HOME | STUDIEBIJBEL | BIJBELSTUDIES | BIJBELATLAS | BIJBELSEGESCHIEDENIS | NIEUWS
Voor wie leven wij
eigenlijk?
De Bijbel is niet een boek dat je zomaar even van kaft tot kaft leest. Het kan lastig zijn om je weg door de Bijbel te vinden, als je niet weet wat zich wanneer heeft afgespeeld. Deze site kan je helpen om de Bijbel beter te leren kennen. Ontdek de bron van vrede, het Woord van God:
Bijbelstudie 902 - Voor wie leven wij eigenlijk?
Leven, echt
leven… Wie wil dat niet? Het is de mens eigen om te willen
leven. Het is de mens ook eigen om over zichzelf na te denken.
“Ik denk, dus ik besta”, aldus de filosoof
Descartes. En als de mens dan over zichzelf nadenkt, komt bij hem
onvermijdelijk de vraag op: Waarom leef ik eigenlijk? Wat is de zin van
mijn leven?1 Deze vraag kan alleen beantwoord worden, door te luisteren
naar wat de Bijbel daar over zegt. Dat wil ik in deze bijdrage dan ook
doen. We zullen daarbij vooral kijken naar een aantal gedeelten uit het
bijbelboek Genesis. We beginnen met Genesis 2:4–25.
God heeft het
goede met ons voor (Genesis 2:4–25)
Wie iets over het leven
wil zeggen, moet eerst kijken naar de oorsprong van ons leven. Hoe zijn
wij ontstaan en wat betekent dat voor onze levenshouding? Uit Genesis
2:4–25 blijkt God de mens gemaakt heeft en hem een
verantwoordelijke positie heeft gegeven. Uit alles blijkt dat het goede
met de mens voor had.
Van ons mag verwacht worden dat wij Gods liefde niet onbeantwoord
laten. We hebben alles aan God te danken. Wat hebben wij voor
Hem over?
God heeft de
mens het leven gegeven (Genesis 2:4–7)
In Genesis 2:7 lezen we hoe God uit de vochtige akkergrond de eerste mens maakte: “Toen boetseerde Jahweh God de mens uit stof dat Hij van de aarde nam, en Hij blies hem de levensadem in de neus: zo werd de mens een levend wezen.” Eeuwen later herinnerde Job God eraan hoe Hij de mens geschapen had:
en laat U mij nu vervallen tot stof?
(Job 10:9).
Ook de woorden die Elihu tot Job richtte, herinneren aan Genesis 2:7:
de adem van de Almachtige laat mij leven.
Maar u mag mij toch gerust weerleggen,
u schrap zetten en in de verdediging gaan.
Tenslotte ben ik ook maar een aarden pot van God,
afgeknepen van het leem.
(Job 33:4–6).
Op zichzelf is de mens niet meer dan dode stof uit de akker. Het is alleen de levensadem van God die hem doet leven. Als God zijn levensadem terugneemt, vergaat hij weer tot stof:
en geest en adem terugneemt,
sterft alwat leeft,
vervalt de mens opnieuw tot stof.
(Job 34:14–15).
God heeft de
mens een leefbare omgeving gegeven (Genesis 2:8–9)
In Eden, ergens in het zuiden van Mesopotamië, legde God een tuin aan, d.w.z. een hof met een omheining. De omheining diende om de hof tegen de wilde dieren te beschermen.3 In de hof liet God “allerlei bomen opschieten, aanlokkelijk om te zien en heerlijk om van te eten” (Genesis 2:9a). In deze heerlijke omgeving plaatste God de mens die Hij geschapen had. In het midden van de hof stonden twee bijzondere bomen. De ene boom was de boom van het leven. We kunnen de levensboom het beste vergelijken met het levenskruid uit het Gilgamesj-epos.4 Volgens dit epos sprak Gilgamesj tot Ur-sjanabi, de veerman:
waardoor men zijn levensadem herkrijgt!
Brengen wil ik die naar het omheinde Uruk
en wil die de grijsaard doen eten; de plant mag hij plukken,
die heet: “Als grijsaard wordt jong weer de mens”,
en ik zelf wil die eten om mijn jeugd te herkrijgen.
