Het recht van de keizer

Marcus XII 13-17 - Jesus oordeel over den schattingpenning des Keizers

13 En zij zonden tot Hem enige van de Farizeeën en van de Herodianen om Hem in een strikvraag te vangen. 14 En zij kwamen en zeiden tot Hem: Meester, wij weten, dat Gij waarachtig zijt en dat Gij U aan niemand stoort; want Gij ziet de mensen niet naar de ogen, maar Gij leert de weg Gods in waarheid. Is het geoorloofd de keizer belasting te betalen of niet? Zullen wij betalen of niet betalen? 15 Maar Hij, wetende, dat zij huichelden, zeide tot hen: Wat verzoekt gij Mij? Brengt Mij een schelling, en laat Ik die zien. 16 En zij brachten er een. En Hij zeide tot hen: Wiens beeldenaar en opschrift is dit? Zij zeiden tot Hem: Van de keizer. 17 Jezus zeide tot hen: Geeft dan de keizer wat des keizers is, en Gode wat Gods is. En zij verwonderden zich zeer over Hem.

Een onheilspellend verbond

De farizeeën waren de grote ijveraars voor godsdienstige vormen; de herodianen vormden meer de partij van de hovelingen, mensen die elk middel aanwendden, dat hun belangen in deze wereld kon dienen, zoals de eerst genoemden dat deden om hun godsdienstige reputatie veilig te stellen. 

Maar als het om Christus gaat, kunnen de felste onderlinge tegenstanders zich
verenigen tegen Hem of zijn waarheid.

14 En zij kwamen en zeiden tot Hem: Meester, wij weten dat U
waarachtig bent en U om niemand bekommert, want U kijkt mensen
niet naar de ogen, maar in waarheid leert U de weg van God.

Zij verlaagden zich tot vleierij en leugens om hun boosaardige doel
te bereiken. Wat zij zeiden was op zichzelf genomen ongetwijfeld
waar, maar het was volkomen leugenachtig. Het was niet de uitdrukking
van hun gevoelens en hun oordeel over Hem.

Is het geoorloofd de keizer belasting te betalen of niet? Moeten wij
betalen of niet betalen?

Ze hoopten de Heer door een ‘ja’ of ‘nee’ vast te zetten. Dat zou Hem
immers óf met de Joden óf met de Romeinen in moeilijkheden brengen. 

Als Hij ‘ja’ zei, dan gaf Hij blijkbaar de verwachtingen van Israël prijs. Hij zette dan als het ware het zegel op hun slavernij van de Romeinen. Hoe kon Hij een oprechte Jood zijn -- of nog meer: de Messias, de bevrijder, die zij verwachtten -- als Hij hen zo ongeveer voor altijd als slaven in de macht van Rome liet? 

Als Hij ‘nee’ zou zeggen, dan zou Hij Zich het misnoegen op de hals halen van het
angstvallig waakzame bewind en hen een aanknopingspunt geven om
Hem aan te klagen, als iemand, die opruiende aanspraken kwam
maken op de troon van Palestina.

De Heer geeft echter antwoord met volmaakte wijsheid:

15 Daar Hij echter hun huichelarij kende, zei Hij tot hen: Waarom
verzoekt u Mij? Brengt Mij een denaar opdat Ik die zie. 16 Zij nu
brachten die. En Hij zei tot hen: Van wie is dit beeld en dit opschrift?
Zij nu zeiden tot Hem: Van de keizer. 17 Jezus nu zei tot hen: Geeft
aan de keizer wat van de keizer is, en aan God wat van God is. En
zij verwonderden zich over Hem.

Dit was een volkomen en absoluut volmaakt antwoord. Want in feite
hadden zij geen geweten. Als ze hun hart op de juiste plaats hadden
gehad, dan zouden ze beschaamd gestaan hebben over het feit, dat het
geld dat in hun land in omloop was, Romeins geld was. Daaruit bleek
hun zonde. 

Terwijl de mens Christus verwerpt, weigert hij zijn eigen zonde te zien. De Heer laat hen daar waar hun eigen zonde hen gebracht heeft. Hij laat hen voelen, dat hun eigen schuld en zonde hen onder het gezag van Rome gebracht hadden. Hij zegt eenvoudig:

‘‘Geeft aan de keizer wat van de keizer is, en aan God wat van God
is’’.

Als jullie in deze situatie zijn door jullie eigen schuld, onderworpen aan de keizer wegens je eigen zonden, erken dan hoe je er in feite aan toe bent en wat de oorzaak daarvan is, en betaal wat jullie schuldig zijn aan de keizer. Vergeet echter niet dat God nooit ophoudt God te zijn. Let er daarom op, dat jullie Hem de dingen geven, die Hem toekomen.

