Veel
mensen raken hierdoor zo getroffen dat zij hun leven in de handen
leggen van God,
ondersteboven als ze zijn van God de Vader die voor hen
zorgt. Aan jou de vrije keus ! Daarbij, het is zeer leerzaam kennis te
nemen van oude belijdenisgeschriften die het denken in Nederland tot op
de dag van vandaag nog steeds beïnvloeden (én zelfs
ver
daarbuiten). De twee onderstaande belijdenisgeschriften kun je volledig
online bestuderen én wat zo mooi is: je kunt vanuit de tekst
rechtstreeks de bijbelteksten er bij halen om te lezen welke bijbelse
fundamenten de opstellers hebben gebruikt.
De Nederlandse Geloofsbelijdenis is iets ouder dan de Heidelbergse
Catechismus, ze dateert van 1561, maar is desondanks minder bekend dan
de laatstgenoemde. Hoewel beide geschriften inhoudelijk verwant zijn,
leggen ze toch geheel verschillende accenten. Dat heeft voor een deel
zijn oorzaak in het verschil in oorsprong. De Catechismus is vanouds
bedoeld als catechetisch geschrift: onderwijs voor de
geloofskandidaten. De Nederlandse Geloofsbelijdenis is bedoeld als
verdedigingsgeschrift. In de nacht van 1 op 2 november 1561 werd er een
verzegeld pakje over de muur geworpen van het kasteel te Doornik
(tegenwoordig België). Het bevatte de Geloofsbelijdenis,
voorafgegaan door een brief aan koning Philips II, beide in het Frans
gesteld. De bedoeling was de intenties van de Reformatie, een beweging
die zich ook in de Nederlanden steeds sterker liet gelden, te
verhelderen.
De Nederlandse Geloofsbelijdenis is opgesteld door Guido de
Brès, calvinistisch predikant in onder meer Doornik (1522 -
1567, gestorven als martelaar). Hij sloot zich in de Geloofsbelijdenis
aan bij de belijdenis van de Franse kerken, die in 1559 te Parijs was
vastgesteld. Deze belijdenis is sterk beïnvloed door het
gedachtengoed van Calvijn zelf. Dit heeft tot gevolg dat de Nederlandse
Geloofsbelijdenis in het algemeen calvinistischer - of zo men wil
calvijnser - is dan de Heidelbergse Catechismus, die ook lutherse
invloeden vertoont.
De eerste Nederlandse vertaling van de Nederlandse Geloofsbelijdenis
verscheen in 1562. In de volgende decennia zijn er enkele kleinere
wijzigingen in aan gebracht. Deze hebben inhoudelijk echter slechts een
beperkte betekenis. De synode van Dordrecht heeft in 1619 een
officiële (herziene) tekst van de Geloofsbelijdenis
vastgesteld,
zowel in het Nederlands als in het Frans. Voor de ondertekening: zie de
inleiding daaromtrent.
Tot op de dag van vandaag komt het in kerken van de gereformeerde
gezindte voor - en vroeger ook wel in de Gereformeerde Kerken - dat in
de middagdienst een artikel uit de Nederlandse Geloofsbelijdenis wordt
voorgelezen: ter lering.
Wie iets wil proeven van de sfeer van de Geloofsbelijdenis, leze alleen
maar het eerste artikel: 'Wij geloven allen met het hart en belijden
met de mond, dat er is een enig en eenvoudig geestelijk Wezen, dat wij
God noemen: eeuwig, ondoorgrondelijk, onzienlijk, onveranderlijk,
oneindig, almachtig, volkomen wijs, rechtvaardig, goed en een zeer
overvloedige bron van al het goede.' De toon is zakelijk. De pastorale
invalshoek van de Catechismus ontbreekt vrijwel geheel. Waar bij de
Catechismus Jezus Christus direct naar voren geschoven werd (=
christocentrisch), zet de Geloofsbelijdenis in bij God (=
theocentrisch). Hoe consequent dit gebeurt, blijkt wel in artikel 2,
waar het gaat over de wijze(n), waarop wij God leren kennen: uit de
natuur en uit de Schriftuur. Jezus wordt daar niet genoemd! Hier komen
we direct bij enkele kritische kanttekeningen. Kunnen wij zonder meer
volhouden, dat God uit de natuur te kennen valt? Nemen we daarmee de
zondeval voldoende serieus? Voor het paradijs - de schepping waaruit
wij God zouden kunnen leren kennen! - staat immers een engel met een
vlammend zwaard. In het verlengde daarvan kan men zich afvragen, of wij
ons tegenwoordig zelfs niet veel scherper zouden moeten verzetten tegen
natuurlijke Godskennis. Daarin onderscheiden wij ons namelijk wel heel
in het bijzonder van nieuw opkomende religieuze bewegingen! Het is -
nogmaals - jammer, dat de naam van Jezus hier niet reeds ergens in het
begin klinkt. Hij is het, die ons geloof tot een christelijk geloof
maakt!
6 De Nederlandse Geloofsbelijdenis telt in totaal 37 artikelen.
Interessant is de relatief uitgebreide passage over de Schrift: het
Woord van God (art. 3), de kanonieke boeken van de Heilige Schrift
(art. 4), het gezag van de Heilige Schrift (art. 5), het onderscheid
tussen de kanonieke en aprokriefe boeken (art. 6), de volkomenheid van
de Schrift (art. 7). De Catechismus zwijgt daarover vrijwel geheel.
Guido de Brès moest wel zo uitgebreid over de Schrift
spreken,
omdat hij de opvattingen van de Reformatie moest verdedigen tegenover
de Rooms-Katholieke Kerk.