(Gilgamesj-epos XI 278–283).5
Telkens als Adam en Eva
van de vruchten van de levensboom zouden eten, zou hun lichaam zich
verjongen. Op die manier zouden ze eeuwig jong kunnen blijven en nooit
de dood behoeven te zien. De andere boom in het midden van de hof was
de boom van de kennis van goed en kwaad. Ook deze boom was
“aanlokkelijk om te zien en heerlijk om van te
eten”, maar van deze ene boom moest de mens afblijven
(Genesis 3:3). Deze boom werd door God gebruikt om te toetsen of de
mens goed of kwaad jegens Hem in de zin had. Als de mens ondanks het
verbod toch van de vruchten van deze boom zou eten, zou hij daarmee te
kennen geven, dat hij God niet wilde gehoorzamen en eren. God heeft de
mens veel gegeven, maar blijft hemelhoog boven hem verheven.
God heeft de
mens royaal gegeven (Genesis 2:10–14)
Voor een tuin is water erg belangrijk. Een tuin zonder water is als een eik zonder bladeren (Jesaja 1:30). De gunstigste plaats voor een tuin was langs een rivier, zoals blijkt uit de zegen van Bileam:
uw woningen, Israël;
als dalen liggen zij verspreid,
als tuinen langs een rivier,
als aloëbomen geplant door Jahweh,
als ceders aan de waterkant.
(Numeri 24:5–6).
Hoe was nu de ligging van de hof van Eden? In Eden stroomde een rivier om de hof van water te voorzien. Bij de hof werd deze rivier tot vier “hoofden”. Deze “hoofden” duiden het gedeelte stroomopwaarts aan.6 Vanuit de Perzische Golf gezien, dus vanuit het zuiden stroomopwaarts kijkend, splitste de rivier zich bij de hof in vier stromen. Vanuit het noorden stroomafwaarts kijkend kwamen de rivieren bij de hof samen. De namen van deze rivieren zijn van Oost naar West: de Pison, de Gihon, de Tigris en de Eufraat.
Het paradijs lag dus op de
plaats waar de Eufraat en de Tigris bij elkaar komen, of nauwkeuriger
gezegd op de plek waar de Eufraat en de Tigris in die tijd,
d.w.z. vóór de zondvloed, bij elkaar
kwamen. Toen God voor de eerste mens een tuin aanlegde, deed
Hij dat op een wel erg gunstige plek: op de plaats waar vier
rivieren bij elkaar kwamen! Voor een tuin was er geen betere plek op
aarde te vinden. Dit tekent de zorg van God voor de mens. Hij
plaatste de mens niet in een willekeurige hof, maar gaf hem het beste.
God heeft de
mens de aarde in bruikleen gegeven (Genesis 2:15–17)
God had de mens in de hof van Eden een schitterende uitgangspositie gegeven. Nu moest de mens deze hof zelf verder bewerken en beheren. Daartoe kreeg de mens de hof van Eden in bruikleen. Hij mocht van alle bomen in de hof vrij eten. Maar... hij moest wel goed beseffen dat hij niet de eigenaar was. God was en bleef de eigenaar van de hof. Om dat te laten zien maakte God voor één boom, de boom van de kennis van goed en kwaad, een uitzondering. We kunnen deze boom vergelijken met de hoed op een paal die Wilhelm Tell weigerde te groeten. 7 Alleen is er in Genesis geen sprake van het vereren van de boom, maar van het afblijven ervan.
Proclamatie van het gebod in
Genesis
En Jahweh God gaf de mens dit
gebod:
:
‘Je mag van alle bomen in de tuin overvloedig
eten, maar van de boom van de kennis van goed
en kwaad mag je niet eten,
want op de dag dat je daarvan eet, zul je sterven.
Proclamatie van het gebod
in Wilhelm Tell
En dit is de wil en mening van de landvoogd
De hoed moet dezelfde eer als hijzelf ontvangen.
Men moet hem met gebogen knie en met ontbloot
hoofd vereren — Daaraan wil de koning de gehoorzamen
kennen.
’ Vervallen is met zijn lijf en goed aan de koning,
wie het gebod veracht.
Nadat Wilhelm Tell
weigerde de hoed de vereiste eer te bewijzen, werd zijn overtreding als
volgt verwoord:
“Veracht je zo je keizer, Tell, en mij, die hier in zijn
plaats gebiedt, dat je de eer ontzegt aan de hoed, die ik om
de gehoorzaamheid te beproeven heb opgehangen? Je kwade streven heb je
aan mij verraden.”
