de rug zullen toekeren (Matt.24:10-12, 2Tess.2:3, 1Tim.4:1-2,
2Tim.3:1-9, 4:3-4, 2Petr.2:1-3). Deze explosie van goddeloosheid zal
leiden tot een wereldwijde vloedgolf van anti-semitisme en
christenvervolging (vers 4). Deze psalm is identiek aan psalm 53.
Psalm 20.
Deze psalm zal in de eindtijd veelvuldig gebeden worden in het huis van
gebed, omdat het een strategische psalm voor geestelijke oorlogsvoering
is in partnerschap met Jezus, die de grootste vervulling van de koning
in deze psalm is.
Psalm 21.
Naarmate de eindtijd vordert en het einde dichtbij komt, zal deze psalm
ook veelvuldig in het huis van gebed gebeden worden, want de komst van
de Heer is vlakbij, en Hij zal volgens vers 9-10 Zijn vele vijanden met
vuur verteren zoals in Openb.19:15 met Zijn zwaard.
Psalm 22.
In deze psalm profeteert David in vers 2-22 over het lijden van Jezus,
maar daarna in vers 23-27 over Zijn taak als hogepriester in de hemel.
Vervolgens wordt in vers 28-32 gesproken over de glorieuze resultaten
van het volbrachte werk op het kruis van Golgotha bij Zijn tweede komst
(vers 28-29 ) en in het duizendjarige vrederijk (vers 30-32).
Psalm 24.
In deze psalm profeteert David over de tweede komst van Jezus, wanneer
Hij triomfantelijk Jeruzalem binnenkomt na de laatste definitieve slag
in het dal van Josafat; Jezus komt door de aloude ingangen van het
aardse Jeruzalem de stad binnen, waar Hij plaatsneemt op Zijn troon in
de aardse tempel (Matt.25:31). Overigens kan deze psalm ook gezien
worden als een vervulling van de hemelvaart van Jezus.
Psalm 45.
In deze psalm - een liefdeslied - wordt Jezus in vers 4-6 beschreven in
Zijn glorie waarmee Hij ten strijde zal trekken in de laatste grote
slag van de eindtijd (Openb.19:11-21). Tevens wordt gesproken over Zijn
troon die voor eeuwig zal vaststaan (vers 7), terwijl de Bruid van
Christus naast Jezus staat (vers 10). Hij zal Gods gerechtigheid en
recht over de hele aarde verspreiden, want daartoe heeft de Vader Hem
gezalfd (vers 8).
Psalm 46.
In deze psalm wordt geprofeteerd over de tsunami van Gods oordelen in
de eindtijd over de hele aarde (vers 3-4, 7, 9-10); maar wij krijgen de
zekerheid dat wij vrede kunnen ervaren temidden van de Grote
Verdrukking (vers 2). Deze psalm roept ons op om te mediteren op de
gebeurtenissen van de eindtijd (vers 9), zodat wij van tevoren in ons
hart voorbereid zijn op wat komen gaat. Deze psalm heeft een
gedeeltelijke eerdere vervulling gehad tijdens het koningschap van
David, maar het wereldwijde aspect van deze psalm (vers 10) zal in de
eindtijd vervuld worden. De wijdvertakte rivier is de rivier van levend
water zoals de profeet Ezechiël die zag in Ezech.47; deze
rivier is de aardse variant op de hemelse rivier van levend water in
het hemelse Jeruzalem (Openb.22:1-2).
Psalm 47.
Hoewel deze psalm een eerdere vervulling kan hebben gehad in de tijd
dat de ark van de Heer door David naar Jeruzalem werd gebracht
(2Sam.6), spreekt deze psalm toch over de Heer als de Koning over heel
de aarde (vers 3, 8-9). Ook wordt gesproken over de Heer die omhoog
stijgt op Zijn troon bij hoorngeschal (vers 6), waarbij feestelijke
liederen worden gezongen door mensen (vers 7-8). En terwijl Jezus op
Zijn troon zit, zijn de vorsten van Zijn volk bijeen (vers 10a), maar
dit vindt niet plaats in de hemel maar op aarde (vers 10b). Deze psalm
profeteert daarmee over het begin van Jezus’ heerschappij in
het millennium.
Psalm 48.
In deze psalm wordt gesproken over de militaire campagne van de
antichrist en Zijn legers via Harmagedon naar Jeruzalem, maar daar
wacht hen een zeer onaangename verrassing (vers 5-8). In deze psalm
wordt de schoonheid van Jeruzalem in het millennium beschreven, waarbij
we in vers 2-3 vooral moeten denken aan het hemelse Jeruzalem op de
noordflank van de berg Sion, terwijl vers 9-15 van toepassing is op het
aardse Jeruzalem dat op de zuidflank van de berg Sion ligt
(Ezech.40:2). Want in vers 10 wordt gesproken over de tempel van het
aardse Jeruzalem, omdat in het hemelse Jeruzalem geen tempel aanwezig
zal zijn (Openb.21:22).
Psalm 50.
In vers 1-3 wordt gesproken over het optreden van Jezus aan het einde
van de eindtijd en aan het begin van het millennium vanaf Zijn troon in
Jeruzalem (Matt.25:31), van waaruit Jezus optreedt als de Koning (vers
1), als de Bruidegom (vers 2) en als de Rechter (vers 3). In het eerste
deel (vers 4-15) spreekt Hij recht over Zijn volk, waarbij geen sprake
is van aanklacht (vers 8) maar wel van krachtige aansporing om God te
aanbidden (vers 14-15). Maar in het tweede deel (vers 16-23) is wel
sprake van een aanklacht (vers 21) en een oproep tot bekering (vers
22-23). Het aardse Jeruzalem wordt hier beschreven in haar schoonheid
zoals die ook geprofeteerd wordt in Jes.62:1-5.
Psalm 53.
In deze psalm profeteert David over het volgroeid raken van de zonde
bij hen die zich volledig aan de zonde overgeven (Openb.9:20-21,
22:11a, Ps.2:1-3). Dit zal gebeuren in een tijd waarin velen het geloof
in Jezus de rug zullen toekeren (Matt.24:10-12, 2Tess.2:3, 1Tim.4:1-2,
2Tim.3:1-9, 4:3-4, 2Petr.2:1-3). Deze explosie van goddeloosheid zal
leiden tot een wereldwijde vloedgolf van anti-semitisme en
christenvervolging (vers 4). Deze psalm is identiek aan psalm 14.
Psalm 58.
Deze psalm profeteert over de eindtijd-oordelen van Jezus tegen alle
goddeloosheid op de aarde en in vers 11-12 Zijn beloning voor de
rechtvaardigen. Vers 11 profeteert over het vurige optreden van Jezus
zoals in Ps.110:5-7, Jes.63:1-6 en Openb.14:14-20.
Psalm 65.
Psalm 65 kan gelezen worden als vervuld in de tijd van David, toen God
hem aan alle kanten rust had gegeven door hem van al zijn vijanden te
verlossen (2Sam.7:1), waardoor Israël in de grote vrede en
welvaart kon leven. Maar deze psalm kan ook gelezen worden als een
realiteit die vervuld zal worden na de tweede komst van Jezus, wanneer
Hij woont in de tempel op de berg Sion (vers 2). Het opstandige geraas
en tumult van de volken uit Ps.2:1-3 is volledig tot stilte gebracht
(vers 8) en tot aan de einden van de aarde heeft men ontzag voor de
Koning die in Jeruzalem woont (vers 9).
Psalm 67.
Deze psalm profeteert over de macht van Jezus waarmee Hij alle naties
op de aarde zal onderwijzen over Zijn wegen (vers 3), zodat alle volken
op de aarde ontzag voor Hem zullen hebben (vers 8).
Psalm 68.
Deze psalm profeteert over de tweede komst van Jezus (vers 2-4),
waarbij Hij op de berg Sinaï Zijn eerste contact met de aarde
maakt (vers 9+18). Daarna trekt Jezus door de woestijn om alle
gevluchte Joden weer terug te brengen naar het land Israël
(vers 5, 8-11, 25-28). Tijdens deze tocht vernietigt Hij alle vijanden
die zich verzetten tegen Zijn terugkeer naar Israël (vers
22-24, 31). De tocht begint op de Sinaï en eindigt in het
heiligdom van Jeruzalem (vers 18+35-36).
Psalm 72.
In deze psalm bidt David voor zijn zoon Salomo (vers 20), maar de
grootste vervulling van deze psalm wordt gevonden in de heerschappij
van Jezus over de hele aarde (vers 19); Zijn heerschappij zal
overvloedig voorzien in de behoeften van alle volken, en alle naties
zullen vervuld worden met Zijn glorie. In vers 10-11 brengen de
koningen van de aarde hun lof en eer aan Jezus zoals in Openb.21:24 ook
beschreven staat.
Psalm 74.
Deze psalm zal door de gelovige Joden in Israël gebeden
worden, wanneer de antichrist en zijn handlangers in de eindtijd
verwoestend tekeer gaan in het land Israël. Zie ook psalm 79.
Deze psalmen hebben een eerdere vervulling gehad in de verwoestingen
door het leger van Babylonië vanaf 606-586 voor Chr, en de
verwoestingen door Antiochus Epiphanes om 168-164 voor Christus.
Psalm 75.
Deze psalm profeteert over het moment waarop Jezus als de Rechter van
de hele aarde terugkomt om de volheid van Gods oordelen over de aarde
uit te gieten (vers 9), zoals ook geprofeteerd staat in
Openb.14:7+10+19-20.
Psalm 76.
Deze psalm profeteert over de tweede komst van Jezus als Rechter (vers
10), een proces dat begint in de hemel (vers 8-10), dat daarna vervolgd
wordt in het gebergte (vers 5-7) en dat eindigt in de slag om Jeruzalem
(vers 2-4).
Psalm 79.
Deze psalm zal net als psalm 74 door de gelovige Joden in
Israël gebeden worden, wanneer de antichrist en zijn
handlangers in de eindtijd verwoestend tekeer gaan in het land
Israël.
Psalm 80.
Ook psalm 80 zal net als psalm 74 en 79 door gelovige Joden in
Israël gebeden worden in de eindtijd, en de wereldwijde
gemeente zal Israël daarin ondersteunen met voorbede.
Psalm 83.
Ook psalm 83 zal net als psalm 74, 79 en 80 door gelovige Joden in
Israël gebeden worden in de eindtijd; tijdens de Grote
verdrukking zullen de Joden bidden om Gods bevrijding van de tien
koningen die antichrist ondersteunen. In vers 7-9 worden ook tien
volken genoemd die Israël met de ondergang bedreigen
(Openb.17:12).