7 Historisch van belang zijn onder meer de artikelen 27 tot en met 30,
die handelen over de kerk. Ze zijn in de calvinistische traditie van
ons land menigmaal gebruikt bij scheiding en scheuring, alsmede om het
eigen bestaan te rechtvaardigen. Wat scheuring betreft, wordt nogal
eens art. 28 aangehaald: 'Om dit alles - onderwerping aan onderricht en
tucht, alsmede bijdragen aan de opbouw van de gemeente; KWdJ - behoren
alle gelovigen, overeenkomstig Gods Woord, zich af te scheiden van hen,
die niet tot de Kerk behoren en zich te voegen bij deze vergadering op
iedere plaats, waar God haar gesteld heeft'. Hoe dan te bepalen, of een
kerk ook daadwerkelijk kerk is, staat in art. 29. De kenmerken zijn:
'de zuivere prediking van het Evangelie', 'de zuivere bediening van de
Sacramenten', 'de kerkelijke tucht', dat wil zeggen Jezus Christus in
alles erkennen 'als het enige Hoofd.' De conclusie is dan: 'Hieraan kan
men met zekerheid de ware Kerk herkennen en niemand heeft het recht
zich van haar af te zonderen.' Over een dringend appèl
gesproken!
8 Ook art. 36, dat handelt over de overheid, heeft een geheel eigen
geschiedenis. Dit artikel handelt over de overheid. Kuyper en een
aantal medestanders hadden grote moeite met de derde zin, die huns
inziens niet meer te handhaven viel: 'En hun - de overheden; KWdJ -
taak is niet alleen acht te geven op de openbare orde en daarover te
waken maar ook de hand te houden aan de heilige kerkedienst, *alle
afgoderij en valse godsdienst te weren en uit te roeien, het rijk van
de antichrist te vernietigen,* het Koninkrijk van Jezus Christus
voortgang te doen hebben en het Woord van het Evangelie overal te doen
predikant, opdat God door ieder geëerd en gediend wordt, zoals
Hij
in zijn Woord gebiedt.' Kuyper c.s. meenden dat inzake de religie
overheidsdwang niet gewenst was. Het Woord zelf was krachtig genoeg om
het rijk van de anti-Christ te vernietigen. De synode van Utrecht 1905
besloot uiteindelijk alleen de zinsnede tussen haken te plaatsen tussen
de * *. Men moet goed bedenken, dat het hier niet om een ondergeschikt
punt ging. Tot op de dag van vandaag klinkt in de Confessionele
Vereniging in de Nederlandse Hervormde Kerk het geluid van Kuypers
vriend en latere opponent Ph.J. Hoedemaker. Terwijl Kuyper een neutrale
staat voorstond, opteerde Hoedemaker voor een christelijke staat, die
uit zijn aard een eigen roeping had ten aanzien van de christelijke
godsdienst.
klik hier ook eens op :De
Heidelbergse Catechismus
De Heidelbergse Catechismus is in 1563 uitgegeven in Heidelberg, door
Frederik de Vrome, keurvorst van de Paltz (1559-1576). Hij is ontworpen
als leerboekje, in de eerste plaats voor de jeugd, om grip te krijgen
op het gereformeerde geloof. Als één van de
voornaamste
auteurs geldt Zacharias Ursinus (1534-1583).
Onder meer via Nederlandse vluchtelingen in Heidelberg werd deze
catechismus al snel vertaald en verspreid in Nederland. Men herkende er
het eigen geloof in. Hij werd officieel als leerboek van de kerk
aangenomen, onder andere door de Synode van Dordrecht (1618-1619).
Bekijk deze ook eens
Ds. Roel Meijer, predikant van de GKV te Hasselt, heeft enkele jaren
geleden een leerversievan de Heidelbergse Catechismus in eigentijdse
taal geschreven. Deze versie is bedoeld om de officieel
vastgesteldetekst van de Catechismus voor jongeren meer toegankelijk te
maken. De leerversie geef ik met genoegen door op de site. Klik
hier voor het complete document.
Om
over na te denken
-
Op grond van Jakobus 4:7 kun je er zeker van zijn dat je bevrijdt bent
en blijft! Ga niet af op je gevoelens, want deze kunnen je onzeker
maken. Neem iedere gedachte gevangen tot gehoorzaamheid aan Christus.
Verwerp de leugen, kies de waarheid en sta vast in uw positie in
Christus.
- Aanvechtingen of aanvallen van het duister kunnen in welke vorm dan
ook voorkomen. Dit is geen teken dat je weer bevrijding nodig hebt.
Elke christen krijgt in meer of mindere mate te maken met aanvallen van
Satan (Efeziërs 6:12). Wijd je daarom dagelijks toe aan het
gebed
om zo staan de te blijven in de waarheid
- Bestudeer dagelijks je bijbel. Overdenk sleutelverzen (zie
bijbelteksten hieronder). Gebruik desnoods ter ondersteuning een
bijbels dagboek.
- Het is belangrijk dat je contact zoekt met medechristenen. Deel je
problemen met een goede vriend(in) of met een vertrouwenspersoon uit je
gemeente, zodat je wordt ondersteund om in het licht te blijven
wandelen. Ook adviseren ik je om met hem/ haar te bidden en de bijbel
te lezen. Gods Woord en de Heilige Geest kunnen in jouw leven gaan
groeien.
- Bezoek wekelijks een bijbelgetrouwe en zorgzame gemeente of kerk.
Neem deel aan enkele activiteiten die je helpen om geestelijke en
emotioneel te groeien, zoals bijbelstudies, huiskringen, samenkomsten,
gebedsgroepen, enz.
- Een dagbesteding met voldoening en een regelmatig leven helpen u
lichamelijk en geestelijk stabiel te blijven/ worden.
Wist je dit van jezelf ?