Adam moest van de boom van
de kennis van goed en kwaad afblijven en zo God als leenheer
erkennen. Zou Adam toch van de vruchten van deze boom eten dan
was hij des doods schuldig. Want dan had hij zijn God en
koning verworpen en veracht. Wat gold voor de hof, geldt in
feite ook voor heel de aarde. We hebben de aarde in bruikleen
gekregen. Dat stemt tot dankbaarheid, maar verplicht ons ook
tot zorgvuldigheid. We mogen maar niet met de aarde doen wat
ons goed dunkt. We zijn geen eigenaren!
God heeft de
mens een vrouw als partner gegeven (Genesis 2:18–25)
Moest de mens zijn taak om
de hof te bewerken en te beheren alleen uitvoeren? Nee, God gaf hem
een partner om hem terzijde te staan. Dat ging als volgt.
God bracht van buiten de hof de dieren bij de mens om ze namen te laten
geven. Adam gaf de dieren namen overeenkomstig hun aard. Het
ene dier was snel, het andere log. Het ene dier was sterk, het
andere sierlijk. Maar geen enkel dier was zoals Adam. Geen
enkel schepsel kon hem als gelijkwaardige partner terzijde
staan. Toen liet God een diepe slaap over Adam komen en bouwde
uit een van zijn ribben een vrouw. Vervolgens bracht Hij haar
bij Adam. Adam herkende in de vrouw zijn eigen vlees en bloed en daarom
noemde hij haar naar zichzelf:
want uit een man (isj) is zij genomen.
(Genesis 2:23b). .
Zo is het onder alle
volken een inzetting geworden dat een man voor zich een vrouw zoekt om
samen als een twee-eenheid door het leven te gaan. Helaas zijn
soms in een huwelijk de goede verhoudingen tussen man en vrouw
danig verstoord. In het begin was dat echter anders. Want Adam en Eva
waren naakt, maar ze voelden geen schaamte voor elkaar. Ze
hadden gewoon niets te verbergen.
Wees God
gehoorzaam (Genesis 3)
“En ze leefden
nog lang en gelukkig…” Je zou verwachten dat het
verhaal over het eerste mensenpaar zo zou eindigen. Helaas is
dat niet het geval. Genesis 3 vertelt ons dat de mens niet langer voor
God wilde
leven, maar voor zichzelf begon. Hij wou eigen baas zijn. En
dat viel niet mee…
Twijfel niet
aan Gods woorden (Genesis 3:1–6)
In Genesis 3:1–6
lezen we hoe de slang de vrouw verleidde om Gods verbod te overtreden.
Zij deed dat door twijfel te zaaien aan Gods woorden. De slang
begon met eerst Gods woorden te verdraaien:
“Heeft God werkelijk gezegd dat je van geen enkele
boom in de tuin mag eten?” De vrouw wist wel beter
en corrigeerde de suggestie van de slang: “Wij mogen
wel eten van de vruchten van de bomen in de tuin. God heeft
alleen gezegd: ‘Van de vruchten van de boom die midden in de
tuin staat mag je niet eten; je mag haar zelfs niet aanraken;
anders zul je sterven.’” Maar de slang weersprak nu
botweg Gods woord: “Je zult helemaal niet sterven!
God weet dat je ogen open zullen gaan als je van die boom eet, en dat
je dan gelijk zult worden aan God, door de kennis van goed en
kwaad.” Toen ging de vrouw twijfelen. Ze keek naar
de boom van de kennis van goed en kwaad. Wat een mooie boom! Wat een
prachtige vruchten! Zouden die werkelijk onheil brengen? Of
had de slang gelijk en brachten die vruchten geen onheil,
maar inzicht? Ze kon zich niet langer bedwingen.
“Zij plukte dus een vrucht en zij at ervan; zij gaf er ook
van aan haar man, die bij haar stond, en ook hij at
ervan.”
Zo zien we hoe de slang door twijfel te zaaien aan Gods woorden de
zonde in de wereld gebracht heeft.
God had wel gezegd dat de mens bij overtreding van zijn gebod zou
sterven, maar volgens de slang zou de mens er in werkelijkheid
alleen maar op vooruit gaan. Twijfelen aan Gods woorden is iets
verschrikkelijks. Het is letterlijk levensgevaarlijk.
