HOME | STUDIEBIJBEL | BIJBELSTUDIES | BIJBELATLAS | BIJBELSEGESCHIEDENIS | NIEUWS
God zoeken, maar niet
jezelf - Psalm 51
De Bijbel is niet een boek dat je zomaar even van kaft tot kaft leest. Het kan lastig zijn om je weg door de Bijbel te vinden, als je niet weet wat zich wanneer heeft afgespeeld. Deze site kan je helpen om de Bijbel beter te leren kennen. Ontdek de bron van vrede, het Woord van God:
Bijbelstudie 416 - God zoeken, maar niet jezelf - Psalm 51
Kracht ontvangen om de HERE te blijven dienen
De verzen 1 en 2 vormen het opschrift van deze psalm. Dit
opschrift geeft de aanleiding aan tot de psalm en de omstandigheden,
waar- onder deze psalm door David is gemaakt.
Verder kunnen we de psalm indelen in twee delen: Het eerste deel (vs.
3-10) is een belijdenis van schuld en een smeking om vergeving. In het
tweede deel (vs. 11-19) bidt de dichter, dat de HERE toch geen gevolgen
aan de schuld zal verbinden, door Hem voorgoed te verstoten. Hij wil
graag waardig gemaakt worden en kracht ontvangen om de HERE te blijven
dienen. Want de kóning heeft gezondigd: dat heeft niet maar
gevolgen voor hemzelf, dat kan ook gevolgen hebben voor heel het volk.
Vandaar het gebed in de slotverzen (vs. 20, 21): het gaat om
Israël, om Sion, om Jeruzalem.
Het opschrift
Om psalm 51 te kunnen begrijpen moeten we II Samuël 11 en 12
lezen. David, de gezalfde van de HERE, heeft zich niet als gezalfde
gedragen. Hij was gezalfd tot theocratisch koning (zie hiervoor bij 1
Sam. 16). Hij moest Gods regering vertegenwoordigen; zijn regering
moest laten zien, dat God de eigenlijke Koning was. Daarom moest hij
een hérder zijn voor zijn volk en geen tiran. Hij moest het
koninkrijk van God zoeken en niet zichzelf. Zijn regering moest
tegenovergesteld zijn aan die van Saul. De hele uitoefening van zijn
koningschap moest anders zijn.
Dat heeft David in dit geval niet gedaan: hij zocht zichzelf en maakte
misbruik van zijn macht en onderscheidde zich in niets van de wrede
heidense koningen. Zo pleegde hij echtbreuk, de zonde tegen het zevende
gebod van Gods wet. Om die zonde te verbergen pleegde hij moord, de
zonde tegen het zesde gebod.
Blijkbaár dacht David dat hij na dit alles zijn koningsambt
gewoon zou kunnen blijven uitoefenen. In zijn goedheid en zorg heeft de
HERE toen Nathan de profeet gestuurd om David zijn zonde dui- delijk te
maken. De profeet doet dat onverbloemd.
Vers 3-10
David is geschrokken. Hij is er kapot van. Hij, die het gebeurde als
het ware had verdrongen, er over heen geleefd had, ziet nu in, hoe erg
hij gezondigd heeft. Hij heeft niet alleen een paar verschrikkelijke
zonden begaan, als een soort ongelukkige onderbreking van een overigens
vroom leven, nee hij ziet nu, hoe hij werkelijk is: zondig van top tot
teen, heel zijn leven lang: "in zonden ontvangen en geboren" -zo was
zijn moeder, zo was zijn vader en heel zijn voorgeslacht: verdorven.
Hoe kan hij voor de HERE bestaan? Hij sméékt om
vergeving, om reiniging. Hij ziet het nu: hij heeft maar niet over,
spel met Bathseba gepleegd en een moord op Uria, zonde tegen
mén- sen: Hij heeft tegen Gód gezondigd; een
zondaar is hij vanaf zijn geboorte. Hij moet gewassen worden (vs. 4, 9)
en met hysop "ont:. zondigd". Wassen met water en besprenkelen met
bloed met gebruik van hysop gebeurde, volgens Gods wet, met een
melaatse die genezen (Lev. 14: 1-8) was en zo rein werd verklaard.
Hysop was een plant, waarvan een soort kwast gemaakt werd die vocht
vasthield. Men gebruikte die om bloed te sprenkelen als teken , van
reiniging van de melaatsheid ( die ziekte was een beeld van de zonde).
David smeekt dus om vergeving van het kwaad dat hij deed. Hij pleit
alleen op Gods barmhartigheid. Alleen als God hem genadig is en hem
rein verklaart, zal hij weer rein zijn.
Vers 11-21
Maar welke gevolgen zullen zijn zonden hebben? Zal het ook gevolgen
hebben voor zijn koningschap? Want wat heeft hij gedaan? Hij heeft
hetzelfde gedaan als eens Saul. Die handelde ook niet als theocratisch
koning. Toen heeft de Heilige Geest Saul verlaten. David smeekt: HERE
dát niet. Ik ben uw gezalfde. Laat die zalving niet wijken.
Hij wil toch een goed koning zijn. Het volk mag door zijn schuld niet
ondergaan: Doe wel aan Sion, aan jeruzalem (vs. 20, 21). Hij wil
voortaan in zijn regering Gods koninkrijk laten zien, de wil van God
doen en het volk daarin voorgaan. Het moet alles anders worden bij
David. Hij smeekt om de genade van de HERE. Zelf heeft hij alles
verdorven. De HERE alleen kan en moet het goedmaken. En wat kan David
zonder de Heilige Geest? (vs. 13)
Eén ding wordt duidelijk: déze gezalfde moet het
alles van genade hebben. David roept om Christus. De Here Jezus
Christus zal DE Gezalfde zijn, De Koning die zijn volk zal redden. Heel
het Oude Testament, en ook deze psalm is een roep om de Christus. David
moest van die komende Christus iets laten zien. Daarin faalde hij tel-
kens weer. Zelf moest hij door die komende Christus worden verzoend.