• Ik ben niet de grote “Ik ben die Ik ben”
(Ex. 3:14; Joh. 8:24,28,58), maar door Gods
genade ben ik wat ik ben (1 Kor.15:10).
Matteüs
• Ik ben het zout der aarde (5:13).
• Ik ben het licht der wereld (5:14).
Johannes
• Ik ben een kind van God (1:12).
• Ik ben een rank van de ware wijnstok, een kanaal voor de
liefde van Christus (15:15).
• Ik ben door Christus uitgekozen en aangewezen om voor Hem
vrucht te dragen (15:16).
Romeinen
• Ik ben een dienaar van de gerechtigheid (6:18).
• Ik ben een dienaar van God (6:22).
• Ik ben een zoon van God; God is geestelijk mijn Vader
(8:14,15; Gal. 3:26; 4:6).
• Ik ben een mede-erfgenaam van Christus, en heb deel aan Zijn
erfenis (8:17).
1 Korintiërs
• Ik ben Gods tempel. Zijn Geest en Zijn leven wonen in mij
(3:16; 6:19).
• Ik heb mij aan de Heer gehecht en ben
één geest met Hem (16:17).
• Ik ben een lid van het Lichaam van Christus (12:27; Ef.
5:30).
2 Korinthiërs
• Ik ben een nieuwe schepping (5:17).
• Ik ben verzoend met God en Hij heeft mij de bediening der
verzoening gegeven
(5:18,19).
Galaten
• Ik ben een zoon van God en ik ben in Christus
één met andere christenen (3:26,28).
• Ik ben een erfgenaam van God, omdat ik een zoon van God ben
(4:6,7).
Efeziërs
• Ik ben een heilige (1:1; 1 Kor.1:2; Fil. 1:1; Kol. 1:2).
• Ik ben een maaksel van God, in Christus Jezus geschapen om
zijn werk te doen (2:10).
• Ik ben een medeburger en huisgenoot van God (2:19).
• Ik ben een gevangene in de Heer (3:1; 4:1).
• Ik ben rechtvaardig en heilig (4:24).
Filippenzen
• Ik ben een burger van een rijk in de hemel; en ik heb nu een
plaats in de hemelse
gewesten (3:20; Ef. 2:6).
Kolossenzen
• Ik ben verborgen met Christus in God (3:3).
• Ik ben een uiting van het leven van Christus, omdat Hij mijn
leven is (3:4).
• Ik ben door God uitverkoren, heilig en bemind (3:12;1
Tess.1:4).
1 Tessalonicenzen
• Ik ben een kind van het licht en niet van de duisternis
(5:5).
Hebreeën
• Ik ben een deelgenoot van de hemelse roeping (3:1).
• Ik heb deel aan Christus; ik heb deel aan Zijn leven (3:14).
1 Petrus
• Ik ben een levende steen en laat me gebruiken voor de bouw
van een geestelijk huis
(2:5).
• Ik hoor bij een uitverkoren geslacht, een koninklijk
priesterschap, een heilige natie, een
volk Gode ten eigendom (2:9,10).
• Ik ben een bijwoner en vreemdeling in deze wereld waar ik
tijdelijk woon (2:11).
• Ik ben een vijand van de duivel (5:8).
1 Johannes
• Ik ben een kind van God, en ik zal gelijk zijn aan Christus,
als Hij terugkomt op de aarde
(3:1,2).
• Ik ben uit God geboren. Het kwaad, de duivel, heeft geen vat
op mij (5:18)
Wist je dat dit uit de Bijbel kwam?
1 als een dief in de nacht (1 Tes. 5:2)
2 als een zoutpilaar staan (Gen. 19:26)
3 balk in het oog (Matt. 7:3-5)
4 ben ik mijn broeders hoeder? (Gen. 4:9)
5 bij de pakken neerzitten (Gen. 49:14)
6 de dood in de pot vinden (2 Kon. 4:40)
7 de eerste steen werpen (Joh. 8:7)
8 de geest is gewillig maar het vlees zwak (Matth. 26:40-41
9 de inwendige mens (Efez. 3:16)
10 de lier aan de wilgen hangen (Psalm 137:2)
11 door het oog van de naald kruipen (Matt. 19:24, Marc. 10:25 en Luk.
18:25)
12 een doorn in het oog (Num. 33:55)
13 een lust voor het oog (Gen. 3:6)
14 iemand op handen dragen (Psalm 91:12)
15 in het duister tasten (Job 12:25)
16 in het zweet uws aanschijns (Gen. 3:19)
17 in zak en as zitten (Esth. 4:1 en 3)
18 met twee maten meten (Matt. 7:2)
19 met zijn talenten woekeren (Matt. 25)
20 muggeziften (Matt. 23:24)
21 op twee gedachten hinken (1 Kon. 18:21)
22 teken aan de wand (Dan. 5)
23 waar het hart vol van is, loopt de mond van over (Matt. 12:34)
24 wie naar het zwaard grijpt, zal door het zwaard vergaan (Matt. 26:52)
25 zijn handen in onschuld wassen (Matt. 27:24
26 zondebok (Levit. 16:21)
27 zwaarden tot ploegscharen (Jes. 2:4)
28 met de mantel der liefde bedekken (Gen.9, 23)
29 wie een kuil graaft voor een ander (Spr. 26:27)
30 wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet
(Math.7,12; Lucas 6,31)
Als ik voor Jezus kies . . . .
Romeinen
• Ben ik rechtvaardig voor God en zijn mijn zonden volkomen
vergeven (5:1).
• Ben ik met Christus gestorven en heerst de zonde niet meer
over mijn leven (6:1-6).
• Word ik niet meer veroordeeld (8:1).
1 Korintiërs
• Heeft God mij in Christus geplaatst (1:30).
• Heb ik de Geest van God ontvangen, opdat ik weet wat God mij
in genade schenkt (2:12).