Zonde schept
afstand tussen God en mens (Genesis 3:7–11a)
Na het eten van de verboden vrucht gingen Adam en zijn vrouw inderdaad de ogen open. Ze ontdekten dat ze naakt waren. De onschuld die hen in het begin kenmerkte hadden ze verloren. Nu hadden ze iets te verbergen! Ze waren niet alleen bang voor God, maar schaamden zich ook voor elkaar.
Door de zonde konden ze elkaar niet meer open en onbevangen aankijken. Om hun naaktheid te bedekken maakten ze schorten van vijgenbladeren. Maar ook zo durfden ze God niet meer onder de ogen te komen. Want toen ze God hoorden naderen, verborgen ze zich voor Hem. Daarom riep God Adam: “Waar ben je?” Adam erkende dat hij bang was voor God: “Ik hoorde U in de tuin, en toen werd ik bang omdat ik naakt ben; daarom heb ik mij verborgen.”
Zonde schept altijd
afstand tussen God en mens. Wie zondigt, durft God niet meer onder de
ogen te komen. Zonde maakt een einde aan de vertrouwelijke
omgang met God.
God straft de
ongehoorzaamheid (Genesis 3:11b–20)
God wist wel wat er gebeurd was. Daarom vroeg Hij: “Heb je soms gegeten van de boom die Ik verboden heb?” Adam kon het niet ontkennen, maar schoof de schuld op zijn vrouw, “die U mij als gezellin gegeven hebt”. Daarop riep God Adams vrouw ter verantwoording. Deze schoof de schuld af op de slang. Toen vervloekte God de slang: “Omdat je dit gedaan hebt, ben je vervloekt, onder alle tamme dieren en onder alle wilde beesten! Op je buik zul je kruipen en stof zul je eten, alle dagen van je leven!” God vervloekte niet alleen de slang, maar Hij verbrak ook het bondgenootschap tussen de slang en de vrouw:
“Vijandschap
sticht Ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw kroost en het hare. Het
zal jouw kop bedreigen, en jij zijn hiel!” Adam en zijn vrouw
werden niet vervloekt, maar wel zwaar gestraft. Ze werden
veroordeeld tot een moeitevol leven dat tenslotte met de dood
eindigen zou. Zo zien we dat God de ongehoorzaamheid niet
ongestraft laat. Hij geeft loon naar werken. “Kwelling
en benauwdheid wacht elke mens die het kwade
bedrijft” (Romeinen 2:9).
God wil geen
afstand tussen Hem en de mens (Genesis 3:21)
Door zijn zonde had de mens afstand tussen zichzelf en God geschapen. Hij was zich zijn naaktheid bewust geworden en durfde nu God niet meer onder de ogen te komen. De vertrouwelijke omgang met God was hij kwijtgeraakt. Maar wat lezen we nu in Genesis 3:21? God maakte voor Adam en Eva kleren van dierenvellen.
Een of meer dieren werden
gedood om van de huid kleding voor de mens te maken. Door
de naaktheid van de mens te bedekken gaf God aan dat Hij geen
afstand tussen Hem en de mens wil, maar integendeel juist uit
is op de vertrouwelijke omgang met de mens. Om dezelfde reden stelde
God later het plaatsvervangend offer in om de schuld van de
mens te bedekken.
Gods woorden
gaan op hun tijd in vervulling (Genesis 3:22–24)
Dat God na de val het
verbondsverkeer met de mens voortzette, betekende niet dat zijn
dreigingen slechts loze woorden waren. Adam en Eva moesten de
hof van Eden verlaten. De ingang werd door hemelse wachters
bewaakt. De mens kon de levensboom niet meer bereiken en was daarmee
ten dode opgeschreven. Zo vervulde God op zijn tijd de
dreigende woorden die Hij gesproken had: “van de boom van
de kennis van goed en kwaad mag je niet eten, want op de dag
dat je daarvan eet, zul je sterven” (Genesis 2:17).
God blijft trouw aan zijn woorden, aan zijn dreigingen evengoed als aan
zijn beloften.
De mens
bereikt zijn doel niet (Genesis 11:1–9)
De gevallen mens heeft nog
steeds grote mogelijkheden. Maar wat doet hij er mee? Wil hij er alsnog
God, zijn schepper, mee eren of gaat het hem nog steeds om
zichzelf? Streeft hij eigen doeleinden na? Dan zal hij zijn
doel niet bereiken. Zijn grootse bouwplannen lopen op niets uit en zijn
ongekende communicatiemogelijkheden eindigen in gebabbel.