Deze mensen waren geen eerlijke onderdanen van de keizer en
evenmin, ja nog minder, getrouw aan God. Waren zij trouw aan Hem
geweest, dan zouden zij de Heer Jezus aangenomen hebben. Doch zij
hadden geen geweten en ook geen geloof.

Om over na te denken: Zwartwerken

Eerst even dit: Zwartwerken ('zwarte economie') is het tegen betaling verrichten van arbeidsactiviteiten waarbij noch de werkgever noch de werknemer belasting en sociale zekerheidspremies afdragen.
 
Loon waarover geen loonheffing is ingehouden wordt Zwart loon genoemd. Vaak is hier sprake van loonbelastingfraude. De werknemers krijgen loon betaald zonder dat de werkgever de overheid daarover in kennis stelt.
 
Dit kan gebeuren met medeweten van de werknemer. De werkgever kan hen zwart loon bieden dat hoger is dan het nettoloon dat ze anders zouden verdienen. Het komt echter ook voor dat de werkgever doet alsof het loon gewoon "wit" is. De loonbelasting verdwijnt dan in de zak van de werkgever. het gaat dan vaak om zeer grote bedragen.
 
Een andere reden voor het niet afdragen van loonheffingen kan zijn dat de werknemer illegaal, d.i. zonder arbeidsvergunning, in het land verblijft. Uiteraard kan de werkgever dan geen melding maken van de loonbetaling, aangezien hij de werknemer zou verliezen door uitzetting en zelf beboet zou worden.
 
Omdat geen sociale premies worden ingehouden, worden geen rechten opgebouwd uit sociale verzekeringen. Mocht een werknemer wat overkomen of ziek worden, dan is er dus geen inkomensbescherming. Er wordt ook geen pensioen opgebouwd.

We leven in een wereld waar veel geld verdienen het levensdoel is van velen

In België wordt je als abnormaal beschouwd als je niet in het zwart werkt. Waarom? Omdat iedereen het doet zegt men. Vaak komen mensen op de proppen met de gekste uitvluchten. Soms zegt men, "wel de overheid steelt geld van mij, daarom steel ik geld van hen. De overheid is niet eerlijk tov mij, dus ik ook niet naar hen. Het is maar een beetje wat ik niet aangeef, het meeste geef ik wel aan. "

Wat zegt de God?

Op zich genomen is geld verdienen niet verkeerd gezien je geld nodig hebt om te leven. Als het maar gepaard gaat met tevredenheid. Denk aan de woorden van Paulus:
1 Timoteus 6: 7 Want wij hebben niets op de wereld medegebracht; wij kunnen er ook niets uit medenemen.8 Als wij echter onderhoud en onderdak hebben, dan moet ons dat genoeg zijn.9 Maar wie rijk willen zijn, vallen in verzoeking, in een strik, en in vele dwaze en schadelijke begeerten, die de mensen doen wegzinken in verderf en ondergang.10 Want de wortel van alle kwaad is de geldzucht. Door daarnaar te haken zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zich met vele smarten doorboord.

We zullen er allemaal mee akkoord zijn om te zeggen dat een bank overvallen een verkeerde manier is om aan geld te komen. Of via oplichterij of andere bedrieglijke praktijken. De apostel Paulus zegt het volgende:
2 Thessalonica 3:10 Want ook toen wij bij u waren, bevalen wij u dit: Wil iemand niet werken, dan zal hij ook niet eten.

We worden opgedragen om te werken voor onze levensbehoeften, want als iemand niet wil werken dan zal hij ook niet eten

Maar hoe zit het nu met mense die héél hard werken, maar niet al hun inkomsten aangeven aan de belastingen. Of met mensen die uitkeringen krijgen en daarbij nog eens gaan bijverdienen. Is dit ok?

De farizeën die Jezus maar al te graag wilden betrappen op iets wat niet juist was, stelden deze vraag ook aan Jezus. Nl moeten wij wel belastingen betalen?

Matteus 22:17

Zeg ons dan, wat dunkt U? Is het geoorloofd de keizer belasting te betalen of niet?18 Doch Jezus doorzag hun valsheid en zeide:19 (22-18b) Wat verzoekt gij Mij, huichelaars? (22-19) Toont Mij het geldstuk voor de belasting. Zij brachten Hem een schelling. 20 En Hij zeide tot hen: Wiens beeldenaar en opschrift is dit?21 Zij zeiden: Van de keizer. Toen zeide Hij tot hen: Geeft dan de keizer wat des keizers is, en Gode wat Gods is.