• Heb ik de zin van Christus gekregen (2:16).
• Ben ik gekocht en betaald, ben ik niet van mijzelf, ben ik
van God (6:19,20).
2 Korintiërs
• Ben ik door God Christus gezalfd en verzegeld en heb ik de
Heilige Geest ontvangen,
die een onderpand is van mijn erfenis (1:21; Ef. 1:13,14).
• Leef ik niet meer voor mijzelf, maar voor God, omdat ik
gestorven ben (5:14,15).
• Ben ik rechtvaardig gemaakt (5:21).
Galaten
• Ben ik met Christus gekruisigd, en toch leef ik –
niet mijn ik, maar Christus leeft in mij.
• Mijn leven is van Christus (2:20).
Efeziërs
• Ben ik gezegend met allerlei geestelijke zegeningen (1:3).
• Ben ik uitverkoren voor de grondlegging der wereld, opdat ik
heilig en onberispelijk zou
zijn voor Gods aangezicht (1:4).
• Ben ik door God bestemd als zijn zoon aangenomen te worden
(1:5).
• Zijn mijn zonden vergeven en mag ik Gods overvloedige genade
ontvangen (1:6-8).
• Ben ik mede levend gemaakt met Christus (2:5).
• Ben ik met Christus opgewekt, en heb ik met Hem een plaats
gekregen in de hemelse
gewesten (2:6).
• Heb ik door de Geest toegang tot de Vader (2:18).
• Mag ik in vrijmoedigheid, vrijheid en vertrouwen tot God
naderen (3:12).
Kolossenzen
• Ben ik verlost van de macht van satan en overgebracht in het
Koninkrijk van Christus (1:13).
• Zijn al mijn zonden vergeven. Ik sta niet meer in de schuld
bij God (1:14).
• Woont Christus zelf in mij (1:27).
• Ben ik geworteld in Christus en wordt ik opgebouwd in Hem
(2:7).
• Heb ik volheid verkregen in Christus (2:10).
• Ben ik begraven, opgewekt en levend gemaakt met Christus
(2:12.13).
• Ben ik met Christus gestorven en opgewekt. Mijn leven is
verborgen met Christus in God.
• Christus is nu mijn leven (3:1-4).
2 Timotheüs
• Heb ik een geest gekregen van kracht, liefde en bezonnenheid
(1:7).
• Ben ik gered en geroepen met een heilige roeping (1:9; Tit.
3:5).
Hebreeën
• Schaamt Jezus Zich niet mij een broeder te noemen, omdat ik
geheiligd ben en één met
Hem die mij geheiligd heeft (2:11).
• Mag ik vrijmoedig voor Gods aangezicht naderen, om
barmhartigheid en genade te
vinden in tijden van nood (4:16).
2 Petrus
• Heeft God mij met kostbare en zeer grote beloften begiftigd,
opdat ik deel zou hebben
aan de goddelijke natuur (1:4)..
Hoe het vroeger was . . .
EEN CATECHISATIELES VOOR DE
KLEINE KINDEREN
door
Ds. Johannes van der Poel
(Hendrik-Ido-Ambacht,
26 april 1909 - Ede, 1981)
was een bekende Nederlandse predikant onder de bevindelijk
gereformeerden. Hij was vele jaren predikant van de Oud Gereformeerde
Gemeente van Ede.
Van der Poel werd geboren als zoon van Pieter van der Poel en de
Johanna Saartje (Janna) de Wit. Zijn moeder geloofde al snel dat haar
zoon, een van elf kinderen, door God uitverkoren zou worden om "de Naam
des Heeren te dragen." Hij werd op achttienjarige leeftijd bekeerd, en
eind jaren dertig werd hij - ondanks veel tegenstand - dominee binnen
het kerkverband van de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Hij is
tweemaal getrouwd geweest; zijn eerste vrouw stierf jong aan een
hersentumor. Hij heeft tot 1955 in Giessendam gestaan, en vanaf 1955
tot zijn dood in 1981 in Ede.
De zondeval in het Paradijs
Vraag
1. Kinderen, wat is
's mensen hart ook alweer door de zonden geworden?
Antwoord
Een woonplaats der duivelen.
Vraag
2. Wat zijn duivelen?
Antwoord
Engelen, die gezondigd hebben.
Vraag
3. Wanneer waren dat
engelen?
Antwoord
Toen de aarde gemaakt werd.
Vraag
4. Waarom worden dat
nu duivelen genaamd
Antwoord
Omdat ze gezondigd hebben.
Vraag
5. Waar hebben die engelen
gezondigd?
Antwoord
In de hemel.
Vraag
6. Maar, konden die engelen
niet meer in de hemel blijven?
Antwoord
Nee, want toen is hun naam, van engelen, duivelen geworden.
Kinderen, dat is erg he? Want dat is een lelijke naam, als je moeder
tegen jullie moet zeggen, dat je zo vervelend bent en dus niet
gehoorzaam, en geregeld loopt te sjaggerijnen, dan zegt ze misschien
wel eens: "Ach, scheid er toch mee uit, je bent ook net een
duivelskind". Dus dat moetje dan niet doen he? Want een duivelskind,
dat is een onge ... ?..hóórzaam kind. Dat is een
kind,
dat in zijn ondeugd leeft. Kinderen, dat is nu ons hart geworden, niet
door de schepping, of door de natuur, maar door de ... ? door de zonden.
Vraag
7. Waar zijn de zonden begonnen?
Antwoord
In het paradijs.
Vraag
8. Wie was de eerste
leugenaar?
Antwoord
De slang.
Vraag
9. En waar
was die slang?
Antwoord
In het paradijs.
Vraag
10. En waar in het paradijs?
Antwoord
De boom der kennis des goeds en des kwaads.
