HOME | STUDIEBIJBEL | BIJBELSTUDIES | BIJBELATLAS | BIJBELSEGESCHIEDENIS | NIEUWS
Waarom naar de kerk ?
De Bijbel is niet een boek wat je zomaar even van kaft tot kaft leest. Het kan lastig zijn om je weg door de Bijbel te vinden, als je niet weet wat zich wanneer heeft afgespeeld. Deze site kan je helpen om de Bijbel beter te leren kennen. Ontdek de bron van vrede, het Woord van God:
NADENKEN
OVER DE KERK
1 Hoe zit het eigenlijk ? Waarom
gaan we naar de kerk ? Aan de hand van een twaalftal
antwoorden willen we daar eens over nadenken:
Uit gewoonte
Goed om traditie te volgen
Zicht krijgen op het waarheen, waarvoor van deze wereld
Om de wereld voor te dragen
Om mijn bestaan tot op de bodem te doorgronden
Om het heil te ontvangen
Om tot het licht te komen
Om in de gemeenschap te worden ingelijfd
Om in het openbaar het geloof te belijden
Om mijn bijdrage aan de gemeente te leveren
Om de zin van de zondag te verwerkelijken
Om het kerkelijk jaar mee te maken
Omdat het moet
of uit gewoonte
•Een mogelijk antwoord is; “uit gewoonte”.
•Dat klinkt niet fraai. Dat lijkt op ’t eerste horen
wel de slechts mogelijke motivatie. Hoevelen zijn er niet afgekSnapt op
sleur en klakkeloos naar kerk gaan. Ze zeggen, en niet ten onrechte:
wie gaat, moet uit behoefte gaan. Toch staat er in het evangelie naar
Lukas dat Jezus “volgens zijn gewoonte” op de
sabbatdag naar de synagoge ging.
•Het loont de moeite dat stukje bijbel eens te lezen. Zie
Lukas 4: 14 –19.
•Dat geeft te denken!
Vraag je het volgende eens af
•a. Is een gewoonte persé altijd in strijd met een
behoefte of verlangen?
b . Als we geen behoefte hebben om naar de kerk te gaan, is het dan
beter uit gewoonte thuis te blijven of uit gewoonte toch maar te gaan?
M.a.w.: moet alles afhangen van ons (sterke) verlangen, dat vaak heel
zo sterk niet is?
c . Ga eens na hoe heel ons leven is gestructureerd door gewoonten. Wat
dacht u van wassen en tandenpoetsen?
d. Kan gewoonte ook voortkomen uit plicht? Zie b.v. Psalm 100. Het is
voor mensen die God erkennen volgens die psalm eigenlijk een plicht om
Hem gezamelijk te dienen. Dat dient regelmatig te gebeuren.
e. Goede gewoonten kunnen ons leven heel stijlvol maken. Waar of niet?
Goed om traditie te volgen
•Een tweede antwoord zou kunnen zijn, dat het goed is een
bepaalde traditie te volgen. Let wel, dat hoeft nog niet per se
traditionalisme te zijn. In dat geval wil je ggewoon uit
ouderwetsigheid traditioneel zijn. Maar naar de kerk gaan is een zaak
van staan in een oeroude traditie, dat is: in een keten van ontvangen
en op jouw beurt weer doorgeven.
Lees in dit verband eens Psalm 78: 1-4. Het gaat om het doorgeven van
verhalen, formuleringen, normen, waarden, waarheden die altijd van
belang blijven. Ook de befaamde apostel Paulus “had
het” van anderen: hij gaf zelf door, wat hij ontvangen had
(zie I Korinthe 15: 3). De kerk is een soort overslagbedrijf van Gods
waarden.
•\
Zicht krijgen op het "waarheen,
waarvoor" van deze wereld
•Een mogelijke reden is: om zicht te krijgen op het
“waarheen, waarvoor” van onze wereld.
Het leven is vol raadsels. Maar we hoeven niet overal naar te raden. De
wijsgerige systemen en de godsdiensten van de wereld proberen de wereld
“van commentaar te voorzien”. Want de wereld wekt
de indruk “dat er iets achter zit”. Dat is
inderdaad ook het geval. De apostel Paulus schrijft in zijn brief aan
de Romeinen dat “Gods eeuwige kracht en
goddelijkheid” uit de wereld met het verstand kan worden
doorzien (Romeinen 1: 20).
Maar nog veel méér opheldering is te vinden in de
Bijbel.
De Bijbel maakt n.l. duidelijk dat a.de wereld gemaakt is (geschapen)
door God.
b.de wereld aangetast is door menselijk kwaad (de zonde)
c.de wereld verlost wordt .
Deze grondwaarheden zijn direct al te vinden in de eerste drie
hoofdstukken van de Bijbel (in het boek Genesis).
In kerkdiensten gaat de Bijbel altijd open. Daar wordt ons geleerd, wat
de wereld eigenlijk voorstelt.
In een kerkdienst valt licht op vaak zeer concrete toestanden of
gebeurtenissen uit het leven, ook ons persoonlijke leven.
•Lezen: Genesis 1, 2, 3
Om de wereld voor te dragen
•Veel is er wat er in de bijbel op wijst, dat voor anderen
bidden onlosmakelijk aan het christelijk leven verbonden is. Eigenlijk
spreekt alleen al het “Onze Vader” in dit opzicht
boekdelen. Daarin komen een aantal gebeden voor met het woordje
“ons”. Het zijn dus
“inclusieve” gebeden, de ander is er al als vanzelf
in betrokken. Het kunnen nooit egoïstische gebeden zijn. Maar
te denken valt ook aan wat Johannes schrijft op het slot van zijn
eerste brief ( I Joh. 5: 16 v.v.), of Jakobus, die uitdrukkelijk
schrijft: Bidt voor elkaar. (Jak. 5: 16) En Paulus schrijft dat hij
gebed van anderen voor hemzelf als “hulp” ervaren
heeft ( II Kor. 1: 11).
•Ook in de kerkdienst heeft de voorbede een plaats. Van de
eerste christelijke gemeente (Hand. 1 en 2) is bekend, dat men
eendrachtig volhardde in het gebed (Hand. 2: 42). Het is ondenkbaar,
dat de voorbede daar niet bij gehoord zou hebben.
Gebed-in-gezamelijkheid ligt ook al in de aard der zaak, omdat
Christus, die alle gebeden gereinigd voor Gods troon brengt en onze
grote pleitbezorger in de hemel is, Hoofd is van een lichaam: de kerk.
Dat lichaam bidt mee met het hoofd.
•Voorbede doen is allerlei zaken met God bespreken. God wil zo
genadig zijn echt op menselijke vragen en argumenten ín te
gaan. We kunnen denken aan Abraham die bad voor de stad Sodom (Genesis
18). Prof. Van Ruler vergeleek de kerk ooit met een parlement, dat
inspraak heeft in Gods regering.
•Lezen: de genoemde bijbelgedeelten.
Vraag je het volgende eens af
•a. Is het “Onze Vader” meer een
privé-gebed, voor binnenskamers, of meer een gebed voor in
een samenkomst?
b. Heeft het bidden voor anderen een plaats in mijn persoonlijk leven?
Zo niet, krijgt de voorbede in de kerk daardoor nog meer waarde?
c. Over welke onderwerpen gaan de voorbeden in resp. I Joh. 5: 16v.v.,
Jak. 5: 16 en II Kor. 1: 11 ?
d. Is samen bidden beter dan alléén bidden?
e. Wat vind je van de vergelijking van Prof. Van Ruler?
Om m’n bestaan tot op
de bodem te doorgronden
•In de kerk komt het begrip “zonde”
geregeld ter sprake. Het gebeurt zelfs zo frequent, dat het voor
sommigen (mede) reden is om de kerk te mijden. Want het is niet
aangenaam om te horen te krijgen, dat je zondaar bent voor God. We
horen veel liever, dat het met ons wel in orde is. Bij dat begrip
“zonde” gaat het overigens niet zozeer om wat wij
ménsen zonde vinden, maar om hoe Gód onze
levenswijze taxeert.
Ter sprake komen niet alleen afzonderlijke verkeerde daden van een
mens. Maar ook zijn zondighéid, zijn verdorven aard. En
vooral dat wij mensen zondaars zíjn, mensen die de zonde
zelf wíllen.
Op de bodem van alle wereld-vragen ligt de zaak van onze schuld. Wij
kunnen om die vraag heenlopen, hem trachten te negeren, maar het helpt
ons niet verder. De schuldvraag moet onder ogen worden gezien, en dan
ook de mogelijkheid tot de remedie.
Niemand ziet de zonde uit zichzelf. Het moet je geopenbaard worden. In
de kerk wordt het ons aangezegd. En, hoe bevrijdend, als het licht ons
hierover is opgegaan, mogen we in de kerk ook publiek onze schuld
belijden en in die weg ervan verlost raken.
Nergens komt m.i. het mysterie van de afschuwelijkheid, de
algemeenheid, de totaliteit en de verlossing van de zonde aangrijpender
aan de orde in de Bijbel dan in een bekende profetie van Jesaja: Jesaja
53.
En dat de zonde niet alleen een probleem is voor het volk
Israël, blijkt uit Handelingen 8: 26 –40. Een
buitenlander krijgt daar les van de evangelist Filippus uit uit het al
genoemde hoofdstuk Jesaja 53. Hem wordt ook geleerd, dat Jezus de
Redder van zonden is. De man laat zich dopen.
•Lezen: Jesaja 52: 13- 53 (geheel), Handelingen 8: 26
–4
Vraag je het volgende eens af
•a. Vinden wij het voor onszelf irritant, als
“zonde” ter sprake komt in de kerk?
b. Kun je voor jezelf het onderscheid duidelijk maken tussen
“zondige daden”, “zondige aard”
en “zondaar zijn”?
c. Waarom is met name Jesaje 53 zo onthullend ?
d. Waarom kan het aan de orde stellen van de zonde in de kerk juist ook
zo bevrijdend werken?
e. Ben je het ermee eens, dat alle wereldvragen samenhangen met de zaak
van de zonde?
Om het heil te ontvangen
•Een kerkganger gaat ook naar de kerk om iets mee te krijgen.
Het is menselijk om uit te zijn op eigen geluk en behoud. Uiteraard mag
dit verlangen nooit ontaarden in zó’n
egoïstische gerichtheid, dat het alléén
maar daarom zou gaan in de kerk.
“Heil” is een verzamelbegrip voor alles wat
waarachtig geluk, redding en verlossing inhoudt.
De kern en het begin van ale heil is de vergeving van zonden. Dat wordt
zeer duidelijk gemaakt in het begin van de evangeliën in een
aantal geschiedenissen rondom Jezus’ geboorte. Alles wat
Jezus komt brengen en doen wordt in Matth. 1: 21 en Luk. 1: 77
geconcentreerd in het begrip “vergeving van zonden”.
In de kerkdienst wordt ons dat heil van Godswege aangeboden.
Je kunt er niet genoeg van krijgen, als je de strekking van dat aanbod
ooit eenmaal hebt geproefd.
Je wilt het dan iedere keer weer opnieuw te horen krijgen.
Want a. het is zo heerlijk, heil aangeboden te krijgen
b.het is haast niet te geloven
c.we kunnen groeien in de kenis van het heil
d.het heil is zo rijk (het blijft niet bepérkt tot vergeving
van zonden!)
Waar God ons het heil aanbiedt, zijn wij genodigd het te aanvaarden.
Het heil wordt ons in de kerkdienst aangeboden in woord en sacrament,
in lied, groet en zegen.
Lezen: Mattheüs 1: 18 – 23 en Lukas 1: 67- 80
Vraag je het volgende eens af
•a. Kom je, als je naar de kerk gaat, alleen voor jezelf ?
b. Is persoonlijk verlangen naar gelukzalig leven egoïstisch?
c. Vergeving van zonden is de kern van het heil. Maar het heil gaat er
niet in óp. Er is veel méér dat God
wil geven. Kun je er een opsomming van geven?
d. Beleven we het ook echt zo, dat God ons heil aanbiedt in een
kerkdienst?
e. Is het herkenbaar, dat je er als kind van God nooit genoeg van kunt
krijgen, om het heil aangeboden te krijgen?
Om tot het licht te komen
•Lezen: Jesaja 2:5 , Psalm 119: 105, Psalm 27: 1, Johannes 8:
12
•Geen mens kan zonder licht. In heel de natuur is licht nodig
voor groei en bloei. Na een moeilijke nacht is daglicht extra heerlijk!
Er kan ook in geestelijke zin gesproken worden over licht en donker. Er
zijn zaken die het daglicht niet verdragen. Het kwaad in de wereld is
een soort duister. En daar zijn wij als mensen allen mee behept; niet
alleen criminelen.
En ook moeilijke dingen die ons overkómen zijn
“duister”.
•In de kerk straalt licht uit. Het straalt uit van de woorden
van God, die aan de kerk gegeven zijn. We kunnen het noemen
“het licht van de openbaring”. Te denken is vooral
aan de Schriftlezing, dus dat deel van de kerkdienst waarin de Bijbel
wordt voorgelezen.
De profeet Jesaja profeteerde lang geleden dat ooit allerlei mensen uit
allerlei landen graag zouden komen luisteren naar de woorden van de God
van Israël. Men zou zeggen: “Komt, laten wij
wandelen in het licht van de HEER” (Jesaja 2: 5).
Jezus is het middelpunt van die openbaring. Hij noemde zichzelf eens
“Het licht der wereld”.
•Naar de kerk gaan om daar de woorden van God te horen (met
als hoogtepunt de woorden van en over Jezus) is dus een vorm van
“tot het licht komen”.
En de doop (teken en bezegeling van Gods woorden aan ons adres) werd in
de vroege kerk al gezien als het ritueel van de verlichting.
•Wat betekent deze verlichting voor ons nu praktisch?
1.ons verstand wordt verlicht, zodat we de dingen anders gaan zien.
2.ons gevoel wordt verlicht, zodat we troost ervaren in mismoedigheid.
3.ons hart wordt verlicht: we krijgen een geloofsband met de God die
vergeeft en vernieuwt.
•Zoeken wij het licht ook echt? Mensen zoeken het niet
vanzelf. Gelukkig zoekt Gods licht óns. Het kan ons gaan
fascineren. Dat betekent dan een hele omkeer in een mensenleven. Het
kan er dan zelfs van komen, dat we het naar de kerk gaan niet meer
kunnen láten. De fascinatie wordt blijvend, onze eerste
bekering leidt tot voortdurende bekering, zoals een bloem zich steeds
weer opnieuw opent naar het zonlicht.
Vraag je het volgende eens af
Er zijn vele teksten in de Bijbel die God en alles wat bij Hem hoort
beschrijven als “licht”. Bovenaan zijn er enkele
genoemd. Wat vind je het mooist?
Probeer eens te omschrijven wat je in je eigen leven als duister
ervaart.
Is het inderdaad mogelijk dat je de dingen van je leven op zeker moment
heel anders dan voorheen gaat zien of beleven, alsof je “een
licht is opgegaan”?
Kan het licht van God in deze wereld gedoofd worden? ( Zie I Johannes
2: 8)
Filosofisch gezien brak aan het eind van de 18de eeuw de tijd van
“De Verlichting” aan. Daar wordt mee bedoeld, dat
men zich sindsdien niet meer aan gezag van een openbaring meende te
hoeven onderwerpen, maar dat ons eigen verstand alles kan ontdekken. Is
dat waar?
Om in de gemeenschap te worden
ingelijfd
•Lezen: I Korinthe 10: 1- 22
•Naar de kerk gaan heeft alles te maken met gemeenschap .
Allereerst: gemeenschap met God zelf. De kerkdienst is n.l. een manier
van omgang met God.
Het is een afwisseling van woorden (van God uit naar ons toe) en
gebeden (van ons uit naar God toe).
Jezus heeft eens gezegd: als er maar twee of drie samenkomen in mijn
naam, dan ben Ikzelf in hun midden (Mattheüs 18: 20).
•In de kerkelijke rituelen van doop en avondmaal komt die
gemeenschap nog weer op een heel specifieke manier tot uiting. Het zijn
als het ware uitbeeldingen van de gemeenschap met God.
De doop is het symbool van Gods eerste aanraking met de mens. Wie zich
dat gelovig realiseert, is een zeer gelukkig mens! Ook al ligt die doop
zelf heel ver achter je en was je je misschien niet eens bewust, dat je
gedoopt werd. God legde zogezegd zijn hand op je. En die eens opgelegde
hand blijft Hij toesteken! Gemeenschap!
Maar ook het avondmaal is een uitbeelding van de inlijving in de
gemeenschap met God, via Jezus Christus, Gods Zoon.
Die gemeenschap komt trouwens niet op een magische manier tot stand,
maar via het geloof, met de kracht van de Heilige Geest van God.
•De apostel Paulus spreekt over die gemeenschap in het
bovenstaande bijbelgedeelte. Het is niet zo gemakkelijk leesbaar. Maar
het gaat er steeds over, dat mensen in hecht contact komen met God en
zich dat helaas veel te weinig realiseren.
•De kerkdienst biedt dus gelegenheden tot gemeenschapsvorming
met God, die je buiten de kerk niet zó kan vinden.
Er is in de kerk niet alleen gemeenschap met God en Jezus, maar ook met
de andere gelovigen.
Wie met God verbonden is, móet ook wel verbonden zijn met de
andere kinderen van God. Bij een kerk horen is ingelijfd worden/zijn in
het lichaam, dat alle gelovigen samen vormen.
Om in het openbaar het geloof te
belijden
•Lezen: I Korinthe 11: 23-26, 14: 23-25
•De apostel Paulus schrijft in deze bijbelgedeelten steeds
over de samenkomsten van de gemeente, dus de kerkdienst.
Een kerkdienst is een publieke aangelegenheid, geen onderonsje voor
ingewijden. Het is een soort “op appèl komen voor
God”. Op appèl staan doe je nooit alleen.
Ieder kan zich in de kerkdienst openlijk toewijden aan God, en dat voor
vele getuigen. Iedereen kan horen en zien waar je voor
stáát! Je bent er belijdend bezig, dat wil
zeggen: je komt er uit voor het geloof, dat je hebt leren kennen. Dat
belijden heeft dus iets gezamenlijks. Het is weliswaar jóuw
geloof (hoogstpersoonlijk), maar het is tevens hét geloof:
het geloof van de Kerk van alle eeuwen. Je weet je ín je
geloofsuitingen verbonden met heel Gods volk.
Het belijdend samenzijn van de gemeente heeft ook zeggingskracht voor
gasten, toehoorders, onbekenden met het geloof. Het kan indruk maken,
als velen hun trouw aan God betuigen in lied, gebed etc.
Een bijzondere vorm van belijden is er, als iemand in het midden van de
gemeente als volwassenen wordt gedoopt. De dopeling spreekt zich dan
eerst voor al die getuigen openlijk uit voor het geloof.
Ook Avondmaal vieren (daarover gaat het in I Kor. 11) is een bijzondere
vorm van belijden. Door aan de tafel van de Heer deel te nemen, zeg je
eigenlijk: ik heb Hem nodig, Hij is ook mijn Redder!
Belijden is iets van elke zondag. We zijn in de gelegenheid om alles
weer eens openlijk te zeggen:
wat we geloven, waarvan we leven, waarop we sterven.
Het is daarom wezenlijk, dat de gemeente zoveel mogelijk zelf
“aan het woord komt”.
Eigenlijk is de kerkgang als zodanig al (dus het
erhéén gaan) een publiek getuigenis. Voor wie er
oog voor
heeft.
Vraag je het
volgende eens af
Het woord “belijden” betekent oorspronkelijk:
“hetzelfde zeggen”. Jij zegt ná, wat God
je leerde.
Moet je dan in je belijden niet streven naar originaliteit?
”Waar het hart vol van is, loopt de mond van over”.
Heeft dit gezegde raakvlakken met “belijden”?
Soms heeft de kerk min of meer omvangrijke belijdenissen op formule
gebracht in zogenaamde
“belijdenisgeschriften”. Wat voor functie zou
zo’n belijdenis kunnen hebben.
Op welke manieren komt de gemeente belijdend aan het woord in de
kerkdienst?
Is u wel eens gebleken, dat uw kerkgang niet onopgemerkt blijft in je
omgeveing?
Om mijn bijdrage aan de gemeente
te leveren
•Lezen: I Petrus 2: 1- 5
•We komen niet alleen naar de kerk om er wat te halen, maar
ook om er wat te brengen. Petrus roept ons in zijn eerste brief op om
tot Jezus te komen, de levende steen, en daarop ook onszelf als levende
stenen te laten gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis.
Hoe kan dat? Wel, allereerst al door naar de samenkomsten van de
gemeente te komen. Dan wordt iets zichtbaar van een massa stenen, en
dat je samen een geheel moet vormen. Alleen al je aanwezigheid daar is
een wezenlijke bijdrage. Je stelt iets van je (ongetwijfeld kostbare)
tijd ter beschikking. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd. Onze hemelse
Koning wordt erdoor geëerd. Ps.22: 4 zegt: “God
troont op de lofzangen van Israël”. Laten wij er dan
toe bijdragen om die “troon” samen te vormen!
•Er is natuurlijk verschil tussen een kerkdienst meemaken en
een kerkdienst mee maken. We zijn geroepen ons ervoor in te spannen er
samen iets goeds van te maken. Dat vergt voorbereiding, concentratie,
inzet.
Het is goed dat de gemeente er zich steeds op bezint, welk lid welke
taken dienst uit te voeren in de dienst.
•Een wel heel aparte vorm van bijdragen in een kerkdienst is
de collecte. De collecte is een onmisbaar liturgisch element, een
symbool van offerbereidheid. Het maakt iets zichtbaar van het
“God liefhebben boven alles en je naaste als
jezelf”.
Vraag je het volgende eens af
Waarom heet Jezus in I Petrus 2: 4 “de levende
steen” en waar komt deze uitdrukking vandaan?
Weet je meer teksten in de Bijbel, waar de gemeenschap van gelovigen
wordt vergeleken met een
huis (of een tempel)?
Behalve het naar de kerk gaan zijn er talloze manieren om een bijdrage
aan het leven van
kerkelijke gemeente te kunnen leveren. Noem eens wat mogelijkheden. Ken
je (een) bijbelgedeelte(n) waar dit onderwerp aan de orde komt?
Kunnen ook “buitenstaanders” een bijdrage leveren
aan een kerkdienst? Zijn bijzondere
kerkdiensten voor buitenstaanders eigenlijk wel goed mogelijk?
Kan het waar zijn, dat kerkgang voor de meeste deelnemers vooral
“consumeren” is ?