Psalm 85.
Dit is een profetisch gebed voor de terugkeer van het volk
Israël naar het eigen land Israël, wanneer de Heer al
Zijn toorn tegen dit volk voorgoed van hen wegneemt (vers 5-6).
Psalm 87.
De volledige vervulling van deze psalm spreekt over de glorie van
Jeruzalem en het Joodse volk, dat zowel natuurlijk als geestelijk in
Sion geboren wordt (vers 5) tijdens de heerschappij van Jezus in het
duizendjarige vrederijk. Deze registratie van wedergeboren Joden wordt
ook genoemd in Hebr.12:23, waar zij ingeschreven zijn in het hemelse
Jeruzalem. Vers 4 spreekt over Rahab (= Egypte), Babel (=
Syrië en Irak), Filistea, Tyrus (= Libanon) en Nubië
(= Ethiopië), dwz het Midden-Oosten rondom Israël.
Hiermee wordt Jes.19:23-25 vervuld.
Psalm 89.
Deze psalm zal ook door het Joodse volk gebeden worden in de eindtijd,
waarbij de Joden zich beroepen op Gods verbond met David en Zijn
belofte van een eeuwig koninkrijk voor David en zijn nageslacht (vers
4-5, 29-30, 36-37). Vers 39-52 spreken over de zeer grote verwoestingen
die de antichrist en zijn handlangers aanrichten in Jeruzalem en
Israël.
Psalm 93.
In deze psalm wordt over Jezus geprofeteerd als de zegevierende
Koning-Strijder die ten strijde trekt tegen het woeste gebulder van
alle volken op de aarde; Zijn overwinning in de eindtijd zal resulteren
in wereldwijde vrede en stabiliteit (vers 1), omdat Zijn troon stevig
en vast in Jeruzalem is geplaatst (vers 2+5).
Psalm 96 - 99.
Deze vier psalmen profeteren over de tweede komst van Jezus, waarna de
hele aarde Hem vol ontzag zal aanbidden. Ps.96:1 spreekt over het
zingen van nieuwe liederen, en daarvan wordt negen keer in de Bijbel
gesproken, namelijk in Ps.33:3, 40:4, 96:1, 98:1, 144:9, 149:1,
Jes.42:10, Openb.5:9, 14:3. Behalve in Ps.33:3 en 40:4 wordt in al deze
teksten gesproken over de wereldwijde omvang van het zingen van nieuwe
liederen als gevolg van de tweede komst van Jezus. Deze nieuwe liederen
proclameren namelijk de nieuwe dingen die Jezus op de aarde doet
(Jes.40:9) als universele erkenning van het koningschap van Jezus.
Psalm 101.
Deze psalm profeteert over de rechtvaardige heerschappij van David als
koning over Israël, maar deze psalm heeft een grotere
vervulling in de rechtvaardige heerschappij van Jezus die de sleutel
van David heeft (Openb.3:7, Jes.22:22). De grootste vervulling van deze
psalm zal in Jeruzalem en Israël en zelfs over de hele aarde
plaatsvinden in het millennium.
Psalm 102.
Deze psalm profeteert in vers 1-12 over de wanhoop van Israël
in de eindtijd, maar daarna wordt er in vers 13-18 geprofeteerd over
het ingrijpen van Jezus bij Zijn tweede komst. Vervolgens wordt er in
vers 19-23 geprofeteerd over het herstel van Israël in het
millennium, terwijl vers 26-29 spreken over de eeuwige heerschappij van
Jezus (Hebr.1:10-12).
Psalm 110.
De volledige vervulling van deze psalm beschrijft de koninklijke
heerschappij van Jezus in het millennium, nadat Hij alle vijandige
naties heeft verslagen. Deze psalm wordt gedeeltelijk vervuld door de
bediening van Jezus d.m.v. de gemeente na Zijn opstanding en
hemelvaart. Psalm 110 is het gedeelte uit het Oude Testament dat het
meest geciteerd wordt in het Nieuwe Testament; Matt.22:44, Marc.12:36,
Luc.20:42, Hand.2:34, Hebr.1:13, 10:13 zijn rechtstreekse citaten uit
deze psalm. Maar er zijn nog 25 indirecte verwijzingen naar deze psalm
in het Nieuwe Testament. De twee hoofdthema's in psalm 110 zijn het
eeuwige koningschap en de hogepriesterlijke bediening van Jezus; in
deze psalm spreekt God de Vader tot Jezus als de Koning (vers 1) en tot
Jezus als de Hogepriester (vers 4).
Psalm 118.
Deze psalm profeteert over het lijden van Jezus (vers 10-14), over Zijn
opstanding (vers 17),
over Zijn hemelvaart (vers 19-21), over de uitstorting van de Heilige
Geest (vers 22-23) en over de tweede komst van Jezus in Jeruzalem (vers
24-29). Vers 25 bevat de Hebreeuwse woorden yasha + na (=
overwinning+nu), wat samengevoegd het woord hosanna oplevert; dit woord
werd door de Joden in Jeruzalem gebruikt, toen Jezus op een ezeltje de
stad binnenkwam (Matt.21:9). Maar Ps.118:26 zal ook door de Joden
geroepen worden, wanneer Jezus bij Zijn tweede komst de stad Jeruzalem
zal binnenkomen (Matt.23:39).
Psalm 122.
Deze psalm zal met vreugde door de Joden gezongen worden in het
millennium, wanneer zij optrekken naar Jeruzalem om daar de Heer te
aanbidden in de herbouwde tempel.
Psalm 132.
In deze psalm kijkt David profetisch vooruit naar de komst van Jezus,
die zal plaatsnemen op Zijn troon in de tempel van Jeruzalem (vers
13-18) als vervulling van Gods belofte aan David (vers 11).
Psalm 147.
In deze psalm wordt geprofeteerd over het herstel van de stad Jeruzalem
(vers 12-14) en de terugkeer van alle Joden die het land
Israël in de eindtijd ontvlucht zijn (vers 2-3).
Psalm 149.
In deze psalm wordt geprofeteerd over de manier waarop wedergeboren
Joden en gelovigen uit de heidenen in partnerschap met Jezus zullen
samenwerken om zowel de geestelijke machten van de duisternis als de
natuurlijke politieke leiders d.m.v. Gods oordelen buiten werking te
stellen en te bestraffen (Jes.24:21-23).
Hooglied 1 – 8.
Het boek Hooglied beschrijft de emoties van Jezus over Zijn Bruid,
terwijl zij door de zeer moeilijke reis van de eindtijd heengaat; aan
het eind van dit boek roept zij in 8:14 (NBG’51) om de
terugkeer van haar Bruidegom, zoals dat ook gebeurt in Openb.22:17.
Jesaja 2.
Het boek Jesaja is de beste natuurlijke beschrijving van de eindtijd,
gezien door de ogen van het volk Israël, terwijl het boek
Openbaring de beste geestelijke beschrijving van de eindtijd is, gezien
door de wedergeboren gelovigen. Het boek Hooglied beschrijft de
gevoelens van Jezus over Zijn Bruid in de eindtijd.
Jes.2:2-5 spreekt over de glorieuze rol van Jeruzalem in het
duizendjarige vrederijk, terwijl Jes.2:10-21 spreekt over het oordeel
van het zesde zegel (Openb.6:12-17); de ervaring van mensen in dit
oordeel zal daarna alleen nog maar versterkt worden in de oordelen van
de zeven bazuinen en zeven schalen (Luc.21:25-26).
Jesaja 4.
In Jes.4:2 spreekt het Hebreeuws over de Telg van de Heer, zoals dat
verder ook gebeurt in
Jer.23:5, 33:15 en Zach.3:8, 6:12. Jezus zal als de fascinerend mooie
Telg van de Heer over de aarde reageren tijdens het duizendjarige
vrederijk, terwijl Jeruzalem het middelpunt is van de glorie van God.
Jesaja 5.
In dit hoofdstuk wordt gesproken over het oordeel van God over
Israël in de eindtijd, maar deze profetie werd al gedeeltelijk
vervuld in de invasie van Assyrië (721 voor Chr.) en de
invasie van Babylonië (586 voor Chr.). Vers 30 spreekt over de
duisternis op de grote dag van de Heer, waarover ook Matt.24:29 spreekt
als aankondiging van de komst van Jezus.
Jesaja 9.
In vers 6 wordt gesproken over het koningschap van Jezus tijdens het
millennium als gevolg
van Zijn eerste komst (vers 5a) en Zijn tweede komst (vers 5b). Vers
3-4 spreken over het vreselijke juk van de antichrist, maar de komst
van Jezus maakt daaraan een einde; het gevolg is dat het volk
Israël verlost wordt uit zijn duisternis (vers 1), een
gebeurtenis die een eerste vervulling had bij de eerste komst van Jezus
(Matt.4:14-16), maar die volledig vervuld zal worden bij de tweede
komst van Jezus. Daardoor zal de vreugde van het volk Israël
bijzonder groot zijn (vers 2). Deze profetie werd ook gedeeltelijk
vervuld in de tijd van koning Hiskia, toen Juda werd aangevallen door
koning Sanherib van Assyrië, maar op een zeer wonderbaarlijke
wijze werd Juda verlost, waarna Hiskia en de Judeeërs
uitbundig de Heer bedankten en voor Hem feestvierden (2Kron.32:20-23).
Maar vers 5-6 werden toen nog niet vervuld. De troon van David in vers
6 spreken over de aardse dimensie van de heerschappij van Jezus in het
millennium.
Jesaja 11.
Jesaja 11 spreekt over de tweede komst van Jezus in de volledige kracht
en wijsheid van de Heilige Geest (vers 2), zodat Hij in staat is om een
rechtvaardig oordeel uit te spreken over zwakke en arme mensen (vers
3-4a), maar tegelijkertijd Gods oordelen uit te gieten over de
goddeloze en schuldige mensen (vers 4b). Zijn rechtvaardige optreden
zal de wereldwijde vrede van het duizendjarige vrederijk inluiden (vers
5-10). In die tijd zal de Heer ook de vele vluchtelingen van het Joodse
volk terugbrengen naar het land Israël (vers 11-16).
Jesaja 12.
Dit profetische lied zal door het volk Israël gezongen worden
na de eindtijd, wanneer de Heer Zijn volk bevrijd heeft van de
onderdrukking door de antichrist, en wanneer het millennium volgens de
beschrijving van Jes.11 begonnen is. In dit profetische lied zal het
volk Israël laten zien dat het volledig begrijpt waarom de
Heer Zijn volk door zulke grote verwoestingen heeft laten gaan
(Jer.23:20, Ezech.5:13).