Als Jezus niet zou komen zou er geen verlossing zijn.
Koning David
Samuël krijgt opdracht van de Heer naar Bethlehem te gaan,
naar een zekere Isaï om één van diens
zonen tot koning over Israël te zalven.
Maar Samuël is bang. Bang voor Saul.
Hij zegt: „Hoe kan ik daar nu heen gaan? Saul zal het beslist
gewaar worden en mij laten doden."
Maar God geeft hem opdracht een kalf bij de hand te houden en te
zeggen, dat hij gekomen is om de Heer een offerande te brengen.
En gij zult Isaï
ten offer nodigen, en Ik zal u te kennen geven wat gij doen zult, en
gij zult Mij zalven dien Ik u zeggen zal. 1 Samuël 16:3.
Samuël gaf gehoor aan de opdracht van de Heer en ging naar
Bethlehem.
Daar aangekomen komen de oudsten hem bevend tegemoet en vragen hem of
zijn komst vredelievend is. Ze zijn bang, dat hun gevaar dreigt.
Ze houden rekening met de mogelijkheid, dat Samuël op de
vlucht is voor Saul, die boos op hem is, omdat Samuël hem
aangezegd heeft, dat God hem van zijn koninkrijk verstoten heeft.
Ook is er altijd nog de mogelijkheid, dat zij, de oudsten,
zelf van een grote zonde worden beschuldigd, waarover de profeet hun de
straf Gods komt verkondigen. Maar Samuël stelt hen gerust en
zegt: „Ik ben gekomen om de Here offerande te doen." En hij
nodigde ze uit om de offerande bij te wonen.
Dat 'ten offer nodigen' in vers 3 moeten we verstaan als 'tot de
maaltijd nodigen', de maaltijd, die gehouden werd na de offerande,
waarbij het vlees van het geofferde kalf werd genuttigd.
Die maaltijd kan niet ten huize van Isaï plaats
hebben gevonden, want men nodig niet iemand voor een maaltijd in zijn
eigen huis.
Maar vóór die maaltijd vraagt Samuël
Isaï zijn zonen één voor
één bij hem te brengen, te beginnen met de oudste.
Ongetwijfeld heeft Samuël intussen aan Isaï het
eigenlijke doel van zijn bezoek bekend gemaakt. Dat blijkt duidelijk
uit wat er geschreven staat in de verzen 8 e.v.
De oudste zoon, Eliab, verschijnt voor Samuël, maar God geeft
hem te kennen, dat dit hem niet is.
Doch de Here zeide tot
Samuël: Zie zijn gestalte niet aan noch de hoogte zijner
statuur, want Ik heb hem verworpen; want het is niet gelijk de mens
ziet; want de mens ziet aan wat voor ogen is, maar de Here ziet het
hart aan. 1 Samuël 16:7
Vervolgens komt Abinadab opdraven, maar ook die is het niet. Vervolgens
is de derde zoon, Samma of Simea, aan de beurt, maar ook hij is niet de
door God verkorene.
Zo verschijnen er zeven zonen van Isaï voor
Samuël, maar geen van hen is de toekomstige koning van
Israël.
„Waren dit al uw zonen?" vraagt Samuël aan
Isaï.„Nee," antwoordt Isaï, „er
is nog één, de jongste, die is in het veld om de
schapen te weiden." „Laat iemand hem gaan zoeken en hier
brengen," zegt Samuël, „want wij zullen niet aan de
maaltijd beginnen, voordat ook die jongste zoon aan mij verschenen is."
Rustig wacht men tot ook de jongste zoon voor Samuël
verschijnt. Als dat eindelijk gebeurt, dan ziet Samuël voor
zich een jonge man met roodachtig haar. Het is een knappe jongeman, die
de naam David draagt.
God geeft dan aan Samuël te kennen, dat dit de toekomstige
koning van Israël is en Samuël krijgt dan de opdracht
David te zalven.
Samuël geeft dan aan Isaï en de broers van David en
verder aan alle aanwezigen te kennen, dat het de wil van God is, dat
David tot koning over Israël wordt gezalfd.
Samuël
neemt de kruik met olie en zalft David tot koning
En meteen wordt de Geest Gods vaardig over David, lezen we dan
in vers 13.
We kunnen ons afvragen, waarom alle zonen van Isaï de revue
moesten passeren. God wist toch vooruit, wie de nieuwe koning van
Israël zou worden, dan had Samuël toch ook meteen
tegen Isaï kunnen zeggen: „Roep uw jongste zoon,
want ik ga hem tot koning zalven."?
Samuël zijn taak is nu volbracht. Hij heeft de
opdracht van God uitgevoerd. Hij neemt afscheid en vertrekt naar Rama.
En dan trekt de Heer zich terug van koning Saul. Hij laat zelfs toe,
dat de satan bezit van Saul neemt door middel van een boze geest. Satan
beroert de zinnen van Saul, waardoor een soort verstandsverbijstering
optreedt. Eigenlijk gebruikt God hier de satan voor Zijn doel. Dit laat
ons ook zien wie er eigenlijk de Baas is.