Om de zin van de zondag te
verwerkelijken
•Lezen: Exodus 20: 8
•In Utrecht is begin juni per referendum duidelijk gemaakt,
dat het gros van de inwoners niet elke zondag winkels open wil. Een
aparte status van de zondag wordt blijkbaar nog geaccepteerd.
Het apart houden van elke zevende dag is uiteraard niet "natuurlijk".
Daarom is er ook verzet tegen. Het apart zetten van
één bepaalde dag is gegrond in Gods wil, die
uitgedrukt is in de 10 geboden, die eem universele strekking hebben.
De rustdag leert ons, dat alle tijd Góds tijd is. En dat het
leven niet afhangt van wat wij mensen ervan máken. De
essentie van leven is geen werken, maar genoegen beleven aan het er
zijn voor Gods aangezicht. En waar kan dat beter dan in een kerkdienst?
Jammer, dat heel wat mensen juist die zondag-met-kerkgang van jongsaf
aan hebben ervaren als een akelig moeten. Terwijl onze Schepper zo
graag zou zien, dat wij die dag leren beleven als een vier-dag, een dag
van ontspanning en blijdschap.
In de christelijke wereld is het accent gaandeweg verschoven van de
zaterdag (de enige "echte" zevende dag) naar de zondag. Men ging,
aanvankelijk náást de zaterdag, de zondag
óók vieren. De dag van Pasen, de achtste dag, de
dag die gold als begin van het einde.
Daarbij kwam, dat gelovigen meer en meer gingen begrijpen, dat God ons
in het apart zetten van die ene dag ook wilde zeggen: élke
dag is van Mij, laat je dagelijks door Mij leiden. Het gaat om
véél meer dan die ene dag.
Omdat wij dat echter steeds weer dreigen te vergeten, is het goed dat
er elke week geroepen wordt: op de plaats rust!
Vraag je het volgende eens af
•1. Hoe zou het komen, dat men soms negatieve herinneringen
houdt aan de zondag?
2. Zou het loslaten van de aparte status van de zondag ook sociale
gevolgen hebben?
3. Hoe kun je de zondag zo inrichten, dat je echt bewust voor God leeft?
Om het kerkelijk jaar mee te maken
•Lezen: Handelingen 20: 13- 16
•Het oude Israël kende een aantal grote feestdagen,
waarvan Pasen, Pinksteren en het Loofhuttenfeest de belangrijkste waren.
De kerk is in dat spoor verder gegaan, zonder alles precies van het
joodse volk over te nemen.
In vrijheid heeft men daarvoor gekozen. Het Loofhuttenfeest raakte op
de achtergrond, maar later verschéén b.v. weer
het Kerstfeest.
Het zijn jaarlijks weerkerende feestdagen, die het jaar een bepaalde
cadans geven. In die mate, dat ook onze hele westerse cultuur er in
sterke mate door gestempeld is. Het Kerstfeest is mateloos populair ook
bij niet-christenen, alhoewel er voor hen toch niet iets heel
specifieks te vieren valt.
Ook het gros van de niet-christenen in Nederland wil eigenlijk niet van
die dagen áf, hoewel er enige tijd wat discussie is geweest
over de vraag of men naast christelijke feestdagen (of in plaats van
sommige daarvan) ook vierdagen van anders-gelovigen een gelijkwaardige
plaats zou moeten geven. Tot op heden heeft zich die wens niet
doorgezet. Hierbij zal het gevoel meespelen, dat gezamelijke dagen op
een of andere wijze saambindend werken in de samenleving.
Uiteraard komen zulke dagen het best tot hun recht in de Kerk. In de
kerk krijgt elke feestdag inhoud en vulling. In de kerk wordt een soort
ritme geleerd van regelmatig, herhaaldelijk, stilstaan bij de grote
heilsgebeurtenissen die de gang van de aardse geschiedenis bepalen.
Bewust meegaan in die cadans helpt om God, jezelf en de wereld beter te
leren verstaan. Ja, ook deze reden mag niet ongenoemd blijven, als het
gaat om de zin van
kerkgang.
Vraag je eens af
•1. Hoe zou het komen, dat kerken met Kerstfeest voller dan
gewoon zijn, ook door de komst van doorgaans niet-kerkse mensen?
2. Waarom zou het stipt onderhouden van de voorschriften voor de grote
feesten (Zie Leviticus 23) sinds het verlossend werk van Jezus niet
langer geboden zijn?
3. Waarom hebben de gelovigen er dan toch altijd behoefte aan gehad,
zulke feesten op een of andere wijze toch voort te zetten?
4. Welk feest spreekt u het meest aan? Waarom?
Lees nog eens verder.....
De katholieke of algemene kerk (Art.27)
Lezen Efeziërs 2:17-22.
In Efeziërs kunnen we lezen dat de kerk bestaat uit heiligen
en huisgenoten Gods.(De kerk is een heilige vergadering van ware
gelovigen, die hun heil verwachten van Jezus Christus, gewassen door
zijn bloed, geheiligd en verzegeld door de Heilige Geest.
De heilige kerk is niet gevestigd in, gebonden aan, of beperkt tot een
bepaalde plaats, of gebonden aan bepaalde personen, maar zij is
verbreid en verstrooid over heel de wereld. Toch is zij met hart en wil
samengevoegd en verenigd in eenzelfde Geest, door de kracht van het
geloof NGB Art;27)
In de kerk leer je
focussen op navolging
Hoe volg ik Jezus – gewoon in mijn dagelijks leven. Hoe kan
ik discipel van Hem zijn? Niet alleen maar kerkganger, maar ook
volgeling. Geloven is meer dan naar de hemel gaan als je sterft en
geloven dat Jezus voor jouw zonden is gestorven. Het gaat ook om
herstel van relaties, om groeien in geloof, om dagelijks discipel zijn:
Jezus volgen. Dat je gericht bent op Gods Koninkrijk, dat in Hem
gekomen is en waar je nu al deel aan mag hebben. Maar hoe werkt dat
uit: op je werk, in je vriendenkring, in je gezin, je ambities? Dat
vraagt een bepaalde focus. Hoe doe je dat? Hoe leef je als
christen? Hoe kan de kerk mensen leren niet alleen met woorden, maar
ook metterdaad in het bijbelse verhaal te leven? De gemeente is de plek
waar we toegerust worden voor een christelijk leven. Want het geloof
bestaat niet uit christelijke formules, het gaat om navolging. Hoe
kunnen wij de navolging bevorderen? En elkaar daarbij helpen. Want in
deze tijd hebben we elkaar daarvoor hard nodig. Het betekent ook dat
wij samen nadenken over de vraag wat ons ervan afhoudt, en hoe wij dat
kunnen bevorderen wat erop gericht is. Dat vraagt een open houding.
Hoeveel energie kan er niet weglekken in allerlei interne discussies:
of je bij een bepaald lied wel of niet gaat staan en of er naast een
orgel ook andere muziekinstrumenten ingezet kunnen worden etc. Een
missionaire gemeente is in permanente staat van paraatheid: ben ik nog
op de weg van de navolging? Of laat ik mij door heel andere dingen in
beslag nemen?)
Bij kerk
hebben we het dus niet over het gebouw, maar over alle ware gelovigen
verspreid over de hele wereld.
De katholieke of algemene kerk is van alle tijden. In Genesis 4:26
kunnen we lezen dat men begon de naam des Heren aan te roepen. In het
oude testament heeft de kerk ook veel moeilijke momenten meegemaakt. In
de tijd van Noach, Abraham en Achab leek het erop dat de kerk op zou
houden te bestaan. In Matthëus 28:16-20 kunnen we gelukkig
lezen dat God altijd voor zijn kerk zal blijven zorgen tot aan de
voleinding der wereld.
De roeping zich bij de kerk te voegen (Art.28)
Lezen Handelingen 2:41-47
In de tekst kunnen we lezen over de eerste gemeente. Mensen kwamen tot
geloof en lieten zich dopen en voegden zich daarna bij de gemeente.
Gelovigen moeten zich bij de kerk voegen, zich onderwerpen aan de
onderwijzing en tucht tot opbouw en eenheid van de gemeente.
Kolossenzen 3:15-17 laat ons duidelijk zien wat de waarde is van het
kerk zijn. We zijn bij elkaar geroepen door Christus om vol te zijn van
Hem zodat we elkaar kunnen onderwijzen, en met elkaar kunnen zingen om
God lof te brengen.
Om kerk van Christus te kunnen blijven moeten we ons afscheiden van de
ongelovigen, of hen die dwalingen veroorzaken. Romeinen 16:17
‘Maar ik vermaan u, broeders, dat gij hen in het oog houdt,
die, in afwijking van het onderwijs, dat gij hebt ontvangen, de
onenigheden en de verleiding veroorzaken, en mijdt hen.’
De kenmerken van de ware kerk, van haar leden en van de valse kerk
(Art.29)
Lezen Galaten 1:6-10 en 1 Timotheus 3:14-16
In beide bovenstaande teksten word naar voren gehaald dat het evangelie
zuiver moet blijven, het is de enige waarheid, en alleen het evangelie
van Christus leidt tot redding. Als kerk moeten we er dus voor waken
dat het evangelie altijd zuiver bediend wordt. Dit is 1 van de
kenmerken van de ware kerk.
Het 2e kenmerk is de zuivere bediening van de sacramenten.
Lezen Handelingen.19:3-5 en 1Korintiers.11:20-29. We moeten waardig
omgaan met de 2 sacramenten, de heilige doop en het heilig avondmaal.
Het 3e kenmerk van de ware kerk is uitoefening van de tucht. Lezen
Matthëus. 18:15-18. Dit zijn de 3 kenmerken van de ware kerk.
De ware kerk heeft altijd Christus centraal staan.
De regering
van de kerk (Art.30)
Lezen Efeziërs 4:11-17
In de tekst kunnen we lezen dat God apostelen, profeten, evangelisten,
herders en leraars aan de gemeente geeft. Zij zijn er om de gemeente te
begeleiden en de eenheid te bevorderen, zodat we allemaal mogen groeien
in het geloof tot de volle kennis van Christus. Ze zijn er dus niet om
in de kerk te heersen, maar om te begeleiden in het geloof.
Handelingen 6:1-7 laat ook duidelijk zien dat er wel opzieners in de
kerk nodig zijn. Binnen de gemeente van Christus waren problemen
ontstaan. In deze gemeente werden mannen aangesteld die ervoor moesten
zorgen dat er weer naar iedereen omgekeken werd, en de eenheid in
Christus bewaard bleef.
De ambten in de kerk (Art.31)
Lezen 1 Timothëus 3
In de bijbel komen in het bijzonder twee ambten naar voren, dat van
ouderling (opziener) en diaken. In de tekst wordt duidelijk gesproken
over welke mensen geschikt kunnen zijn voor een van deze ambten.
Belangrijk is het dat niemand voor zijn tijd er voor vecht om ouderling
of diaken te worden. Hebreeën 5:4 “En niemand matigt
zichzelf die waardigheid aan, doch men wordt ertoe geroepen door God,
zoals immers ook Aäron”.
De bijbel spreekt ook over eerbied en respect voor de oudsten, (1
Timothëus.5:17-19). En Hebreeën 13:17
“Gehoorzaamt uw voorgangers en onderwerpt u aan (aan hen),
want zij zijn het, die rekenschap zullen moeten afleggen. Laten zij het
met vreugde kunnen doen en niet al zuchtende, want dat zou u geen nut
doen” De ambten in de gemeente zijn dus een heel
verantwoordelijke taak, en de ambtsdragers zullen ook afgerekend worden
op hun taak. Daarnaast moet de gemeente in vrede leven met de
ambtsdragers.
De orde en tucht in de kerk (Art.32)
Lezen Matthëus 18:15-21
De
kerk van Christus moet te allen tijde zuiver gehouden worden.
Dwaalleraars moeten bestreden worden en Gods gemeente moet een gemeente
zijn waarin iedereen zich onderwerpt aan de genade van Christus, en ook
zo leeft zo als Hij het van ons vraagt. In Matthëus wordt ons
verteld wat we moeten doen als mensen volharden in bepaalde zonde. Het
slot is dat mensen buiten de kerk wordt gezet, een hele verdrietige
zaak, maar God wil Zijn kerk zuiver houden, zoals we ook al eerder
hebben kunnen lezen in Romeinen 16:17-21‘Maar ik vermaan u,
broeders, dat gij hen in het oog houdt, die, in afwijking van het
onderwijs, dat gij hebt ontvangen, de onenigheden en de verleiding
veroorzaken, en mijdt hen.’
Diverse
soorten diensten ( zoals bijvoorbeeld in Friesland in
Hardegarijp )
Ochtenddiensten
Per week worden er om en om diensten gehouden '
Tweede diensten
De kerkenraad verzorgt eenmaal per maand een reguliere avonddienst, de
overige zondagen worden ingeruimd voor de vesperserie,
jongerendiensten, stiltediensten, Taizé-vieringen,
zangdiensten onder auspiciën van de evangelisatiecommissie,
enz.
Kerkdiensten
Mocht u onverhoopt niet in de gelegenheid zijn om de kerkdiensten in De
Hofkerk of Nieuw Perspectief bij te wonen, dan kunt u op zondagmiddag
ook terecht in Woonzorgcentrum Bennema State (Rijksstraatweg 165). Hier
wordt elke zondagmiddag om 15.30 uur een gewone kerkdienst gehouden.
Avondmaalsvieringen beginnen er ook om 15.30 uur. De aanvangstijden
staan in Twalûd en dorpsblad Tusken Wâld en Wetter
vermeld. Bewoners van Bennema State stellen het op prijs, wanneer ook
niet-bewoners deze diensten bezoeken.
Vespervieringen
De vesper is een gemeenschapsdienst, hetgeen in de viering tot
uitdrukking komt. Het lezen, het zingen en de gebeden staan minstens zo
centraal als de overdenking. In plaats van die ene voorganger zijn er
bij de vesper verschillende gemeenteleden, die elk een onderdeel van de
liturgie voor hun rekening nemen. Een vesper is een getijdendienst
(avondgebed). De vespervieringen worden georganiseerd door de werkgroep
'Vespervieringen', waarin ook de doopsgezinde gemeente en de katholieke
kerk vertegenwoordigd zijn.
Avondmaalsdiensten
De viering van het Heilig Avondmaal vindt zesmaal per jaar plaats. Het
zijn 'open vieringen' voor jong en oud. In de ochtenddienst vindt de
viering lopend plaats, 's avonds is de vorm meer traditioneel en is de
viering zittend. Viering en dankzegging vinden in dezelfde dienst
plaats. Tijdens de avondmaalsdienst wordt zowel wijn als druivensap
geschonken.
Bid- en
Dankstonden
De bidstond voor gewas en arbeid vindt plaats op de tweede
woensdagavond in maart. De dankstond op de eerste woensdagavond in
november. Beide diensten beginnen om 19.30 uur in De Hofkerk.
Jeugd- en
jongerendiensten
Een jeugddienst wordt door een dominee voorbereid in samenwerking met
de jeugddienstcommissie en een bepaalde groep jeugd. Iedereen is
welkom. Medewerking kan gevraagd worden aan een gospelgroep, kerkkoor,
muziekgroep, enz. Een jongerendienst wordt door de jeugddienstcommissie
voorbereid, eventueel in samenwerking met een bepaalde groep jongeren,
met als doelgroep jongeren en andere belangstellenden. Medewerking kan
gevraagd worden van een rockband, cabaretier, spreker, toneelgroep,
enz. In principe zijn deze diensten 's avonds, maar er kan van worden
afgeweken. De frequentie van het organiseren van jongerendiensten en
jeugddiensten is nog niet vastgelegd, maar er is voorgesteld dat deze
diensten gemiddeld een keer per twee maanden worden georganiseerd.
Friese diensten
Friese diensten zijn reguliere diensten met een Friese liturgie. Ze
worden zo mogelijk viermaal per jaar gehouden.
Kerstnachtdienst
en kinderkerstfeest
De kerstnachtdienst is een reguliere dienst met een laagdrempelige
liturgie. De dienst wordt voorbereid door een speciale commissie. Het
kinderkerstfeest wordt georganiseerd door de leiding van de
kinderdienst en is meestal op kerstavond.
Agapè-vieringen
Eens per jaar vindt er een Agapè-viering plaats. Om 9.00 uur
op zondagmorgen is er in Nieuw Perspectief een dienst met broodmaaltijd
voor alle gemeenteleden. Er wordt een speciale liturgie gevolgd en er
is voldoende plaats en tijd om elkaar te 'ontmoeten'. Opgave geschiedt
door middel van het formulier dat met Twalûd wordt verspreid.
Doopdiensten
Eens per twee maanden wordt er een doopdienst gehouden. De registratie
vindt plaats per kerkgenootschap. Ter herinnering wordt een
'doopsteentje' met de geboortedatum en doopdatum op de gedachtenistafel
gelegd. Op de zondag van 'de doop van Jezus in de Jordaan' (de tweede
zondag van januari) wordt de doopsteen aan de ouders meegegeven.
Tijdens de doopdienst ontvangen de ouders tevens een doopkaart, een
boekje (een deeltje uit de serie bijbelse prentenboeken) en een
doopkaars, welke in de dienst wordt aangestoken aan de Paaskaars.
Trouwdiensten
De(het) gemeenteleden(lid) die(dat) in het huwelijk treden(treedt)
kiezen(kiest) zelf de predikant en het kerkgebouw. Uiteraard wordt deze
dienst als bijzondere kerkdienst gezien, waarbij vanuit pastorale
betrokkenheid, minimaal twee ambtsdragers dienst doen. Tijdens de
dienst wordt de huwelijksbijbel door de ouderling van dienst aan het
paar overhandigd. Er worden ten aanzien van het zegenen van andere
levensverbintenissen geen belemmeringen opgeworpen.
Rouwdiensten
Familie van de overledene kunnen zelf de predikant en het kerkgebouw
kiezen. De rouwdienst wordt als bijzondere kerkdienst gezien, waarbij
vanuit pastorale betrokkenheid, minimaal twee ambtsdragers dienst doen.
Een donkere steen met daarop de geboortedatum en overlijdensdatum wordt
tijdens de dienst waarin de afkondiging wordt gedaan, op de
gedachtenistafel gelegd.
Op de laatste zondag van het kerkelijk jaar worden de familieleden
uitgenodigd. Ze ontvangen na afloop het gedachtenissteentje, een roos
en de kaars die tijdens de viering is aangestoken aan de paaskaars.
Stilte-uur
Geen dienst, maar de mogelijkheid in stilte in de kerk te verblijven.
De Hofkerk is elke woensdagavond van 19.00 - 20.00 uur opengesteld voor
hen die hieraan behoefte hebben.
Stiltediensten
Een stiltedienst is een viering waarin behalve predikant ook
gemeenteleden kunnen voorgaan. De dienst kenmerkt zich door meditatieve
momenten afgewisseld met lezingen, gebedsintenties, zang en overdenking.
Taizé-vieringen
Deze vieringen worden georganiseerd door jonge gemeenteleden met
liederen van Taizé. Taizé is een klein plaatsje
in midden Frankrijk waar een oecumenisch klooster staat waar met name
jongeren van harte welkom zijn. Jaarlijks maken duizenden jongeren
hiervan gebruik. Ze doen mee met de dagelijkse gebedsdiensten en
gespreksgroepen.
2 Ja, waarom zou ik naar de kerk gaan?
Onder deze titel schreef in 1967 professor A.A. van Ruler een boek, een bestseller. Bladzijde na bladzijde hield hij een pleidooi om de kerkgang vol te houden, of om eraan te beginnen. En dit boek is actueler dan ooit.
‘Waarom zou ik naar de kerk gaan?‘, het is een vraag die in deze tijd nog steeds te beluisteren valt. ‘Ik kan thuis toch ook wel geloven! Daar heb ik de kerk niet voor nodig. Thuis staan mensen me ook niet in de weg, en bovendien … elke zondagmorgen is er een dominee op TV.’ Ik ben al veel van dergelijke geluiden tegengekomen. Soms klinkt het als een goedkoop excuus, soms is het een serieuze overtuiging die postgevat heeft. Voorzichtigheid is geboden, soms gaat er achter deze vraag een pijnlijke ervaring schuil.
Zit er ook waarheid in deze vraag? Professor van Ruler weerlegt deze met 21 antwoorden:
1 | Om een kans op bekering te lopen | In je binnenste aangeraakt te worden door Gods Woord |
2 | Om een gewoonte vol te houden | Stijl, plicht en roeping |
3 | Om een traditie voort te zetten | Als schakel in een keten, vanuit het voorgeslacht, vanuit Israël. |
4 | Om het bestaan ten volle te beleven | Existentie: bestaan, er zijn. Voor het aangezicht van God treden. |
5 | Om de arbeid van de lofprijzing te volbrengen | Zegenen, dienen, eren, verheerlijken, dankzeggen, zingen |
6 | Om het bijschrift bij het plaatje te lezen | De wereld is een warrig plaatje. God openbaart hoe het was, en hoe het zou moeten zijn |
7 | Om de wereld voor te dragen | Voorbede - alle dingen met God bespreken. Recht van initiatief, recht van amendement en zelfs motie van wantrouwen (Job) |
8 | Om m'n bestaan tot op de bodem te doorgronden | De zondige natuur - ontdekkend karakter van de prediking. Ernst & genezing |
9 | Om het heil te ontvangen | Vergeving van zonden - gehoorzaamheid van het geloof |
10 | Om tot het licht te komen | Verlichting van ons verstand, en het licht van Gods Woord |
11 | Om in de gemeenschap te worden ingelijfd | Gemeenschap met Christus, gemeenschap met de drieënige God, gemeenschap met elkaar |
12 | Om in het openbaar het geloof te belijden | Persoonlijk& publiek. Objektief : ik belijd het geloof van de kerk, maar ook subjectief: ik belijd mijn geloof. De kerkgang zelf is belijdenis |
13 | Om mijn bijdrage aan de gemeente te leveren | In mijn aanwezigheid en bijdragen aan activiteiten |
14 | Om (eventueel) een ambt te dragen | Door de ambten wordt het gezag van Christus uitgeoefend. |
15 | Om de zin van de zondag te verwerkelijken | Vrijheid, ontspanning, vreugde, voorspel op de eeuwige sabbat |
16 | Om het kerkelijk jaar mee te maken | De feesten, de heilsfeiten vieren |
17 | Om rust te vinden | Terugtrekken uit de hektiek, sociale functie (eenzaamheid). We vinden rust voor de onrust over deze wereld, over het eigen bestaan |
18 | Om gesticht te worden | Brood voor het hart, innerlijke vroomheid. Als kind mee beginnen |
19 | Om weer op toonhoogte te komen | Godsdienst-oefening, Gods bedoeling met ons leven - lezing van de wet |
20 | Om wegwijs gemaakt te worden | Wegwijs in ons eigen hart, in het veld van de goede werken |
21 | Om de verlossing van de wereld te vieren | Het eigenlijke geheim van de wereld - verwachting van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde |
3 Veel redenen om naar de kerk te gaan
Voor
een deel geënt op het boek van dr. A.A. van Ruler,
“Waarom zouden we naar de kerk gaan?” uit de jaren
zestig. Ook studies, andere boeken, artikelen uit tijdschriften,
internet gegevens, ervaringen en overpeinzingen, zijn voor
deze serie gebruikt.