Jesaja 13.
In dit hoofdstuk profeteert Jesaja over de val van Babylon aan het
einde van de natuurlijke geschiedenis. De Babylonische onderdrukking
van Juda van 606-539 voor Chr. kwam tot een einde, toen de stad Babylon
ingenomen werd door het Perzische leger in 539 voor Chr. In de tweede
eeuw voor Chr. was er vrijwel niets meer van de stad over, maar deze
stad zal weer op zijn oude lokatie herbouwd worden en gebruikt worden
als een hoofdkwartier van de antichrist. Dan zal deze stad een centrum
worden van wereldwijd occultisme en religie en als economisch
wereldcentrum, zoals beschreven wordt in Jes.13-14, Jer.50-51,
Openb.17-18; deze profetische hoofdstukken zijn nog niet volledig
vervuld.
Jesaja 14.
Eerst wordt er geprofeteerd over de terugkeer van het Joodse volk (vers
1-3), maar daarna wordt er gesproken over de definitieve nederlaag van
de duivel (vers 12-15), die al zijn macht aan de de antichrist heeft
gegeven (vers 16-23). In Jes.14:13-15 wordt beschreven, dat satan de
positie in de hemel wilde die voor de Bruid van Christus bestemd is;
omdat hij daarin niet geslaagd is, organiseert hij in de eindtijd de
hoer van Babylon om daarmee de Bruid van Christus aan te vallen.
Jesaja 15 - 16.
Dit is een profetie over Moab die in de tijd van het Oude Testament
gedeeltelijk vervuld is, maar Jes.16:4 spreekt over de antichrist als
de tiran van Moab, het huidige Jordanië, want daarna spreekt
vers 5 profetisch over de tweede komst van Jezus naar Jeruzalem, waar
Hij op de troon van David zal plaatsnemen als Rechter. Daarom is deze
profetie duidelijk ook een profetie over de eindtijd; Jes.25:10-12 is
een soortgelijke profetie over Moab die in de context van Jes.25 ook
duidelijk een profetie over de eindtijd is.
Jesaja 18.
Dit hoofdstuk is een profetie over Nubië, een oude naam voor
Ethiopië; uit vers 7 blijkt dat dit
een profetie over de eindtijd is. God belooft op te treden ten behoeve
van Ethiopië tegen de antichrist, wanneer diens legers door
Jezus worden verslagen bij Jeruzalem (vers 4-6); want vers 6 komt
overeen met Openb.19:17 en Ezech.39:17, zodat ook hiermee aangetoond is
dat dit een profetie over Ethiopië in de eindtijd is.
Dan.11:42-43 beschrijft hoe de antichrist het land Egypte en
Ethiopië binnenvalt, maar de Heer zal deze beide landen
bevrijden uit de onderdrukking door de antichrist. De bevrijding van
Egypte wordt in Jesaja 19 beschreven. Beide volken zullen geschenken
aan de Heer aanbieden als hun dankbaarheid voor Zijn bevrijding
(Jes.18:7, 19:21).
Jesaja 19.
Er zal een nationale opwekking in Egypte komen in de tijd van de tweede
komst van Jezus; daarna zal er een indrukwekkende samenwerking tussen
Egypte, Syrië en Israël komen, waardoor deze drie
landen een zegen zullen worden voor de hele aarde. In mijn document
over Gods plan voor Egypte in de eindtijd wordt dit uitvoerig besproken.
Jesaja 21.
De eerste profetie in dit hoofdstuk gaat opnieuw over Babylon in de
eindtijd; vers 2 spreekt over een aangrijpend visioen. De voorbidders
van de eindtijd in het huis van gebed staan op hun plaats om voorbede
te doen (vers 6-8), en daarna wordt er opnieuw geprofeteerd over de
tweeledig val van Babylon (vers 9). Vervolgens wordt er in vers 10 zeer
bemoedigend gesproken tot het volk van God, zoals ook in Openb.14:8,
18:20 en 19:1-3 profetisch tot het volk van God gesproken wordt.
Jesaja 24.
Dit hoofdstuk beschrijft de serie wereldwijde oordelen van God over de
hele aarde tijdens de Grote Verdrukking, en de aankondiging van de
tweede komst van Jezus (vers 14-15, 23). Op de dag van Zijn komst zal
Jezus afrekenen met de machten van de hemel en met de vorsten van de
aarde (vers 21).
Jesaja 25.
Dit hoofdstuk begint met een loflied (vers 1-5) zoals in Jes.12, waarna
Gods koninkrijk van het millennium wordt beschreven. Dit omvat een
feestmaal in Jeruzalem, dat toegankelijk is voor alle volken op de
aarde (vers 6), de vernietiging van de sluier van ongeloof (vers 7), de
vernietiging van de dood (vers 8a), welke pas zal plaatsvinden na
afloop van het millennium (1Kor.15:26, Openb.20:14). Ook wordt
gesproken over het volledige eerherstel van het volk Israël
(vers 8b-9).
Jesaja 26.
Jes.26 vormt het derde loflied dat in de eindtijd gezongen zal worden;
Jes.12 en 25:1-5 zijn de eerste twee lofliederen voor de eindtijd. Het
derde loflied gaat over de betrouwbaarheid van God, waarbij de Heer in
6:19 de opstanding belooft als Zijn antwoord op de angst dat er geen
opstanding zal zijn (6:14).
Jesaja 27.
Vanaf Jes.26:20 wordt het einde van de Grote Verdrukking ingeluid,
waarbij in Jes.27:1 de overwinning over de antichrist wordt
aangekondigd. Daarna wordt in een vierde loflied het herstel voor
Israël bezongen, en dit loflied over de wijngaard (27:2) is
het antwoord op het treurige klaaglied over de wijngaard in Jes.5:1-7.
Aan het einde wordt in 27:12 de terugkeer van de Israëlieten
in de eindtijd uit Egypte en Assyrië geprofeteerd.
Jesaja 28.
Dit hoofdstuk beschrijft het volk Israël dat in totale
verwarring is (vers 7-13) vanwege de trotse houding van het volk (vers
1-4); dat is het gevolg van een verbond dat Israël in de
eindtijd met de antichrist zal sluiten, een verbond met de dood (vers
15). Maar de antichrist zal dit verbond verbreken (Jes.28:18,
Dan.9:27), als gevolg waarvan er grote verwoesting in het land zal
worden aangericht (vers 17-22). Maar Gods antwoord bestaat uit de komst
van Jezus als de kostbare hoeksteen van Israël (vers 16). Dit
is Gods wonderbaarlijke handelen met Zijn volk Israël (vers
29). Maar dit is ook de tijd dat de gemeente van Jezus Christus uit de
heidenen Israël te hulp zal schieten; de gemeente wordt hier
beschreven als een volk dat in tongen spreekt (Jes.28:10-11,
1Kor.14:21).
Jesaja 29.
In vers 1-8 wordt de agressie van de antichrist tegen Israël
en Jeruzalem (vers 1-4) en de laatste slag in het dal van Josafat (vers
5-8) beschreven; want God zal de naties van de aarde tegen Jeruzalem
verzamelen (Joël 4:2, Sef.3:8, Zach.12.12:2-3, 14:1-3). Dit
gedeelte werd overigens gedeeltelijk vervuld door de wonderbaarlijke
overwinning van de Heer over het leger van koning Sanherib van
Assyrië (Jes.36-37). In vers 17-24 wordt het herstel van
Israël in het millennium aangekondigd, nadat dit volk vele
eeuwen lang geestelijk verblind is geweest (vers 9-16).
Jesaja 30 - 33.
Jes.30 profeteert over het volgroeid raken van de rebellie van
Israël in de eindtijd (vers 9-17), waarna de Heer Zijn volk
zal herstellen (vers 18-26); het hoofdstuk eindigt met Gods oordeel
over de antichrist en zijn legers (vers 27-33). Dit hoofdstuk heeft een
eerdere gedeeltelijke vervulling gehad in de tijd van het Oude
Testament. Ook Jes.31 profeteert over de nationale bekering van
Israël en de bevrijding uit de greep van de antichrist; de
nationale bekering van vers 7 heeft niet plaatsgevonden in de tijd van
Hiskia. Assyrië vormt in deze hoofdstukken een profetisch
beeld van de antichrist en zijn handlangers, waardoor deze hoofdstukken
profetisch spreken over de periode van de Grote Verdrukking. Want de
gedeelten over het herstel van Israël in 30:23-26, 32:1-2,
15-20, 33:17-24 zijn nog nooit volledig vervuld in de geschiedenis van
Israël, maar dit zal wel het geval zijn in het millennium.
Jesaja 34.
Vers 1-3 spreekt over het verzamelen van alle volken op de aarde bij
Jeruzalem, waarna de laatste slag in het dal van Josafat plaatsvindt;
vers 4 beschrijft ook verschillende kenmerken van de eindtijd. Vers
5-17 profeteert over de verwoesting van Edom tijdens de tocht van Jezus
vanaf de Sinaï naar Jeruzalem, zoals ook in Jes.63:1-6 en
Hab.3:2 geprofeteerd staat.
Jesaja 35.
In dit hoofdstuk profeteert Jesaja over het herstel van het volk en het
land Israël in de tijd van het millennium; hoewel deze
profetie in geringe mate vervuld is in de terugkeer van de Joden uit de
Babylonische ballingschap, zijn veel van de hier genoemde details nog
nooit vervuld in de geschiedenis van het Joodse volk. De geopende ogen
van blinden en de ontsloten oren van doven, het dansen van verlamden en
het spreken van stommen (vers 5-6), de heilige weg (vers 8-9) en de
eeuwige vreugde (vers 10) zullen pas vervuld worden, wanneer Jezus
Jeruzalem binnentrekt en plaatsneemt op Zijn troon in de tempel.
Jesaja 40 - 46.