Vraag
11. Van welke boom mochten Adam
en Eva niet eten?
Antwoord
Van de boom des levens wel, maar van die ene boom alleen niet.
Vraag
12. In welke gedaante vertoonde
de duivel zich?
Antwoord
In de gedaante van een slang.
Slangen zijn gemeen, kinderen, en ontzettend voorzichtig!
Slangen, die heb je in sommige landen, ontzaggelijke grote slangen, die
hun kop verbergen achter een struik, zodat de reizigers niets
vermoeden, en die reizigers te paard, vanzelf helemaal niet.
En dan licht zo'n slang zijn kop vanachter die struik vandaan, en bijt
gelijk dat paard achterin zijn verzenen, zodat het gelijk in elkaar
zakt, en de ruiter achterover ter aarde valt. En dan is dat een prooi,
het paard en die ruiter beide, voor die slang. Slangen zijn listig, de
slang is ook listig, bij onze eerste ouders Adam en Eva, te werk gegaan.
Vraag
13. Wat betekent Adam?
Antwoord
Uit de aarde.
Vraag
14. Wat betekent Eva?
Antwoord
Moeder aller levenden.
Kinderen, daar loopt Eva in het paradijs te wandelen, want er was in de
staat der rechtheid geen nood, geen ziekte, geen honger, geen kommer. .
Er waren wel leeuwen, maar die verscheurde je niet. Er waren beren,
maar die bromde tegen Adam en Eva niet. Er waren wolven, maar die
verscheurde de schapen niet. Er waren tijgers, en die vernielde niets.
Het was allemaal vrede, in de staat waarin Adam en Eva geschapen waren.
Het was Adams gezelschap, al dat gedierte, maar niet zijn gemeenschap.
Zijn gemeenschap was in de eerste plaats, God, en in de tweede plaats
zijn vrouw.
Vraag 15.
En de satan nu, uit de hemel gevallen zijnde, zou die daar toch weer in
komen?
Antwoord
Nee.
Vraag
16. Kan satan niet bekeerd worden?
Antwoord
Nee, hij kan nooit meer bekeerd worden.
Vraag
17. Zou de satan bekeerd willen worden?
Antwoord
Nee, ook niet.
Vraag
18. En kinderen, kunnen jullie nog bekeerd worden?
Antwoord
Jah ! Oh.
Vraag
19. En kinderen, vragen jullie ook om bekeerd te
mogen worden?
Antwoord
Jah ! Oh.
Vraag
20. Wat moetje zijn om bekeerd te worden?
Antwoord
Een uitverkorene.
Vraag
21. Worden alle mensen bekeerd?
Antwoord
Nee. Maar als jullie het maar mogen worden, he? Daarom moet je er
altijd om ..? vragen.
Dus satan wacht zijn gelegenheid af, satan kan haast hebben, maar satan
kan ook geduld hebben. Satan kan iets langzaam doen, maar hij kan het
ook vlug doen. Bijvoorbeeld, ik zal eens iets zeggen over dat vlug doen
van satan: je bent in de keuken, en het is negen uur, tegen school
aangaan, laten we zeggen, en je moet een kwartiertje lopen, en nu is
het nog twintig minuten voor negen uur! En daar ligt wat op tafel,
bijv. de koekjesdoos, of je bent net in de kelder, waar nog wat appelen
liggen, he, en je moeder is net ergens anders, en' e denkt: dan kan ik
net nog gauw, gáuw, vlug, vlug een koekje, of een paar
appels
nemen, en dan gáuw naar school.
Dan ben je een listige ... ?..die ...? dief ! Maar toch een ... dief!
Want je hebt gestolen, van je ? moeder oh! En dat
mag niet,
je mag wel om een koekje, of een appel ... ? vragen! Maar je mag het
nooit uit je eigen ... ? ne..? nemen. Want dat is ... stelen. Zo is
satan, in de gedaante van een slang, in die boom gekropen, hij
kronkelde zich om de mooiste takken, want die boom was toch een schone
boom, in zijn stam en in zijn kroon. En vandaar ging de satan, een
praatje maken met Eva.
Vraag
22. Waarom zou de duivel dat niet met Adam hebben
willen doen?
Antwoord
Omdat hij dacht, dat Adam gelijk nee zou zeggen.
Dus hij dacht: ik begin maar met zijn vrouw. Want als ik zijn vrouw
gewonnen heb, dan win ik allicht de man ook. Hij komt, kinderen, niet
met een lelijk gezicht, want dan zou Eva wel ge ... ? geweigerd hebben.
Hij begint ook niet te schelden, want dan zou ze niet naar hem ge ....
? geluisterd hebben.
Maar hij komt met zo'n echte vleiende ... ? stem, juist, zo van boter!
Zo glad als boter, zeggen wij wel eens. Maar zijn woorden waren
zwaarden, want het was hem te doen om Eva met zijn stem te doden.
Hij begint zijn eerste preek, zijn eerste leugenpreek, met twijfel te
zaaien.
Wat is twijfel? Als je nou straks naar huis gaat, dan moet de
één of de andere, wel eens een weg over steken.
En je
weet, het verkeer is vandaag erg druk, dus dan moet men eerst eens
links, en dan eens ... ? ... rechts zien, en als er nou links auto's
aankomen, dan kan men wel eens denken: "Dat kan ik nog wel halen, of ik
kan het nog niet doen" Dan ga je zo'n beetje ... ? ...twijfelen. Zo
van: zou ik het wél doen, of zou ik het maar niét
doen?
Maar wat moet je dan ? Het niet ?? doen!!!
Want je moet het nooit twijfelende doen, je moet zeker weten, dat die
auto nog ver genoeg weg is, en dat je met rust over kan steken. Want je
kan beter twee minuten wachten, als dat ze je overrijden, of niet? Je
moetje dus niet haasten, bij zo iets, want door haast en twijfel, is
menig mens verongelukt.