Intussen gaat
het leven voor David gewoon op de oude voet verder
Hij is niet meteen koning, dat duurt nog wel even. Saul blijft
nog even koning, maar wel een erg razende en tierende koning. Zijn
dienaren vragen hem of ze iemand zullen zoeken, die hem rust en kalmte
kan geven door bijvoorbeeld voor hem op de harp te spelen.
Saul stemt daarin toe. Hij zegt: „Ja, doe dat! Zoek een man
die mooi op de harp kan spelen, zodat ik daardoor misschien tot rust
kom."
Eén van de dienaren van Saul zegt dan: „Ik ken een
jongeman, die prachtig op de harp kan spelen. Het is David, een zoon
van Isaï, de Bethlehemiet. Het is een dappere, welbespraakte
jongeman."
Saul laat David dan halen. David krijgt van Isaï een ezel mee,
beladen met brood en een zak wijn. Ook een bokje krijgt hij mee.
En zo komt David aan het hof van Saul en wordt diens wapendrager. David
valt erg in de smaak bij Saul, die David voor vast aan het hof wil
houden. Hij laat dat ook aan Isaï weten.
En telkens als de boze geest van Saul bezit neemt, speelt David voor
hem op de harp, wat op Saul een kalmerend effect heeft.
Hierin kunnen we de bestiering van de Heer vinden. God heeft door Zijn
voorzienigheid beschikt, dat David aan het hof opgevoed wordt en
daardoor wordt voorbereid tot het ambt, dat hij eens zal bekleden en
waarvoor hij al gezalfd is.
Israël
is in die tijd steeds in staat van oorlog met de Filistijnen
Zo lezen we in 1 Samuël 17, dat de Filistijnen zich
legeren in Juda, aan het eind van de Dammim, tussen Socho en Azeka.
De stad Socho was gesticht door Rehábeam, dit is te lezen in
2 Kronieken 11:7. Later is Socho weer veroverd door de Filistijnen
lezen we in 2 Kronieken 28:18.
De stad Azeka, ook gebouwd door Rehábeam, is ook door
Nebukadnezar belegerd geweest, dit staat in Jeremia 34:7.
Het leger van Israël legert zich in het eikendal.
De beide legers hebben zich elk aan de voet van een berg
opgesteld, met tussen hen de vallei.
De Filistijnen hebben een machtig wapen, een menselijk wapen. Een
zogenaamde kampvechter, ook wel tweevechter genoemd. Dit is een man,
die namens de ene partij strijdt tegen een man van de andere partij.
Maar deze kampvechter van de Filistijnen is geen gewone man, nee, het
is een reus. Goliath is groot, zes ellen en een span is zijn hoogte.
De vraag is
nu: hoeveel is een el en hoeveel een span?
In onze tijd is een el een oude lengtemaat van 69 centimeter,
veelal door kleermakers gebruikt. En in manufacturenwinkels werd er
stof mee afgemeten.
Maar de bijbelse el kan meerdere lengten hebben.
Zo heb je de gemene el van vijf palmen lang, de heilige el van zes
palmen lang en de geometrische el, die zes keer de gemene el meet, dus
dertig palmen.
Anderen menen, dat de gemene el zes palmen lang is. De heilige el het
dubbele daarvan, dus twaalf palmen en de geometrische el zes keer de
gemene, dus zesendertig palmen.
Een palm is vier vingerbreedtes, dat zal ongeveer acht-en-een-halve
centimeter zijn. Een span tenslotte is ongeveer 25 centimeter.
Hoe groot was
nu Goliath?
Zes ellen en een span, staat in 1 Samuël 17:4.
Maar welke el moeten we nu nemen? De kortste el is de eerstgenoemde
gemene el van vijf palmen, dat is 42½ cm. De grootste el is
de laatstgenoemde geometrische el van zesendertig palmen, dat is 306 cm.
We moeten de grootte van Goliath dus zoeken tussen 2,80 meter en ruin
18,5 meter.
De heilige el zou gebruikt zijn bij de bouw van heilige gebouwen, zoals
de tempel.
Goliath draagt een zwaar harnas. Op zijn hoofd een koperen helm, om
zijn lichaam een schubachtig pantser van ruim 39 kilogram. Zijn benen
worden beschermd door een koperen scheenharnas en tussen zijn schouders
heeft hij een koperen schild.
Veertig dagen lang stelt Goliath zich elke morgen op tussen de beide
legers en telkens daagt hij Israël dan uit een sterke man te
sturen om met hem te vechten.
Verslaat die man hem, dan zullen de Filistijnen knechten van
Israël worden, maar komt Goliath als overwinnaar uit de
strijd, dan zullen de Israëlieten knechten van de Filistijnen
moeten worden.
Maar het volk van Israël is bang. Niemand durft het tegen die
reus opnemen.
Tot het leger van Saul behoren ook de drie oudste zonen van
Isaï. Dat zijn Eliab, Abinadab en Samma.
Op zekere dag
wordt David door zijn vader naar het legerkamp gestuurd om zijn broers
van voedsel te voorzien en om naar hun welstand te vragen
Juist als David in het kamp aankomt, begint Goliath weer met
zijn dagelijkse gebral.
Verbaasd vraagt David aan de krijgers van Israël wat dat te
betekenen heeft.
Men vertelt hem dan, dat die reus daar elke morgen staat om
Israël uit te dagen.
„Wat verbeeldt die onbesneden Filistijn zich wel, dat hij het
volk van God zomaar staat te honen en bespotten?" zegt
David.„Wat heeft de koning uitgeloofd voor degene, die hem
verslaat?" vraagt David.