Deze zeven hoofdstukken profeteren elk op hun eigen manier over de
tweede komst van Jezus (40:10), waarbij Zijn glorie geopenbaard zal
worden (40:5), en waarin ook veelvuldig gesproken wordt over het
herstel van Israël (41:8-20, 43:1-7, 43:18-21, 44:1-5,
46:8-13). Ook deze hoofdstukken hebben een beperkte vervulling gehad in
de tijd van het Oude Testament na de terugkeer van de Joden uit de
Babylonische ballingschap. Ook hebben sommige teksten betrekking op de
eerste komst van Jezus (40:3-4). Vijandige naties worden door de Heer
verslagen (41:11-12, 42:13), en Gods gerechtigheid zal de aarde
vervullen (42:1-9) in de context van een wereldwijde beweging van
aanbidding (42:10-12). Dit gedeelte uit Jes.42 heeft een eerdere
vervulling gehad tijdens de eerste komst van Jezus (Matt.12:15-20). Na
de tweede komst van Jezus zal de Heilige Geest over heel
Israël worden uitgestort in het kader van nationale en
geestelijke vernieuwing (44:3).
Jesaja 47.
Dit hoofdstuk profeteert over de val van Babylon zoals in Jes.13-14,
Jer.50-51, Openb.17-18.
Jesaja 48.
Dit hoofdstuk profeteert over de loutering van Israël (vers
9-11) In de context van de Grote Verdrukking, die al lang geleden (vers
3) door Mozes werd aangekondigd in Deut.28:49. Maar aan het eind van
het proces zal de Heer Zijn volk bevrijden (vers 21).
Jesaja 49 - 53.
Deze vier hoofdstukken profeteren over het lijden van Jezus, de Joodse
Messias (49:4+7, 50:4-9, 250:13-14, 53:1-12), als het grote voorbeeld
voor het lijden dat het volk Israël in de eindtijd zal moeten
ondergaan. Daarom wordt tussen alle teksten over het lijden van Jezus
tijdens Zijn eerste komst ook gesproken over Zijn tweede komst (49:6-7,
51:4-6, 52:10+15). En voortdurend wordt gesproken over de terugkeer en
het herstel van Israël (49:5-6, 8-13, 17-23, 51:1-4, 11,
52:1-12).
Jesaja 55.
Hoofdstuk 55 spreekt over de terugkeer van het Joodse volk in de
eindtijd (vers 12-13) op grond van Gods verbond met David (vers 3-4),
waardoor Israël zijn enige vrienden vinden zal in de gemeente
van Jezus Christus (vers 5).
Jesaja 56.
Hoofdstuk 56 spreekt over het huis van gebed in Jeruzalem dat volledig
tot vervulling zal komen na de tweede komst van Jezus (vers 6-7).
Jesaja 57 - 58.
Deze twee hoofdstukken profeteren over de terugkeer van het volk
Israël naar hun eigen land (57:14-19, 58:12-14).
Jesaja 59 - 62.
Jesaja profeteert eerst over de rebellie en ongerechtigheid van
Israël (59:1-15a), waarna er gesproken wordt het verlossende
optreden van Jezus (59:15b-17) in de politieke bevrijding (59:18) en
geestelijke bevrijding van Israël (59:21). Jes.60+61 spreekt
over het glorieuze herstel van Israël in de eindtijd, waarna
Jes.62 spreekt over de glorieuze rol van Jeruzalem als geestelijke en
politieke hoofdstad van de aarde in het duizendjarige vrederijk. Het
aardse Jeruzalem zal hetzelfde karakter van bruid van Christus hebben
als het hemelse Jeruzalem in Openb.21:2+9-10.
Jesaja 63 - 64.
Dit hoofdstuk profeteert eerst over het militaire optreden van Jezus
tijdens Zijn tocht van de Sinaï naar Jeruzalem via Edom (vers
1-6), zoals ook in Jes.34, Ezech.35, Obadja 1, Hab.3:2. Dit wordt ook
geprofeteerd in Openb.19:11-21. In de rest van hoofdstuk 63 en 64
worden de gebeden van Israël tijdens de Grote Verdrukking
genoemd; de Joden zullen bidden om een open hemel (63:19b), vuur vanuit
de hemel (64:1) en aardbevingen (64:2). Deze gebeden zullen worden
uitgesproken in de tijd dat de antichrist de tempel in Jeruzalem en het
Joodse volk volledig vertrapt (63:18-19a om 164:10).
Jesaja 65 - 66.
In deze twee hoofdstukken wordt geprofeteerd over het duizendjarige
vrederijk (65:18-25) en over de nieuwe hemel en nieuwe aarde (65:17,
66:22), zonder dat er een helder en duidelijk onderscheid gemaakt
wordt, zoals wel gebeurt in Openb.20 + 21.
Jeremia 3.
In vers 14-18 wordt geprofeteerd over de terugkeer van het Joodse volk
naar het land Israël,
waarna Jeruzalem de Troon van de Heer genoemd zou worden (vers 17);
daarna zullen alle
volken met regelmaat op bezoek gaan in Jeruzalem zoals ook in Jes.2:2-4
en Micha 4:1-5 wordt verteld.
Jeremia 4 - 6.
In deze hoofdstukken wordt geprofeteerd over de komst van de
antichrist, een profetie die een eerdere vervulling heeft gehad in de
komst van het Babylonische leger naar Juda, maar volledig vervuld zal
worden in de eindtijd.
Jeremia 23.
In dit hoofdstuk wordt eerst geprofeteerd over de terugkeer van het
Joodse volk (vers 3-4), waarna er gesproken wordt over de tweede komst
van Jezus die als Koning zal regeren vanuit Jeruzalem (vers 5-6),
waarna er weer gesproken wordt over de terugkeer van het Joodse volk
(vers 7-8). Ook wordt er geprofeteerd over de Grote Verdrukking, waarin
de Heer een razende storm over de aarde zal sturen om af te rekenen met
de goddeloosheid van mensen (vers 18-22).
Jeremia 30 - 33.
In dit hoofdstuk wordt geprofeteerd over de Grote Verdrukking als over
de grote nood van Jakob (30:5-8); dit is dezelfde razende storm als uit
23:18-20, die zal komen in het laatst der dagen (30:24b). Vers 12-15
spreekt over de goddeloosheid van Israël, maar daarna verlost
de Heer Zijn volk van zijn vijanden (30:16), waarna de Joden terugkeren
naar het land Israël (30:17-20). Dan zal Jezus de Koning in
Jeruzalem zijn (30:21). Hoofdstuk 31 spreekt daarna uitgebreid over de
terugkeer van de Joden naar het land Israël als een nationale
vernieuwing (31:1-25); maar daarna wordt de nadruk gelegd op
geestelijke vernieuwing in een nieuw verbond (31:31-34). Het hoofdstuk
eindigt met de herbouw van Jeruzalem als heilige stad van de Heer
(31:38-40). Omdat dit nieuwe verbond tussen God en Israël nog
nooit vervuld is, spreekt deze profetie duidelijk over de eindtijd en
daarna. Zo ook in 32:36-44 en 33:1-26.
Net als in 23:5-6 wordt in 33:15-17 gesproken over Jezus als de Heer
van de gerechtigheid, die op Zijn koninklijke troon in de tempel van
Jeruzalem zal zitten.
Jeremia 46 - 49.
In deze profetieën over de omringende volken van
Israël worden profetieën uitgesproken over het
herstel van sommige van deze volken in de eindtijd, zoals Egypte
(46:26b), Moab (48:47), Ammon (49:6), Elam (49:39). Ook wordt in
46:27-28 gesproken over de terugkeer van het Joodse volk naar het land
Israël, waar het in vrede zal leven.
Jeremia 50 - 51.
In deze hoofdstukken wordt geprofeteerd over de verwoesting van Babylon
zoals ook in Jes.13-14 en Openb.17-18 gebeurt. De inname van Babylon in
539 voor Chr. door het Perzische leger was slechts een gedeeltelijke
vervulling van deze profetie, want de stad werd toen niet volledig
verwoest, zoals wel door Jeremia werd geprofeteerd (51:29). Ook wordt
er geprofeteerd over de terugkeer van het Joodse volk naar het land
Israël (50:4-5, 50:19-20, 51:10, 51:45-50). Maar deze
terugkeer wordt ook in verband gebracht met het nieuwe verbond tussen
God en Israël (50:5+20) zoals in de hoofdstukken 30-33, wat
opnieuw een aanwijzing is voor vervulling in de eindtijd en het
millennium.
Ezechiël 11.
Dit hoofdstuk beschrijft een visioen dat zich afspeelt in hoofdstuk
8-11; dit visioen heeft een beperkte vervulling gehad in de
Babylonische invasie, maar Ezech.11:14-20 spreekt over de terugkeer van
het Joodse volk en een nieuw verbond, waarbij duidelijk wordt dat dit
visioen pas bij de tweede komst van Jezus volledig in vervulling zal
gaan.
Ezechiël 20.
Dit hoofdstuk beschrijft de geschiedenis van het volk Israël
vanaf de uittocht uit Egypte tot aan de eindtijd, want de rebellie van
het volk tegen de Heer kent geen einde. In de eindtijd zal de Heer Zelf
een vurige confrontatie met Zijn volk aangaan (vers 33-39), waarna
alleen wedergeboren Joden in het land Israël zullen mogen
leven om de Heer te dienen met offers van aanbidding en vreugde in een
nieuw verbond (vers 40-44).
Ezechiël 26-28.
Ezech.26:1 t/m 28:19 zijn drie profetieën over de stad Tyrus
die één groot geheel met elkaar vormen. In eerste
instantie lijkt deze som van profetische uitspraken een gewone
natuurlijke vervulling te hebben gehad in de tijd van het Oude
Testament. Maar Ezech.26:12-14 spreekt over het volledig verdwijnen van
de stad Tyrus door toedoen van de Babylonische koning Nebucadnessar,
terwijl later in Ezech.29:18 blijkt dat zijn aanval op deze stad niet
succesvol is geweest. Pas Alexander de Grote slaagde er in 330 voor
Chr. in om de stad in te nemen, maar hij verwoestte de stad niet. In de
tijd van de apostelen bestond de stad Tyrus zelfs nog (Hand.21:7). Ook
nu nog bestaat de stad Tyrus in Libanon, zodat deze profetieën
spreken over een latere verwoesting van deze stad. Het profetische
oordeel van Ezechiël over Tyrus komt zeer sterk overeen met
het profetische oordeel van Jesaja over de stad Babylon in Jes.13-14.
De beschrijving van Tyrus in deze hoofdstukken doet ook zeer sterk
denken aan het oordeel over de hoer van Babylon in Openb.17-18. Het
gekerm van de vorsten in Ezech.26:15-18 doet denken aan het gekerm van
de koningen in Openb.18:9-19, terwijl de handelsgeest van de stad Tyrus
in Ezech.27 doet denken aan de handelsgeest van de hoer van Babylon.