Dus beter niet twijfelen, maar de duivel begint er mee, hij zegt: "Is
het ook ...."!
Hij gaat vragende twijfel zaaien ... is het ook dat", hij wil eigenlijk
suggereren: "Ik weet het ook niet zo precies, ik vraag het maar", wil
hij zeggen, hij wil zeggen: "Er zit geen kwaad in, dat ik dat vraag, in
het geheel niet"!
En daar ging Eva naar luisteren, maar daar had ze niet naar moeten
luisteren.
Ze had alleen kunnen zeggen: "Als je wat te zeggen hebt, dan praat je
maar met mijn man, maar met mij niet. Mijn man is het hoofd, dus als je
wat te vragen hebt, of wat te zeggen hebt, over de bomen, of over het
eten, of over de geboden, dan praat je maar met mijn man, want die komt
dat toe''.
Maar Eva vergat dat een ogenblik, en ging haar oor lenen. En toen de
slang begreep dat Eva luisterde, en kinderen ik heb ook graag dat
jullie luisteren, en ik heb ook graag, dat jullie met aandacht
luisteren.
En ik heb ook graag, dat jullie het morgen nog weten, en overmorgen
nog, want daarom vertellen ik het jullie.
En dan zegt Eva: "Ja, ik weet het ook niet, ik zal het eens aan mijn
man horen"! Nee, zo had ze niet hoeven te praten. Want Adam had haar
wel verteld, dat met hem het Verbond opgericht was, en dat zij uit zijn
ribben gemaakt was, omdat zij meteen in dat Verbond zou zijn.
Want als de HEERE, Eva apart geschapen had, buiten Adam om, dan had zij
geen verwantschap aan Adam gehad. Dan zou God met Eva ook dat Verbond
hebben moeten oprichten, en dat deed God, met eerbied gesproken,
vanzelf niet! Eva was uit Adam genomen, en was dus in hetzelfde Verbond
opgenomen.
Zulke belangrijke zaken verteld een man toch tegen zijn vrouw? Dat doet
toch je vader ook? Daar praten zij toch met elkaar over?
“Is het ook dat God gezegd heeft, dat gij ook van alle bomen
des hofs, niet eten zal"?
"Nou, zegt Eva, dat is kort te zeggen: wij mogen van alle boom eten,
maar van deze boom niet, en dat hoeft ook niet, want we hebben fruit
genoeg, er ontbreekt ons niets". Zo had ze hem wel af kunnen schepen,
maar dat ging al niet meer, want ze had al té lang
geluisterd,
de duivel had zijn verkettert preekje bij haar oorpoort gelegd, om ze
straks een doodsteek te geven, bij het nemen van de vrucht! "Wel, zegt
hij, zie nou eens. Eva, je zegt, dat je van die vrucht zal sterven,
maar ik sterf er toch ook niet van? Ik neem deze vrucht, zie maar, ik
neem er nog ééntje, en die eet ik ook op, en ik
wordt er
nog niet eens ziek van! Jullie worden er ook niet ziek van, je kan er
ook best van eten".
Zo heeft de satan, Eva verleid, maar het gebod, voor die boom, die was
niet voor satan, maar voor Adam er! Eva. Want de dood zat niet in die
appel, maar in de ongehoorzaamheid! !
Dus je moet het kleine niet stelen, om voor het grote bewaard te
blijven, want als je het kleine gaat stelen, dan ga je op het laatst
het grote ook nemen.
Vraag 23.
En waar komen grote dieven terecht?
Antwoord
In de gevangenis ....! Oh!
Dat is ook erg, als je niet meer in de wereld mag leven.
En dan bekijkt Eva die boom, het is een mooie boom, een schone,
fleurige boom, en dan begint ze te begeren, dan kijkt ze de vruchten
goed aan, dat is net eender, als je iets ziet van een ander, en je
denkt: "Het zou toch mooi wezen, als ik dat ook eens had"!
En als je het eens nam dan zou je het toch hebben, want niemand ziet
het, ik zou het nu maar gauw doen, maar denk erom, dat er een God is,
die je altijd .... ? ziet hoor! Maar dan zie ik al een beweging komen,
in die rechtse hand, van Eva, hé? En ik zie die hand al
verder
gaan, al verder. En ze is vlakbij die vrucht, en ze neemt die mooie
rode, schone reine appel, hé? En ze trekt de hand weer naar
zich
toe, en zij eet ervan, en terwijl ze ervan eet, kinderen, pakt ze er
nog één, want daar komt Adam aan, en
metéén
geeft ze ook Adam de verboden vrucht!
En Adam, pakt het aan, en die eet óók! EN NU IS
HET
GEBEURD! NU HEEFT DE DUIVEL HET GEWONNEN! Hij heeft, die beide mensen
overwonnen, en nu zijn ze allebei, duivelskinderen geworden, dat is
verschrikkelijk, hé? Maar dat heeft God ook gezien, en Die
kwam
in de hof, in de wind des .... ? … daags! Maar toen kwam de
HEERE met een storm, want ze voelde in hun consciëntie, dat ze
gezondigd hadden.
Dat hebben jullie ook nietwaar? Als je eens iets doet, wat
uitdrukkelijk niet mag, bijvoorbeeld het vreselijk vloeken. En als je
het toch deed, kon je het dan niet voelen in je geweten? Dan kreeg je
het toch wel een beetje bang, dan zei dat hartje tegen je: "dat heeft
God ook gezien en gehoord"! En als je vandaag of morgen eens gaat
sterven, want de mens die vloekt, die bidt of hij naar de hel mag gaan,
en als jullie eens vloeken, bidden jullie ook of je naar de hel mag
gaan.