Men antwoordt hem, dat de koning die man met rijkdom zal overladen en
hem zijn dochter tot vrouw zal geven.
Ook zal de koning die man en zijn huis in de adel verheffen en
alle rechten en vrijheden daaraan verbonden geven.
„Nou," zegt David, „ik durf het wel tegen die man
op te nemen!"
Dit komt Saul ter ore en hij roept David bij zich.
Als David voor Saul verschijnt, begint Saul te lachen.
„Vergeet het maar David," zegt Saul. Die Goliath is een reus
en een ervaren strijder en jij bent nog maar een jongen. Je kunt
onmogelijk tegen hem vechten.
„Hoor eens Majesteit," zegt David, „ik mag dan nog
jong zijn, maar ik heb toch al een leeuw en een beer bevochten en
overwonnen, toen die mijn schapen wilden verscheuren."
„Zozo," zei Saul, in zijn baard krabbend. „Nou
vooruit, probeer het dan maar, van mij mag het, maar je moet wel een
behoorlijke wapenrusting aan, want anders ben je helemaal kansloos."
David wordt dan in een harnas gezet en hij krijgt een zwaard
in de hand. Maar die wapenrusting is veel te zwaar voor hem. Als hij
probeert te lopen, valt hij haast om.
„Majesteit, dit kan niet," zegt David, „deze
uitrusting is veel te zwaar voor mij, zo kan ik me nauwelijks bewegen,
laat staan dat ik die Goliath zo zou kunnen verslaan.
Ze halen David weer uit het harnas. Opgelucht haalt David een paar keer
diep adem. Goliath staat intussen nog steeds luidkeels te schreeuwen.
David loopt dan naar een beek en zoekt daar enkele mooie gladde stenen,
die hij in zijn herderstas doet.
Dan neemt hij in de ene hand zijn herdersstaf en in de andere hand zijn
slinger en langzaam, zonder een spoor van angst, loopt hij naar Goliath
toe.
Stomverbaasd kijkt Goliath naar die jongeman, die daar op hem af komt.
En dan wordt hij boos. Hij is diep beledigd, dat die
Israëlieten het wagen een jongen, een schapenhoeder op hem af
te sturen. „Wie denk je wel, dat ik ben! Denk je dat ik een
hond ben, die je met een stok kunt verslaan?" briest hij woedend.
„Kom hier snotaap en ik zal je in stukken hakken en je vlees
aan de vogels voeren!"
Maar David schrikt daar niet van, hij knippert niet eens met
zijn ogen. Rustig, maar op besliste toon geeft hij de Filistijn
antwoord. „Ik ben niet zwaarbewapend zoals u, maar ik kom in
de naam van de Heer der Heirscharen, de God van Israël. De
Heer heeft u heden in mijn hand gegeven. Ik zal u verslaan en uw hoofd
van u wegnemen. En niet mijn vlees, maar het vlees van de Filistijnen
zal aan de vogels gevoerd worden. En heel de wereld zal weten, dat
Israël een God heeft."
Rustig kiest hij dan een steen uit zijn herderstas, legt hem in de
slinger en razendsnel laat hij de slinger in zijn hand ronddraaien,
intussen zorgvuldig mikkend.
En dan... op het juiste moment... daar gaat de steen... en raakt
Goliath midden in het voorhoofd, juist op een plek, die niet door ijzer
of koper is bedekt.
Bewusteloos stort de reus ter aarde. Vlug loopt David op hem toe en
omdat David zelf geen zwaard draagt, neemt hij het zwaard van Goliath
en doodt hem met zijn eigen zwaard. Vervolgens houwt David het hoofd
van de reus af.
Als de Filistijnen dit zien, slaan ze op de vlucht.
Het volk van Israël komt ook in actie. Het achtervolgt de
Filistijnen, waarvan velen gedood en verwond worden. Op de terugweg na
die achtervolging worden de legerplaatsen van de Filistijnen
leeggeroofd.
David brengt het hoofd van Goliath naar Jeruzalem en de wapens van de
reus legt hij in zijn tent.
Saul is natuurlijk blij met de overwinning
Hij vraagt dan aan Abner, zijn krijgsoverste: „Zeg
Abner, wie is die David? Waar is hij een zoon van?"
„Al slaat u me dood majesteit," antwoord Abner, „ik
weet het niet."
„Vraag het hem dan," zegt Saul.
Dan haalt Abner David op en brengt hem bij Saul.
„Zeg David," zegt Saul, „dat heb je goed gedaan!
Maar vertel eens, wie is je vader?"
„Ik ben een zoon van Isaï, de Bethlehemiet
majesteit," antwoordt David.
Hieruit valt af te leiden, dat de strijd met Goliath plaatsvond
vóórdat David aan het hof kwam, zoals op pagina 3
beschreven is.
Eigenaardig, dat deze twee feiten in omgekeerde volgorde in de bijbel
staan.
De overwinning van Goliath staat in 1 Samuël 17, terwijl in
hoofdstuk 16 wordt beschreven hoe David aan het hof komt.
Er zijn ook nog twee andere verklaringen voor deze omwisseling van
gebeurtenissen.
Sommigen denken, dat Sauls verstand zodanig door de boze geest
is aangetast, dat hij niet meer weet, wie de vader van David is.
Anderen denken, dat Saul David nog wel degelijk kende en zijn vader
ook, maar dat hij gewoon meer wilde weten over de oorsprong van het
geslacht.
Dat Abner David niet kende, is te verklaren uit het feit, dat hij
meestal bij het leger in het veld was en slechts zelden aan het hof.