1. Omdat we
lid zijn
2. Om bekeerd
te worden
3. Uit gewoonte
4.
Nogmaals, uit gewoonte
5. Om
het geloof levend te houden
6. Om
een rustpunt te hebben
7. Uit traditie
8.
Voor de avonddienst
9. Om
te bidden
10. Om te zingen
11. Voor de
liturgie (1)
12. Voor de
liturgie (2)
13. Om het
kerkgebouw…
14. Omdat we
een gemeenschap vormen (1)
15. Omdat we
een gemeenschap vormen (2)
16. Omdat het
zondag is…
17. Voor de
muziek
18. Voor de
preek (1)
19. Voor de
preek (2)
20. Voor het
Heilig Avondmaal (1)
21. Voor het
Heilig Avondmaal (2)
22. Voor de
zegen (1)
23. Voor de
zegen (2)
24. Om gedoopt
te worden
(1) Omdat we lid zijn
Onder deze ‘kop’ starten we een serie artikelen
waarin nader wordt ingegaan op de kerkgang. Want
‘waarom’ gaan we eigenlijk naar de kerk? Maar dan
is ook de vraag, waarom gaan er zo velen niet?… En als we
niet of heel weinig gaan, is dat dan erg?… En mag je
kerkdiensten saai vinden? Terwijl, als het dan zo belangrijk is om wel
regelmatig kerkdiensten te bezoeken, wat is daar dan het geheim van? Of
– anders gezegd- wat en waar is de sleutel die de deur naar
het geheim van het mooie en het goede van de kerkgang opent?…
Het zijn belangrijke vragen. Voor alle gelovigen, dus ook voor u als
lezer van deze reeks artikelen over kerkgang.
Met
de uitdrukking ‘naar de kerk gaan’, bedoelen we
uiteraard het bezoeken van erediensten in een kerkgebouw. In de
Rooms-Katholieke traditie is het altijd ‘de kerk’
geweest en zo zal het blijven. In de meeste gevallen binnen het
protestantisme en zeker ook binnen de evangelische beweging en bij
pinkstergroepen is er voor gekozen om te spreken over
‘kerk’ als we de landelijke organisatie bedoelen en
wanneer we de plaatselijke gemeenschap bedoelen, spreken we over
‘gemeente’. In de kerkorde van de Protestantse Kerk
in Nederland wordt daarom ook gesproken over ‘protestantse
gemeenten’. Elders heet het weer anders. Maar dat doet er
niet toe. Dat zal allemaal best bekend zijn, maar we zullen (ons kent
ons) wat ook besloten wordt, altijd blijven spreken over ‘het
naar de kerk gaan’.
Verschillen
We kunnen over ‘de kerk’ spreken in plechtige
bewoordingen. Zo is dan een definitie van de wereldwijde Kerk van
Christus: “de gemeenschap van allen, zonder onderscheid van
tijd of plaats, die in de Naam van God de Vader, de Zoon en de Heilige
Geest met water gedoopt zijn en door deze doop afgezonderd zijn en
ingepland in het Lichaam van Christus”. De Kerk is of behoort
te zijn: Één Lichaam (Ef. 4:4 en 1 Kor. 12:12);
een pilaar en fundament van de waarheid (1 Tim. 3:15); de Tempel van de
levende God (2 Kor. 6:16). Nu is er na bijna tweeduizend jaar
kerkgeschiedenis helaas geen sprake van één Kerk,
één Gemeente, maar zijn er vele
kerkgenootschappen, die onderling soms veel, soms heel weinig van
elkaar verschillen. Verschillen in leerstelligheden, verschillen in
gewoontes en gebruiken waar men soms van meent dat daar ziel en
zaligheid van afhangt! Jezus Christus is het Hoofd van Zijn Gemeente,
en het kan niet anders of het moet onze Heer verdriet doen dat er
zoveel verdeeldheid is. Daarom moet er in feite in onze hart, in ons
geloofsleven, een vurig verlangen zijn naar
‘eenheid’, naar ‘samengaan’.
Één Naam is onze hope, één
grond heeft Christus’ Kerk. Zij rust in
ééne dope, en is Zijn scheppingswerk, zongen we
vroeger. Ouderen onder de lezers zingen dit lied moeiteloos uit tot de
laatste zin. Anderen denken weer dat alle verandering nog geen
verbetering is. En dat is ook zo. Maar diep in ons moet toch dat
verlangen knagen. Verlangen naar echte broederschap en zusterschap,
echte geestelijke liefde, de volle waarheid, de ware eenheid!
Op al deze toch wel moeilijke zaken gaan we later nog wel in.
We
kunnen het ook dicht bij huis zoeken en we kunnen de kerk, dus ook de
eigen plaatselijke gemeente, vergelijken met een vereniging. Als je lid
bent van een vereniging, dan bezoek je toch zoveel mogelijk de
bijeenkomsten die de vereniging belegt? Daar ben je immers lid voor?
Elke vereniging is opgericht voor een bepaald doel en zal daartoe met
de leden willen communiceren en contacten willen onderhouden. Deze
huidige maatschappij draait volledig op communicatie. Zonder
communicatie (zie stroomstoring, computerstoringen) zit alles hopeloos
in de knoei.
Contacten
De Kerk, dus ook de plaatselijke gemeente, zal contacten willen
onderhouden met haar leden. Één zo’n
vorm van contact is het kerkblad dat (naar we mogen hopen) gelezen
wordt. Of u krijgt huisbezoek van een broeder, ouderling, diaken of de
wijkpredikant dan wel ‘pastor’ dan wel iemand van
de kleine groep (small group). Maar het beste contact is ‘het
gaan naar de kerk’. Want we gaan naar de kerk (vereniging,
gemeenschap) om er iets te vinden, iets te krijgen. We gaan omdat we
gelovig zijn. We ‘geloven’. Dat is de sleutel waar
in het begin al over geschreven is! En de deur is Jezus Christus (Joh.
10:1 t/m 9).
Geloof…
is contact met Jezus Christus, Gods Zoon. En als wij het contact niet
zoeken met Hem, dan zoekt Hij het wel met ons! En wie gelooft, kan niet
anders dan ‘er uit leven’. Want wat de wortel is
voor de plant, en wat het water is voor de vis, zo is het geloof
– hoe zwak het soms ook is- voor de christen. We kunnen niet
zonder. En dat geloof moet opgebouwd worden, moet gevoed en onderhouden
worden. Dat geloof moet versterkt worden. DAAROM GAAN WE NAAR DE KERK!
Er zijn vele redenen om naar de kerk, naar de gemeente te gaan. Maar
hier heeft u al één belangrijke reden. Ga vooral
regelmatig, als u kunt. Dat is goed voor u!… In het volgende
hoofdstuk meer…
(2) Om bekeerd te worden
Waarom gaan we naar de kerk? Het gaat hier om de vraag naar het motief,
de reden, het doel. Ook de vraag naar wat ik daar denk te beleven. Op
deze vraag (die zo vele vragen in zich bevat en nieuwe vragen oproept)
gaan we in deze serie artikelen nader in. De 1e aflevering ging erover
om de kerk als ‘vereniging’ te zien. De kerk is een
gemeenschap, als een soort vereniging, waar je de bijeenkomsten toch
wel zal willen bijwonen. Daarvoor ben je per slot van rekening lid?
Eén
ander antwoord is: … Om God te ontmoeten. Ook wel gezegd: om
tot bekering te komen!
Maar
wat is dat precies? Bekering…? Taalkundig bezien zit in het
woord bekering: omkeren, tot ommekeer komen. Je keert je van de
ingeslagen weg af, en volgt een nieuwe weg! De weg van vermeerdering
van het persoonlijke geloof. En dat is de weg naar een diepere
verbondenheid met God. God grijpt ons aan en grijpt in ons leven in. Er
verandert iets en we richten vanaf dat moment ons leven anders in. Meer
‘Onze Lieve Heer’ en minder
‘wereld’. Dat kan voor een ieder weer anders zijn.
Velen merken bij het ouder worden, dat ze nog nooit zo’n
geestelijke doorbraak hebben meegemaakt, maar het kan ook langzaam
gegroeid zijn. En dat is mooi! We hebben vaak zo verschillende
karakters en ‘levensinstellingen’, zodat we niet
allemaal in hetzelfde vakje passen.
We hebben binnen onze Nederlandse kerkelijke gemeenschappen keuze
genoeg. Ook onder de lezers van het kerkblad van Maarssen
‘Kerk op weg’ is er een grote diversiteit in
‘het geloof’ en we denken er ook niet allemaal
hetzelfde over. Dat moge zo zijn, maar toch heeft God met ons allemaal
bemoeienis. We behoren allemaal tot dat ene grote en zo vaak verdeelde
en soms kibbelende huisgezin van Onze Lieve Heer.
Bekering
heeft ook alles te maken met ‘het aangeraakt worden door de
Geest van God’. En van dat laatste mogen we hopen en bidden
dat het meerdere malen in ons leven mag voorkomen. Het volk
Israël kende en wist uiteraard van de Geest van God doordat er
profeten opgetreden hebben. Maar voor het eerst in de beweging rondom
Jezus van Nazareth gebeurde het bij het 1e Pinksterfeest in Jeruzalem.
Gods Geest werd vaardig over velen waaronder de eerste twaalf apostelen
(Hand. 2) en daarna kwamen velen tot bekering en lieten zich dopen. Met
bekering bedoelen we de meestal eenmalige
‘doorbraak’ in ons geestelijk leven. En in dat
leven groeit de omgang met God, maar Hij kan soms onverwacht in ons
werken door Zijn Geest. We worden erg ontroerd en een onbeschrijfelijke
vreugde komt in ons. Of we zien iets wat een ander niet ziet. Anderen
horen een stem hetzij hoorbaar, of met felle kracht vanuit de
gedachten….
En
hoe velen onder de lezers van deze artikelen hebben dit mee mogen
maken?… De schrijver van dit boekje weet uit ervaring, dat
het er velen zijn. Je zou er een boek geheel mee kunnen vullen. Al die
prachtige verhalen van mensen die mooie dingen in de kerk of soms wel
daar buiten hebben meegemaakt. Die ‘aangeraakt zijn door Gods
Geest’. Vaak gebeurt het bij hoogtijdagen, tijdens een
Kerstzangdienst, of een ander groot feest. Of wanneer je na lange tijd
van ziekte of na jaren van wegblijven weer voor het eerst een eredienst
bezoekt.
Het
gebeurt zelfs meer dan we zouden denken en verwachten. Alleen is het
vaak zo privé, dat men het hooguit aan de voorganger vertelt
én misschien aan naaste familieleden, maar verder wordt de
wonderlijke gebeurtenis niet verteld. Maar wel is het voor degene die
zo’n ervaring mee mocht maken een steun en geloofsversterking
voor het hele verdere leven!
Ervaringen met de Geest
van God
In de Bijbel lezen we over kerkdiensten waar de Heilige Geest bij een
groot deel van de liturgie werkzaam was De eredienst werd dan
onderbroken doordat er geprofeteerd werd, of in een vreemde taal werd
gesproken, dat dan ook door een ander – begiftigd met de gave
van uitlegging – werd uitgelegd. De ‘vreemde talen
of tongen’ waar in Handelingen 2 (Pinksterfeest) over
spreekt, is in wezen profetie in een voor die persoon vreemde
(buitenlandse) taal, welke dan door toehoorders uit dat vreemde land,
wel verstaanbaar zijn. Want als God Zich in de gemeente wil openbaren,
zal Hij dat toch doen op een voor de toehoorders verstaanbare wijze. De
gave van profetie is ook de gave ‘waar we het meest naar
moeten ijveren’, leert 1 Kor. 14 vers 1 ons. Terwijl de
onverstaanbare tongentaal (‘klanktaal’ schrijft de
NBV) als dat zonder uitlegging gepaard gaat, iets is waar we erg
voorzichtig mee moeten zijn.
Bekering
wil ook zeggen: dat een mens zich verlost weet van zonde en schuld en
plotseling merkt dat God naar hem of haar omziet en dat er genade is.
Stromen van genade, en troost! En op dat moment komt er iets van die
grote liefde van God in ons tot openbaring, hetgeen in ons een gevoel
van onbeschrijfelijke vreugde schept. Het wordt in ons gelegd als een
klein plantje, dat op kan bloeien en groeien. Dit heeft alles te maken
met het proces van ‘de wedergeboorte’.
Bij
andere mensen is het meer een geleidelijk proces. Er zijn
kerkgenootschappen waar men gelooft en verwacht, dat het pas komt na
handoplegging van een voorganger. Hoe dan ook, hoewel in Rom. 12:11
staat: “weest vurig van geest, dient de Heer”,
vermanen zowel de Apostelen Paulus en Petrus ons “nuchter en
waakzaam” te zijn. Want voorzichtigheid en een behoedzame
waakzame eerbied, is noodzakelijk. En we mogen ons er nooit op beroemen
of tonen dat we er trots op zijn!
Maar
het is een geweldige en een grootse ervaring, als we in ons leven iets
mogen merken en meemaken van wat God wil werken. Dat kan zijn een
spontane ervaring met de Geest van de Heer. Het kan zijn dat we tot
bekering komen, of tijdens een eredienst merken dat God in ons werkt.
DAAROM GAAN WE NAAR DE KERK. Er zijn vele redenen om naar de kerk te
gaan. Maar hier hebben we al een uitmuntende reden om te gaan. En er is
nog zoveel meer. Maar daarover een volgende keer….
(3) Uit gewoonte
Wie deze reden goed leest, kan denken dat het maar een mager antwoord
en een zwakke reden is om naar de kerk te gaan. Maar er zit meer achter
dan je denkt! En daarbij komt, dat het in ieder geval een antwoord is.
Toegegeven; het is niet het beste antwoord en daarom gaan we er wat
dieper op in.
Het
is inderdaad zo, dat de meeste mensen die naar de kerk gaan, dit doen
omdat het de gewoonte is. We zijn er mee opgevoed en hebben het gezien
en overgenomen van onze ouders. En die hebben het weer van hun ouders,
en die weer van vorige geslachten, enz. Hoewel er natuurlijk altijd
diverse andere belangrijke redenen bijkomen, is de
‘gewoontevorming’ op zich niet slecht. We hebben
allemaal vaste gewoontes in ons leven. Kijk maar eens om je heen in de
huiskamer en in de keuken. Alles heeft daar meestal een vaste plaats,
hetgeen vooral in de keuken zelfs van groot belang is. Dan zou het
bereiden van de maaltijd immers wel twee keer zo lang duren?…
Wanneer
we naar de kerk gaan ‘omdat we het gewend zijn’ is
het goede daarin, de regelmaat, de continuïteit. Want de
gemeente is volgens de Bijbel als een kandelaar die licht geeft (Openb.
1:20) en ook getuigt Matth. 5:13-16 over de dienaren in Zijn Koninkrijk
dat zij zijn ‘het licht der wereld dat schijnt voor alle
mensen’. Maar dan moet dat licht wel blijven branden! Dus
moeten we wel komen in de erediensten! Want de kerk, de gemeente, dat
zijn wij!
Rustdag
Er zal zeker ook de nodige kritiek zijn over het standpunt: ik ga uit
gewoonte naar de kerk. Deze zusters en broeders zeggen dan:
“Ik ga naar de kerk als ik er behoefte aan heb. Want het mag
geen gewoonte, geen sleur worden!” En wat het woordje sleur
betreft, hebben ze nog gelijk ook. Jammer dat men dan voorbijgaat aan
het aloude principe van de mensheid, dat na zes dagen van arbeid, er
‘een rustdag’ moet zijn. Terwijl vanaf de oudste
gegevens in het Nieuwe Testament er behalve op de sabbat, ook vergaderd
werd ‘op de eerste dag der week’. Op de dag van de
opstanding van Christus als eerste. En na acht dagen opnieuw (Joh.
20:26). Veel later (in Hand. 20:7) wordt zo terloops verteld over een
“samenkomst van de gelovigen op de eerste dag van de week, om
brood te breken”. Ook wordt in de Hebreeënbrief
(hoofdstuk 10: 25) de gelovigen aangeraden ‘de bijeenkomsten
niet te verzuimen’ , en wie wil weten waarom, die moet het
hele gedeelte (vanaf vers 19 t/m 39) maar eens goed lezen en op zich
laten inwerken.
Het
is een zeer diepzinnig bijbelgedeelte en misschien moeilijk, maar al
overdenkende en zoekend in de Heilige Schrift, worden we iets gewaar
van de grote samenhang die er is tussen alles wat God wil werken en
heeft gedaan voor de mensen, én ons geestelijk leven. De
mens bestaat uit lichaam, ziel en geest, waarbij juist de ziel en de
geest (ons gedachteleven) alles te maken hebben met het geestelijk
leven.
Geestelijk voedsel
En zoals we maaltijden gebruiken ter versterking van ons natuurlijke
lichaam (dus om te blijven leven), zo ontvangen we tijdens de
erediensten ‘geestelijk voedsel’ ter versterking
van ons geestelijk leven. Net zoals bij de dagelijkse maaltijden het
wel eens voor kan komen, is het voedsel niet altijd naar onze wens. Het
smaakt niet altijd even lekker. Maar het is net als wat moeder zei toen
we nog kind waren: “Eten wat de pot schaft!” Zo
ligt de ene predikant ons beter dan de ander. Toch, door elkaar heen
genomen, moeten en mogen we niet mopperen. We moeten dan ook niet naar
de kerk gaan uit sleur, maar we mogen naar de kerk om ons geestelijk
leven op peil te houden en om de onderlinge band hechter te maken.
Terwijl “wie weet?” er verrassende dingen kunnen
gebeuren zoals we in de vorige aflevering mochten bespreken. Het licht
( dat van de Kerk) moet blijven branden. Want we kunnen nooit
uitsluiten dat de Here God ons door Zijn Geest blij wil maken en we
iets mogen ervaren hoe God in ons wil werken. DAAROM GAAN WE NAAR DE
KERK.
Zo
alles overdenkende is het naar de kerk gaan ‘uit
gewoonte’, in een veel breder verband geplaatst. En er is nog
zo veel meer over te vertellen. Maar dat komt dan weer in het volgende
hoofdstuk.
(4) Nogmaals; uit gewoonte
Nadat de vorige keer behandeld is “het uit gewoonte naar de
kerk gaan” is er nog zoveel over te schrijven, dat een tweede
deel verschijnt. Want we lezen regelmatig in allerlei publicaties dat
‘de kerken’ hun beste tijd hebben gehad en dat
verdere leegloop niet meer te stuiten is. Jonge mensen vinden de
erediensten meestal maar een saaie boel (ouderen ook wel) en haken af.
Vooral de jeugd wordt opgevoed met moderne vormen van communicatie en
de kunst van het luisteren wordt minder beoefend dan vroeger.
Hoewel,
als het om luisteren gaat zullen de studenten in de collegezalen toch
terdege moeten leren luisteren naar wat de docent zegt! Maar het is
waar; enerzijds is in de kerk het luisteren
éénrichtingsverkeer, anderzijds zijn er in feite
genoeg bijbelkringen en gespreksgroepen waar we van hartelust met
elkaar kunnen discussiëren en reageren op de preek of op een
bijbels onderwerp. Is kerkbezoek dan nog wel
‘gewoon’ te noemen?
Leegloop
Statistisch is echter aangetoond dat nog steeds elke zondag veel meer
mensen naar de kerk gaan, dan naar het voetbalveld. Dus: geloof de
redenaties over leegloop van kerken niet te gauw. Want wat zegt de
bijbel? Toen de apostel Petrus getuigde dat Jezus Christus de Zoon van
de levende God is, antwoordde Jezus dat op dat rotsvaste geloof Zijn
Gemeente gebouwd zal worden en zelfs ‘de poorten van het
dodenrijk haar niet zullen overweldigen’. (Matth. 16:16 t/m
18). De (onvolmaakte) kerk, als plaats van samenkomst, zal altijd
blijven bestaan net als alle andere onvolmaakte dingen
‘totdat het volmaakte gekomen is’ (1 Kor. 13:10)
Maar
het is juist dat de tijden veranderen en de mensen eveneens. Moet dan
‘de kerk’ als instituut met haar tijd meegaan om
bijvoorbeeld de aansluiting met de belevingswereld van jongeren niet te
missen? En dat antwoord is naar mijn mening zowel
‘ja’ als ‘neen’. De kerk moet
zijn als een jas die lekker zit. Je moet je er in thuis voelen. En
natuurlijk moeten de kerkdiensten als het maar even kan zo
aantrekkelijk mogelijk zijn. En de preek moet het liefst boeien,
zodanig dat de tijd omvliegt. Tijdens de kerkdienst wordt in zekere zin
‘een voorstelling gegeven’. En dan mogen we best
een aangename tijd doormaken in het kerkgebouw. Toegegeven dat we hier
een ideaalbeeld schetsen, maar:… niet iedere predikant is
een briljante, gloedvolle spreker.
De
kerkdienst is echter geen show en de predikant is geen cabaretier die
als showmaster op meesterlijke wijze de boel aan elkaar moet praten.
Predikant én kerkganger vervullen als gemeenschap verbonden
met elkaar een dienst, namelijk om het evangelie van Jezus Christus
door de tijden heen uit te dragen en te verkondigen. En dat is niet
saai of ouderwets! Dat is altijd nieuw, want Jezus Christus is gisteren
en heden dezelfde tot in eeuwigheid! (Hebr. 13:8). Hij verandert niet
en Zijn heerlijk evangelie verandert ook niet.
Overdracht
In dat spanningsveld verkeert de kerk. Enerzijds de mensen van nu
tegemoet komen en zich inleven in vragen en wensen van deze tijd.