Maar de sterkste overeenkomst tussen de profetie van Jesaja en die van
Ezechiël is de overeenkomst tussen de koning van Babel in
Jes.14 en de koning van Tyrus in Ezech.28:1-19; deze
profetieën spreken beide over de duivel en zijn eeuwige
oordeel. Daarom vormen ook deze hoofdstukken een profetie over de
eindtijd, want bij zorgvuldig lezen ontdekken wij de hoer van Babylon
in deze hoofdstukken.
Ezechiël 34.
In dit hoofdstuk worden eerst de geestelijke leiders van
Israël aangesproken vanwege hun negatieve rol als leiders van
Israël door de eeuwen heen (vers 1-10); vanaf vers 11 belooft
de Heer dat Hijzelf de Goede Herder van Zijn volk zal zijn. Zijn
leiderschap begint met de terugkeer van het Joodse volk (vers 13-16),
en daarna belooft Hij dat Hij David in zijn rol als herder van
Israël zal zetten, net als vroeger (Ps.78:70-72). Deze belofte
over David is niet een profetische beeldspraak over Jezus, maar een
echte belofte aan David waarin hij zijn vroegere rol als koning van het
aardse Israël opnieuw zal vervullen in het millennium. Want
Jezus is wel de Zoon van David, maar Hij is niet David zelf. De
beschrijving van het land Israël (vers 25-31) doet denken aan
een bloeiend paradijs, waarin de mensen zelfs met de wilde dieren in
vrede leven (Jes.11:6-9, 65:25).
Ezechiël 36.
Dit hoofdstuk profeteert over de terugkeer van het volk Israël
naar het land (vers 1-15), en daarna wordt er geprofeteerd over de
geestelijke vernieuwing van Israël in een heel nieuw verbond
met God (vers 16-27), waarna Israël voor eeuwig in het
vernieuwde land zal blijven wonen (vers 28-38). Deze profetie zal
volledig vervuld worden in het millennium.
Ezechiël 37.
In dit hoofdstuk ziet Ezechiël het volk Israël als
een dal vol zeer dorre beenderen (vers 1-2), waarna hij tegen deze
beenderen moet profeteren (vers 3-7). Eerst is er sprake van een
natuurlijk herstel van het Joodse volk (vers 7-8), maar daarna is er
sprake van een geestelijk herstel door de Heilige Geest (vers 9-10).
Het woord adem en wind in de Nieuwe Vertaling kunnen ook met het woord
geest vertaald worden, zoals in de Oude Vertaling. Deze profetie zal
vervuld worden door de terugkeer van Israël naar hun eigen
land (vers 11-14). Daarna spreekt de Heer over het herstel van de
eenheid tussen het tweestammenrijk Juda en het tienstammenrijk
Israël (vers 15-23). Vervolgens belooft de Heer opnieuw dat
Hij David zal aanstellen als koning over Israël (vers 24-25),
waarna de Heer Zelf temidden van Zijn volk zal komen wonen in Zijn
tempel in Jeruzalem (vers 26-28).
Ezechiël 38 - 39.
Deze twee hoofdstukken profeteren over de komst van de antichrist met
al zijn legers uit het uiterste noorden (38:6+15, 39:2), ten opzichte
van Israël ligt het uiterste noorden in Rusland. Het kan dus
zijn dat de antichrist naar voren komt in de politiek van Moskou, een
stad die vrijwel lijnrecht ten noorden van Jeruzalem ligt. Gog uit
Magog is in deze hoofdstukken een profetische naam voor de antichrist,
terwijl in Openb.20:8 de duivel na het millennium er mee aangeduid
wordt. Nadat de antichrist verslagen is zoals in Openb.19:17-21
beschreven staat in, zal de Heer Zijn volk Israël in
natuurlijk opzicht (39:28) en in geestelijk opzicht (39:29) volledig
vernieuwen.
Ezechiël 40 - 48.
Deze negen hoofdstukken profeteren over de tempel die in het aardse
Jeruzalem gebouwd zal worden aan het begin van het millennium, en de
naam van deze stad zal zijn “Jehovah Shammah”, wat
betekent “de Heer is daar” (48:35). De naam van de
Heer van Israël zal zijn: “de Heer is onze
gerechtigheid” (Jer.23:6), en dat is ook de naam die de stad
Jeruzalem zal hebben (Jer.33:16). Het opmerkelijke is dat de profeet
Ezechiël spreekt over het brengen van offers volgens de wet
van Mozes, maar deze offers zijn volgens de Hebreeënbrief niet
meer nodig (Hebr.8:5+13, 9:9+24, 10:1). Deze offers zullen ook niet
gebracht worden als een vervanging voor het volbrachte offer van Jezus,
maar slechts als een herinnering aan wat Jezus op het kruis van
Golgotha tot stand gebracht heeft. De omtrek van dit Jeruzalem is
ongeveer 9 kilometer (48:35), waaruit blijkt dat het hier om het aardse
Jeruzalem gaat, want het hemelse Jeruzalem heeft een lengte, breedte en
hoogte van ongeveer 2200 kilometer (Openb.21:16). Ezechiël
ontving een nauwkeurige beschrijving van de vele architectonische
afmetingen en inrichtingen van de tempel.
Daniël 1 - 6.
Deze zes hoofdstukken zijn een profetisch schaduwbeeld voor de profeten
van de eindtijd, want de verleiding en beproeving van Daniël
en zijn drie vrienden zijn een verwijzing naar de verleidingen en
beproevingen voor de gemeente van de eindtijd. In de eindtijd moeten we
niet toegeven aan het onreine geestelijke voedsel van de wereld (1:8),
zodat de Heilige Geest ons kan gebruiken op het terrein van dromen en
visioenen (1:17, 2:19, 5:12). Ook moeten we op geen enkele manier
toegeven aan de enorme economische en politieke druk om te buigen voor
het beeld van de antichrist (Dan.3). De profeten van de eindtijd zullen
altijd klaar moeten staan om profetische boodschappen van God door te
geven aan diverse politieke leiders van de eindtijd (Dan.2, 4, 5). En
de gelovigen van de eindtijd zullen altijd bereid moeten zijn om hun
leven te geven vanwege hun leven met de Heer, zoals Daniël de
leeuwenkuil riskeerde vanwege zijn gebedsleven (Dan.6:11-12).
Daniël 7.
Dit hoofdstuk is het eerste visioen van Daniël over de
eindtijd; in dit visioen ziet hij de laatste vier dictaturen van de
natuurlijke geschiedenis van de mensheid (vers 1-8, 17), en het laatste
van deze vier is de antichrist (vers 7-8, 19-25). Maar dit visioen
profeteert ook duidelijk over Gods soevereine heerschappij vanuit de
hemel over de ontwikkelingen op de aarde in de eindtijd (vers 9-12,
26-27). Na afloop van de eindtijd zal de heerschappij over de aarde aan
onze Heer Jezus gegeven worden (vers 13-14), en Hij zal samen met Zijn
volgelingen over de aarde regeren (vers 18+22+27).
Daniël 8.
Dit hoofdstuk is het tweede visioen van Daniël over de
eindtijd, maar de inhoud lijkt in eerste instantie te spreken over een
tijd van historische gebeurtenissen vóór de
eerste komst van Christus. De beschreven strijd tussen Perzië
en Griekenland (vers 20-22) heeft inderdaad een eerdere vervulling
gehad, en de genoemde kleine horen (vers 9-12, 23-25) is vervuld in het
optreden van de Syrische generaal Antiochus Epiphanes (168-164 voor
Chr.). Maar in het visioen wordt Daniël ook duidelijk gemaakt,
dat de echte volledige vervulling pas zal plaatsvinden in de eindtijd
(8:17+19+26).
Daniël 9.
Dit hoofdstuk beschrijft voor het grootste deel een gebed van
Daniël waarin hij een belijdenis
doet over zijn eigen schuld en de schuld van Israël door de
eeuwen heen (vers 1-19). Maar als antwoord krijgt hij een derde visioen
over de zeventig jaarweken van Israël, wat spreekt van 490
jaar in totaal (vers 20-24). De eerste 69 jaarweken - dat zijn 483 jaar
- zijn al in de geschiedenis van Israël ongeveer vervuld van
445 v.Chr. - 30 na Chr. Aan het einde van deze tijd werd de Gezalfde -
dat is Jezus - gekruisigd (vers 26a). Maar de laatste jaarweek zal zich
afspelen de eindtijd (vers 26b-27); de hier genoemde vorst is de
antichrist. Het vraagt van ons geestelijk inzicht om te kunnen
begrijpen waarom de Heilige Geest na de dood van Jezus op een pauzeknop
heeft gedrukt om pas in de laatste jaarweek, de eindtijd, Gods handelen
met Israël te voltooien.
Daniël 10 - 12.
Deze drie hoofdstukken beschrijven het vierde en langste visioen dat
Daniël ontving over de eindtijd. In hoofdstuk 10 beschrijft
hij het begin van het visioen, waarin hij een zeer krachtige en
overweldigende ontmoeting met een engel van God heeft; deze ontmoeting
brengt hem behoorlijk van zijn stuk (10:8-9, 15-17). Hoofdstuk 11 geeft
eerst een uitgebreid verslag van de geschiedenis van Israël
tijdens de opkomst van Alexander de Grote en de vier generaals die hem
opgevolgd hebben (11:2-20). Daarna wordt de opkomst van de Syrische
generaal Antiochus Epiphanes beschreven, en deze persoon functioneert
als schaduwbeeld van de antichrist (11:21-35). Maar vanaf 11:36 zijn de
beschreven details niet meer van toepassing op Antiochus Epiphanes, en
daarom spreekt 11:36-45 profetisch over de antichrist. Daarna spreekt
hoofdstuk 12 over de geschiedenis van Israël tijdens de 3,5
jaar Grote Verdrukking.
Hosea 1 - 3.
Deze drie hoofdstukken vormen een apart gedeelte in het boek Hosea, en
profeteren over de gebeurtenissen van de eindtijd, waarin de Heer Zijn
volk gaat ontmoeten in de woestijn en haar door Zijn Bruidegomshart tot
Zichzelf trekt. Hos.1:2-6 is vervuld in de geschiedenis van
Israël door de Assyrische ballingschap, nadat in 722 voor Chr.
de stad Samaria door de Assyriërs veroverd werd en het
tienstammenrijk in ballingschap ging. Deze tien stammen zijn op enkele
individuele uitzonderingen na nooit meer teruggekeerd naar het land
Israël. Maar in Hos.1:7 belooft de Heer dat Hij Zich wel over
het tweestammenrijk Juda zal ontfermen. In Hos.2:1-3 belooft de Heer
echter dat Hij in de eindtijd Juda en Israël weer met elkaar
zal verenigen onder één leider (2:2), en Hij zal
dat doen door Zijn volk eerst naar de woestijn te lokken (2:16), om
daar haar hart te veroveren door de vele emoties van Zijn
Bruidegomshart (2:17-25). Hos.3 is een herhaling van de profetische
boodschap over het overspel van Gods volk uit 2:4-7, met aan het eind
de belofte dat Israël zal terugverlangen naar de Heer hun God
en hun koning David (3:5); dit zal in de eindtijd in vervulling gaan.