In hoofdstuk 18 van 1 Samuël lezen we, dat Saul David in
dienst neemt.
En Saul nam
hem te dien dage, en liet hem niet wederkeren tot zijns vaders huis. 1
Samuël 18:2
Dit lijkt ietwat in tegenspraak met wat eerder geschreven staat:
Alzo kwam David tot Saul; en hij stond voor zijn aangezicht; en hij
beminde hem zeer; en hij werd zijn wapendrager.
Daarna zond Saul tot Isaï, om te zeggen: Laat toch David voor
mijn aangezicht staan, want hij heeft genade in mijn ogen gevonden. 1
Samuël 16:21 en 22.
Bedenk dan wel, dat het hier om twee heel verschillende hoedanigheden
gaat. In hoofdstuk 16 wordt David min of meer in dienst genomen als
harpspeler. Hij heeft toen overdag ook wel gewoon zijn schapen gehoed.
Doch David
ging henen en kwam weder van Saul, om zijns vaders schapen te weiden te
Bethlehem. 1 Samuël 17:15
Maar in hoofdstuk 18 wordt hij door Saul aangesteld als krijgsoverste.
Intussen ontstaat er ook een hechte vriendschap tussen David en
Jonathan, Sauls zoon.
En dan blijkt David in de strijd een bekwaam strateeg te zijn,
die bovendien bij het volk geliefd is.
Als Saul en David dan terugkeren van een veldslag stromen de vrouwen de
troepenmacht tegemoet met trommels en met muziekinstrumenten. Deze in
het Hebreeuws genoemde muziekinstrumenten zijn bij ons niet bekend,
maar het schijnen drie-snarige instrumenten te zijn geweest.
En de vrouwen zingen dan: „Saul heeft zijn duizenden
verslagen, maar David zijn tienduizenden!"
Maar dat vindt Saul niet zo leuk en hij krijgt dan ook een gruwelijke hekel aan David. Hij wil hem zelfs wel doden. De boze geest neemt weer bezit van hem. David probeert hem weer te kalmeren met zijn harpspel, maar dat lukt niet. Saul neemt een speer en werpt die naar David om hem te doden. Maar David weet de speer te ontwijken.
Saul probeert dan van David af te komen door hem een
gevaarlijke positie in het leger te geven in de hoop, dat hij in de
strijd zal blijven. Maar David is een uitstekende krijgsman en weet het
gevaar steeds te ontwijken.
En vanaf die tijd is er sprake van een soort kat-en-muis spelletje
tussen Saul en David. Saul zoekt steeds een mogelijkheid om David te
doden, maar David weet dat steeds te ontwijken.
Intussen trouwt David ook nog met een dochter van Saul. Wat een
gezellige bruiloft zal dat geweest zijn...
David weet
Saul soms ook behoorlijk te plagen
Het gebeurde eens, dat David en zijn mannen door Saul omsingeld werden in de woestijn vam Maon. Deze woestijn heeft haar naam van de gelijknamige stad. Het is een bosachtig gebied met veel spelonken en dus bij uitstek geschikt om zich in te verbergen. En heeft David zijn redding eigenlijk te danken aan de Filistijnen, die een inval doen in Israël.
Saul moet dan noodgedwongen eerst ten strijde tegen die
Filistijnen en dat geeft David de gelegenheid te maken, dat hij wegkomt.
Men noemt die plaats dan Sela-Machlokôth of
Sela-Hammachlekôth. Dat betekent: steenrots der deling.
David gaat dan naar Engédi, ook Hazazon-Thamar
geheten. Dat is een stad, gelegen in de stam van Juda, aan de Dode Zee,
tussen hoge bergen en rotsen.
Het is een mooi gebied met valleien en velden, beplant met palmen en
dergelijke.
Maar verraders slapen niet en zodra Saul de Filistijnen heeft verjaagd
en terugkeert om de strijd tegen David weer te hervatten, wordt hem al
gauw verteld, waar David zich ophoudt.
Met drieduizend mannen gaat hij dan op zoek naar David
Als Saul ergens een spelonk binnengaat om daar zijn behoefte
te doen, lijkt voor David de kans gekomen om toe te slaan, want hij
bevindt zich pal naast die spelonk met zijn mannen. Zijn mannen dringen
er dan ook bij hem op aan, Saul te doden, nu hij de kans heeft.
Toen zeiden de mannen van David tot hem: Zie, de dag, op welken de Here
tot u zegt: Zie, Ik geef uw vijand in uw hand, en gij zult hem doen
gelijk als het goed zal zijn in uw ogen. 1 Samuël 24:5.
Maar David doodt Saul niet. Wel sluipt hij de spelonk in en snijdt vlug
een slip van de mantel van Saul.
David weerhoudt zijn mannen ook met kracht ervan om iets tegen Saul te
ondernemen.
Als Saul de spelonk verlaat, spreekt David hem aan. Hij laat Saul de afgesneden slip van de mantel zien en zegt: „Ziet u nu wel, dat ik niets kwaads tegen u in de zin heb? Ik had u zo kunnen doden, maar ik heb het niet gedaan, hoewel mijn mannen mij dat wel aanrieden. Maar ik peins er niet over om een hand uit te steken naar de gezalfde des Heren.
Het lijkt dat Saul David verder met rust zal laten
Saul vertrekt, maar David blijft achter, want hij vertrouwt
Saul toch nog niet, daarvoor kent hij hem te goed. Hij blijft zich
verbergen.
En dan sterft Samuël. Hij wordt begraven in zijn huis te Rama
en heel Israël rouwt om de dood van Samuël.