Maar willen jullie dan zo graag naar de hel gaan??
Dus dan moeten we daar vooral niet om vragen om naar de hel te gaan,
met vloeken, ook al ben je driftig, dan mag je nog niet vloeken!
Het is de zonde tegen het ... ? Derde gebod!
Want God komt er een keer op terug, kinderen, en dan beginnen degenen
die het gedaan hebben, zich te schamen, maar het is gebeurd
hé?
Zie maar bij Adam en Eva!
En hoe komt dat nou weer in orde? Dat komt nooit meer in orde, als God
dat niet in orde maakt! En nou wist de duivel niet, dat God, Adam en
Eva beiden uitverkoren had, waarvan Christus hun schuld betalen zou.
Daarom, als God komt, dan vraagt Hij aan Adam: "Waar zijt gij"? De
Heere wil eigenlijk zeggen: "Adam, Ik zie je niet meer in Mijn
gehoorzaamheid, Ik zie je niet meer in het beeld waarin Ik u geschapen
hebt"!
"Ik zie u niet meer in het Verbond, wat Ik met u hebt opgericht. Ik zie
u niet meer in Mijn goedheid, Ik zie u niet meer in Mijn gunst, en in
Mijn liefde"!
"Waar zijt ge nu"? En dan moet Adam wat zeggen, Adam is niet
gelijk na het eten van die verboden boom, op zijn knieën
gevallen,
en om vergeving gevraagd. Maar Adam is weggelopen, om nooit meer terug
te komen.
Maar wat zegt hij dan? "Ik hoorde U in de hof'! Nou Adam, je hebt de
Heere toch wel meer gehoord?
Als ik nou niet gestolen hebt, moet ik dan bang zijn van een politie?
Nee, hé? Dat hoef niet. Maar elke dief, die is wel bang voor
de
politie, want hij denkt: "Ze moesten eens weten, wat ik misdaan hebt,
dan zouden ze mij oppakken, en in de gevangenis doen"! Maar al komen
jullie 10 politie's tegen, en je bent zoet en gehoorzaam, dan
geeft dat niets, dan zegt zo'n politie: "Dag jongen"! En jij
zegt: "Dag politie"!! Dan loop je die rustig voorbij, maar
als je
onderweg, bij de één of de ander
appelen gestolen
hebt, dan zegt je hartje en je consciëntie: "De
politie weet
het"!! En dan zou je zó naar de politie kijken,
dat hij er
argwaan van krijgt, als je zo naar hem kijkt. En de politie
zou
denken: "Maar die jongen heeft wel wat op zijn geweten, dat
zal ik eens aan hem vragen: zeg jongen kom jij eens hier, kom
jij
eens bij mij, wat heb jij gedaan"? En dan sta je daar, en dan moet er
antwoord gegeven worden!
Dus zo was Adam ook bang, waar die nooit bang voor geweest was, Adam
vluchtte voor hetgeen, waar hij nooit voor gevlucht zou hoeven hebben!
Dat gaat hij nu wel doen! En dan zegt de HEERE: "Waarom kruipt u zo weg
in dat bos? Dat hebt u toch nooit voor Mij gedaan? Dat heeft toch nooit
gehoeven? Hoe komt het, dat je nou zo bang bent? Toen Ik u geschapen
hebt, Adam, toen was u toch niet bang? Toen hield je toch erg veel van
Mij?
En Ik toch ook van u? Wat heb je nou gedaan, wat is er nu gebeurd"?
"Of', zegt de HEERE: "Of hebt gij van die boom gegeten? Had Adam dat nu
maar rechtuit gezegd, maar dat wilde hij niet, want dat doen wij ook
niet.
Als je vader of je moeder jullie wat vragen, en je denkt: "Nou, ze
hebben het toch niet goed gezien, dat er wat weg is, en ze vragen:
Piet, heb jij dat gedaan? Nee, ikke niet! En Klaas, heb jij dat dan
gedaan? Nee, ik ook niet"! Wat gaat die mens dan bij zijn zonden doen?
.... ? Liegen! En liegen, dat is een vooraanliggende zonde!
Maar het was bij Adam nog erger, hij loog niet tegen een mens, maar
tegen de Allerhoogste Majesteit!
Kinderen, zo diep zijn wij gevallen, dat wij het durven besteken tegen
God te liegen, Die alwetend is en heilig is. Maar Hij is ook
rechtvaardig en daarom, de zonden die bedreven zijn tegen de
Allerhoogste Majesteit, Welke God is, moet ook met de zwaarste straf
gestraft worden: met de tijdelijke, de eeuwige en de geestelijke dood.
Dat eist Zijn heiligheid! Maar Adam vreest, hij zegt: "Die vrouw, die
Gij mij gegeven hebt, die heeft mij van dien boom gegeven, en ik heb
gegeten". En dat is nou heel de zaak kinderen, met dat spreken, geeft
Adam niet zijn vrouw de schuld, ja ook, maar hij geeft God de schuld
van alles, dat is wat!
Maar weet je kinderen, wat nou het grootste wonder zou zijn? Dat niet
Adam, maar wij, dat ik de grootste schuldenaar voor God zou mogen
worden. Als je schuld hebt, bij iemand kinderen, dan moet je de
rekening betalen! Nou hebben wij van nature allemaal een openstaande
schuld bij God, vanwege onze diepe val in Adam.
En de HEERE had gesproken: "Ten dage als gij daarvan eet, dan zult ge
de dood sterven".
Zou de HEERE dat door de vingers kunnen zien? Nee hé. Want
God
is een heilig God, Die de zonde niet kan gedogen, maar die de zondaar
moet straffen!