Hosea 5:15 - 6:3.
Hosea 4 t/m 13 zijn profetieën die aan het tienstammenrijk
Israël gericht zijn, waarbij Israël ook aangeduid
wordt als Efraïm (5:3). Maar Hos.5:15 spreekt over de
hemelvaart van Jezus, die daarna Zijn volk laat boeten voor hun daden,
zodat zij Hem weer zullen gaan zoeken; dit zoeken zal in de eindtijd
volledig vervuld worden. Hos.6:1-3 is het boetelied van Israël
in de eindtijd, waarbij vers 2 een parallel is op de drie dagen van
Jezus’ aanwezigheid in het graf en daarna Zijn opstanding.
Maar de twee dagen spreken ook van de 2000 jaar waarin Israël
uit het eigen land verdreven was sinds de verwoesting van Jeruzalem in
70 na Chr. en de verbanning van Israël na de opstand van Bar
Kochba in 132 na Chr. De derde dag spreekt van het duizendjarige
vrederijk waarin Israël weer zal leven in de nabijheid van de
Joodse Messias Jezus Christus. Vers 3 spreekt dan over de tweede komst
van Jezus.
Hosea 14.
Hos.14:5-9 spreekt over het uiteindelijke herstel van Israël
na afloop van de eindtijd, want dan zal de Heer dit volk volledig
genezen van de ontrouw omdat Zijn hart naar hen uitgaat (vers 5). Dat
zal de tijd zijn waarin Israël de liefde van de Heer volledig
en voor eeuwig zal beantwoorden (vers 9).
Joël 1 - 4.
Het hoofdthema van het boek Joël is de Grote dag van de Heer
(1:15, 2:2+11, 3:4, 4:14), en hoewel hoofdstuk 1-2 een eerdere
gedeeltelijke vervulling heeft gehad in de aanval van het Babylonische
leger op Juda en Jeruzalem, blijkt uit de manier waarop Petrus de
profetie uit Joël 3:1-5 citeert, dat dit boek een profetie
over de eindtijd is. Want Hand.2:17 spreekt over het einde der tijden.
Joël 2:1-11 spreekt over de militaire invasie van de
antichrist in het land Israël tijdens de Grote verdrukking;
deze militaire crisis zal plaatsvinden de context van de grootste
uitstorting van de Heilige Geest in de geschiedenis van de mensheid.
Joël 2:2+11 spreekt over de grootste militaire invasie uit de
menselijke geschiedenis, en daarom vraagt deze profetie om een
interpretatie in het kader van de eindtijd. De enige reactie van Gods
volk in deze tijd is het wereldwijde huis van gebed (2:12-17) ten
behoeve van Israël, waarna er geprofeteerd wordt over het
volledige herstel van Gods volk in het land Israël (2:18-27).
Joël 4:1-17 spreekt over de soevereine handelen van God waarin
Hij alle volken van de aarde gaat verzamelen in het dal van Josafat
(Joël 4:1, Zach.12:2, 14:2), dat is het dal van de grote
beslissing (Joël 4:14, Jes.63:1-6). Het boek Joël
eindigt met de vervulling van de in 2:18-27 aangekondigde vernieuwing
van het land Israël. Het boek Joël is een zeer
belangrijk profetisch boek over de eindtijd, dat intensief bestudeerd
moet worden.
Amos 8 - 9.
Amos 8 heeft al een gedeeltelijke vervulling gekend in de aanval van de
Assyriërs op het
tienstammenrijk Israël in 722 voor Chr. en in de aanval van de
Babyloniërs op het tweestammenrijk Juda in 606, 597 en 586
voor Chr. Maar er kan pas sprake zijn van een volledige vervulling,
wanneer de zon op het middaguur ondergaat en het land op klaarlichte
dag verduisterd wordt (8:9). Deze zonsverduistering wordt genoemd in
Openb.16:10 en wordt in het boek Amos aangekondigd als de Dag van de
Heer (5:18+20), een dag van duisternis die in Amos 4:12-13 ook
aangekondigd wordt als de komst van de God van Israël. Daarom
is Amos 8 een profetie over de eindtijd, en Amos 9:11 spreekt van het
volledige herstel van het huis van David in de vorm van het huis van
gebed in de eindtijd; daarna zal het volk Israël weer
teruggebracht worden naar het land Israël (9:12-15) en breekt
de vrede van het millennium aan.
Obadja 1.
Dit enige hoofdstuk van de profeet Obadja gaat over het oordeel van God
over Edom, zoals dat ook in Jes.34, 63:1-6, Ezech.35 en Hab.3:2
aangekondigd wordt. Obadja 1:15 spreekt opnieuw over de Dag van de Heer
voor alle volken, zoals in Joël 4:1 aangekondigd wordt. Daarna
spreekt Obadja 1:19-21 over het herstel van het volk Israël in
het eigen land.
Micha 1 - 7.
Ook de profetieën van Micha hebben een eerdere gedeeltelijke
vervulling gehad in zijn tijd en daarna, maar de volledige vervulling
van zijn profetieën zal in de eindtijd plaatsvinden. Want er
wordt gesproken over de tweede komst van de Heer die Zijn verblijf
verlaat en afdaalt naar de aarde (1:3), waarna Hij het verstrooide volk
Israël weer bijeen zal brengen en voor hen uit zal gaan
(2:12-13). Hoofdstuk 3 is een aanklacht tegen de valse politieke en
religieuze leiders van Israël, maar hoofdstuk 4 spreekt over
het herstel van de geestelijke leidinggevende rol van Israël
en Jeruzalem (4:1-8, zie Jes.2:2-5). Hoofdstuk 4:9-14 spreekt over de
militaire agressie van alle volken tegen Israël (4:11).
Hoofdstuk 5 spreekt over het koningschap van Jezus tijdens het
millennium (5:1-3), nadat Hij alle volken die Israël hebben
aangevallen heeft vernietigd (5:4-14) op de Dag van de Heer (5:9+14).
In hoofdstuk 6-7 spreekt de Heer Zijn volk Israël eerst aan op
de zonde van dit volk door alle eeuwen heen, en kondigt Hij de dag van
straf aan (7:4b). Maar de Heer belooft ook dat Hij Zijn volk zal
bevrijden als in de dagen van Egypte (7:15), waarna Hij een definitieve
streep zet onder alle zonden van Zijn volk (7:18-20).
Nahum 1 - 3.
De profetie van Nahum heeft in eerste instantie betrekking op de
verwoesting van de stad
Ninevé in het jaar 612 voor Chr, toen het Babylonische leger
de Assyrische koning versloeg. Maar de Heer belooft dat Hij Zijn volk
Juda niet meer zal kwellen en het juk van zijn schouder zal verbreken
(1:12-13), en dat Hij het aanzien van Israël volledig zal
herstellen (2:1-3). En in deze belofte zegt de Heer ook dat schurken
nooit meer door het Joodse land zullen trekken (2:1), waaruit blijkt
dat deze profetie pas in de eindtijd vervuld zal worden. Dat geeft aan
dat de Assyrische koning in deze profetie een prototype is van de
antichrist, en dat dus de stad Ninevé in deze profetie een
prototype is van Babylon. De stad Ninevé is in deze profetie
een bloedstad (3:1, vgl. Openb.17:6), en een hoer die bedreven is in
verleidelijke toverij (3:4, vgl. Openb.17:2).
Habakuk 1 - 3.
In hoofdstuk 1 kondigt de Heer de komst van het volk der
Chaldeeën aan (1:6) als een straf en een vonnis tegen Zijn
volk Israël (1:12), maar even later maakt de Heer duidelijk
dat dit een visioen is dat betrekking heeft op de eindtijd (2:2-3). De
hier beschreven leider van de Chaldeeën is vreselijk
hoogmoedig, en hij zal alle volken om zich heen verzamelen (2:5), en
daarmee voldoet hij aan de beschrijving van de antichrist. Maar daarna
wordt in hoofdstuk 3 de tweede komst van Jezus aangekondigd; de Heer
komt via Teman - dat is Edom - en Hij vertrapt de volken op
de aarde in Zijn toorn (3:12) om Zijn eigen volk te redden (3:13). Dit
is de grote Dag van de Heer die Habakuk op zijn benen doet trillen
(3:16). Er wordt gezegd dat de Heer uitrijdt met paarden (3:8b), en dit
wordt ook in Openb.19:11-14 genoemd; de in vers 9 en vers 11 genoemde
flitsende pijlen is een profetische aanduiding voor de engelen die
bliksemsnel ten strijde trekken tegen de legers van de antichrist
(Ps.18:15).
Sefanja 1 - 3.
Het hoofdthema in de profetieën van Sefanja is hetzelfde als
in het boek Joël, namelijk de grote Dag van de Heer (1:7-10,
14-15, 2:1-3, 3:8), en er wordt ook gesproken over “die
tijd” (3:19-20). Het is een tijd van oordeel over de hele
aarde (1:2-3), maar ook een tijd van oordeel tegen Gods eigen volk
Israël (1:4-6). Deze profetieën zullen vervuld worden
in een tijd dat de Heer de mensen grote angst zal aanjagen (1:17-18),
zoals in Luc.21:25-26. In hoofdstuk 2:1-3 richt de Heer Zijn oordeel
tegen Israël, maar Zijn volk wordt opgeroepen zich tot Hem te
bekeren zodat Hij misschien (2:3) Zijn volk kan sparen (Joël
2:14, Amos 5:15, Jona 3:9). Hoofdstuk 3:8 spreekt opnieuw over het
verzamelen van alle volken van de hele aarde zodat de Heer Zijn woede
over hen kan uitstorten; maar 3:9-10 spreekt over het herstel van alle
volken. Daarna spreekt 3:11-20 over het volledige herstel van Gods volk
Israël in het eigen land. Het is duidelijk dat deze
profetieën alleen in de eindtijd volledig vervuld kunnen
worden, hoewel er wel degelijk sprake is van een gedeeltelijke
vervulling in de tijd van het Oude Testament.