Anderzijds de overdracht van het goede, het waardevolle, het spirituele
dat vanuit de Heilige Schrift door alle eeuwen heen tot ons komt en
waarin we liever zo weinig mogelijk veranderen. Dat waardevolle moet
overgedragen worden van generatie op generatie. Die overdracht aan
jongeren moet thuis in het gezin én tijdens de kerkdiensten
plaatsvinden. Want ‘wie de jeugd heeft, heeft de
toekomst!”. Maar het valt niet mee in deze tijd. Het
dagelijks leven slorpt je op, het is de hele week werken en/of studeren
en dan ben je zondags wel eens moe.
De
wereld trekt, hoewel God ook aan ons trekt via de stem van ons geweten.
Wie trekt het hardst? Denk daar eens over na… Hoe zit het
met onze gewoonte om regelmatig naar de kerk te gaan? Wij, jong en oud,
zijn niet klaar met God, en met Jezus, en zeker niet met het werk van
de Heilige Geest. Er is altijd weer iets nieuws in de kerk te horen en
mee te maken. Wie oren heeft om te horen, die hore wat de Geest tot de
gemeenten spreekt (Openb. 2 en 3). Zo bezien is het naar de kerk gaan
een goede gewoonte. Vindt u, of vinden jullie dat ook?… En
er is nog zoveel meer te schrijven, maar dat komt weer in een volgende
aflevering.
(5) Om het geloof levend
te houden
Deze aflevering gaat over het geloof dat levendig en vurig moet zijn.
Zijn wij vurig van geest? Zeggen wij, net als de
Emmaüsgangers: “was ons hart dan niet brandende in
ons, terwijl Hij onderweg tot ons sprak en ons de Schriften
opende?…(Luk. 24:32). En dan gaat dit stukje over de
kerkdienst waar immers ook wordt gebeden dat God voor ons de Schriften
wil openen.
Levendig
en vurig! Zo moet het eigenlijk zijn, net als met zo vele dingen. Of
het nu training is voor sport, of dat je wilt afvallen, je zult er dan
op uit moeten om te trainen of af te slanken. En ga je niet, dan
verslap je. Wie wil oefenen voor een sport, die doet dat met anderen
samen. Dan gaat het beter omdat je het met elkaar moet doen. En wie wil
afslanken die kan bij de drogist een pak met afslankspul kopen, maar je
kunt beter naar de Weightwatchers gaan. Dat kost wel geld, maar je komt
tot een zekere discipline en door anderen wordt je
geïnspireerd om te bereiken wat je bereiken wilt.
En
met de kerk? Hoe zit het daar mee? Als je niet gaat dan verslap je,
zeker als het een lange periode betreft. Je zult steeds meer moeite
krijgen om inspiratie voor je geloofsleven op te doen. Zoals je gewend
raakt aan het regelmatig bezoeken van kerkdiensten, zo kun je er ook o
zo gemakkelijk aan wennen om niet te gaan. Zij die oud zijn en slecht
ter been, zouden er heel wat voor over hebben om weer net zoals vroeger
gewoon naar de kerk te kunnen gaan. Zij betreuren het vanuit de
praktijk dat zo velen de kerkgang uitstellen en nog eens uitstellen en
nog eens. Met het gevaar, dat ‘van uitstel afstel
komt’.
De boer uit
Schotland…
Een predikant vertelde eens tijdens een gesprekskring het verhaal van
een Schotse predikant, die op een kille herfstige avond een boer
bezocht die zelden of nooit de erediensten bezocht. Daar moest wat aan
gedaan worden, vond de kerkenraad.
In
de boerderij aangekomen werd hij ontvangen bij het haardvuur en zich al
warmend aan de vuurgloed probeerde de predikant langzaamaan het gesprek
op geestelijke zaken te betrekken. De boer was rijk en kritisch en dat
was de reden dat de predikant enige moeite had om de ware reden van
zijn bezoek mee te delen.
Ze
spraken over koetjes en kalfjes en onderhand had de dominee al pratend
de pook gepakt en tijdens het gesprek porde hij wat in de hoop
gloeiende kolen en legde zo terloops één
vuurkooltje apart van de rest. De boer zag dat wel, maar praatte
onderhand druk over allerlei redenen die hij had om niet naar de kerk
te gaan. De dominee luisterde en sprak over het geloof en de waarde van
het kerkbezoek. Maar zijn gesprekspartner vond dat hij heel goed
gelovig kon blijven, ook zonder met enige regelmaat naar de kerk te
gaan. Waren die kerkgangers dan beter dan hij? Hij kwam immers zijn
verplichtingen jegens kerk en maatschappij na en deed niemand tekort.
Hij had het druk, gaf heus wel aan de armen, en dat was ook erg
belangrijk.
Daar
had de dominee niet zo gauw van terug, en het gesprek stokte op zeker
moment. “Maar dominee”, zo vroeg de boer opeens,
“nou moet u me toch eens vertellen waarom u dat ene kooltje
apart hebt gelegd, want nu is het uitgedoofd en de rest gloeit nog
volop”.
“Kijk”,
antwoordde de predikant, “dat ene kooltje, dat ben jij! Jij
vindt het niet nodig om de kerkdiensten te bezoeken en raakt zo de
gemeenschap kwijt. En jouw vuurtje loopt grote kans uitgedoofd te
raken, terwijl in de gemeenschap met elkaar het vuurtje van het geloof
brandende gehouden kan worden.”
De boer boog het hoofd en dacht erover na. Hij had de boodschap
begrepen. En wij? …
Gemeenschap
Zojuist schreven we over de gemeenschap kwijtraken. Dat heeft inderdaad
veel, zo niet alles, te maken met het regelmatig bezoeken van
kerkdiensten uitgebeeld in dat haardvuur van die rijke boer uit
Schotland. Één geïsoleerde vurige kool
brandt op en dooft uit. Maar tezamen op een hoop gelegd, blijft het
geheel veel langer branden en verspreiden ze een behaaglijke warmte.
Dat uitdoven of uitblussen doet ons weer denken aan het doven of
uitblussen van Gods Geest, waar 1 Thess. 5, vs. 19 voor waarschuwt.
Want de werking van de Heilige Geest is zinnebeeldig te vergelijken met
‘een vuur’.
In
Hand. 2, bij het 1e Pinksterfeest, zag men rond de 12 apostelen boven
hun hoofden een soort vlammen die zich als vuurtongen verspreidden
‘en allen werden vervuld van de Heilige Geest’. Om
zo die gemeenschap met elkaar te onderhouden, en laten we maar beginnen
om daar naar toe te werken. DAAROM GAAN WIJ NAAR DE KERK. En er is nog
zoveel meer.
6) Om een
rustpunt te hebben
Je zou het leven dat we leiden kunnen vergelijken met reizen. We reizen
door het leven, waar een ieder zijn eigen gedeelte van meemaakt. Een
reis met hoogtepunten en dieptepunten. Een reis die in feite heel
vermoeiend is, enerzijds omdat je niet weet wat je nog voor de boeg
hebt, anderzijds omdat iedereen wel eens verkeerde keuzes maakt. En na
elke dag komt er weer een nieuwe dag, terwijl school, werk, gezin, maar
ook verdriet of vreugde soms het uiterste van een mens kunnen vergen.
‘Heb je dan steun aan kerkbezoek op die reis door het
leven?’, zo vraagt menigeen zich af.
“Elke
dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad” lezen we in Matth. 6,
vers 34. Misschien ook daarom is vanaf het begin van de geschiedenis
van de moderne mensheid één van de zeven dagen
van de week ‘een rustdag’, die door velen wordt
benut om eens iets anders te gaan doen. Het zou prachtig, ja zelfs
geweldig mooi zijn, indien een ieder die dit leest het natuurlijke
leven – waar we zes dagen voor hebben – zou
afwisselen met één dag voor geestelijke zaken.
Die wisselwerking is als het ware in de hele natuur ingebakken. Die ene
rustdag is hard nodig willen we stress vermijden.
Reis door het
leven…
Veel lezers van dit artikel gaan naar de kerk en staan actief middenin
die kerk, óók door de week. En of u nu wel of
niet regelmatig gaat, u mag best kritiek hebben op die kerk, want er is
heus wel wat mis is met de kerk als instituut. Maar het is toch
belangrijk om op de reis door ons leven te horen over die prachtige
diepzinnige bijbelse geschiedenissen? Omdat we ons betrokken weten bij
die verhalen en willen weten wat dat voor ons betekent!. Of vindt u van
niet?
….We
willen, ja we moeten toch op onze reis door het leven tijdens de
kerkdiensten horen “wat we op onze verdere levensreis nodig
hebben”?…We willen, ja we moeten toch het
Evangelie horen?
In
de kerk horen we die verhalen en klinken de psalmen en de liederen.
Daar kan de Here God Zich ook door zijn Geest openbaren in het midden
van de gemeente. Dat kan! Want niet voor niets staat er in Matth. 18,
vers 20: “Waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, daar
zal Ik in hun midden zijn”! Daar, in die kerkvergadering is
God aanwezig en kan de nood van de wereld onder woorden worden gebracht
in liederen en gebeden. En dat doe je dan met elkaar. Kan dat dan niet
alleen?… Neen, eigenlijk niet omdat je minstens met twee of
drie medegelovigen moet zijn om een gemeenschap te vormen. Leerden we
vroeger op school al niet, dat ‘het geheel meer is dan de som
der delen’?…
Samen
met alle andere kerkgangers (en degenen die meeluisteren via de
telefoon of bandrecorder) komen de hoogte, de diepte en de breedte van
het leven aan de orde. De hoogte, als er blijdschap is en we iets te
vieren hebben. De diepte, als er verdriet is en we ons misschien wel in
de steek gelaten voelen. De breedte, als we proberen te overzien wat er
vanuit de wereld allemaal op ons af komt. Al die ellende, dat onrecht,
honger, angst en oorlogsgevaar. Die nood van de wereld dragen we in ons
gebed op tot God, waarvan we weten en geloven dat Hij onze gebeden
hoort. En waarbij we bidden dat Hij ons wil verhoren.
Nieuwe toekomst
Dat zijn niet zomaar wat lege woorden van een overspannen geest. Dat is
gestoeld op ervaring! Wie verdriet hebben, blijven overeind door naar
de kerk te gaan. Door je tranen heen hoor je woorden van troost en met
soms verstikte stem zing je mee met alle anderen over een grote nieuwe
toekomst zonder tranen en verdriet.
Om predikaties te horen, waarvan hele stukken ons soms ontgaan en
eenmaal buiten gekomen, we bijna alles al weer vergeten zijn. Maar toch
ó zo vaak ineens gepakt door de slotzin, die ene gedachte,
die de dominee uitsprak, en waar we dan wat aan hebben. Waar we wat van
opsteken, of intens door geraakt kunnen zijn. En plotseling zien we
weer een nieuw perspectief voor onze verdere levensreis! Want die
verhalen en boodschappen uit de bijbel raken onze verhalen en
boodschappen van nu, en zetten ze ‘in perspectief’.
Zo kun je soms na en kerkdienst echt blij zijn, Blij dat je bent gegaan
en dat je een stukje geestelijke verrijking mocht ontvangen.
Zo
is ons hele leven eigenlijk een reis door de tijd voor zoverre die ons
gegeven is. En het eindpunt is weer een schitterend begin in de hoop en
verwachting op de Opstanding, wanneer de toekomst van God daadwerkelijk
aanbreekt. Een vernieuwde aarde waarop vrede en gerechtigheid zullen
zijn. En waarover de Geest van God heeft gesproken: “Zie, Ik
maak alle dingen nieuw!” (Openb. 21, vers 5).
Elke
zondag weer is er dat rustpunt, de kerkgang. Dat is nodig, om tot rust
te komen en tegelijkertijd weer nieuwe geestelijke kracht op te doen.
Want de reis van ons leven – met z’n mooie en
minder mooie gedeelten – is ongewis en vermoeiend. We zijn op
reis, maar rusten onderweg regelmatig uit. DAAROM GAAN WE NAAR DE KERK.
En er is nog zoveel meer. Maar daarover een volgende keer.
(7) Uit traditie!
Eerder schreven we twee keer over ‘uit gewoonte naar de kerk
gaan’, en – zult u zeggen – waarom dan nu
nog eens ‘uit traditie’?… Welnu, daar
bedoelt de schrijver dit mee: Uit gewoonte, dat heeft met onszelf te
maken. En ‘uit traditie’, dat betreft dan de Kerk
zelf! De kerk, ja alle grote en kleinere kerkgenootschappen staan in
bepaalde traditie. De geschiedenis, de historie, de gewoontes die zijn
ontstaan; alles heeft met de traditie te maken. Traditie betekent
volgens het woordenboek: overlevering, of ‘vast
gebruik’. En daar wordt vandaag de dag flink aan gemorreld,
soms terecht, soms onterecht en zelfs schadelijk. Lees de christelijke
kranten en websites maar!
In dit verband wordt hier de predikatie genoemd die een predikant hield
in een door de schrijver van deze serie artikelen bijgewoonde
jeugddienst op 14 november 1999. Het thema was: “Is de kerk
millenium-proof?”… De voorganger vroeg zich af, of
de kerk in het nieuwe millenium nog wel toekomst zou hebben.
Of
zou de kerk gaan verdwijnen?… Hij wees toen vanuit de Bijbel
op vier belangrijke zaken, en als de kerk aan die vier punten bleef
vasthouden, dan zou de kerk niet wegkwijnen en niet steeds kleiner en
onbelangrijker worden. Die vier punten zijn: 1) blijven bij de leer der
apostelen; 2) het onderhouden van de gemeenschap (verbondenheid); 3)
het breken van het brood (eucharistieviering); en 4) volharden in de
gebeden (de voorbede doen).
Die
vier kernpunten heeft de dominee niet zelf bedacht, hoor! Het staat te
lezen in Hand. 2, vers 42, waar enige regels zijn gewijd aan het leven
van de eerste christengemeente. Die gemeente te Jeruzalem bleef
volharden in speciaal deze vier genoemde onderwerpen en tegelijkertijd
mag je die vier best zien als basis voor de traditie.
Overwinning
En de grondslag van die vier kernpunten uit Handelingen 2 is niets
anders dan die ene geweldige gebeurtenis die in Bethlehem plaats vond
zo’n 2000 jaar geleden: God is voor ons mens
geworden…. Jezus, de Christus! Zijn geboorte, leven,
kruisiging en opstanding uit de dood. Die overwinning (in het latijn:
‘Evangelium’) is de beste traditie van de Kerk van
alle eeuwen. In en door Jezus Christus en door de doop met elkaar
verbonden. In de leer der kerk, in de gemeenschap met elkaar, in de
eucharistie en in de ‘gebeden’.
Daarom
moet de kerk steeds maar weer naar dat verleden wijzen, naar de
traditie van eeuwen terug. En de kerk moet zorgen dat ‘de
leer der apostelen’ wordt onderzocht en gehandhaafd. En over
het Heilig Avondmaal leerde Jezus ons: “Doet dit tot Mijn
gedachtenis”… (Luk. 22:19; 1 Kor. 11:24-25). En
wie zich dan zo aan het denken zet en onderzoekt, voor hem en haar gaat
een wereld van geestelijke rijkdom open! Want Christus heeft overwonnen!
Kortom;
de overweging dat we naar de kerk gaan om een traditie voort te zetten,
krijgt in bovenstaande gedachtegang een grote betekenis en
spanningskracht. Die overlevering getrouw doorgeven, aanhoren en weer
doorgeven, eeuw in eeuw uit. Dat is de beste traditie van de Kerk!
Spiritualiteit
Nu verzuchten sommigen onder de lezers wellicht: Och, ik ben niet zo in
die traditie grootgebracht en ik begrijp zo weinig van die dingen dat
ik me wel eens afvraag wat ik eigenlijk in zo’n kerkdienst
doe? Wat zoek ik er?… Het bijzondere van al zulke
opmerkingen is dan, dat men meestal wel zoekt ‘naar de zin
van het leven’. We zoeken allemaal naar
‘spiritualiteit’, naar een tegenwicht voor de
sociale en maatschappelijke processen van alle dag. De bijbel noemt dat
de tegenstelling tussen ‘vlees’ en
‘geest’. In Romeinen 8, vs. 1 t/m 17 wordt dat heel
mooi uitgelegd, Leest u dat maar eens na…
En
het antwoord op die opmerkingen van hen die niet zo zeer in de
geestelijke erfenis van onze voorouders zijn grootgebracht, maar toch
zoeken naar de zin van het leven, naar spiritualiteit en diep in hun
hart graag een vast en blij geloof zouden willen hebben,
is….’Dat zij toch maar eens een kerkdienst moeten
bezoeken!’
Ja,
doe dat dan eens meerdere keren en bid om licht, om inzicht en vraag
aan God om Hem te mogen leren kennen. Overwin de drempelvrees en stap
over die drempel naar binnen in die geestelijke Tempel die Gods Kerk
is, omdat in zo’n kerkzaal christenen in de Naam van God
samenkomen.
En
bezie dan die traditie niet door uw eigen ogen, maar bezie het
geestelijk met uw ‘geestesoog’, of –
anders gezegd – de geheiligde verbeeldingskracht, waarmee we
de zaken van Gods Kerk in het juiste perspectief kunnen zien. Probeer
het maar eens. Zoek er naar…
En
dat is wellicht een grote stap! Maar doe het eens, al biddende, en
ontdek dat het geloof bergen kan verzetten. Ook bergen van ongeloof en
onbegrip. En ontdek de troost, de genade, de blijdschap die je dan
ontvangt door Gods zoekende liefde. Zoeken wij Hem?… Hij
zoekt ons, terwijl de meeste kans om God te vinden is, daar waar Hij te
vinden is; n.l. in de kerk! DAAROM GAAN WIJ NAAR DE KERK. En er is nog
zoveel meer. Maar daarover een volgende keer.
(8) Voor
de avonddienst!
Wie van ons kent niet het gevoel van ‘de
avonddienst’, de leerdienst waar de voorganger of predikant
dieper op het geloof ingaat? Bij evangelische richtingen is er vaak
geen avonddienst, of men komt ’s middags samen vanwege de
beschikbaarheid van het (gehuurde) kerkgebouw. Daar is dan weinig aan
te doen. Ook nu zijn er nog namiddag- of avonddiensten en we gaan in
deze aflevering eens op de betekenis daarvan in. De avonddienst, roept
bij jongeren wellicht het beeld op van lange saaie preken waarbij je
aandacht verdwijnt. Kleine kinderen zijn er meestal niet en men zit
stiller en rustiger in de kerk (de ‘avondkerk’
geheten), dan anders. De voorganger neemt een onderwerp uit de
catechismus, en gaat daar dieper op in. Het kan ook zijn, dat uit een
profetie van een van Israëls profeten een uitleg wordt gegeven
van wat de geestelijke taal van eertijds nu eigenlijk betekent en wat
dat ons ook nu ons nog te zeggen heeft. Ook de profetische en
diepzinnige boeken als Het Hooglied (het hoge Lied)¸ of de
Openbaring van Johannes, kunnen nader verklaard worden.
‘Graven
in de Schrift’ wordt dat wel genoemd en voor de toehoorders
worden er grote schriftuurlijke schatten en kostelijke waarheden
‘opgegraven’, d.w.z. naar voren gebracht. Moeilijke
gedeelten uit de Heilige Schrift worden nader verklaard, in het licht
gesteld en tot leven gebracht. Jammer dat, zo hier en daar steeds vaker
de avonddiensten worden afgeschaft, want het zijn toch ook vaak mooie
diensten waarbij je ook wel wat weg kan dromen. En op de achtergrond de
stem van de voorganger die verklaart, die toelicht en in de preek op
bepaalde stoffige bijbelgedeelten blaast, ze afstoft, oppoetst en doet
glanzen en glinsteren in de volle glorie van Gods Woord!
Schaduw en werkelijkheid
Want, beste lezers, er zit zo enorm veel rijkdom vervat in de heilige
Schrift! Geestelijke rijkdom, die weliswaar verborgen schijnt te zijn,
als er maar een ‘uitlegger’ is, zoals de Moorse
kamerling verzuchtte. Als je je eens verdiept in wat dan die rijkdom
is, dan gaat er een wereld voor je open! De rijkdom van de liturgie, de
rijkdom die de Kerk bezit in hetgeen de Schrift leert, dat moet ons
blij maken!
In
de Nederlandse catechismus, zondag 6, bij vraag 19, staat dat alles wat
ons door Jezus Christus geschonken is, God door de heilige patriarchen
en profeten heeft doen verkondigen en door de offeranden en
ceremonieën der Wet heeft uitgebeeld. En dat dit alles ten
laatste door Gods eniggeboren Zoon is vervuld. (Als bewijs beveel ik u
ter lezing aan de brief aan de Hebreeën, de hoofdstukken 7, 8,
9 en 10 en Joh. 1:17).
En
dat brengt ons terug naar de Tabernakel- en Tempeldienst onder het oude
Israël. Die eredienst van het oude verbond geeft in beelden
weer wat in het nieuwe verbond werkelijkheid is geworden. Die
schaduwbeelden zijn ‘tot een voorbeeld’, en zijn in
en door Jezus Christus in Zijn Lichaam, de Kerk, werkelijkheid
geworden. Daar valt zeer veel over te schrijven, maar we beperken ons
nu tot de reguliere erediensten op de dag des Heren. De
Tabernakeldienst onder het oude Israël kende een dagelijks
morgen- en avondoffer, dat op de sabbatdag nog eens uitgebreider werd
gevierd (Ex. 29:38-46; Num. 28).
Allerlei
bekende uitdrukkingen zoals ‘het intredegebed’
(binnenkomen in de omheining van de Tabernakel), verootmoediging en
schuldbelijdenis (koperen wasvat), vinden hun oorsprong in de
Tabernakeldienst. Ook is in het bij vele predikanten zo bekende
‘Dienstboek’ is opgenomen ‘dat de
gemeente van Jezus Christus zich in haar eredienst verbonden weet met
Israël’. (blz.5).
De gouden kandelaar
Een 7-armige gouden kandelaar is het beeld, het type, van de
christelijke gemeente (Openb. 2:20), en in het oude Israël
werd tijdens het morgenoffer de kandelaar gereinigd (d.w.z. de pitten
en de lampen), terwijl bij het avondoffer het licht werd ontstoken. De
gouden kandelaar (met een gewicht van bijna 60 kg.) stond in het
Heilige, links achter de voorhang (gordijn), terwijl rechts de tafel
der toonbroden stond.
Die
reiniging in het morgenoffer, was de voorafschaduwing van de predikatie
in de morgendienst, zoals wij dat mogen vieren. Meestal een lichte
onderwijzing, overdenking, vermaning. We krijgen ook wel eens
‘een spiegel voorgehouden’, en dat typeert zeer
goed het reinigende karakter van de onderwijzing in de morgendienst.
s’Avonds gaat de predikant dieper op de leringen en bijbelse
waarheden in. Hij verklaart, licht toe (!) en brengt de onderwijzing op
een hoger profetisch niveau.