David was eigenlijk steeds min of meer in de buurt van Samuël
gebleven, wat menigmaal vroeg hij Samuël om raad.
Maar nu Samuël dood is, gaat David weg van daar. Hij gaat naar
de woestijn van Paran. Dit is alleen de naam van een stad, maar ook van
het omliggende land en gebergte.
En dan gaat David weer trouwen.
Nabal
Een rijke man te Karmel (niet het Karmel, bekend vanwege de
profeet Elia, gelegen in de stam van Issaschar) bezit drieduizend
schapen en duizend geiten. Ten tijde, dat David zich daar in de
woestijn ophoudt met zijn mannen, is hij juist bezig met het scheren
van de schapen. Die man is een Kalebiet, naar men aanneemt een
nakomeling van Kaleb. Het is een onvriendelijke man, hardvochtig en
boos. Zijn naam is Nabal. Hij wordt zelfs een zoon belials genoemd
..... want het kwaad is ten volle over onzen heer besloten, en over
zijn ganse huis; en hij is een zoon belials, zodat men hem niet kan
aanspreken. 1 Samuël 25:17b.
Het Hebreeuwse woord belijaal betekent in onze taal een deugniet, een
bandeloos mens, die zich niet stoort aan orde of gezag.
Zijn vrouw Abigaïl is een knappe verschijning met een goed
verstand.
David stuurt tien van zijn mannen naar Nabal om te vragen of hij hen
van voedsel kan voorzien.
Maar ze krijgen nul op het rekest. Bits vraagt Nabal:
„Wie is die David van jullie? Is dat niet die man, die zijn
heer Saul verlaten heeft? Waarom zou ik mijn voedselvoorraad met hem
delen?"
En met lege handen keren de mannen naar David terug.
En wat David dan doet is toch eigenlijk wel vreemd.
Hij laat zijn mannen zich wapenen en wil dan met geweld nemen, wat hij
nodig heeft. Hij wil zelfs alle mannen van Nabal doden.
Eén van de mannen van Nabal is echter intussen
heimelijk naar Abigaïl gegaan om haar het voorgevallene te
vertellen.
Abigaïl laadt dan snel een voorraad levensmiddelen op enkele
ezels en haast zich David tegemoet, hiermee een slachting voorkomend.
Als Abigaïl weer thuiskomt, heeft haar man Nabal zich intussen
van een uitgebreide maaltijd laten voorzien. Bovendien heeft hij de
wijn rijkelijk laten vloeien. Abigaïl treft hem dan ook
stomdronken aan.
Pas de volgende morgen vertelt ze hem, hoe ze hem voor een
bloedbad gespaard heeft.
Nabal krijgt dan bijna een hartverlamming van schrik. En na een dag of
tien sterft hij dan ook werkelijk.
Geruime tijd na de dood van Nabal laat David Abigaïl bij zich
komen en dan neemt hij haar tot vrouw.
Ook neemt David dan nog een zekere Ahinoam tot huisvrouw.
David heeft dan twee vrouwen, want zijn eerste vrouw Michal, de dochter
van Saul heeft hem intussen verlaten. Zij is door Saul aan een ander
ten huwelijk gegeven.
Intussen heeft
Saul te horen gekregen, waar David zich ophoudt
En met drieduizend man probeert hij David te overmeesteren,
wat hem echter ook nu weer niet zal gelukken.
Terwijl David zich in de woestijn schuil houdt, legert Saul zich op de
heuvel van Hachila.
In de nacht sluipt David met één van zijn mannen,
Abisai geheten, naar het kamp van Saul.
Behoedzaam, voetje voor voetje, sluipen ze tussen de slapende
mannen door naar de legerstede van Saul, die vredig ligt te slapen in
de wagenburg.
Ze sluipen tot bij de slapende Saul. Dan fluistert Abisai David
toe:„Dit is uw kans, God heeft nu uw vijand in uw macht
gegeven. Sta mij toe, dat ik hem met mijn spies dood."
Maar David wijst dit voorstel verontwaardigd van de hand.
„Wij mogen niet de hand aan een gezalfde des Heren slaan,"
fluistert hij terug.
De spies van Saul steekt aan zijn hoofdeinde in de grond. Behoedzaam
trekt David die spies uit de grond. Dan pakt hij ook de waterkruik van
Saul en stilletjes sluipt hij terug, Abisai wenkend hem te volgen. En
zonder dat er iemand wakker werd verlieten ze het kamp van Saul weer.
Als David en Abisai op veilige afstand zijn gekomen, maar niet zo ver, dat hun roepen niet meer in het kamp van Saul gehoord zou kunnen worden, klimmen ze op een berg. En dan roep David luidkeels naar het kamp van Saul en met name naar Abner, de legeroverste: „Hé Abner, wat ben jij nou voor een man!? Kun je je koning niet beter bewaken? Ik ben vannacht in jullie kamp geweest en heb naast de legerstede van Saul gestaan, maar jij en je mannen snurkten maar door. En kijk eens wat ik hier heb! Ik heb de spies en de waterkruik van koning Saul weggenomen."
En tot Saul roept hij:„Vannacht heeft de Heer u in mijn macht gegeven Saul. Maar ik heb mijn hand niet willen uitsteken naar de gezalfde des Heren. Zie uw spies en waterkruik, die ik ongemerkt bij u weggenomen heb. Laat één van uw mannen ze maar terughalen."
Saul bekent dan, dat hij gezondigd heeft en vraagt David terug te keren naar Saul, die belooft hem geen kwaad meer te zullen doen
Maar David kijkt wel uit! Hij kent Saul veel te goed.