Haggai 2:6-9.
De drie hoofdstukken van het boek Haggai bevatten vier verschillende
profetieën van deze profeet, maar deze profetieën
hebben een historische vervulling gehad in de geschiedenis van het
Joodse volk die zich afspeelde in de tijd van het boek Ezra. Maar het
tweede deel van de tweede profetie is een profetie die in de eindtijd
vervuld zal worden, want de Heer van de hemelse machten zegt dat Hij de
hemel en de aarde, de zee en het land zal doen beven, en dat Hij ook
alle volken in beroering zal brengen met als resultaat dat de vele
rijkdommen van de volken in het huis van de Heer gebracht zullen worden
(Hag.2:6-9). Deze profetie wordt aangehaald in Hebr.12:26-29, maar de
tijd moet nog aanbreken waarin deze woorden vervuld zullen worden.
Zacharia 1.
In dit hoofdstuk belooft de Heer dat Hij in Zijn vurige liefde
Jeruzalem en Sion zal verdedigen
(1:14), maar dat Hij in grote woede de vijandige volken zal aanpakken
(1:15). Dan zal de
Heer Zijn huis in Jeruzalem herbouwen, en de stad Jeruzalem zal
herbouwd worden (1:16). Tenslotte belooft de Heer dat de steden in het
land Israël zullen overvloeien van voorspoed, en daarmee zal
de Heer Sion troosten en Jeruzalem opnieuw uitkiezen als Zijn hoofdstad
(1:17). Deze profetie heeft een eerdere vervulling gehad in de tijd van
het boek Ezra en Nehemia, maar de beloofde voorspoed en vrede van vers
17 is in die tijd niet vervuld. Tot op de dag van vandaag is deze
belofte zelfs nog niet volledig vervuld; daarom is dit vooral een
profetie die in het millennium vervuld zal worden.
Zacharia 2.
In dit hoofdstuk belooft de Heer dat Hij als een muur van vuur rondom
de stad Jeruzalem zal zijn en die stad met Zijn glorie zal vervullen
(2:9). Het hoofdstuk eindigt met de belofte dat de Heer Zelf temidden
van Zijn volk Israël zal komen wonen (2:14), en dat vele
volken zich bij Israël zullen aansluiten (2:15). De Heer zal
het volk van Juda voorgoed in bezit nemen op heilige grond, en Hij zal
Jeruzalem opnieuw uitverkiezen (2:16). Het laatste vers van dit
hoofdstuk spreekt over de tweede komst van Jezus (2:17), maar ook over
Zijn rechtvaardige optreden vanuit de herbouwde tempel in Jeruzalem.
Zach.2:14-17 maakt van dit hoofdstuk een profetie over de eindtijd.
Zacharia 3.
Dit hoofdstuk spreekt over de volledige reiniging van het land
Israël (3:9b), maar dit is een belofte die nog nooit in
vervulling is gegaan. Deze belofte is gebaseerd op het werk van de Telg
uit de stam van David, die als de hoeksteen van Israël zal
functioneren (3:8-9). Als gevolg daarvan zullen de Israëlieten
in vrede elkaar uitnodigen onder de wijnrank en onder de vijgenboom
(3:10). De context maakt duidelijk dat dit pas in vervulling zal gaan
na de tweede komst van Jezus.
Zacharia 4.
De Heer zal in de eindtijd de bediening van Israël als een
getuige van Zijn glorie aan de naties op de aarde herstellen, vooral
door de opmerkelijke bediening van de twee getuigen uit Openb.11:3-6
(vers 11-14).
Zacharia 5.
Dit hoofdstuk spreekt opnieuw over de reiniging van het land
Israël, net als in 3:9b, maar het land zal pas bij de tweede
komst van Jezus volledig gereinigd worden van alle zonde en
goddeloosheid. Deze goddeloosheid zal tot volledige vervulling komen in
het land Sinear (5:11), en dit land wordt voor het eerst genoemd in
Gen.10 als het land waar de stad Babel werd gebouwd. Dit vers spreekt
over het volgroeid raken van menselijke goddeloosheid in de hoer van
Babylon.
Zacharia 6.
Dit hoofdstuk spreekt over de herbouw van de tempel in een tijd waarin
de Heer alle vijanden van Israël zal treffen met Zijn toorn
(6:1-8); de tempel zal herbouwd worden door een man met de naam Telg,
die tegelijkertijd koninklijke waardigheid en priesterlijke autoriteit
heeft (6:12-13). Het is duidelijk dat hier gesproken wordt over Jezus,
de Koning-Hogepriester. Uit verre landen zullen mensen naar
Israël komen om te helpen bij de bouw van de tempel van de
Heer (6:15). Dat is nog nooit vervuld in geschiedenis van
Israël, maar zal in vervulling gaan aan het begin van het
millennium.
Zacharia 8.
Dit hoofdstuk spreekt over het herstel van Israël in vele
dimensies, zowel geestelijk als ook natuurlijk, d.w.z. op het gebied
van landbouw, lichamelijke gezondheid en de economie. Er wordt
gesproken over de terugkeer van Joden van over de hele wereld (8:7-8).
Het land zal grote vrede kennen, en Jeruzalem zal weer het centrum van
aanbidding voor de hele aarde worden (8:3, 20-23). Dit alles wordt pas
volledig vervuld in het millennium.
Zacharia 9.
Het eindresultaat van de profetie in dit hoofdstuk zal zijn dat de hele
mensheid zich naar de Heer zal richten, net als de stammen van
Israël (9:2); dat geeft aan dat het om een profetie van de
eindtijd gaat. Vers 9 spreekt weliswaar over de eerste komst van Jezus,
maar vers 10 spreekt duidelijk over de tweede komst van Jezus. Vers
11-12 spreekt over de terugkeer van de Joden in de eindtijd, waarna de
Heer definitief zal afrekenen met de vijanden van Israël (vers
14-15). Dan zal Israël een schitterende demonstratie van de
glorie en de schoonheid van Jezus worden (vers 16-17).
Zacharia 10.
Tot tweemaal toe wordt Israël in dit hoofdstuk onoverwinnelijk
genoemd (10:4-6 en 10:12); daarnaast wordt er gesproken over de
terugkeer van de Joden op een manier die zeer grote vreugde
teweegbrengt bij het volk (10:7-10). Ook deze profetie zal pas volledig
in vervulling gaan in de eindtijd.
Zacharia 12 - 14.
Deze drie hoofdstukken vormen één profetie over
de dramatische ontwikkelingen rond het volk Israël in het land
Israël met als hoogtepunt de tweede komst van Jezus (14:5),
waarna de Heer koning zal worden over de hele aarde (14:9). Dit drama
van de eindtijd begint met het verzamelen van alle volken rondom
Jeruzalem (12:2-3), wat resulteert in een mislukte poging om de stad
Jeruzalem te vernietigen. In die tijd zullen de Joden op een bijzonder
krachtige manier gesterkt worden om het land te verdedigen (12:5-9),
maar tegelijkertijd zal er een geest van intens berouw over dit volk
komen, wanneer de Joden in Jezus de Joodse Messias herkennen
(12:10-12). Tweederde deel van de Joodse bevolking zal weliswaar door
de antichrist worden uitgeroeid (13:8), en de helft van de bevolking
van Jeruzalem zal worden gedeporteerd (14:2). Maar het overgebleven
deel van Gods volk zal terugkeren tot de Heer (13:9), en de Heer zal
ten strijde trekken tegen de legers van de antichrist (14:3-6). Alle
vijanden van Israël zullen op een vreselijke manier vernietigd
worden (14:12-15), waarna de overlevende volken jaarlijks naar
Jeruzalem zullen komen om Jezus te eren en daar het Loofhuttenfeest te
vieren. Jeruzalem zal op een hoogverheven plaats liggen (14:10-11).
Maleachi 3 - 4.
Deze twee hoofdstukken profeteren over de opkomst van de
voorloper-bediening, zoals ook Johannes de Doper die had; deze
bediening van de geestelijke pioniers zal Gods volk en de naties op de
aarde voorbereiden op de tweede komst van Jezus. De profetie van
Mal.3:1 is ten dele vervuld in het leven van Johannes de Doper
(Matt.11:10, Marc.1:2, Luc.7:27), maar zijn bediening resulteerde niet
in de vurige komst van Jezus zoals Mal.3:2-5 die beschrijft. Deze komst
van Jezus houdt verband met de Dag van de Heer (3:2+19+21+23), en deze
dag is groot en ontzagwekkend. Maar voorafgaande aan die dag zal de
Heer de profeet Elia sturen met een boodschap van verzoening (3:24);
dit is de hoogste vorm van de bediening van de profetische voorlopers
van de eindtijd, zoals we die terugvinden in de profetische bediening
van Openb.10 en de twee getuigen van Openb.11.
Matteüs 13.
Jezus verkondigde de boodschap van het koninkrijk van God uitvoerig
tijdens Zijn aardse bediening bij Zijn eerste komst, maar vooral
Matt.13 bevat een krachtige boodschap over dit koninkrijk dat er al wel
is, maar nog niet helemaal. De eerste gelijkenis over de
zaaier spreekt van het koninkrijk van God in ons hart
(13:1-23) in het hier en nu, maar de tweede gelijkenis over het zaad in
de akker (13:24-30, 36-43) spreekt over de tweevoudige oogst van de
eindtijd. Het onderliggende thema van de zeven gelijkenissen in dit
hoofdstuk is de volledige manifestatie van het koninkrijk van God na de
tweede komst van Jezus (13:43).
Matteüs 24 - 25.
Matteüs 24 vormt samen met Marc.13, Luc.17:20-18:8, Luc.21 de
krachtige boodschap van Jezus over de eindtijd. Jezus beschrijft in
Zijn boodschap over de eindtijd eerst het begin van de
geboorteweeën (24:4-13), daarna de gruwel van de Grote
Verdrukking (24:15-26), en daarna het proces van Zijn tweede komst
(24:27-44). Tevens voorspelde Jezus de aanval op Jeruzalem en de
verwoesting van de tempel door de Romeinse legers onderaan voering van
generaal Titus in 70 na Chr. (Matt.24:2, Luc.21:20-24). Deze tragedie
is een afschaduwing van de aanval op Jeruzalem door de antichrist in de
eindtijd (Joël 4:2, Sef.3:8, Zach.12:2-3, 14:2, Openb.16:14).