“Gij
zijt het licht der wereld” sprak Jezus tot zijn leerlingen en
zij moesten dan ook ‘licht’ laten schijnen (Matth.
5:14-16). Wie predikt over de werken van God en over Jezus, die het
licht zelve is (Joh. 8 en 9) maakt de gemeente in de avonddienst tot
een helder lichtende kandelaar, opdat we daardoor geestelijk mogen
groeien en anderen dat zullen gaan merken. Althans; moge alle
christelijke gemeentes zulk een kandelaar zijn! Zo is dan het geheim
van de avonddienst u bekend gemaakt. En er is nog zoveel meer. Maar
daarover een andere keer.
(9) Om te bidden
We hebben inmiddels al heel wat redenen om naar de kerk te gaan
behandeld. Hoog tijd derhalve om eens stil te staan bij het onderwerp
‘bidden’ wat we regelmatig tijdens de kerkdienst
doen. Bidden is spreken met God, zegt men dan wel. En we hebben het
vrijwel allemaal van kindsbeen af geleerd, terwijl een ieder van ons
een persoonlijk gebedsleven heeft, dat zich in de loop van vele jaren
heeft ontwikkeld. Bij iedereen is dat weer anders. De een heeft een
eenvoudig gebedsleven met aarzelingen en bij de ander heeft zich een
vurig en woordenrijk bidden ontwikkeld. Bidden is zo gezien een zeer
persoonlijke zaak en het is om die reden ook best te begrijpen dat
velen moeite hebben met ‘bidden in het openbaar’.
Het voorgaan in gebed!
In
deze serie over kerkgang, beperken we ons tot het bidden tijdens de
kerkdienst. Daar staat dan de dominee hardop te spreken tegen God,
terwijl de kerkgangers met de ogen dicht het gebed volgen en meebidden.
De ene predikant is een voorstander van het vrije gebed, waarin de
woorden ‘uit zijn hart komen’, in woorden die van
te voren niet zijn opgeschreven en met hooguit wat namen van zieken op
een papier.
Een
andere predikant houdt zich tijdens de kerkdienst liever aan sobere
vaste bewoordingen. Dan gebruikt de voorganger meestal gebeden die we
‘liturgische gebeden’ noemen. Woorden die vaak al
eeuwen geleden zijn opgeschreven, aanhalingen uit de psalmen en de
profeten van Israël. Gebeden die wel
‘uitgekristalliseerde gebeden’ worden genoemd,
omdat ze door alle eeuwen heen beproefd en waardevol zijn bevonden. Hoe
het ook zij, voor een ieder die bidt, geldt het grote voorbeeld uit
Mattheüs 6, vs. 1 t/m 15.
Daarin
staat het ‘Onze Vader’ dat toch het mooiste
formuliergebed is dat we kennen! En vooral geen omhaal van woorden
gebruiken, leert dit Schriftgedeelte ons ook nog. Want – zo
staat er – God onze Vader weet wat wij nodig hebben, eer wij
het Hem vragen. Maar hoe we ook bidden, stamelend of gloedvol, onze
Heer wil dat wij bidden. Het is een vorm van communicatie, en we kunnen
niet zonder. Communicatie met de Allerhoogste! Net eigenlijk zoals de
meeste mensen van nu niet zonder mobiele telefoon, PC, internet en
e-mail kunnen.
Voorbede
Een van de eerste voorschriften die apostel Paulus aan de Evangelist
Timotheüs geeft (1 Tim. 2:1-2) is om smekingen, gebeden,
voorbeden en dankzeggingen te doen voor alle mensen, voor koningen en
hooggeplaatsten, opdat wij een stil en gerust leven mogen leiden. Die
taak vervult de Kerk al bijna 20 eeuwen lang.
In de kerk bidden we daarvoor en ook voor de nood in de
wereld, voor de zieken, voor alles waar je maar voor bidden kunt. De
voorganger bidt om de zegen van God in de voorbede, want het is de
voorganger die ook hierin ‘voorgaat’ in het
opdragen van de nood van de wereld. De ellende, het onrecht en het
verdriet, maar ook de vreugde, de blijdschap en de dankzegging. De
predikant brengt de gebeden voor Gods aangezicht, samen met allen die
meebidden en meeluisteren. Niet vanwege ons eigen kleine rolletje in
het hele wereldgebeuren! Neen, God wil dat wij –de mensen van
de kerken – dit doen.
Ook
hierin dient de kerk Jezus Christus na te volgen. In Hebreeën
8 staat, dat Hij onze hemelse Hogepriester is die voor de Troon van God
in de Hemel voor ons bidt en pleit. Dus: Jezus zelf bidt met ons mee!
Zoals de kerk deze dienst (liturgie) verricht hier op aarde, zo
verricht Jezus die dienst in de Hemel. Ook in die dienst van het gebed
is het: “Uw wil geschiedde, gelijk de hemel, alzo ook op de
aarde.”
Wat
een geweldige betekenis krijgt het bidden tijdens de kerkdienst dan,
waar in geestelijk opzicht hemel en aarde elkaar ontmoeten! Wat een
kracht, wat een vreugde kunnen we dan putten uit het gebed. Hoe
ontroerd kunnen we worden tijdens de kerkdienst, zelfs tot tranen toe
bewogen! Het bidden is dan niet zo maar een plichtpleging, maar het is
een heilige taak van de kerk om voorbede te doen. Jezus, de Christus,
de Gezalfde, de Middelaar tussen God en mensen, bidt voor en bemiddelt
tussen God en mensen. Willen wij navolgers van Christus zijn, dan
dienen wij ook hierin Hem na te volgen. Weer een reden, een heilige
reden, om naar de kerk te gaan. En er is nog zoveel meer. Maar daarover
een andere keer.
(10) Om te zingen!
Een van mijn kennissen die wel eens kerkdiensten op TV bekijkt, vindt
het opvallend dat er zoveel gezongen word, maar dat niemand een blij
gezicht heeft. Zelf bij de EO op zaterdagavond om 19.00 uur wordt er
veelal met tamelijk strakke gezichten gezongen.
Ja, daar sta je dan even met de mond vol tanden! We zingen
inderdaad heel wat af in de kerk, terwijl de vreugde die we tijdens de
kerkdienst ondervinden vaak in ons binnenste zit en een andersoortige
blijdschap geeft, dan het amusement wat de wereld ons aanbiedt. Het is
vreugde van een andere orde. En wie dat niet zelf ervaart, die snapt
dat niet.
Dat
‘zingen’ wat we tijdens de kerkdienst doen, zit al
in de mens vanaf de een grijs verleden. Dansend om een vuur of een
beeld werd er gezongen. In de Joodse en Christelijke godsdienst kennen
we de lofprijzing. We ‘loven’ God en we
‘prijzen’ hem. Die twee woorden zeggen eigenlijk
hetzelfde, samengesmolten in dat ene woord
‘lofprijzing’. “Is iemand blij? Laat hij
lofzingen”, staat in Jacobus 5:13 en in Kol. 3:16 worden we
opgeroepen om hetzij thuis of in de kerk ‘elkaar te leren en
te onderwijzen met psalmen en lofzangen en geestelijke liederen,
zingende de Heere met aangenaamheid in uw hart, “ zoals de
Statenvertaling het vroeger al zo mooi vertaald heeft. En dan had je in
die eerste tijd van de christelijke kerk nog de gaven en werkingen van
de Heilige Geest, dus hoe mooi en wat een wonderlijke harmonie zal dat
geweest zijn!
Liturgische functie
Zonder gezang zou het in de kerk maar een saaie boel zijn! Tijdens het
zingen onderwijzen we elkaar, we zingen de lof aan God, maar we zingen
ook voor elkaar. We willen – zo daar dankbaarheid is
– God daarvoor danken, en we willen alles wat er in ons hart
(gedachten) leeft naar voren brengen. Soms zouden we het wel willen
uitschreeuwen… van vreugde, van ontroering, van spijt of van
verdriet. Al die zaken moeten in de kerkdienst naar voren gebracht
worden. Die moeten ‘gezegd’ dan wel gezongen
worden, terwijl de voorganger thuis, alleen of samen met gemeenteleden,
in z’n voorbereiding liederen uitzoekt die passen bij de
verkondiging. Wat we zingen, sluit er bij aan en versterkt de
prediking. Dat is de wisselwerking tussen voorganger én
gemeente.
Zo
gezien is het zingen een concrete liturgische functie van groot belang!
Het is niet alleen de prediking, doop en avondmaal, de gebeden en de
collecten… Het zingen hoort daarbij en neemt een grote
plaats in. Een belangrijke taak voor de gemeente!
Zo
staat het boek der Psalmen centraal in de Bijbel, een boek vol
geestelijke liederen met een grote profetische betekenis. En wij zingen
ervan. Net als Paulus en Silas die te Filippi vanwege het geloof waren
gevangengezet. In de nacht, geboeid en vastgeklonken in een houten
blok, baden zij en zongen de lof van God. De andere gevangenen
luisterden ernaar, zo kunt u het lezen in Handelingen 16, vanaf vers 19.
Zangkoor
We zingen tijdens de kerkdienst met z’n allen, of een
zangkoor zingt. In het oude Israël waren er ten tijde van het
overbrengen van de ark naar Jeruzalem (1 Kron. 15) diverse koren met
hun dirigenten, en allerlei muziekinstrumenten. Cimbalen, harpen,
citers, trompetten en trommels; wat een vreugde zal dat gegeven hebben!
Ook in Ezra en Nehemia, ten tijde van de herbouw van de Tempel, lezen
we van zangkoren. Het koor onder leiding van Asaf, telde maar liefst
148 zangers! (Neh. 7:44). Het kerkkoor heeft daarom niet alleen een
duidelijk liturgische functie, maar ook een bijbelse grondslag! Wat
meer interesse bij jongeren en ouderen voor een koor zou daarom mooi
zijn.
In
de middeleeuwen werd het zingen een ‘klankoffer’
genoemd en Luther, die de gemeentezang een voorname plaats in de
liturgie heeft gegeven schreef eens: ‘Böse menschen
haben keine lieder’ . De beroemde kerkleraar Augustinus
(354-430) bedacht: ‘Zingen is dubbel bidden’. Vast
en zeker is zingen van grote waarde en een prachtige taak voor de
gemeente. Een vast onderdeel van de liturgie. En we zingen ter ere van
God! In de zingende kerk zingen we over alles waarover gezongen kan en
moet worden. We zingen “met blijde galmen”, of
“jubelend van vreugde”. Alleen kijken we meestal
niet zo vrolijk. Maar hoe het ook zij: We zingen! En wie weet zingen de
engelen van God in de hemel mee: “Ere zij God!”. De
Kerk zingt en er is geen enkele godsdienst waar zo veel wordt gezongen.
Het is een unieke zaak, dat zingen in de kerk! Ook daarom
gaan wij naar de kerk! En er is nog zoveel meer. Een volgende keer gaan
we wat dieper in op ‘liturgie’ en wat dat allemaal
inhoudt.
(11) Voor de liturgie
We gebruiken vaak het woord ‘liturgie’, zonder te
beseffen dat dit woord in vroegere tijden een andere betekenis had, dan
heden het geval is. Bij de oude Grieken was liturgie ‘de
dienst’ (herendienst) waartoe de burgers van de staat
verplicht konden worden. Net zoals voorheen onze verplichte militaire
dienst voor jonge mannen. De vertaling voor het Griekse woord
‘liturgie’ is: ‘Dienstbetoon ten bate van
de gemeenschap’. Ook de Romeinen kenden het gebruik, dat soms
als een grote last werd beschouwd.
In
de Bijbel is de offerdienst in de tempel te Jeruzalem in het Grieks
vertaald met ‘liturgie’ en dit woord komt vooral in
het Nieuwe Testament vaak voor als het gaat om
‘dienen’ of ‘dienaren’. Daar
waar in Rom. 13:4-6 de overheid ‘dienaresse van
God’ worden genoemd, staat er in de Griekse tekst
‘de liturg van God’. In een Engelstalige Bijbel
staat er ‘minister’ en zo zien we in ons
Nederlandse woord ‘minister’ weer de
oorspronkelijke taak van ‘dienaar’ verwoord, die
dit hoge politieke ambt heeft. Bij de dienende engelen of geesten
waarvan in Hebr. 1, vers 14 sprake is, staat er eigenlijk
‘liturgische geesten’. In de jonge en groeiende
Christelijke Kerk worden de priesters (voorgangers) dan ook wel
liturgen wel genoemd.
Zo
is dit woord al eeuwenlang ingeburgerd in het kerkelijk taalgebruik.
Liturgie is (was) dan: Het totaal van de handelingen die door de
geestelijkheid in de samenkomsten van de gemeente plaatsvinden.
Samengevat in enkele woorden is dat: zingen, schriftlezing, prediking,
gebeden, met als hoogtepunt de eucharistie- of avondmaalsviering. Daar
komen we op een andere plaats nog op terug.
Volgorde van dienst
Vanaf de reformatie betekent liturgie eenvoudig: de orde (volgorde) van
de kerkdienst, terwijl de grote kerkhervormers uit die tijd vele
ingrijpende wijzigingen in de (RK) liturgie hebben aangebracht. De
prediking werd belangrijker en het offerkarakter van de Roomse mis er
uitgehaald. Nadruk werd gelegd op de communie van de gelovigen door het
ontvangen van brood én wijn. Maarten Luther heeft nog het
meest vele gebruiken van de middeleeuwse kerk bewaard, maar Zwingli en
Calvijn zijn veel verder gegaan. Zo is het altaar vervangen door een
eenvoudige stevige tafel.
De
liturgie van Calvijn heeft via de belangrijke gereformeerde theoloog
Petrus Datheen (1531-1588) grote invloed uitgeoefend op het
gereformeerd protestantisme in Nederland. Achteraf bezien hebben de
vele vernieuwingen en veranderingen uit de tijd van de kerkhervorming
veel overhoop gehaald dat nu openlijk (of in stilte) wordt betreurd. En
de rijkdom van een verantwoorde liturgie, geënt op de H.
Schrift én de goede zaken vanuit de kerkhistorische gang van
de liturgie door alle eeuwen heen, wordt nu
‘herontdekt’.
Het bovenstaande geeft al aan, dat de liturgie meegroeit met de tijd en
dat weliswaar “alle verandering geen verbetering
is”, maar er mag best wel eens iets nieuws uitgeprobeerd
worden. Je kunt niet eeuwenlang precies dezelfde handelingen verrichten
zonder je ooit eens af te vragen wat nu zinvol is, en wat niet.
Rondgang…
Op een verantwoorde wijze; dat wel! Maar zeker is, dat enerzijds de
vroeg-christelijke kerk gebruiken en vormen voor de eredienst heeft
overgenomen uit de riten van de Joodse synagogen. Anderzijds had men in
die begintijd de getuigenissen door de gaven van de Heilige Geest,
waardoor profeten of profetessen onder onmiddellijke aandrang en
aandrijven van de Geest spraken. Zo werd dan wel de volgorde van de
dienst onderbroken en gaf elke dienst weer de nodige verrassingen. In 1
Kor. 14 en op diverse plaatsen in het boek Handelingen staat daarover
de nodige informatie te lezen. Maar er werd al snel de behoefte aan een
‘liturgie’ gevoeld en dat is ook wel
begrijpelijk.
Toch
is (en vooral in de Rooms-Katholieke Kerk en Anglicaanse Kerk) de
volgorde van de dienst -of liturgie- verweven met de Joodse Tabernakel-
en Tempeldienst. Een vuistregel is: ‘Wie in z’n
gedachten de weg weet in het heiligdom van Israël, die heeft
de basiskennis van de liturgie onder handbereik’. En daar mag
best van afgeweken worden, maar het drempelgebed, de bede om vergeving,
de voorbeden, de avondmaalsviering, zijn terug te vinden in die oude
tabernakeldienst. In geestelijke zin weliswaar, maar het grote en mooie
geheim van de liturgie is toch dat wat we delen met de eredienst van
het oude Israël. En daar is nog veel meer over te vertellen,
want de liturgie is zo oud als de kerk is. Een volgende keer nog meer
informatie over ‘liturgie’.
Bij dit 12e onderwerp of ‘reden’ zal een artikel
ingelast moeten worden over de uiteengegroeide kerkdienstbeleving
tussen de traditionele kerken en de meer evangelisch gerichte kerken en
gemeenschappen.
(12) Voor de
liturgie, deel II,
In de vorige aflevering eindigden we met de constatering dat de
liturgie zo oud is als de Kerk. In dit vervolg maken we wel een keuze
uit de veelheid van informatie, want er is erg veel over te schrijven.
Zo
zien we met zon- en feestdagen ook diverse kleuren in de kerk. Bij
steeds meer protestantse kerken hangt over de avondmaalstafel en vanaf
de kansel een kleed in wisselende kleuren.
‘Antependium’ heet dat kleed en
‘ante’ is latijn en betekent
‘voor’. Er staat eigenlijk
‘voorhangsel’. De vraag rijst dan: wat hebben die
verschillende kleuren te betekenen? En dan is het antwoord: ze hebben
te maken met de tijd van het kerkelijk jaar. We vieren nu eenmaal, in
navolging van Israël, van tijd tot tijd verschillende feesten
in de kerk. En zijn er daarnaast nog gedenkdagen en bijzondere tijden.
Niet ieder kerkgenootschap volgt hierin de oude traditie, maar het is
goed te weten hoe het in vele kerken wordt beleefd.
Gezin
De kerk is als een gezin. En je hebt in elk gezin een kalender met
verjaardagen, trouwdag, enz. Bij een feest hoort een bloemetje en
slingers in allerlei kleuren. Zo ook in de feestelijke kerk. Daar is
niets op tegen! Neem nu om te beginnen de advent, de vier zondagen voor
kerst. Advent = komst. Het geeft aan het verlangen naar de komst van
Christus en Zijn Rijk. Paars is in die tijd de kerkelijke kleur, het
beeld van gezag en waardigheid, maar ook vanwege het karakter van die
tijd: bezinning, inkeer, boete en berouw. Het is de tijd waarin we
zingen: “Hoe zal ik U ontvangen, hoe wilt Gij zijn
ontmoet?”
Vanaf
kerst t/m de zondag nabij 6 januari is de kleur
‘wit’. Daarna – tot aan de 40 dagentijd
– is het groen. Dan zien we opnieuw paars in de kerk, de
inkeer, boetedoening, passend bij de lijdenstijd. Ook dragen de
zondagen in de vastentijd oude latijnse namen die meestal ontleend zijn
aan psalmen of aan de profetenlezing van die periode. Zondag 30 maart
’03 bijvoorbeeld hoorden we de naam
’laetare’ en dat betekent ‘zich
verheugen’ naar aanleiding van Jesaja 66, vs. 10
‘Verheug U, Jeruzalem’. Maar het is nuttig, om dat
eens nader verklaard te krijgen.
Paasfeest
Pasen begint eigenlijk al op de avond van de Witte Donderdag. Die naam
stamt waarschijnlijk af van het oude (RK) gebruik om het altaar op die
dag te bedekken met een wit kleed. Deze donderdag is dan ook bij
uitstek de dag om het Heilig Avondmaal te vieren. Net als Jezus en zijn
discipelen de zo bijzondere Pesachviering hielden op de avond van voor
de dag van de kruiziging. De gewoonte in kerken om op Goede Vrijdag
(goed = ‘sanctus’ dat ‘heilig’
maar ook ‘goed’ betekent) het Avondmaal te vieren
is pas ongeveer twee eeuwen oud. Voor die tijd werd vrijwel nergens het
H. Avondmaal op die dag gevierd.
Op
Goede Vrijdag is er een sobere liturgie, en de kleur is zwart of
hooguit paars. Het licht van de paaskaars wordt niet ontstoken. Met het
Paasfeest is de kleur weer wit. De Paasmorgen is het hoogtepunt van het
feest van de opstanding. Een blij feest met een nieuwe kaars. Ook
daarna blijft de liturgische kleur nog even wit om daarna
‘rood’ te worden. Pinksteren komt, het vuur van de
Heilige Geest. Dat wordt gevierd, hoewel - vergeleken met het eerste
Pinksterfeest en de tijd daarna – ons nog wel een en ander
ontbreekt.
De
zondag na Pinksteren is de kleur weer wit. Het is dan ‘Zondag
Trinitates’, de dag waarop de kerk de drievuldige God dankt
voor alles wat geschonken is. Daarna breekt een tijd zonder feesten,
maar wel met de kleur groen aan; teken van groei en leven. Teken van de
grote zomer die eenmaal komen zal. Tot het weer Advent wordt.
Zout!
Zo is er in de liturgie (de dienst) na 2000 jaar christendom veel
ontstaan en bijgekomen, wat heus niet allemaal in de bijbel staat. Maar
het is eeuwenlang zo gegroeid en beproefd. Het maakt deel uit van dat
grote geestelijke spel dat we ‘liturgie’ noemen en
dat door voorgangers, gemeenteleden en musici gespeeld word.
In
dat geestelijke spel kunnen we soms geheel opgaan vooral als we de
regels, de volgorde kennen. De befaamde theoloog ds. A.A. van Ruler
schreef eens: “De kerkdienst is als het
‘zout’, het kruidige, op ons godsdienstig leven.
Wie bewust niet meer naar de kerk gaat, staat in feite op een smakeloos
dieet. Hij of zij mist het zout in het leven. DAAROM GAAN WE NAAR DE
KERK. En er is nog zo veel meer…
N. van Kooten
(13) Voor het kerkgebouw?
Dit
keer eens een reden met een vraag. Want mensen hechten zich soms zo aan
het vertrouwde gebouw waar men gewend is ter kerke te gaan, dat men
liever niet in een ander gebouw naar de kerk wil gaan. Dat is niet
‘de eigen kerk’, en dan gaat men maar niet. En daar
gaan we nader op in met het volgende voorbeeld… De
woonplaats van de schrijver is niet ver van Breukelen in de provincie
Utrecht.
En
wie in Breukelen – bijvoorbeeld tijdens de jaarmarkt in juni
- rond de Pieterskerk (NH) bij de Kerkbrink wandelt, moet eens letten
op het aardige gedicht dat boven de toreningang in een groot blok steen
is gebeiteld. De oude toren was in 1702 na een zuidwester storm
ingestort, en de eerste steen voor een nieuwe toren werd gelegd door
Anna Pergens, vrouwe van Nijenrode. Zij had een groot bedrag voor de
herbouw geschonken en haar naam leeft nog voort in Breukelen in de
straat die haar naam draagt. Het gedicht luidt als volgt:
Vrouw Pergens ijver voor Gods Kerk,
Ley hier den eersten steen voor ’t werk.