En dan besluit David naar het land der Filistijnen te vluchten. Hij
begeeft zich dan naar Gath, de Filistijnse stad, waar Goliath ook
vandaan kwam. Hij vraagt dan aan de koning van Gath, Achis geheten, of
hij in zijn land mag wonen. In onze tijd zouden we zeggen, dat David
asiel vroeg.
Maar dan is David slim. Hij vertrouwt de Filistijnen ook niet zo goed
en daarom wil hij het liefst een plek voor zichzelf en voor zijn mannen
en vrouwen en kinderen.
Tegen Achis zegt hij, het te veel eer te vinden om in dezelfde stad als
de koning te wonen. En dan vraagt hij Achis een plaats te bepalen, waar
hij zich met de zijnen mag vestigen.
Achis geeft hem dan Ziklag als woonstede. Deze stad had oorspronkelijk
toebehoord aan Juda, maar was door de Filistijnen ingenomen. En nu
geeft Achis haar aan David.
Tot de dood van Saul blijft David in het land der Filistijnen wonen
Hij was daar een jaar en vier maanden, lezen we. In het Hebreeuws staat er: dagen en vier maanden. Het woord dagen wordt bij de Hebreeën dikwijls voor een jaar genomen.
Tijdens zijn verblijf in Ziklag voert David strijd tegen
verschillende volken.
En van die volken laat hij man noch vrouw leven. Dit doet hij om te
voorkomen, dat iemand van zijn daden aan koning Achis zou vertellen.
Want tegen Achis doet David het voorkomen, alsof hij tegen
Israël vecht.
De volken, die David verslaat zijn de Gesurieten, de Girzieten
en de Amalekieten.
De Gesurieten zijn de inwoners van de stad Gesur, een koninklijke stad
in Syrië. Een dochter van de koning van Gesur zou later de
huisvrouw van David worden en de moeder van Absalom.
De Girzieten, of Gizrieten, zijn Kanaänieten, die
voordien te Gezer of Gazer woonden, in het land van Efraïm.
Van daar verdreven zijnde, gingen ze wonen tegen het zuiden van het
land Kanaän.
De Amalekieten waren de nakomelingen van Ezau. God had Saul geboden hen
geheel uit te roeien, maar Saul heeft enkelen laten leven. David maakt
dat nu dus verder af.
Intussen gelooft Achis wat David hem vertelt en daardoor is hij ervan overtuigd, dat David zich nu voorgoed onmogelijk heeft gemaakt bij het volk van Israël en hem zijn leven lang wel trouw zal blijven.
Toch moet David er niet in geslaagd zijn om alle mannen en
vrouwen van de volken, die hij bestreed te doden, want in 1
Samuël 30 lezen we, dat de Amalekieten Ziklag binnenvallen en
in brand steken, terwijl ze alle vrouwen en kinderen gevankelijk
wegvoeren. Ook de beide huisvrouwen van David.
David weet hen echter te achterhalen en de vrouwen en kinderen te
bevrijden. Niet één wordt er vermist.
David laat alle Amalekieten doden, maar toch weten vierhonderd jonge
mannen, die op kamelen wisten te ontkomen.
Intussen gaat
de strijd van de Filistijnen tegen Israël onverminderd door
Saul wordt behoorlijk opgejaagd. En dan komt er een dag, dat
Saul en zijn mannen volledig ingesloten zijn door de Filistijnen. Saul
ziet dan, dat hij verloren is en hij beveelt zijn wapendrager hem te
doden om te voorkomen, dat hij levend in handen van de Filistijnen
valt. De wapendrager schrikt er echter voor terug om zijn koning te
doden. Hij durft het niet. Dan werpt Saul zichzelf in zijn zwaard en
dood zo zichzelf. Daarop doet zijn wapendrager hetzelfde en sterft met
zijn koning.
Jonathan, Abinadab en Malkisua, zonen van Saul, waren al eerder
gesneuveld.
En dan
schrijft David een klaagzang, die is te vinden in 2 Samuël 1:
O sieraad Israëls, op uw hoogten is hij verslagen; hoe zijn de
helden gevallen!
Verkondigt het niet te Gath, boodschapt het niet op de straten van
Askelon; opdat de dochters der Filistijnen zich niet verblijden, opdat
de dochters der onbesnedenen niet opspringen van vreugde.
Gij bergen van Gilboa, noch dauw noch regen moet zijn op u, noch velden
der hefoffers; want aldaar is der helden schild smadelijk weggeworpen,
het schild Sauls, alsof hij niet gezalfd ware geweest met olie.
Van het bloed der verslagenen, van het vet der helden week Jonathans
boog niet achterwaarts; en Sauls zwaard keerde niet ledig weder.
Saul en Jonathan, die beminden en die liefelijken in hun leven, zijn
ook in hun dood niet gescheiden; zij waren lichter dan arenden, zij
waren sterker dan leeuwen.
Gij dochteren Israëls, weent over Saul, die u kleedde met
scharlaken, met allerlei weelde; die u sieraad van goud deed dragen
over uw kleding.
Hoe zijn de helden gevallen in het midden van den strijd! Jonathan is
verslagen op uw hoogten.
Ik ben benauwd om uwentwil, mijn broeder Jonathan; gij waart mij zeer
liefelijk; uw liefde was mij wonderlijker dan liefde der vrouwen.
Hoe zijn de helden gevallen, en de krijgswapenen verloren! 2
Samuël 1:19-27.
Wonderlijk hoe
David over Saul schrijft
Hij noemt hem bemind en liefelijk in zijn leven, terwijl hij
toch meermalen probeerde David te doden.