De door Jezus beschreven details maken duidelijk dat de genoemde
gebeurtenissen in de eindtijd zullen plaatsvinden, want het zal de
verschrikkelijkste tijd uit de hele menselijke geschiedenis zijn
(24:21). Het door Jezus aangekondigde begin van de eindtijd is de
verwoestende gruwel in de tempel van Jeruzalem (24:15). In Matt.24-25
staan daarna drie gelijkenissen beschreven om ons aan te sporen
waakzaam zijn, omdat we niet weten wanneer de Heer precies terugkomt
(24:45-51,25:1-13, 25:14-30). Tot slot beschrijft Jezus hoe Hij zal
plaatsnemen op Zijn glorieuze troon in de tempel van Jeruzalem om alle
overgebleven volken op de aarde te oordelen in hun houding ten opzichte
van het Joodse volk (25:31-46).
Marcus 13.
Dit hoofdstuk behandelt hetzelfde thema als Matteüs 24.
Lucas 17.
Dit hoofdstuk behandelt vanaf vers 22 de tweede komst van Jezus tijdens
de uitstorting van de oordelen van de zeven schalen in Openb.16.
Lucas 21.
Dit hoofdstuk behandelt hetzelfde thema als Matteüs 24.
1 Korinte 15.
Dit hoofdstuk is het meest uitvoerige hoofdstuk in de Bijbel over de
opstanding; vers 24-28 spreken over de heerschappij van Jezus in het
millennium. In vers 35-49 spreekt Paulus over de glorie van het
opstandingslichaam, waarna hij in vers 50-55 spreekt over het mysterie
van de opstanding van gelovigen die niet zullen sterven maar plotseling
veranderd zullen worden bij de terugkeer van Jezus.
2 Korinte 5.
In dit hoofdstuk spreekt Paulus over het opstandingslichaam en de
rechterstoel van Christus.
1 Tessalonicenzen 4 - 5.
In hoofdstuk 4 spreekt Paulus over de opname van de gemeente en de
opstanding van de gelovigen bij de tweede komst van Jezus (4:15-18),
terwijl hij daarna spreekt over de zeer plotselinge gebeurtenissen van
de eindtijd ofwel de Dag van de Heer (5:1-5), waarna hij de gelovigen
aanspoort om waakzaam te blijven (5:6-11). Tenslotte bidt hij voor de
gelovigen dat zij heilig en zuiver mogen zijn bij de tweede komst van
Jezus (5:23).
2 Tessalonicenzen 1 - 2.
In het eerste hoofdstuk spreekt Paulus over de glorieuze terugkeer van
Jezus samen met Zijn machtige engelen om de gelovigen te belonen voor
hun volharding tijdens hun lijden, en om de ongelovigen te straffen
voor hun ongehoorzaamheid en hun vervolging van gelovigen.
In het tweede hoofdstuk beschrijft Paulus hoe de eindtijd zal beginnen
met een grote afval van het geloof (2:3), waarna de antichrist zal
verschijnen om plaats te nemen in de tempel van Jeruzalem (2:4). Hij
zal komen met groot machtsvertoon en valse tekenen en wonderen om
iedereen die de leugen gelooft te misleiden (2:9-12).
2 Timoteüs 3 - 4.
In hoofdstuk 3 beschrijft Paulus uitvoerig dat de laatste dagen van de
geschiedenis van de mensheid zwaar zullen zijn vanwege onvoorstelbaar
egoïsme, materiële hebzucht en groot moreel verval in
normen en waarden. Mensen zullen meer liefde hebben voor genot dan voor
God, ook al zullen velen een religieuze schijn ophouden (3:1-5). Dit is
het gevolg van groeiende wetteloosheid (Matt.24:12) als gevolg waarvan
veel mensen de gezonde leer van het christelijke geloof niet meer
zullen kunnen verdragen (4:3-4). Als gevolg daarvan zullen mensen op
zoek gaan naar valse leraars die de Bijbel zullen misbruiken om zonde
en leugen te promoten. In hoofdstuk 4 noemt Paulus de tweede komst van
Jezus drie keer, namelijk in 4:1+8+18.
Jacobus 5.
In dit hoofdstuk spreekt Jacobus over het geduld dat wij moeten
cultiveren om op een goede manier de tweede komst van Jezus te kunnen
verwachten (5:7-11).
2 Petrus 3.
In dit hoofdstuk waarschuwt Petrus tegen de spotters die aan het einde
van de tijd zullen komen om de spot te blijven met onze verwachting van
de tweede komst van Jezus (3:3-4). Maar daarna legt hij uit dat de Heer
Zijn komst uitstelt om zoveel mogelijk mensen nog de gelegenheid te
geven tot bekering te komen (3:9), waarna hij het laatste stadium van
de Dag van de Heer en de reiniging van de aarde beschrijft (3:10-12).
Openbaring 1 - 22.
Het hoeft geen enkel betoog om duidelijk te maken dat deze 22
hoofdstukken alles met de eindtijd, het duizendjarige vrederijk en de
eeuwigheid te maken hebben.
Conclusie.
In dit hoofdstuk worden meer dan 270 hoofdstukken genoemd die in
meerdere of mindere mate te maken hebben met de eindtijd en de tweede
komst van Jezus; dat is meer dan drie keer zoveel hoofdstukken als er
in de vier evangeliën staan over de eerste komst van Jezus.
Dit moet ons nadrukkelijk aansporen om de Bijbelse boodschap over de
eindtijd met grote aandacht te bestuderen in een geest van studie,
meditatie, vasten en gebed, zodat wij ons krachtig kunnen voorbereiden
op de tweede komst van Jezus.
2Petr.3:10-14 De dag van de Heer zal komen als een dief. De hemelsferen
zullen die dag met luid gedreun vergaan, de elementen gaan in vlammen
op, de aarde wordt blootgelegd en alles wat daarop gedaan is komt aan
het licht. Als dit allemaal op die manier te gronde gaat, hoe heilig en
vroom moet u dan niet leven, u die uitziet naar de dag van God en het
aanbreken daarvan bespoedigt! Die dag gaan de hemelsferen in vlammen
op, en de elementen vatten vlam en smelten weg. Maar wij vertrouwen op
Gods belofte en zien uit naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde,
waar gerechtigheid woont. Omdat u hiernaar uitziet, geliefde broeders
en zusters, moet u zich inspannen om smetteloos, onberispelijk en in
vrede door Hem te worden aangetroffen.
READ THE BOOK - THE BIBLE CHANGE YOUR LIFE
INFO: DE WEG - DE WAARHEID - HET LEVEN - FILM
Remember all victims of violence worldwide
DE WEG | DE WAARHEID | HET LEVEN | FILM | AUDIO
HOLYHOME.NL USE NO COOKIES - REPORT DEAD LINKS
Waard om te weten :
Een hartelijk welkom op de siteDeze pagina printen
Sitemap
Wie zoekt zal vinden
FAQ - HELP
Kerk
Zondag
Advent
Kerstfeest
Driekoningen
Vastentijd
Goede Vrijdag
Aswoensdag
Palmzondag
Palmpasen
De stille week
Witte donderdag
Stille zaterdag
Paaswake
Pasen - Paasfeest
Hemelvaartsdag
Pinksteren
Biddag
Dankdag
Avondmaal
Doop
Belijdenis
Oudjaarsdag
Nieuwjaarsdag
Sint Maarten
Sint Nicolaas
Halloween
Hervormingsdag
Dodenherdenking
Bevrijdingsdag
Koningsdag / Koninginnedag
Gebedsweek
Huwelijk
Begrafenis
Vakantie
Recreatie
Feest- en Gedenkdagen
Symbolen van herkenning
Leerzame antwoorden op levens- en geloofsvragen
Hebreeën 4:12 zegt: "Want levend en krachtig is het woord van God, en scherper dan een tweesnijdend zwaard: het dringt diep door tot waar ziel en geest, been en merg elkaar raken, en het is in staat de opvattingen en gedachten van het hart te ontleden". Lees eens: Het zwijgen van God
God heeft zoveel liefde voor de wereld, dat Hij Zijn enige Zoon heeft gegeven; zodat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft. Lees eens: God's Liefde
Schat onder handbereik
Bemoediging en troost
Bible-people - stories of famous men and women in the Bible
Bible-archaeology - archaeological evidence and the Bible
Bible-art - paintings and artworks of Bible events
Bible-top ten - ways to hell, films, heroes, villains, murders....
Bible-architecture - houses, palaces, fortresses
Women in the Bible - great women of the Bible
The Life of Jesus Christ - story, paintings, maps
Read more for Study Apocrypha, Historic Works
GELOOF EN LEVEN een
KLEINE HULP VOOR ONDERWEG
Wie zoekt zal vinden
Boeiende Series :
BijbelvertalingenBijbel en Kunst
Bijbels Prentenboek
Biblische Bildern
Encyclopedie
E-books en Pdf
Prachtige Bijbelse Schoolplaten
De Heilige Schrift
Het levende Woord van God
Aan de voeten van Jezus
Onder de Terebint
In de Wijngaard
De Bergrede
Gelijkenissen van Jezus
Oude Schoolplaten
De Zaligsprekingen van Jezus
Goede Vruchten
Geestesgaven
Tijd met Jezus
Film over Jezus
Barmhartigheid
Catechese lessen
Het Onze Vader
De Tien Geboden
Hoop en Verwachting
Bijzondere gebeurtenissen
De Bijbel is boeiend
Bijbelverhalen in beeld
Presentaties en Powerpoints
Bijbelse Onderwerpen
Vrede van God voor jou
Oude bijbel tegels
Informatie over alle kerken in Nederland: Kerkzoeker
Bible Study: The Bible alone!
L'étude biblique: Rien que la Bible!
Bibelstudium: Allein die Bibel!
Materiaal voor het Digibord
Werkbladen Bijbelverhalen Bijbellessen
OT Hebreeuws-Engels
NT Grieks-Engels
Naslagwerken
Belijdenissen
Een rijke bron
Missale Romanum + Afbeeldingen
Stripboek over Jezus
Christelijke Symbolen
Plaatjes Afbeeldingen Clipart
Evangelie op Postzegels
Harmonium Huisorgel
Godsdiensten en Religies
Herinnering aan Kerken
Christian Country Music
Muzikale ontspanning
Software voor Bijbelstudie
Hartverwarmende Klanken
Read and Hear the Holy Bible
Luisterbijbel
Bijbel voor Slechtzienden Begrippenlijst -1- -2-
Meer weten over de Psalmen, gezangen, liturgieën, belijdenisgeschriften: Catechismus, Dordtse Leerregels en veel andere informatie? . Kijk op: Online-bijbel.nl(What's good, use it)