Gij, die dit nieuw gebouw aanschouwt,
vergaap u niet aan steen of hout.
Maar treedt met een Godvruchten zin,
Vernieuwd van moed, deez Tempel in.
Leg hier uw oude zonden af,
zoo vindt ge leven bij het graf!
Wat is hiervan nu de moraal?… Welnu, het volgende: Is het
gebouw waarin de kerkdienst plaatsvindt, nu zo belangrijk voor de
beleving van de kerkdienst? Anders gezegd: Is het eigen kerkgebouw nu
echt zo belangrijk voor uw geestelijk leven?… Het antwoord
is ’neen’! Vergaap u niet aan steen of hout,
beitelde de dichter uit Breukelen in het steen en hij bedoelde daarmee,
“daar gaat het niet om in de kerk!”
Neem
nu bijvoorbeeld het verschil tussen de diverse soorten kerkgebouwen in
oud en modern en alles wat daar tussenin zit/ Wie in een oude Dorpskerk
ter kerke te gaan, die voelt intuïtief aan dat daar generaties
lang mensen hebben gebeden en gezongen en God hebben gediend. En dat
doet je wat! Er hangt een sfeer die moeilijk onder woorden is te
brengen.
Toch
gaan velen graag naar een onder fraaie architectuur gebouwde moderne
kerk, want we kerkt in een nieuw gebouw, die is gewend aan goede
mogelijkheden voor kindernevendienst en extra zaaltjes. Maar dat zegt
in feite niet zo veel! Want wie de oude kathedralen in verre landen
bewondert, die weet toch ook wel dat, ondanks al die schoonheid en
pracht van de oude kerkgebouwen, Onze Lieve Heer niet woont in gebouwen
van steen en hout, maar Hij wil in ons wonen! Want – zo leert
Johannes 14, vs 23 – ‘Wie Mij liefheeft, zal Mijn
woord bewaren en Mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem
komen en bij hem wonen’. En in Efeze 3, vs 17 staat heel
eenvoudig, dat Christus door het geloof in ons hart woont. En veel
andere Schriftplaatsen kunnen hier aan toegevoegd worden. Hij
‘in ons’ en wij ‘in Hem’. Dat
is een geweldige en rijke ervaring! Dan doet het gebouw der samenkomst
er toch niet zoveel aan toe?
Vergaap u niet…
aan steen of hout, want de Kerk? Dat zijn wij zelf!… De Kerk
wordt door ons gevormd, en – naar Luk. 17, vs 21 -:
“Het Koninkrijk Gods is bij U (of is
‘binnen’ U…). En daar is in feite nog
heel veel over te schrijven, maar één ding moge
duidelijk zijn. Wij tezamen vormen ‘de kerk’, en de
plaats van samenkomst is niet meer of minder dan wat die naam aangeeft.
God wil ook daar aanwezig zijn, zelfs waar maar twee of drie in Zijn
Naam samenkomen. Dus; vergaap u niet aan steen of hout, maar kom
tezamen om God te zoeken en misschien wel de werking van de Heilige
Geest te mogen ervaren. Ter versterking van ons geloof en om de
Maaltijd van onze Heer te vieren. Hij is het ware Brood! Ook daarom
gaan wij naar de kerk. En er is nog zoveel meer. Maar dat volgt een
andere keer…
(14) Omdat we een gemeenschap
vormen
Eigenlijk had de titel van dit hoofdstuk moeten luiden: “Voor
de dominee en de overige ambtsdragers”, maar dan denkt u
wellicht dat we ‘voor de dominee’ naar de kerk
moeten gaan, omdat die teleurgesteld is als er weinig mensen zijn. En
– hoewel ze het fijn vinden als u komt -, u komt niet
speciaal voor de predikant. Hooguit omdat u bij deze of gene predikant
graag onder zijn gehoor mag zijn.
Daarom gaan we op bovenstaand opschrift nu maar eens nader
in…
Bouwwerk
We komen in een kerkgebouw samen. Als gemeente. Met elkaar en voor
elkaar en we zoeken God in gebed, gezang en het horen naar Zijn Woord.
En binnen het kerkgebouw vormt de gemeente – dus U en wij
allemaal – ook weer een gebouw. Een geestelijk bouwwerk maar
dan op gemeentelijk niveau, zoals het staat in de bekende tekst uit de
1e brief van Petrus, hoofdstuk 2, waarin de gelovigen wordt gezegd dat
zij zich als levende stenen moeten laten gebruiken voor de bouw van een
geestelijk huis. Het is dat gebouw, waarvan Jezus Christus de hoeksteen
of ‘sluitsteen’ is zonder welke het hele gebouw in
elkaar zou storten. Het is Zijn Lichaam, de wereldwijde gemeente van
gelovigen. En – in het klein – de plaatselijke
gemeente.
Maar in vele kerken zien we pilaren en balken. En in elk gebouw ja tot zelfs in de kleinste schuurtjes toe, heb je steunbalken en planken nodig, net zoals in het menselijk lichaam het geraamte nodig is om steun en vastheid te geven en het lichaam daardoor ook bewegingen kan maken. Die balken ter ondersteuning zijn er ook in de kerk. Zo zegt de H. Schrift bijvoorbeeld al van de apostelen Jacobus, Petrus en Johannes dat zij als (steun)pilaren in de Gemeente waren (Gal. 2:9). Krachtige, betrouwbare bestuurders, dat zijn zulke ‘pilaren’, zoals ook in de Openbaring aan Johannes (hoofdstuk 3:12) aan degenen die allerlei verzoekingen hebben overwonnen de belofte wordt gegeven ‘dat zij tot pilaren in Gods Huis zullen worden gesteld’.
Ook
de Tabernakel van het oude Israël in de woestijn, kende
pilaren en balken (evenals de latere Tempel te Jeruzalem) als voorbeeld
(schaduwtype) van de Kerk van Christus. En de wijsheid van de Eeuwige,
de Schepper van al wat leeft, heeft gezorgd voor een verbazingwekkende
getalsmatige overeenkomst tussen die ‘Tent der
samenkomst’ en het geraamte van ons menselijk lichaam! Dat
zou geen mens uit zichzelf kunnen verzinnen!…
Beenderen en vlees
Want het is niet zó maar, dat de Eva uit het paradijsverhaal
werd geschapen uit een rib van die eerste mens, de Adam. In de bijbelse
beeldspraak wordt Christus ‘de tweede Adam’ genoemd
(1 Kor. 15:45). Trekken we die beeldspraak door dan is er ook een
tweede Eva, namelijk ‘de Bruidsgestalte’, de vrouw,
de Kerk van Christus. Want voor de Kerk is Christus ‘de
hemelse Bruidegom’! Daar zien we dan weer -profetisch gezien-
de beenderen terug als ambten. Want bij het stichten van een gemeente,
zijn er eerst zendelingen, evangeliewerkers en voorgangers.
Dan
komen er tot het geloof bekeerde mensen. Zij komen ‘in de
kerkdiensten’. En wij komen dus ook in de kerk voor de
ambtsdragers, want de ambten zijn als het ware het skelet, het geraamte
van dat lichaam. Dat maakt de kerk tot een instituut en de bijdrage van
gelovigen, van de gemeenteleden in dat lichaam is dat zij (wij dus) dit
helpen verwezenlijken door met de ambten samen een gemeenschap te
vormen. Want dat raamwerk, dat geraamte, wordt door de gemeenteleden
vorm gegeven door als ‘vlees’ om dat geraamte heen
te zitten.
Want
een skelet zonder lichaam is alleen maar een geraamte. Een dood
(voormalig) lichaam! U en ik (als kerkgangers) moeten ervoor zorgen dat
er een lichaam van vlees en bloed omheen zit, zodat het er mooi en goed
uitziet! Dus gaan wij naar de kerk óók ter wille
van de voorganger, de ouderling en de diaken. Dan pas kunnen zij
functioneren, want hoe zouden ze dan kunnen doen zonder gemeenteleden?
Zonder de gemeenteleden zou het in de kerk maar een dooie boel zijn!
Daarom
hebben gemeenteleden deel aan die structuur van het lichaam dat
‘de kerk’ in feite is. OOK DAAROM GAAN WIJ NAAR DE
KERK. En er is nog veel meer over te zeggen, zodat we in een volgende
afleveringen nog eens op de ambten in de kerk zullen ingaan.
(15) ‘Omdat we
een gemeenschap vormen (deel 2)’
In de vorige aflevering hebben we gezien hoe de gemeenteleden
én de ambtsdragers samen de gemeente vormen. Er is daarnaast
nog wel meer wat verduidelijkt kan worden…
In
het vorige hoofdstuk behandelden we ‘de kerk’ als
dat geestelijke huis, met z’n levende stenen planken, balken
en steunpilaren (1 Petr. 2) En er zijn nog andere schriftplaatsen dat
de Kerk een (geestelijk) bouwwerk is. En in de gemeente is de kerkgang
– dus het bijwonen van de erediensten – toch de
meest duidelijke inbreng van de gelovigen.
Net
zoals je in een bedrijf, een directie hebt en managers, chefs of alle
soorten van werknemers, zo ook in de kerk verschillende
functionarissen. Alleen is het in de kerk net andersom dan in het
bedrijfsleven; in de kerk zijn het de gemeenteleden die ‘zich
laten dienen’. Terwijl de dragers van een ambt in de Bijbel
‘dienaren en dienaressen’ genoemd worden (lees maar
eens Luk. 22:27). In dit geheel is Christus het hoofd van zijn Lichaam,
dat de – wereldwijde - Kerk is.
Bestuur
In het menselijk lichaam is het zo geregeld dat alles wat we doen via
het hoofd (via de hersenen) aangestuurd wordt. Zo ook in de Kerk van
Christus en in het klein in de plaatselijke gemeente. Ook daar bestuurt
onze Heer Zijn gemeente, weliswaar door middel van de ambten,
bedieningen en gaven, maar in feite altijd namens Hem en in zijn Naam.
“Uit Hem vloeien alle krachten” zingen we in Gezang
464. Waarmee maar weer eens is gezegd, dat bij alle zorgen voor de
instandhouding van een leefbare gemeente die bloeit en groeit, we toch
altijd het vertrouwen in de macht en leiding van Jezus Christus moeten
behouden.
Wie
dan ook een ambt aanvaardt in de kerk, levert een bijdrage aan het
functioneren van de gemeente. Want in dat ‘Lichaam’
(de kerk) hebben gemeenteleden allerlei taken en functies te vervullen
in diaconaat, pastoraat, zending, jeugd- en jongerenwerk, en ook de
kerkvoogdij. En laten we de belangrijke bijbelse taak van
‘helpers’ niet vergeten. 1 Kor. 12, vs. 28 noemt
die ‘helpende handen’ duidelijk als een door God
gegeven gave, zodat het Lichaam leeft en de kerk kan functioneren zoals
het behoort.
Roeping
Er moeten regelmatig mensen gevonden worden, die hun
‘gave’ of talenten in dienst van de gemeente willen
stellen. En wat tijd en energie! Of denkt u dat u niet geschikt
bent?… Weet dan dat het altijd maar voor een aantal jaren is
en daarna stapt u er weer uit. Het ambt blijft, maar mensen stromen in
en uit. De vraag aan u is: Wat kunt U voor de gemeente
betekenen?… Wie weinig tijd heeft, doet wat minder dan hij
of zij die over meer vrije tijd beschikt. Maar vele handen maken licht
werk, en het is toch in wezen een eer om in de gemeente van Christus
een taak te mogen vervullen?...
Het
bevestigingsformulier spreekt over ‘roeping van
Godswege’ en dat woord roeping kan twijfel oproepen. Niet
iedereen heeft een persoonlijke boodschap door Gods Geest ontvangen,
zoals Aäron (Ex. 4:13-17 + 27; Hebr. 5:1-5). Wie weet stellig
en zeker dat God je geroepen heeft?… Maar eerder schreven we
over de stenen en andere onderdelen van dat Godsgebouw’(1
Petr.2) dat we met z’n allen vormen. En die gemeente, die
roept u van Godswege. In vers 9 worden al degenen die dat geestelijke
Huis vormen, aangesproken met: “Gij echter zijt een
uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie,
een volk Gode ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem
die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar
licht”.
In
die machtige roeping delen we allemaal een stukje mee en wanneer men
vanuit een christelijke gemeente gekozen en gevraagd wordt, om
dienstwerk te verrichten, dan ben je stellig daartoe geroepen! We zijn
verantwoordelijk voor elkaar en ook voor het functioneren van de
gemeente. Belangrijk voor het dragen van ‘een ambt’
is, dat zowel de dominee, als de ouderling en de diaken, gelijkmatig
ambtsdrager zijn. Er is in feite geen hoger of lager. Er is geen meer
of minder. Alle drie de ambten zijn organen in het Lichaam van
Christus. En – los gezien van de predikant – kan de
ene ambtsdrager een universitair geschoolde wetenschapper zijn en de
ander haalt het huisvuil op, dat maakt voor de ambtelijkheid van hen
geen enkel verschil.
Laten
we zo gezamenlijk de kerkdienst beleven. En moge er met het
bovenstaande in het achterhoofd een rijker geloofsleven ontstaan en een
verdieping van de kerkgang. En er is nog zoveel meer. Maar daarover een
volgende keer.
(16) Omdat het
zondag is…
We hebben zo langzamerhand vele facetten van de kerkgang en
‘de kerk’ behandeld, maar nog niet de dag waarin de
kerkgang in het middelpunt staat, n.l. de zondag! Met die naam benoemen
we de rustdag, als één van de zeven dagen van de
week. Uiteraard wordt de Joodse sabbat op zaterdag gevierd, maar het is
goed te verdedigen dat de zegeningen van het vierde gebod ook
doorwerken in de christelijke zondag. Die rustdag vindt z’n
oorsprong in Genesis 2:1-3, waar God na zes dagen van scheppingswerk
rustte op de zevende dag. En God zegende en heiligde die rustdag.
Zo
gezien is de rustdag een goddelijke instelling. Via Mozes en
Israël is zij tot ons gekomen en deze rustdag is een van de
meest kostbare geschenken, welke de mensheid aan Israël te
danken heeft. Maar nog meer aan God, die immers als eerste rustte na
zes dagen van werk? God Zelf is begonnen met de sabbat te
vieren…
Toch was het in de maatschappij van toen onvoorstelbaar!
Één dag rust voor iedereen,
óók voor het personeel?… Dat was
schokkend! Arbeid werd door menigeen als iets minderwaardigs beschouwd,
dat je maar al te graag aan slaven overliet.
Als
er heden geen rustdag gehouden zou worden, dan waren alle dagen gelijk.
Op werkdagen gaan we naar ons werk of school en we hebben nu de
zaterdag veelal als extra vrije dag, maar het merendeel van de werkende
mensen rust op zondag van al het werk. Vanaf het moment dat er een
christelijke staat kwam (in het Romeinse rijk vanaf keizer Constantijn
(288-337) waren er regels en wetten ten behoeve van de zondagsrust. Het
is betreurenswaardig dat in deze tijd zo aan de zondagsrust wordt
geknaagd. Wie eens op zondagmorgen in het centrum van Amsterdam
vertoeft, die schrikt vanwege de drukte en geraas van verkeer en
mensen. Winkels zijn open, er wordt gekocht en verkocht en er is geen
verschil meer met een werkdag. Dat is voor iemand die zulks niet gewend
is, een ontluisterende ervaring!
Ontspanning
Voor christenen (degenen die dat proberen te zijn) ligt in het vieren
van de zondag, een element van ontspanning. En de kerkgang is het
middelpunt van de zondagsviering, evenals de gang naar de synagoge op
de zaterdag het is voor de gelovige joden. Lees eens Jesaja 58, hoe God
wil dat de mensheid de rustdag viert, dan gaat er voor de lezer een
wereld open en is alle zucht naar strenge regels niet te plaatsen.
Het
leven van alledag heeft iets zenuwslopends en de boog staat soms de
hele dag door gespannen. Werk, studie, school en gezin (en kerkelijk
werk) vergen veel van ons, maar op zondag ontspant zich dat. En wij
rusten – in navolging van God – met Hem mee in het
vieren van die rustdag. Daarvoor is de zondag ons gegeven: om Gods
goedheid te mogen proeven.
De
eerste christenen kwamen tezamen op de eerste dag der week en
herdachten de opstanding uit de dood van Jezus. Want Hij heeft voor ons
geleden, de schuld is verzoend, de dood is overwonnen en de gelovigen
mogen zich met Hem mee gekruisigd en met Hem gestorven weten. Maar ook
met Hem als nieuwe mensen - in de wedergeboorte - opgestaan en ons
daarover verheugen en genieten, juist op die rustdag die wij eigenlijk
moeten vieren als een groot feest.
Maar
waar kan dit feest anders gevierd worden dan in de kerk? We kunnen het
toch niet alleen vieren in de vrije natuur, in gedachten tijdens een
wandeling of fietstocht? We kunnen de rustdag toch niet vieren zonder
de boodschap van dat evangelie te horen en er in de liturgie aan mee te
doen?… Dat staat centraal!
Het werkt door…
Die boodschap horen we in de kerkdienst en is niet alleen voor die
dienst bestemd. Het is zoals het eens door een predikant is gezegd: We
zitten niet alleen in de kerk om een uurtje die boodschap aan te horen,
maar ook om dat gehoorde de hele verdere week uit te dragen en in de
praktijk te brengen. Je omgeving, collega’s, buren en
kennissen moeten dat in feite aan je kunnen merken. Namelijk dat je als
gelovige gewend bent om de zondag te vieren. Niet zoals in de Joodse
regelgeving, maar in de vrijheid waarmee Jezus Christus ons van die
wetsregels heeft vrijgemaakt. Want het is Jezus die zei (Markus 2:27):
“De sabbat is gemaakt om de mens, en niet de mens om de
sabbat” (Mark. 2:27).
In
dit licht gezien, is het houden van de zondag geen zware last, maar een
uiterst licht juk. Voor de Joden is de ‘shabbath’
een sterke samenbindende factor. Moge die invalshoek ook blijven gelden
voor de christenen en de kerkdiensten als stralend middelpunt van
viering hun aantrekkingskracht niet verliezen. En er is nog zoveel
meer…
(17) Voor de muziek!…
In aflevering nr. 10 over ‘zingen’ eindigden we met
de zin: “Het is een unieke zaak, dat zingen in de
kerk!” Nu is er dan een vervolg, omdat er nog zoveel over te
schrijven is. Want niet alleen het zingen is uniek, maar naast onze
stem waarmee we zingen, wordt muziek gebruikt om ons in stemming te
brengen, of om er gewoon naar te luisteren.
Kijken
we naar de grondtonen van een melodie, dan ontdekken we weer
wonderlijke cijfermatige samenhang tussen de dingen van het Koninkrijk
van God. Er zijn 12 grondtonen binnen een octaaf (denk aan de 7 witte
en 5 zwarte toetsen op piano of orgel) en als we de noten van
één toonsoort spelen, komen we er 7 verschillende
tegen. Want de 8ste voltooit de melodie doordat deze hetzelfde klinkt
als de 1e , maar dan een octaaf hoger.
Muziek
raakt het gemoed, het hart, van mensen en dwars door al onze bezigheden
en gedachten heen kunnen enkele tonen van muziek ons in een andere
stemming brengen. Zo zien we - om bij de bijbel te blijven –
dat de aan depressies lijdende Koning Saul door het snarenspel van de
jonge David verlichting kreeg van zijn klachten (1 Sam. 16: 23). En
toen Joram, koning van Israël, de profeet Elisa wilde
raadplegen om via hem de wil van God te vernemen, vroeg Elisa om een
citerspeler. Het snarenspel op de citer was nodig om Elisa in
(G)geestesvervoering te brengen. Want:“toen kwam de hand des
Heren over hem” lezen we in 2 Kon. 3:15.
Trillingen…
‘Alles wat adem heeft, looft de Heer’…
Deze woorden komen uit het laatste vers van psalm 150, de lofpsalm uit
het boek vol liederen, waaruit de joden zongen op weg naar de feesten
in de tempel te Jeruzalem en bij de tempeldienst zelf. Het woord dat
hier voor ‘adem’ is gebruikt, is hetzelfde als we
lezen in Gen. 2:7, waar we vinden dat God de levensadem in de neus van
de mens blies, waardoor deze tot een levende ziel werd. In feite blies
God ‘geest’ in de mens.
Het
Griekse woord voor Geest is ‘pneuma’, dat ook
vertaald kan worden met ‘adem’ en
‘levenskracht’. Wie metterdaad zo vervuld zou
kunnen zijn van de Heilige Geest, die kan het uitjubelen en zingen van
geestelijke vreugde ‘in psalmen, hymnen en pneumatische
gezangen’. Dat doen we met de mond of we gebruiken
muziekinstrumenten, die de ons omringende lucht in trilling brengen,
waardoor het geluid ontstaat. In die trillingen ontstaan melodie,
harmonie en ritme. ‘Mijn hart trilt van blijde woorden, ik
draag mijn gedicht een koning voor, mijn tong is de stift van een
vaardig schrijver’. Zo begint Psalm 45 en zo zien we hoe God
in woorden en muziek, ons behulpzaam is om in de vreugde van de H.
Geest te mogen delen.
Pinksterkerk
In de al eens eerder aangehaalde tekst uit Efeze 5:18-19, roept de
apostel Paulus ons op vervuld te worden met de Geest, en (zo vervolgt
hij): ‘spreekt onder elkander in psalmen, lofzangen en
geestelijke liederen en zingt en jubelt de Here van harte!’.
Het spreekt vanzelf dat we in feite dit niet kunstmatig kunnen
opwekken. Het spreekt ook vanzelf dat we met blijdschap zingen. Als je
niet blij bent, dan zing je meestal niet. De minister van
financiën van Ethiopië ‘reisde zijn weg met
blijdschap’ nadat hij door Filippus gedoopt was (Hand. 8:39).
En de dienaren en gemeenteleden te Jeruzalem verheerlijkten God toen
zij hoorden dat Gods Geest over Cornelius en de zijnen was uitgestort
(11:18). En evenzo te Ikonium (13:52), terwijl het zelfs is voorgekomen
dat de plaats van samenkomst scheen te bewegen en alle aanwezigen
vervuld werden van de Heilige Geest en men vrijmoedig sprak over de
boodschap van God (Hand. 4:31).