De mens heeft
geweldige mogelijkheden (Genesis 11:1–3)
Tot ca. 3500 v.Chr. hadden alle mensen dezelfde taal. In Genesis 11:2 lezen we dat de mensen na de zondvloed hun woongebied tussen de Zwarte Zee en de Kaspische Zee (“het oosten”) verlieten, naar de vlakte van Sinear afdaalden en zich daar vestigden. Blijkens Genesis 10:10 was Sinear het gebied waarin steden als Babel, Erek (Uruk) en Akkad lagen. Hieruit volgt dat Sinear gelijkgesteld kan worden met Zuid-Mesopotamië.
In Sinear was in tegenstelling tot de vroegere woonplaats van de mensen praktisch geen natuursteen aanwezig. Er was wel veel klei. Van deze klei maakten de mensen tichelstenen: “Put maar water…, stamp de klei en kneed het leem, pak de steenvorm.” (Nahum 3:14). De tichelstenen werden aanvankelijk in de zon gelegd om te drogen. De kwaliteit en hardheid van deze tichelstenen leken echter in de verste verte niet op die van het in de bergstreken gebruikte natuursteen.
Toen kwam men op het idee
de tichelstenen in het vuur te harden. De op deze wijze verkregen
bakstenen werden met behulp van asfalt, dat uit asfaltputten
gewonnen werd, aan elkaar gemetseld. Voorwaar, een knap
staaltje van menselijke techniek! De overgang van in de zon gedroogde
tichelstenen naar bakstenen was zo'n grote vooruitgang dat de
mensen er maar wat trots op waren. In het Gilgamesj-epos, dat in
ca. 2700 v.Chr. speelt horen we er nog de echo van:
Klim op en
wandel op de muur van Uruk,
vors uit de
onderbouw, bekijk het tichelwerk:
of haar
tichelwerk niet van bakstenen is,
en of haar
grondslag niet gelegd hebben de zeven wijzen!
(Gilgamesj-epos
I 1:16–19).
De uitvinding van de baksteen gaf aan dat de mens tot grote dingen in
staat was. Doordat iedereen dezelfde taal sprak, was brede
toepassing van de kennis en kunde van de mens mogelijk.
De mens
misbruikt zijn mogelijkheden (Genesis 11:4)
Maar waartoe gebruikten de
mensen deze mogelijkheden? Ze overlegden met elkaar: “Laten
wij een stad bouwen met een toren, waarvan de spits tot in de
hemel reikt; dan krijgen wij naam en worden wij niet over de
aardbodem verspreid.” Er worden hier twee redenen genoemd om
een stad met een hemelhoge toren te bouwen:
dan krijgen wij naam
en worden wij niet over
de aardbodem verspreid.
De eerste reden laat zien dat het de mensen bij de bouw niet
om Gods naam, maar om eigen naam ging.
Die naam moest vereeuwigd worden, zoals Gilgamesj zijn naam liet
vereeuwigen door een 9½ km lange muur om Uruk en
een tempel voor Isjtar te bouwen:
Hij deed bouwen
de muur van het omheinde Uruk,
van het gewijde
Eanna, de heilige schatkamer.
Zie toch haar
muur, waarvan de schijven als van koper zijn!
Aanschouw haar
bastion, dat niemand kan nabootsen!
Raak aan de
hardstenen stoep uit de grijze voortijd!
Nader Eanna, de
woonplaats van Isjtar,
die geen
toekomstige koning ooit zal nabootsen, geen een!
(Gilgamesj-epos
I 1:9–15).
Aan het einde van het Gilgamesj-epos, als de pogingen van Gilgamesj om
de onsterfelijkheid te verwerven vergeefs gebleken zijn, wijst
Gilgamesj met nadruk op de indrukwekkende muren van Uruk:
Klim op,
Ur-sjanabi, en wandel op de muur van Uruk,
vors uit de
onderbouw, bekijk het tichelwerk:
of haar
tichelwerk niet van baksteen is,
en of haar
grondslag niet gelegd hebben de zeven wijzen!
(Gilgamesj-epos
XI 303–305).