Jezus' antwoord is duidelijk, geef aan de keizer wat aan de keizer toekomt EN aan God wat aan God toekomt. Paulus laat ons zien wat dit precies inhoudt.

Romeinen 13:1-5

In deze verzen komen enkele duidelijke principes naar voren.
* Ieder mens moet zich onderwerpen aan de overheden, die boven hem staan.
* De overheid is door God ingesteld.
* Wie zich dus tegen de overheid verzet, wederstaat de instelling Gods, en wie dit doen, zullen een oordeel over zich brengen.
* Iemand die goed doet hoeft niet bevreesd te zijn voor overheidspersonen.
* Iemand die verkeerd handelt is terecht bevreesd voor de overheid.
* De overheid staat in dienst van God als toornende wreekster voor diegene die kwaad bedrijft.

Conclusie van Paulus

Romeinen 13: 6 Daarom brengt gij toch ook belastingen op; want zij zijn dienaren Gods, die juist op dit punt voortdurend letten.7  Betaalt aan allen het verschuldigde, belasting aan wie belasting, tol aan wie tol, ontzag aan wie ontzag, eerbetoon aan wie eer toekomt.

Iedereen behoort belasting te betalen aan wie belasting toekomt en tol aan wie tol toekomt. Door inkomsten niet aan te geven op je belastingbrief, lieg je omdat je de waarheid verzwijgt. Je geeft niet al je inkomsten aan, terwijl de overheid je vraagt al je inkomsten aan te geven.

Openbaring 21:8b

. . . en alle leugenaars ; hun deel is in de poel, die brandt van vuur en zwavel: dit is de tweede dood.
We behoren ons te onderwerpen aan elke overheid die boven ons staat. Als deze overheid ons opdraagt belasting te betalen dan behoren we dat te doen. Als we inkomsten verzwijgen voor de overheid (in het zwart werken) dan worden wij leugenaars bevonden.

Matteus 22:21 

Toen zeide Jezus tot hen: Geeft dan de keizer wat des keizers is, en Gode wat Gods is.
Ben jij iemand die in het zwart hebt gewerkt? Heb je er spijt van en wil je graag veranderen? Kijk eens naar het voorbeeld van Zacheus. Leer van zijn voorbeeld. (Lucas 19:1-10)

Wie zonder zonde is werpe de eerste steen - Johannes 8:7

Iedereen zondigt, zonder uitzonderingen. Als je denkt dat je geen zonden hebt, dan ben je hoogmoedig en dit is dus ook weer een zonde...
In de Bijbel lezen we dat er een vrouw was betrapt op het plegen van overspel. De wet destijds eiste dat zij gestenigd zou worden (dit is een gruwelijke dood; het komt erop neer dat je net zolang met stenen bekogeld wordt dat je sterft).
De Joodse leiders gebruiken deze vrouw als een val waar ze Jezus in wilden lokken.

Als Jezus zei dat de vrouw niet gestenigd moest worden, dan konden de Joodse leiders Hem arresteren, omdat Hij de wet van Mozes overtrad. Als Hij er bij hen op zou aandringen haar wel te stenigen zouden ze dat aan de Romeinen doorgeven, die niet toelieten dat Joden hun eigen terechtstellingen uitvoeren.

Maar Jezus heeft deze aanvallen heel mooi afgeslagen. Hij sprak tot hun hart en zei "Wie zonder zonde is werpe de eerste steen." (Johannes 8:7). Door te zeggen dat alleen iemand die nooit zondigt de eerste steen mocht gooien, benadrukte Jezus het belang van barmhartigheid (genadig zijn en medelijden hebben) en vergeving.

Laat oordelen maar aan God over

Het is duidelijk dat niemand vond dat ze zonder zonde waren, want de leiders dropen allemaal af! Sta jij snel klaar met je oordeel als mensen op hun zonden worden betrapt? Als je dat doet, dan doe je alsof je zelf nooit zondigt. Het oordelen is een taak van God. Geloof me als ik zeg dat Hij dit veel beter kan!

Keer je af van je fouten

Jezus veroordeelde de vrouw die van overspel beschuldigd werd niet, maar Hij negeerde of vergoelijkte haar zonde ook niet. Hij zei haar weg te gaan en geen slechte dingen meer te doen. Jezus is bereid om elke zonde in je leven te vergeven, maar je moet ze wel belijden en je ervan afkeren ofwel bekeren. En bekeren wil zeggen dat je je hart wilt veranderen. Met Gods hulp kunnen we de vergeving van Jezus aannemen en stoppen met het doen van slechte dingen.