U
zult nu misschien denken: ‘Het lijkt wel de
pinkstergemeente!’ En daar heeft u een beetje gelijk in, want
de gemeenten in die eerste tijd van de christelijke kerk waren allemaal
pinkstergemeenten. Als apostel Paulus in 1 Kor. 14 de gemeente
onderwijst betreffende de gaven van de Geest, dan schrijft hij in vs.
26 (NBV): ‘Wanneer u samenkomt, draagt iedereen wel iets bij:
een lied, een onderwijzing, een openbaring, een uiting in klanktaal of
de uitleg daarvan’.
Veel valt hierover te schrijven, maar we zien dat ‘het
lied’ als eerste genoemd wordt. En daar gaat het in dit
stukje om! In tijden van opwekking en vernieuwing worden liederen
geschreven en muziek gecomponeerd om de Heer te loven en te prijzen.
Terwijl dit alles is tot eer van God, de Vader, de Zoon, en de Heilige
Geest. DAAROM GAAN WIJ NAAR DE KERK, waar het zingen en muziek maken
terecht een grote plaats inneemt.
(18) Voor de
preek…
Hoewel kerken zouden er in ons land zijn? Vermoedelijk, met de vele
vergaderlokalen en –zaaltjes erbij gerekend, minstens 5000.
Dan is het nog maar een ruwe schatting en tellen we de synagogen,
tempels en kapellen gemakshalve niet mee. Er wordt elke zondag gepreekt
en daar worden tevoren toespraken voor bedacht en geschreven door al
die vele duizenden voorgangers, die - behalve schriftonderzoek, gebed
en geloof - er ook veel tijd in moeten stoppen. Want preken doe je niet
zomaar. Het is een goede zaak, dat niet iedereen zo maar een preek mag
houden, maar dat er een goede opleiding en scholing aan voorafgaat.
Want
het gaat om de verkondiging van het evangelie en dan is er al gelijk de
vraag: Wat is dat dan? En als je dan leest, studeert en weet wat die
blijde boodschap van God is, moet dat verwerkt worden in een
voordracht. Er moet iets met de toehoorders gebeuren, zodanig dat het
gesprokene na afloop in je gedachten blijft hangen en ‘iets
doet’. Niet goed te verklaren is het, waarom we sommige
preken ons na jaren nog kunnen herinneren, terwijl zovele andere preken
schijnbaar totaal in de vergetelheid zijn weggezakt. Wat is dan het
geheim van zo’n indrukmakende preek? Daarbij komt nog dat
kritiek o zo gemakkelijk te geven is, maar kan het toehorende
gemeentelid het dan beter?… Een predikant is vaak al blij
als een toehoorder na afloop de kern van de preek nog kan reproduceren.
Daarom gaan we nader op de fenomeen ‘preek’ in,
want in een eredienst zonder Heilig Avondmaal is de preek toch wel een
liturgisch hoogtepunt.
De preekstoel
Het woord ‘preek’ komt van het Latijnse woord
praedicare dat ‘openlijk verkondigen’ betekent en
daarmee is de aanduiding ‘predikant’ ook weer eens
nader verklaard. In de Algemene Kerk van voor de reformatie zat de
bisschop op z’n bisschoppelijke zetel en vanaf die fraai
versierde grote stoel preekte hij. Vandaar de naam
‘preekstoel’, die na de hervorming is blijven
voortbestaan, terwijl de predikant nu staande preekt.
‘Kansel’
komt van een Latijns woord dat ‘hekwerk’ betekent.
In die vroege kerk zat namelijk de priester op zijn zetel, die in het
koorgedeelte stond vlak bij het koorhek dat het koor afsloot. Bij de
grotere kerken kwam de bisschop of pastoor steeds verder naar voren om
verstaanbaar te blijven en er werd een verhoogde lezenaar aangebracht
bij het hekwerk dat het koor afscheidde van de rest van de kerkruimte.
In het spraakgebruik werd zo’n preekstoel de
‘kansel’ genoemd, terwijl de kerkgangers in de
dorpskerk te Maarssen nog een stuk van het vroegere hekwerk in
gerestaureerde staat kunnen bewonderen. Het staat tegen de wand tussen
de deur van de kooruitgang en de deur naar de consistoriekamer.
Verkondiging
Na de kerkhervorming werd in de afgescheiden protestantse kerken de mis
niet meer opgedragen en steeds meer werden stoelen en banken rond de
kansel – of preekstoel – gegroepeerd. Zoveel
mogelijk werd vanwege de verstaanbaarheid de kansel ergens in het
midden van de kerk geplaatst, maar ook ontstond zo de protestantse
gemeente, die vergaderde rondom het geopende Woord van God. Want er
ligt altijd een opengeslagen bijbel op de kansel. Een waardevol
gebruik, dat niet mag verdwijnen!
Al
met al werd de verkondiging van het evangelie, de preek, steeds
belangrijker. De voorganger was niet langer allereerst
‘pastoor’ (pastor, herder), maar vooral
‘predikant’, de man (of nu soms ook wel de vrouw)
die de preek moet houden. Erediensten werden vroeger ook al
aangekondigd als ‘preekbeurten’, alsof er niet veel
meer in een kerkdienst gebeurt, dan dat er gepreekt wordt.
Het
houden van een preek is moeilijker dan we vermoeden. Wij kennen de
West-Europese Nederlandse cultuur en die is geheel anders dan
bijvoorbeeld de cultuur van de Papoea’s of die van de mensen
in Afrikaanse landen. Wij hebben bepaalde woorden en denkbeelden tot
onze beschikking die andere culturen niet hebben, en omgekeerd.
Zo
komen we op de taal, want we kennen de Bijbel in vele vertalingen. En
al die vertalingen worden in de loop der tijd weer aangepast of er komt
een nieuwe vertaling. Een liefhebber van de Statenvertaling kan
–door alle aanpassingen- de allereerste uitgave van de SV
nauwelijks meer lezen. En dan hebben we het nog niet over begrijpen,
noch over de gedachten en meningen van ‘de auteurs’
van de Bijbel. Hoe dacht men in de tijd dat een bepaald bijbelboek
geschreven werd, over al die zaken die we nu door de bril van deze tijd
lezen? Is hetgeen we ervan denken wel datgene wat de eigenlijke auteur
te zeggen had?… En in hoeverre heeft Gods Geest ten volle in
alles gewerkt en zo ons Gods wil en bedoeling overgeleverd? U ziet,
vragen genoeg! Daarom gaan we in een volgend hoofdstuk nog een keer op
‘de preek’ als belangrijk onderdeel van de
eredienst nader in.
(19) Voor de preek, deel 2
Wat zegt de Bijbel over ‘preken’?... Het is
behoorlijk veel wat de H. Schrift erover meedeelt. Noach was een
prediker van de gerechtigheid, leert 2 Petr. 2:5 ons en de mensen van
Ninevé hebben zich bekeerd op de prediking van Jona, staat
in Matth. 12:41 te lezen. Israëls profeten hebben de
boodschappen verkondigd die ze van God ontvingen en op diverse plaatsen
in de evangeliën staat dat Jezus (be)leerde in de synagogen.
Apostel
Paulus, die naar wat hij zelf schrijft in 2 Kor. 10:10 een nogal saaie
predikant was, schrijft in 1 Kor. 2 onder meer, dat hij –
toen hij te Korinthe aankwam – niet over bijzondere
welsprekendheid of wijsheid beschikte. En hij voelde zich zwak, angstig
en onzeker. Maar de boodschap die Paulus bracht, overtuigde niet door
wijsheid maar bewees zich door de kracht van de Geest van God, opdat
het geloof niet op menselijke wijsheid zou steunen, maar op de kracht
van God. (NBV)
Boeiend…
Juist het al dan niet prediken in de kracht van Gods Geest, is een
vraag waar vele – zo niet alle – predikanten mee
worstelen. Want een preek houdt je niet om het verstand te behagen,
maar om tot het hart van toehoorders te geraken. Het ‘bewogen
zijn’, een toespraak houden die als het ware tintelt van
geestkracht en iets losmaakt bij de toehorende gemeente. Dat is toch
het doel waarnaar elke predikant streeft? Een predikant die niet
zo’n boeiende spreker is, kan pastoraal een heel goede en
bewogen dienaar zijn, maar de gemeente vindt meestal de dominee pas
‘een goeie dominee’, als ie goed preken kan. Een
onterechte gedachte, dat mag wel eens worden gezegd. Het preken is
weliswaar een belangrijk aspect van het vak, maar de pastorale
kwaliteiten zijn minstens zo belangrijk.
De
meeste predikanten voelen zich pastor (herder) maar willen het aspect
van verkondigen, het leraar zijn, niet missen. Je moet je boodschap, je
ervaringen en je geloofsgedachten kwijt, maar niet iedere predikant is
een geboren redenaar! Verder is de bedoeling van hetgeen je leest in de
bijbel niet altijd duidelijk te verstaan en inzicht in de Bijbel waait
je niet zo maar aan. Vandaar dat ‘het gebed om de Heilige
Geest’ -dat gebeden wordt voor er uit de H. Schrift gelezen
wordt- van groot belang is.
Beluisterbaarheid
Vele predikanten schrijven de preek, geheel of gedeeltelijk, uit.
Anderen zetten alleen wat hoofdzaken op papier en doen de rest
‘uit het hoofd’. Zelfs bij een bijna volledig
uitgeschreven preek is het nuttig om een anekdote of een zelf beleefde
gebeurtenis tussen het betoog in te vlechten. Die hoef je niet uit te
schrijven en bij dat deel van de preek zie je plotseling de toehoorders
opveren en aller oog is op de spreker gericht. De beluisterbaarheid van
zo’n preek is groot!
Vaak
laat men de preek ‘groeien’, dat wil zeggen, de
hele week ben je in gedachten bezig aan een onderwerp uit Gods woord,
en op zaterdag komt het eruit. Dan is de preek volgroeit. Klaar! Hoewel
een goede preek nooit ‘af’ is. Meestal bewaart de
predikant alle preken, genummerd en op volgorde, om de meest geschikte
preken eventueel elders nog eens te gebruiken. Maar de ene voorganger
is de andere niet en een ieder heeft zo zijn of haar eigen gebruiken en
gewoontes.
Enthousiasme
Al eerder schreven we over ‘een boeiende spreker’
in het besef dat de gave van welsprekendheid niet aan een ieder is
gegeven. Behalve een goede spreektechniek (die te leren is) is een
zeker enthousiasme al genoeg om de toehoorders mee te slepen in het
betoog zodanig, dat een half uur omvliegt. Predikanten die vinden of
horen dat ze niet zulke boeiende sprekers zijn, moeten eens te rade
gaan bij andere predikers. Zo is een boeiende spreker ds Orlando
Bottenbleij uit Drachten. Een man met een grote gave van
welsprekendheid, maar nog meer boeit hij door het enthousiasme waarmee
hij de blijde boodschap van Christus brengt. Speciaal voor hem worden
steeds grotere kerken gebouwd en zelfs met drie diensten per zondag is
het steeds ‘een volle bak’ en luisteren er
duizenden mensen. Je zou als dominee toch wel wat van deze man kunnen
leren en letten we ook eens op cabaretiers die hun van tevoren bedachte
teksten brengen alsof het ter plekke is verzonnen. Maar altijd met
aandacht voor het actuele, het onverwachte.
Van
een vroeger geleefd hebbende predikant, ds C.A. den Hertog, las ik over
preken de volgende mooie zin: “De opgestane Christus is de
bron, de kracht en het geheim van het preken en ook de passie voor het
preken”. En met deze uitspraak valt al het overige weg als
onbelangrijk, want om die boodschap te horen gaan we naar de kerk.
(20) Het Heilig
Avondmaal (deel 1)
Overal waar een gezinsverband is, is de gezamenlijke maaltijd een
belangrijk ritueel. Je beleeft daarbij – en zeker bij de
avondmaaltijd – een belangrijk deel van het gezinsleven. Door
samen te eten. Ook met het hebben van kennissen en vrienden merken we
dat; je hoort er pas echt bij als je ‘aan tafel’
mee mag eten.
Zo beleven we ook de band die we met elkaar en met onze Heer
hebben in de avondmaalsviering. Het is – naast de doop - een
van de twee sacramenten die we hebben. Het woord sacrament
(verborgenheid, genademiddel) betekent ook: een liturgische handeling
waarin Gods heil wordt doorgegeven.
In
de gemeenschap met elkaar en in de verbondenheid die we hebben met onze
Heer Jezus Christus, vieren we deze plechtige maaltijd regelmatig in de
‘dienst van de Tafel’. Hoewel het slechts gaat om
een klein stukje brood en een klein slokje wijn, is het voor de
christelijke gemeenschap een feestelijke maaltijd, waarin we God danken
voor alles wat Hij voor ons mensen in en door Jezus Christus heeft
gedaan. Er hoeft dus geen somber gezicht bij gezet te worden. We gaan
er in enkele afleveringen nader op in, want het is toch wel voor velen
een moeilijk onderwerp, waarbij geprobeerd zal worden in begrijpelijke
taal de viering van het ‘Avondmaal’ nader te
verklaren en toe te lichten.
In
Handelingen 6 ‘bij de aanstellingen van 7 diakenen’
wordt gesproken over de ‘dienst aan de tafels’. En
apostel Paulus spreekt in 1 Kor. 10, 21 over het vieren van het H.
Avondmaal en dan gebruikt hij daarvoor de uitdrukking ‘Tafel
van de Heer’. En we horen in de kerk wel de uitdrukking
‘dienst van woord en tafel’. Dus eerst maar wat
uitleg over het begrip ‘de tafel’.
Avondmaalstafel
In de meeste kerkgebouwen staat centraal een grote stevige tafel, de
avondmaalstafel, die in rooms-katholieke en lutherse kerken zo fraai
opgetuigd en versierd is, dan het eigenlijk geen tafel meer is. Het
wordt daar dan ook ‘altaar’ genoemd (bij de
Lutheranen ‘altaartafel’). Maar het is wel met een
tafel begonnen! De avondmaalstafel staat er met het oog op de viering
van het Heilig Avondmaal en is in feite in een protestants kerkgebouw:
het liturgisch centrum. Het is dan ook juist en een goed gebruik, dat
een voorganger vanaf die tafel de dienst begint en pas later in de
dienst zich naar de preekstoel begeeft. Calvijn heeft dit in de
Straatsburgse liturgie ook zo aangegeven.
Dat
in onze Gereformeerde traditie de predikant vanaf de kansel
(preekstoel) vrijwel de gehele dienst leidt, had als motief de betere
verstaanbaarheid. Nu er (draag)microfoons zijn, is dit argument
weggevallen. Maar dit terzijde.
Hoewel in grote gemeentes er staande en lopende avondmaal
gevierd moet worden, is het ’t mooiste om rondom de tafel of
tafels gezeten als gemeente het Avondmaal te vieren. De
avondmaalsviering is al zo oud als de Gemeente van Christus is. Als we
in Handelingen 2 over het Pinkstergebeuren lezen, komen daarna de
gelovigen dagelijks tezamen. Zij ‘braken dan brood’
en gebruikten hun maaltijden met blijdschap en eenvoud des harten,
staat er in Hand. 2:42-47.
Instelling
De viering van het H. Avondmaal is door Christus Zelf ingesteld. De dag
voor Hij gekruisigd werd, gaf hij het groepje volgelingen opdracht om
alles voor het Pascha gereed te maken. Ja, het was al geregeld, want
een bovenzaal was al door een verder onbekende man (lees Matth. 26:18)
beschikbaar gesteld. De zorgvuldigheid waarmee het Joodse Pascha of
Pesachviering wordt gereed gemaakt, heeft ons het nodige te zeggen.
Want het geheim van het avondmaal lag eeuwenlang verborgen in het
Pascha, waarvan het offer bestond uit een lam, brood en wijn en bittere
kruiden. Israël vierde zo de uittocht uit Egypte, en begaf
zich op weg naar het Beloofde Land. Net als wij, die ook weg zijn naar
het ‘Beloofde Land’, de nieuwe hemel en de nieuwe
aarde, die God beloofd heeft. Ziet u hiermee al de rijkdom van Gods
Woord en de geestelijke beelden die zich nu ontvouwen?
Jezus
heeft tegen zijn discipelen gezegd: “Doet dit tot mijn
gedachtenis” …. Dus, denk aan mij als je dit doet.
Daarom is het goed om als je aan de avondmaalsviering deelneemt,
voortdurend te overdenken wat Jezus Christus voor ons heeft gedaan. Hij
is het ‘Brood dat vanuit de Hemel is neergedaald’,
het Brood des levens. Hoofdstuk 6 van het Johannesevangelie staat er
vol mee en wij zullen vol vreugde en eerbied eten en drinken. Want we
hebben het nodig voor de groei van ons geestelijk en eeuwig leven. Het
is dan ook geestelijk voedsel en in een volgende aflevering zullen we
er nader op ingaan. Want er is zo veel over te zeggen. Maar we zien dat
het regelmatig in de kerk wordt gevierd. En ook daarom gaan wij naar de
kerk.
(21) Voor het Heilig
Avondmaal, deel 2
In het eerste deel is de avondmaalstafel besproken en wanneer (en hoe)
het Avondmaal als sacrament is ingesteld. We eindigden met de noodzaak
van deze viering omdat de gelovige het nodig heeft voor de
instandhouding en groei van het geestelijk en eeuwig leven. Dat wisten
de 1e christenen terdege al en om die reden wordt het ‘brood
breken’ uit Handelingen zo speciaal genoemd. Omdat het in een
liturgisch kader wordt geplaatst! De tafelgemeenschap met Jezus
Christus die Zich heeft ‘gegeven’ verwijst naar het
Messiaanse feestmaal dat komen zal. De grote toekomst bij God, de
Bruiloft van het Lam, met een Bruid en een Bruidegom. En dat alles
moeten we – ja, proberen we - met een geestelijke blik en in
geestelijke zin te verstaan.
Maaltijd
Om die reden werd in de Apostolische Kerk van de 1e eeuw tijdens de
bijeenkomst een maaltijd, een agapè (liefdemaaltijd)
gehouden, waar aan het einde een ‘dankzegging’
(eucharistie = dankzegging) werd gehouden met het plechtig eten en
drinken van gezegend brood en wijn. Dat liep in de gemeente Korinthe
uit de hand en is later die maaltijd niet meer gehouden, want de rijken
namen volop brood (vlees?) en wijn mee, en dronken te veel van de wijn,
terwijl de armen het toekijken hadden. Apostel Paulus waarschuwde
hiertegen in 1 Kor. 11: 17-34 en zo komen die afkeurende woorden van
Paulus tegen misbruiken bij het Avondmaal in een ander daglicht te
staan. Geen angst dus om ‘zich te bezondigen aan het lichaam
en bloed van Christus’.
Vroeger
werd dit tekstgedeelte wel genomen om gemeenteleden bang te maken. Maar
het is een Feestmaal, waarvoor wij dankzeggen, nodig voor ons
geestelijk leven. De vroegere avondmaalsmijding uit angst of schroom,
is een verdrietige zaak die – naar we hopen –
verleden tijd is. Uit Lukas 15 blijkt dat Jezus omging met
landverraders en zondaars en Hij at met hen. Daar werd door de Joodse
geestelijkheid schande van gesproken. Wel is een zekere eerbied gepast
en het is goed en juist om tevoren onze gedachten te onderzoeken en een
mogelijk ongenoegen met anderen eerst uit te praten en elkaar te
vergeven. Kennen we nog begrippen als
‘ontlediging’en
‘verootmoediging’?…
Kinderen
Over der vraag, of kinderen ook aan het H. Avondmaal mogen deelnemen
het volgende: De bekende schrijver/dichter/predikant dr. A.F. Troost
schrijft in zijn mooie boek ‘De hemel zoekt een
woning’ (blz. 135) er wijze woorden over. Hij vraagt zich
onder meer af of deze praktijk wel bijbelse papieren heeft. Waarom wel
kinderen dopen, maar ze niet betrekken bij dat andere teken van Gods
liefde, de Maaltijd van Christus? In het Joodse geloof vieren de
kinderen de Pesachmaaltijd toch ook mee? De kerkgemeenschap is toch ook
‘familia Dei’, gezin van God? Ds Troost houdt geen
pleidooi voor het moeten meedoen van kinderen, maar vraagt zich af of
een dwingend verbod voldoende bijbelse basis heeft.
In
de tijd van Calvijn werden kinderen van rond de 12 jaar na het
beantwoorden van enkele vragen in het Consistorie, toegelaten tot het
Avondmaal. Later is die leeftijd verhoogd. En of kinderen
‘kunnen’ geloven, staat in Matth. 18: 1-6 en vs.
10, het voorbeeld dat Christus gaf. Hij riep een kind tot Zich, en riep
op kinderen te ontvangen, omdat ook zij in Hem geloven. Verder
vergelijkt Jezus (Joh. 6) het levende brood (dat Hij zelf is) met het
manna dat tijdens de tocht door de woestijn elke dag ‘uit de
hemel’ kwam. Dat manna werd ook door een ieder gegeten. Elke
ouder weet dat kleine kinderen heel godsdienstig dus gelovig kunnen
zijn, juist vanwege het kinderlijke geloof. En er is nog veel meer over
te zeggen…
Voorproefje
De tafel, witte kleden, een beker, een schaal, brood en wijn; ach, het
zijn in feite eenvoudige signalen van wat eens komen zal. Het grote
Feestmaal dat voor alle volken zal worden aangericht. Zo schrijft ds
Troost. Etend en drinkend krijg je een voorproefje van die toekomst van
God: een land overvloeiend van melk en honing. Het is maar een brokje
brood en een slokje wijn, maar het zijn heilige zichtbare tekenen door
God ingesteld om ons door het gebruik daarvan de beloften van het
Evangelie beter te doen verstaan en daardoor te beseffen dat ons uit
genade vergeving van zonden en eeuwig leven is geschonken op grond van
het enige offer van Jezus Christus, aan het kruis volbracht.
Een
voorproefje, een voorsmaak, maar het smaakt naar meer: naar het nieuwe
Jeruzalem waar de Bruiloft zal worden gevierd. Een geweldige heerlijke
toekomst. Laten we daarvan getuigen, want Openb. 3 vs. 20 luidt:
“Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar mijn
stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen en Avondmaal
met hem houden en hij met Mij”. En opnieuw: Ook voor die
maaltijd gaan we naar de kerk.
(22) Voor de zegen
In de kerkdienst wordt niet alleen gesproken, gebeden, voorgelezen en
gezongen, de voorganger maakt ook gebaren en gebruikt daarbij zijn
handen. In deze aflevering gaan we daar eens nader op in, en met name
op ‘de zegen’ en we gaan allereerst op het begin
van de eredienst dieper in.