Als we daar eens een indruk van kregen kinderen, dan zou er nog een
wonder kunnen gebeuren, niet vanwege onze indrukken, maar het mocht
Gode behagen, daarin mede te komen, opdat we als een gans verloren
zondaar openbaar mochten komen, opdat we net als Adam en Eva, onze
zonden zouden erkennen, en daarmee onze straf op de zonde zouden
billijken.
De HEERE zegt ergens in Zijn Woord: "Als Mijn volk zich schuldig zal
kennen, dan zal Ik aan Mijn Verbond gedenken". En weet je, nu gaat de
Heere aan Zijn Verbond gedenken, dat Hij gemaakt heeft met Zijn Zoon,
in die stille Vrederaad gesloten, van eeuwigheid.
De HEERE had met Adam een verbond opgericht, dat was het...?
werkverbond! Maar dat was hij verbroken!! Hij had naar Eva geluisterd
en niet naar God!
Wat zou je vader ervan zeggen Kees, als je moeder niet meer met je
vader de zaken van het gezin zou bepraten, maar met de buurvrouw? Dat
is wel een zwak beeld, maar dat is toch raar, hé?
En nou had Adam, God als zijn Hoofd, en Eva had Adam als haar hoofd, en
ze hadden ieder een ander hoofd gekozen, en daarmede het proefgebod
overtreden, en van die boom gegeten, en zo het verbond met God
verbroken, vreselijk hé? Maar nu heeft God gedachten des
vredes
gehad, maar dan wel in een ander verbond, het Genade-Verbond. Want de
HEERE spreekt in de belofte aan Adam en Eva, van de komende Messias, de
Verlosser, de Heere Jezus Christus. Die belofte, noemen we de... moe..?
Ja, de Moederbelofte. Daar wordt gesproken van het Vrouwen-Zaad, Die
zal de kop van de duivel vermorzelen, met Zijn eigen Offerande.
Wat een eeuwig wonder zal het zijn kinderen, als we ook in ons
persoonlijk leven mogen delen in die Offerande van Christus, om het
eigendom van Hem te mogen zijn, wat toch de catechismus noemt: de enige
Troost, beide in leven en sterven.
Kinderen, Adam en Eva juichen reeds voor de troon van God, ze zijn
gewassen van die vreselijke zonden door het bloed van de Heere Jezus
Christus. Hij heeft hun schuld betaald! Rust niet eerder, totdat je ook
mag weten, het eigendom te zijn van Die getrouwe Zaligmaker, Die
getuigt:
"LAAT DE KINDEREN
TOT MIJ KOMEN EN VERHINDERT HEN NIET, WANT DEKZULKEN IS HET KONINKRIJK
DER HEMELEN"!!
Amen.
Hoe Werp uw brood uit op het
water, want gij zult het vinden na vele dagen
“Schrijf
hetgeen gij gezien hebt !”(Openb. 1:19a)
Info over diverse belijdenissen
Apostolische
Geloofsbelijdenis of de "Twaalf Artikelen", via
Online-bijbel.nl
Geloofsbelijdenis
van Nicea, via Online-bijbel.nl
Geloofsbelijdenis
van Athanasius, via Online-bijbel.nl
Heidelbergse
Catechismus, via Online-bijbel.nl, met zoekmogelijkheid
Heidelbergse
Catechismus, via
Theologienet.nl, met verwijzingen naar bijbelteksten
Heidelbergse
Catechismus, via Wikipedia.org
Heidelbergse
Catechismus, via Kerken.com, met zoekmogelijkheid
Nederlandse
Geloofsbelijdenis, via Online-bijbel.nl, met zoekmogelijkheid
Dordtse
Leerregels, via Online-bijbel.nl, met zoekmogelijkheid
Een boeïende serie
belijdeniscatechisatie lessen
Uit
de wereld van de Hersteld Hervormde Kerk. Ook van hen valt veel te
leren.
Dit
is is een bevindelijk gereformeerd Nederlands kerkgenootschap, dat
grotendeels bestaat uit leden van de Hervormde Kerk die wegens
gewetensbezwaren buiten de fusie wilden blijven met de Gereformeerde
Kerken en de Evangelisch-Lutherse Kerk, die samen op 1 mei 2004
opgingen in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). Tot de HHK behoren
voornamelijk gemeenten die eerder tot de orthodox-hervormde richtingen
van de Gereformeerde Bond gerekend werden. Als een
van de
weinige kerkgenootschappen in Nederland kent de HHK nog een lichte
groei in ledenaantal.
Hier
het leerzame Werkschrift
Les
1, Wat is belijdenis doen
Les
2, Bijbel & belijdenisgeschriften
Les
3, De enige troost; wet en evangelie
Les
4, God, Zijn Namen en Eigenschappen; de Drie-eenheid
Les
5, Verkiezing en verwerping; aanbod van genade
Les
6, Schepping & werkverbond
Les
7, Gods voorzienigheid
Les
8, Zondeval en erfzonde, zondekennis en zondestraf
Les
9, Gods drievoudige gerechtigheid
Les
10, De Middelaar; ceremoniën; genadeverbond
Les
11, Jezus, Christus, Gods eniggeboren Zoon, onze Heere
Les
12, De staat van Christus’ vernedering
Les
13, De staat van Christus’ verhoging
Les
14, De Heilige Geest en Zijn werk; charismata
Les
15, De christelijke kerk
Les
16, Geloof en wedergeboorte
Les
17, Vergeving& verzoening; rechtvaardiging en haar weldaden
Les
18, De sacramenten
Les
19, Doop
Les
20, Avondmaal & tucht
Les
21, Heiligmaking en dankbaarheid; bekering en goede werken
Les
22, Gods Wet; Eerste& Tweede Gebod
Les
23, Derde tot en met Tiende Gebod
Les
24, Gebed
Les
25, De wederkomst van Christus; eschatologie
|