Deze klaagzang is ook opgeschreven in het Boek des Oprechten.
Dit boek en meer geschiedkundige boeken, die in de Heilige Schrift
genoemd worden zijn niet bewaard gebleven.
Na de dood van Saul trekt David in opdracht van de Heer naar Hebron,
waar hij door de mannen van Juda tot koning over Juda gezalfd wordt.
Zeven jaren en zes maanden is David koning over Juda.
Abner, de krijgsoverste van Saul, maakte Isboseth tot koning over
Israël, met uitzondering van Juda natuurlijk. Isboseth was een
zoon van Saul.
Er is dan een lange strijd tussen het huis van Saul en het huis van David. Een strijd, die uiteindelijk natuurlijk door David gewonnen wordt, want dat is de wil van God. Uiteindelijk wordt David dan door alle stammen erkend en tot koning gezalfd over geheel Israël. David is dus drie keer tot koning gezalfd. Eerst heimelijk door Samuël, daarna door de mannen van Juda en tenslotte door de oudsten van Israël.
David was dertig jaar oud, toen hij koning werd. Veertig jaar is hij koning geweest, eerst alleen over Juda, daarna over geheel Israël.
Lees ook eens: Het gebed van koning Josafat
INFO: DE WEG - DE WAARHEID - HET LEVEN - FILM
Remember all victims of violence worldwide
DE WEG | DE WAARHEID | HET LEVEN | FILM | AUDIO
HOLYHOME.NL USE NO COOKIES - REPORT DEAD LINKS
Waard om te weten :
Een hartelijk welkom op de siteDeze pagina printen
Sitemap
Wie zoekt zal vinden
FAQ - HELP
Kerk
Zondag
Advent
Kerstfeest
Driekoningen
Vastentijd
Goede Vrijdag
Aswoensdag
Palmzondag
Palmpasen
De stille week
Witte donderdag
Stille zaterdag
Paaswake
Pasen - Paasfeest
Hemelvaartsdag
Pinksteren
Biddag
Dankdag
Avondmaal
Doop
Belijdenis
Oudjaarsdag
Nieuwjaarsdag
Sint Maarten
Sint Nicolaas
Halloween
Hervormingsdag
Dodenherdenking
Bevrijdingsdag
Koningsdag / Koninginnedag
Gebedsweek
Huwelijk
Begrafenis
Vakantie
Recreatie
Feest- en Gedenkdagen
Symbolen van herkenning
Leerzame antwoorden op levens- en geloofsvragen
Hebreeën 4:12 zegt: "Want levend en krachtig is het woord van God, en scherper dan een tweesnijdend zwaard: het dringt diep door tot waar ziel en geest, been en merg elkaar raken, en het is in staat de opvattingen en gedachten van het hart te ontleden". Lees eens: Het zwijgen van God
God heeft zoveel liefde voor de wereld, dat Hij Zijn enige Zoon heeft gegeven; zodat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft. Lees eens: God's Liefde
Schat onder handbereik
Bemoediging en troost
Bible-people - stories of famous men and women in the Bible
Bible-archaeology - archaeological evidence and the Bible
Bible-art - paintings and artworks of Bible events
Bible-top ten - ways to hell, films, heroes, villains, murders....
Bible-architecture - houses, palaces, fortresses
Women in the Bible - great women of the Bible
The Life of Jesus Christ - story, paintings, maps
Read more for Study Apocrypha, Historic Works
GELOOF EN LEVEN een
KLEINE HULP VOOR ONDERWEG
Wie zoekt zal vinden
Boeiende Series :
BijbelvertalingenBijbel en Kunst
Bijbels Prentenboek
Biblische Bildern
Encyclopedie
E-books en Pdf
Prachtige Bijbelse Schoolplaten
De Heilige Schrift
Het levende Woord van God
Aan de voeten van Jezus
Onder de Terebint
In de Wijngaard
De Bergrede
Gelijkenissen van Jezus
Oude Schoolplaten
De Zaligsprekingen van Jezus
Goede Vruchten
Geestesgaven
Tijd met Jezus
Film over Jezus
Barmhartigheid
Catechese lessen
Het Onze Vader
De Tien Geboden
Hoop en Verwachting
Bijzondere gebeurtenissen
De Bijbel is boeiend
Bijbelverhalen in beeld
Presentaties en Powerpoints
Bijbelse Onderwerpen
Vrede van God voor jou
Oude bijbel tegels
Informatie over alle kerken in Nederland: Kerkzoeker
Bible Study: The Bible alone!
L'étude biblique: Rien que la Bible!
Bibelstudium: Allein die Bibel!
Materiaal voor het Digibord
Werkbladen Bijbelverhalen Bijbellessen
OT Hebreeuws-Engels
NT Grieks-Engels
Naslagwerken
Belijdenissen
Een rijke bron
Missale Romanum + Afbeeldingen
Stripboek over Jezus
Christelijke Symbolen
Plaatjes Afbeeldingen Clipart
Evangelie op Postzegels
Harmonium Huisorgel
Godsdiensten en Religies
Herinnering aan Kerken
Christian Country Music
Muzikale ontspanning
Software voor Bijbelstudie
Hartverwarmende Klanken
Read and Hear the Holy Bible
Luisterbijbel
Bijbel voor Slechtzienden Begrippenlijst -1- -2-
Meer weten over de Psalmen, gezangen, liturgieën, belijdenisgeschriften: Catechismus, Dordtse Leerregels en veel andere informatie? . Kijk op: Online-bijbel.nl(What's good, use it)