Professor De Liagre Böhl tekende hierbij aan:
“Gilgamesj moet vergaan, zijn stad echter en zijn werk,
de muur van Uruk, die hij gebouwd heeft, blijven bestaan. De
mensen zijn sterfelijk, het werk hunner handen, dat zij voor
de gemeenschap hebben gewrocht, trotseert de tijd en vestigt hun roem
tot in lengte van dagen.” De tweede reden geeft aan
dat de mensen geen gehoor gaven aan Gods opdracht om zich over de aarde
te verspreiden (Genesis 9:1, 7). Ze wilden juist bij elkaar
blijven. Door een stad met een hemelhoge toren te bouwen kon
men voorkomen dat de mensen verstrooid raakten.
God had de mens grote mogelijkheden gegeven, maar de mens misbruikte
deze voor eigen doeleinden. Het ging hem om eigen naam en niet
om de naam van God. Daarom luisterde Hij ook niet naar Gods woorden,
maar ging hij zijn eigen gang.
God verijdelt
de plannen van de mens (Genesis 11:5–7)
Toen God zag waar de
mensen mee bezig waren, besloot Hij hun plannen te verijdelen. Want de
mens stond nog slechts aan het begin van zijn technisch
kunnen. Als dat zo doorging zou niets voor hem onmogelijk zijn
en zou hij zich geheel onafhankelijk van God wanen. Om de kracht van de
mensheid te breken besloot God een einde te maken aan de
eenheid in taal. Eendracht maakt immers macht.
God straft het
misbruik van de mens af (Genesis 11:8)
Door de taal van de mensen
te verwarren, verstrooide God hen over de aarde. De bouw van de stad
werd noodgedwongen gestaakt. Zo strafte God het misbruik dat
de mensen van zijn goede gaven gemaakt hadden af. De mensen
wilden niet verstrooid worden, maar het gevolg van hun handelen was
juist dat ze wèl verstrooid raakten. Zo slaat God
ook vandaag het handelen van de mensen met vruchteloosheid omdat
ze niet zìjn wegen zoeken, maar eigenzinnig hun
eigen weg willen gaan.
God beperkt de
mens in zijn mogelijkheden (Genesis 11:9)
Genesis 11:9 noemt de naam
van de onvoltooide stad: Babel. Deze stad was bedoeld om de
geweldige mogelijkheden en de eenheid van de mensheid te laten
zien. Maar de eendracht van Babel eindigde in verwarrend
gebabbel. God beperkte de mogelijkheden van de mensen door hun taal te
veranderen en hen zo over de aarde te verdelen.
Opdat wij niet
meer voor onszelf zouden leven (2 Korintiërs 5:15)
Het is belangrijk om het Oude Testament goed te kennen, maar het is eveneens belangrijk om niet bij het Oude Testament te blijven staan. De geschiedenis is verder gegaan. De Schepper van hemel en aarde heeft de mensen niet aan hun lot overgelaten.
Hij zond zijn Zoon naar deze aarde. Deze kwam, zag en overwon. Niet door de mensen te straffen, maar door voor hen te sterven. Zó lief had God de wereld en zo vol ontferming was de Zoon. Die liefde voor ons kan niet zonder consequenties blijven: “Want de liefde van Christus heeft ons in zijn greep, sinds wij tot dit oordeel gekomen zijn, dat Één voor allen gestorven is. Daaruit volgt dat zij allen gestorven zijn. En Hij is voor allen gestorven, opdat zij die leven niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem die voor hen gestorven is en opgewekt.” (2 Korintiërs 5:14–15).
Als christen zijn we niet gered om voor onszelf te leven
Ons leven krijgt alleen zin als we het in dienst stellen van de drie-enige God, aan wie we alles te danken hebben. De Vader heeft ons geschapen, de Zoon heeft ons gered en de Heilige Geest vernieuwt ons leven. Je leven in dienst stellen van God… Dat kan voor iedereen weer wat anders betekenen. Want niet iedereen heeft dezelfde gaven. Probeer je gaven te ontdekken en stel die dan in dienst van God! Beslissend is niet hoeveel gaven je hebt en welke die zijn, maar wat je ermee doet. De een gaat naar Spanje om daar te evangeliseren en stelt zich zo in dienst van God. De ander werkt in Nederland bij een hoveniersbedrijf en eert daarmee God. Het een lijkt heel bijzonder en het andere heel gewoon. Maar daar gaat het niet om. De vraag is: Voor wie leef je? Voor wie doe je dat allemaal? Voor jezelf? Of voor de drie-enige God, aan wie je alles te danken hebt?
INFO: DE WEG - DE WAARHEID - HET LEVEN - FILM
Remember all victims of violence worldwide
DE WEG | DE WAARHEID | HET LEVEN | FILM | AUDIO
HOLYHOME.NL USE NO COOKIES - REPORT DEAD LINKS
Waard om te weten :
Een hartelijk welkom op de siteDeze pagina printen
Sitemap
Wie zoekt zal vinden
FAQ - HELP
Kerk
Zondag
Advent
Kerstfeest
Driekoningen
Vastentijd
Goede Vrijdag
Aswoensdag
Palmzondag
Palmpasen
De stille week
Witte donderdag
Stille zaterdag
Paaswake
Pasen - Paasfeest
Hemelvaartsdag
Pinksteren
Biddag
Dankdag
Avondmaal
Doop
Belijdenis
Oudjaarsdag
Nieuwjaarsdag
Sint Maarten
Sint Nicolaas
Halloween
Hervormingsdag
Dodenherdenking
Bevrijdingsdag
Koningsdag / Koninginnedag
Gebedsweek
Huwelijk
Begrafenis
Vakantie
Recreatie
Feest- en Gedenkdagen
Symbolen van herkenning
Leerzame antwoorden op levens- en geloofsvragen
Hebreeën 4:12 zegt: "Want levend en krachtig is het woord van God, en scherper dan een tweesnijdend zwaard: het dringt diep door tot waar ziel en geest, been en merg elkaar raken, en het is in staat de opvattingen en gedachten van het hart te ontleden". Lees eens: Het zwijgen van God
God heeft zoveel liefde voor de wereld, dat Hij Zijn enige Zoon heeft gegeven; zodat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft. Lees eens: God's Liefde
Schat onder handbereik
Bemoediging en troost
Bible-people - stories of famous men and women in the Bible
Bible-archaeology - archaeological evidence and the Bible
Bible-art - paintings and artworks of Bible events
Bible-top ten - ways to hell, films, heroes, villains, murders....
Bible-architecture - houses, palaces, fortresses
Women in the Bible - great women of the Bible
The Life of Jesus Christ - story, paintings, maps
Read more for Study Apocrypha, Historic Works
GELOOF EN LEVEN een
KLEINE HULP VOOR ONDERWEG
Wie zoekt zal vinden
Boeiende Series :
BijbelvertalingenBijbel en Kunst
Bijbels Prentenboek
Biblische Bildern
Encyclopedie
E-books en Pdf
Prachtige Bijbelse Schoolplaten
De Heilige Schrift
Het levende Woord van God
Aan de voeten van Jezus
Onder de Terebint
In de Wijngaard
De Bergrede
Gelijkenissen van Jezus
Oude Schoolplaten
De Zaligsprekingen van Jezus
Goede Vruchten
Geestesgaven
Tijd met Jezus
Film over Jezus
Barmhartigheid
Catechese lessen
Het Onze Vader
De Tien Geboden
Hoop en Verwachting
Bijzondere gebeurtenissen
De Bijbel is boeiend
Bijbelverhalen in beeld
Presentaties en Powerpoints
Bijbelse Onderwerpen
Vrede van God voor jou
Oude bijbel tegels
Informatie over alle kerken in Nederland: Kerkzoeker
Bible Study: The Bible alone!
L'étude biblique: Rien que la Bible!
Bibelstudium: Allein die Bibel!
Materiaal voor het Digibord
Werkbladen Bijbelverhalen Bijbellessen
OT Hebreeuws-Engels
NT Grieks-Engels
Naslagwerken
Belijdenissen
Een rijke bron
Missale Romanum + Afbeeldingen
Stripboek over Jezus
Christelijke Symbolen
Plaatjes Afbeeldingen Clipart
Evangelie op Postzegels
Harmonium Huisorgel
Godsdiensten en Religies
Herinnering aan Kerken
Christian Country Music
Muzikale ontspanning
Software voor Bijbelstudie
Hartverwarmende Klanken
Read and Hear the Holy Bible
Luisterbijbel
Bijbel voor Slechtzienden Begrippenlijst -1- -2-
Meer weten over de Psalmen, gezangen, liturgieën, belijdenisgeschriften: Catechismus, Dordtse Leerregels en veel andere informatie? . Kijk op: Online-bijbel.nl(What's good, use it)