Zo drukt de dienstdoende ouderling bij het begin van de
dienst de voorganger zichtbaar voor de gemeente de hand. Dat is niet zo
maar een groet, maar een liturgische handeling waarmee de gemeente via
haar vertegenwoordiger akkoord gaat met het feit dat die predikant de
dienst verricht. Die simpele handdruk drukt uit dat gemeente
én voorganger met elkaar verbonden zijn en dat ze samen de
liturgie gaan vieren.
De
dienst vangt dan aan met een stil moment van inkeer. Soms staat de
voorganger dan nog aan de voet van de kansel, soms bij de tafel. Daarna
wordt het votum uitgesproken, een korte aanroeping in gebedsvorm
ontleend aan woorden uit Psalm 124:8; 146:6 en 138:8. Samengevat luidt
het votum: “Onze hulp is in de Naam des Heren, die hemel en
aarde geschapen heeft, die trouw houdt tot in eeuwigheid en niet laat
varen het werk zijner handen”. Meestal zijn de bewoordingen
wat gemoderniseerd en in sommige kerken wordt bij de aanroeping ook
gesproken: “In de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige
Geest”. Gods tegenwoordigheid wordt gevraagd (aangeroepen) en
daar gaat het om bij het begin van de eredienst.
Groet
Na de aanroeping volgt de groet. De voorganger groet de gemeente en net
als je elkaar op straat tegenkomt, steekt de voorganger een hand op.
Voor de reformatie was het: “de Heer zij met u”, en
de gemeente antwoordde dan “en met uw geest”. Na de
kerkhervorming is het gewijzigd in de begroetingswoorden uit de
apostolische brieven: “Genade zij u en vrede van God onze
Vader en de Here Jezus Christus”. Het is in veel gemeentes
een goed gebruik dat de aanwezigen die groet beantwoorden, met een
bevestigend gezongen of gesproken ‘Amen’, want het
is in wezen een beetje onbeleefd om een groet niet te beantwoorden. De
groet is geen zegen, maar meer een zegenwens. De voorganger kijkt de
gemeente aan en de gemeente kijkt de voorganger aan, want met gesloten
ogen groet je elkaar niet.
Gods aanwezigheid
In een boek over de schoonheid van de liturgie las ik zinnen als:
“Het bijwonen van een kerkdienst is als het vertoeven aan het
hof van de Koning der koningen. Hij is met zijn majesteitelijke glorie
onder ons aanwezig”. En dan ben je wel even stil, want
verstaan we in deze tijd nog wel zulke geestelijke beeldende
taal?… Ondervinden we nog wel de grote vreugde die het
vieren van de liturgie (‘dienst’, zie afl. 11 en
12) met zich mee kan brengen?…
Die
aanwezigheid van God komt tot uitdrukking in de houding, gedrag en
gebaren van de voorganger. Maar ook in die van de aanwezige
gemeenteleden! Ons innerlijk, onze gedachteleven, uit zich in de
uiterlijkheid van het lichaam. Lichaam en ziel ziet de bijbel als een
eenheid. Het is totaliteit van de mens, lichaam, ziel en geest. Zo kan
ook de Geest van God in ons werken, ‘ingang vinden’
in ons innerlijk. En dat kan zich uiten in lichamelijke gedragingen. We
kunnen ontroerd raken, in tranen bewogen zijn, beven van vreugde en als
het beheerst en gepast is, dan mag dat best. God is geen God van
wanorde, maar van vrede, leert 1 Kor. 14:33, dat wel, maar de vreugde
van de Heilige Geest (de wijn!) laat zich niet zo gemakkelijk opsluiten.
Zegenen
Aan het einde van de dienst geeft de voorganger de zegen. Dat is zeer
bijbels. In Geneses 1 en 2 lezen we dat God de schepping zegent, de
dieren, de mensen en ook de zevende dag die Hij heiligde (afzonderde
van de andere dagen). Bij de Tabernakeldienst in het oude
Israël (Numeri 6) staat de tekst van de zegen die door
Aäron en zijn zonen moest worden uitgesproken en tot op de dag
van vandaag klinken die woorden aan het einde van de eredienst. Wie dit
in Num. 6, vers 22 eens wil nalezen die zal het opvallen hoe nauwkeurig
het is voorgeschreven.
Mozes
moest Aäron opdragen, de woorden zo na te zeggen en zo de
priesterlijke zegen te geven. Daar is nog veel over te zeggen, ook wat
er in de eredienst plaatsvindt aan verdere gebaren, gedragingen en
zegeningen. Dat komt dan in een vervolg op deze aflevering, maar het
moge duidelijk zijn dat het ontvangen van de zegen aan het einde van de
kerkdienst een belangrijke gebeurtenis is en een groot geschenk van God
aan zijn kinderen die wij mogen zijn door Jezus Christus.
(23) Voor de zegen (2)
Over het onderwerp zegenen valt veel te zeggen, omdat het van grote
waarde is en ‘een geschenk van God’ genoemd kan
worden. En waarom?… God is het die zegent; wij mensen zijn
daartoe niet in staat. Wel kunnen we elkaar alle goeds toewensen, maar
dat is het dan ook. We staan machteloos bij rampen of ernstige ziekte.
Zegenen betekent in de Hebreeuwse taal ook ‘je
knieën voor iemand buigen’ of ‘iemand eer
geven’. Het Hebreeuwse woord voor zegenen wordt uitgesproken
als ‘berach’, wat ook prijzen en loven betekent. En
het woord voor ‘knie’ schrijf je net zo (uit te
spreken als ‘berech’) evenals het werkwoord knielen
‘barach’.
Op
enkele plaatsen in de bijbel komen we tegen dat mensen
‘God’ zegenen. En dat lijkt dan vreemd, dat wij God
mogen of moeten zegenen (want wie zijn wij?), maar in de betekenis van
‘zich buigen voor Hem’ of letterlijk
‘zich klein maken’, zo geven wij de Eeuwige de eer
die Hem toekomt. En zo gaat het in feite ook als een priester of
dominee voor de Avondmaalsviering brood en wijn zegent op grond van
Matth. 26:26-29, terwijl Jezus daar sprak: Dit is Mijn
lichaam…en… dit is Mijn bloed.
Staan of knielen?
Wie iets officieel krijgt aangeboden, een cadeau of bij het opspelden
van een koninklijke onderscheiding, die gaat staan. Zelfs wanneer we
elkaar begroeten met een handdruk, hebben we de neiging om te gaan
staan. In de kerk doen we dat dan ook aan het begin van de dienst
wanneer we elkaar in de Naam van God begroeten en een zegenwens (votum)
wordt uitgesproken. Het staan drukt eerbied uit voor de gever en voor
hetgeen je ontvangt. Of je nu staat of knielt, zo kan je met je
lichaamshouding iets laten zien van wat er in je omgaat en hoe je de
dingen beleeft.
Ook
de voorganger die zegent ‘staat’. Met begeleidende
gebaren laat hij of zij zien wat er gebeurt. Voordat de dienst wordt
beëindigd met de zegen uit Numeri 6 (zie vorige aflevering)
maakt de voorganger als het ware een breed gebaar van omhelzing zoals
we dat wel doen als we iemand willen omarmen. De uitgestrekte armen
tonen ook iets van kracht, van iets aanreiken, maar ook: houdt mij ook
vast. Bij de slotzegen houdt de voorganger meestal de vingers gespreid,
open. Het symboliseert dat zo de zegen van de Eeuwige vanuit zijn
verhevenheid naar ons toe komt, want besef wel: God is – dat
geloven we immers? - in die dienst aanwezig. De handen geven de zegen
door en de gespreide vingers verlenen de doorgang. Prachtige en rijke
symboliek waarover nog veel te vertellen is. Maar ziet u nu in wat een
heilig moment in de viering van de liturgie het in feite is, als de
zegen wordt gelegd op de gemeente of op een bruidspaar? En kunt u zich
voorstellen dat er predikanten en priesters zijn die moeite hebben met
het omgelimiteerd en storend fotograferen en filmen tijdens een
huwelijksbevestiging?… Op onopvallende wijze zijn er vrijwel
nooit bezwaren.
Bemoediging
Heilig moment, rijke symboliek! Het klinkt wel erg plechtig en wellicht
zien de lezers het graag wat eenvoudiger. In feite mogen we dat ook wel
zo zien. Wanneer je bijvoorbeeld bij iemand die bedroefd is even je arm
om z’n schouder legt en bemoedigende woorden spreekt, dan heb
je ook als het ware een zegen uitgesproken. We hebben iemand bemoedigd
en daar knap je al van op. Zo mogen we ook elkaar zegenen, hoewel we
dat meestal doen door voor de ander een zegen aan God te vragen. Er is
ook een regel (en zeker in het Joodse geloof) dat het meerdere de
mindere zegent, en niet andersom. In de kerkorde en kerkelijke regels
zijn zulke zaken vastgelegd, want het is goed dat er regels zijn.
‘Leg niemand overijld de handen op’ waarschuwt
apostel Paulus in 1 Tim. 5:22, en dat is nu weer zo’n
bijbeltekst om over na te denken. Konden we maar echt zegenen en
waarmaken wat we anderen toewensen. Maar dat kan God alleen!
Opdracht
In het Hebreeuws bestaat de zegen uit Numeri 6 uit 12 woorden. Dat
verwijst symbolisch naar de 12 stammen van Israël. Het is een
teken van volheid, een zegen waarvan niemand is uitgezonderd. God had
dat ook al veel eerder aan Abraham toegezegd, want in Genesis 12 sprak
God tot hem: “Ik zal u tot een groot volk maken en u zegenen,
en uw naam groot maken, en gij zult tot een zegen zijn. Ik zal zegenen
wie u zegenen en wie u vervloekt zal Ik vervloeken en met u zullen alle
geslachten van de aardbodem gezegend worden”. En dat is
vervuld in Jezus Christus.
Wat
een geweldige opdracht is het zegenen! Wat een troost is het als we
gezegend worden, zelfs als is het maar via de kerktelefoon of
cassetteband. We ontvangen troost en bemoediging voor onze angst en
zorgen vanwege de gebrokenheid van ons bestaan. Thuis of in de
kerkdienst, wij krijgen bij de zegen Gods liefde mee, zijn bescherming,
zijn nabijheid. Want alle zegen komt van Hem en niemand kan over de
zegen beschikken alsof een mens iets kan uitdelen. Centraal staat de
liefde van de zegenende God, de genade van onze Heer Jezus Christus en
de verbondenheid met de Heilige Geest. DAAROM GAAN WIJ NAAR DE KERK en
met de zegen gaan we weer naar huis en treden we de wereld en de mensen
tegemoet. Om zo ook tot een zegen voor anderen te mogen zijn.
(24) Om gedoopt te worden
Er is geen twijfel aan; zolang de Kerk bestaat, is er gedoopt en in
alle kerkgebouwen staat op een prominente plaats het doopvont. In een
Rooms-Katholieke kerk vaak bij de ingang van de kerk, of in een aparte
‘doopkapel’. In een protestantse kerk meer in de
buurt van het liturgisch centrum of bij de preekstoel. Als het metalen
of stenen gevaarte maar goed in het zicht staat! Want een doopdienst is
een feestelijke gebeurtenis. Vooral als een kind wordt gedoopt, waarbij
dan vaak de aanwezige kinderen naar voren mogen komen bij de familie en
de voorganger om maar niets hoeven te missen van de gebeurtenis die
– voor de dopeling - maar één keer in
je leven plaatsvindt.
Inderdaad
gaan we dus ook voor de doop naar de kerk! Die plechtige handeling
vindt (uitzonderingen daar gelaten) in de kerk plaats. Het doopvont
– doopbekken – bevat de ronde schaal waar het
doopwater in neerstroomt nadat de voorganger de dopeling heeft
besprenkeld of overgoten met een beetje water. Of de schaal (het
bekken) is voorzien van een sierlijk deksel. Er zijn allerlei vormen
van eerbiedwaardig oud tot uiterst modern, meestal van zilver. Maar
koper en tin zijn ook wel metalen die voor dit bijzondere doel gebruikt
worden.
Een verbond
De doop is heel belangrijk voor elke gelovige. De oude kerkvaders
– belangrijke voorgangers uit de eerste eeuwen van de
christelijke kerk - noemden het wel: ‘De toegangspoort tot
het christen zijn’. Het heeft alles te maken met
‘de verzoening voor onze zonden’ en ‘een
verbond’ is het doordat tussen God en de gedoopte een
verbinding is ontstaan die in feite onverbrekelijk is. God sloot met
Noach een verbond (Gen. 9:8) en met Abraham (Gen. 17), terwijl de
gehele bijbel door ‘het verbond’ tussen God en
mensen wordt genoemd en wordt gesloten. In de tijd voor het Kerstfeest
wordt vaak de Lofzang van Zacharias ( Luk. 1: 67-80) gezongen en ook
daar krijgt het verbond met Abraham zijn vervulling in de komst van
Jezus Christus.
Ook
tussen bruidegom en bruid ontstaat met het huwelijk een verbond.
Vergeving, reiniging, afwassing, bad, allemaal uitdrukkingen die in de
uitleg over de waterdoop regelmatig terug komen. De doop is veel ouder
dan het christendom, want in de oudtestamentische wetten en leer van
Mozes, komt al de rituele wassing voor als reiniging voor allerlei in
die wetten genoemde zaken. Het zich ritueel reinigen met water
– door er zich in onder te dompelen – werd op de
duur voor de Joden steeds belangrijker! In de tijd dat Jezus op aarde
leefde, waren er ook al godsdienstige bewegingen die een soort doopsel
kenden. En wanneer een niet-jood zich tot het Joodse geloof wilde
bekeren, moest hij (of zij en ook kinderen) de proselietendoop
(proseliet = aankomeling of bekeerling) ondergaan.
Opdracht
Het is dan ook een opdracht aan de Kerk der eeuwen om te dopen met
water. En in dit artikel gaan we niet in op de vraag wie behouden zal
worden, en wie niet. God beschikt, en wij niet. We gaan ook niet in op
de hoeveelheid water die gebruikt moet worden. Er is water bij nodig!
Vrijwel zeker werd in de eerste eeuwen van het christendom zowel
ondergedompeld als besprenkeld of ‘begoten’. De
laatste persoonlijke opdracht van Jezus aan zijn discipelen (Matth.
28:19) was, alle volkeren tot leerlingen van Jezus te maken door hen te
dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest. Jezus
zelf heeft zich ook laten dopen door Johannes (Matth. 3) en wie gedoopt
wordt met de christelijke doop, is als een nieuw plantje of zaadje dat
nog tot groei moet komen.
Dat
‘tot groei laten komen‘ is een taak (hoe moeilijk
dat ook is) van zowel de ouders, als van de kerkelijke gemeente. Mede
om die reden wordt dan ook bij een doopdienst het
‘amen’ gevraagd van de aanwezige gemeenteleden.
Er
zijn vele beelden en beeldspraak in de bijbel te vinden om te
verduidelijken wat de doop betekent. Een nieuw leven (Rom. 6: 3 en 4);
de besnijdenis ‘ van het hart’ (Kol. 2:11 en 12);
reiniging (Efez. 5:26); wedergeboorte (Titus 3:5; Johannes 3) om maar
eens enkele te noemen.
Door de doop hebben we deel aan het verlossingswerk van Jezus Christus en dat is een grote genade en rijkdom. Een mede-erfgenaam te mogen zijn van zijn Koninkrijk, grotere rijkdom kunnen we ons in geestelijke zin niet wensen. Je bent dan echt ‘lid’ van de Kerk, zoals al in het eerste hoofdstuk staat. Er is nog veel over te zeggen, maar dat voert te ver. We gaan naar de kerk en zien regelmatig dat er kinderen of volwassenen gedoopt worden. En dat is een feest! We vieren dit dan ook in de kerk. Daarom, en om al die andere redenen gaan wij naar de kerk!
Een slotvraag die bij velen rondspookt:
IS EEN GODSDIENSTIGE OPVOEDING 'ANNO NU' EIGENLIJK NOG WEL NOODZAKELIJK?
Met het oog op het proces van
ontkerkelijking dat de laatste decennia in Nederland duidelijk te zien
is, kan de vraag opkomen of een godsdienstige opvoeding er nog wel toe
doet. Zoals uit recente onderzoeken blijkt, is de invloed van een
godsdienstige opvoeding met name waar het kerkgang op latere leeftijd
betreft zeer betrekkelijk. Waar het kerkgang op jongere leeftijd
betreft, wanneer kinderen nog thuis wonen, lijkt de godsdienstige
opvoeding wel bepalend voor de kerkgang. Maar dit effect is niet
blijvend. Een godsdienstige opvoeding in het gezin is geen goede
voorspeller voor latere kerkgang. Dit in scherpe tegenspraak tot
eerdere onderzoeken in de tachtiger jaren. Hiermee is niet gezegd dat
een godsdienstige opvoeding onbelangrijk is. Integendeel. Een
godsdienstige opvoeding is een noodzakelijke, maar onvoldoende
voorwaarde voor latere kerkgang. De vraag is dan waarom degenen die een
godsdienstige opvoeding genoten niet meer naar de kerk gaan.
Het antwoord op de vraag of men wel of niet naar de kerk zal gaan, is
voor veel veertigjarigen afhankelijk van geheel andere factoren dan het
feit of men vroeger al dan niet godsdienstus is opgevoed. Naar alle
waarschijnlijkheid, zo werd verondersteld, spelen maatschappelijke
processen als secularisering en individualisering hierbij een grote
rol. De secularisering van de samenleving heeft geleid tot het verlies
van godsdienstuze gebondenheid en dat maakt het zo verschrikkelijk
moeilijk wanneer men eenmaal los is gekomen van de ouders om weer een
verbinding aan te gaan. Daarnaast leven we in een
geïndividualiseerde cultuur waarin de mens eerder zichzelf
centraal stelt als bron van morele autoriteit en zingeving. Ook speelt
de druk en de tijdsdruk een rol, evenals de verandering in het
rolpatroon. Een dag heeft slechts 24 uur, een week 7 vol geplande dagen.
Typisch voor veertigers is dat het ik en de ontwikkeling van het ik
meer telt dan de groep. Zij werden bevrijd van oude waarden en moesten
hun leven zelf vorm geven. Maar juist het bevrijden van oude waarden en
zuilen maakt dat ze houvast verloren dat alle eerdere generaties juist
aan die oude waarden ontleenden. Zonder houvast, altijd maar zoeken,
gebrek aan grenzen maakt dat deze generatie ook een generatie is die
met veel onzekerheid en twijfel leeft. Want, wanneer alles mogelijk
wordt, wat kies je dan? Waar vind je dan nog wel die houvast? Wanneer
tegenslag het leven binnendringt, waar vind je dan nog troost, hoop en
vertrouwen? En wanneer die traditie en waarden wegvallen, hoe lang
duurt het dan wel niet voordat er van een nieuwe traditie gesproken kan
worden? Een traditie betekent niet het omarmen van as, maar het
doorgeven van vuur. Naar jezelf, je dierbaren en de volgende generatie.
De behoefte aan een morele en godsdienstuze autoriteit buiten het
individu in de vorm van een godsdienstuze institutie is daarmee
afgenomen. In deze context heeft de kerk allang niet meer het monopolie
op het godsdienstuze leven, dus waarom zou je daar dan nog naar te gaan?
We lijken er getuige van te zijn dat godsdienst het aflegt tegen het
atheïsme. Heel Europa is aan het ontkerkelijken, Nederland in
het bijzonder en de Nederlandse jongeren lopen daarbij helemaal voorop.
godsdienst is voor jongeren totaal geen issue meer. godsdienstuze
opvattingen krijgen tegenwoordig gestalte buiten de kerk. De
levensbeschouwing wordt als het ware bij elkaar geraapt. Men noemt dat
bricolage. De jongere generaties zijn dan wel geen lid meer van een
kerk, maar toch doen ze wel godsdienstus. Met name het bidden is een
wijdverbreid en belangrijk geïndividualiseerd ritueel voor
jongeren. Zo is godsdienst tegenwoordig meer een actie dan een
reflectie. Het is meer doen dan denken. Bidden gebeurt ook meditatief,
in stilte, bijvoorbeeld in retraites. Dit is weer gericht op het
verrijken van de persoon, op het vergroten van zelfbewustzijn. De
jongere generatie zegt dus niet godsdienstus te zijn maar is het wel
degelijk. Het bid-ritueel voeren ze het liefste uit wanneer ze alleen
zijn, in bed, ’s avonds met gesloten ogen. Ze bidden tot God,
daar is weinig twijfel over, zo bleek uit onderzoeken, maar ze vinden
het heel erg moeilijk uit te leggen wie God is. God wordt beschreven in
vage, onpersoonlijke en abstracte termen. De jongere generaties doen,
terwijl de behoefte juist reflectie en rust is. Bezinning op
dat wat gebeurd is en op dat wat in het diepste verlangen ligt.
Terwijl traditionele kerken
worden gekenmerkt door een duidelijke structuur, organisatie en
lidmaatschap, ontbreekt nu elke structuur, richting en verbinding. Het
gemis van de oude godsdienstuze verbinding in de samenleving wordt niet
opgevuld.
Zo is er een nieuwe verschuiving waarneembaar, niet zozeer van
gezamenlijk en gedeeld geloof naar ongeloof maar van geloof naar
individueel zoekerschap. Er ontstaan jongere generaties met een
post-materialistisch wereldbeeld. Wie weet met een post-christelijk
wereldbeeld. Zij hebben een betrekkelijk grote interesse in het
sacrale, al zoekt men het sacrale tegenwoordig eerder in de natuur dan
in de kerken. Dit alles zijn moderne en pragmatische antwoorden op de
algemene trend van individualisering en culturele fragmentarisering.
Je zou jongeren kunnen beschouwen als early adaptors (letterlijk een
vroege aanvaarder) die het meest ontvankelijk zijn voor datgene wat de
culturele veranderingen te bieden hebben. Verschuivingen in denkbeelden
en gedrag binnen een cultuur zijn eerst en versterkt zichtbaar bij
jongeren. Er verdwijnt iets van de traditionele godsdienst maar
daarvoor in de plaats is een actief en persoonlijk zoekerschap gekomen.
Zij geloven in niets of van alles wat. De tijd van de grote
theologische verhalen lijkt voorbij. Lijkt
voorbij...., want er schijnt zich toch langzamerhand een kentering te
voltrekken (wie oren heeft die hoort! Wie ogen heeft die ziet!
Lees eens het document: Kernwoorden uit de christelijke traditie
READ THE BOOK - THE BIBLE CHANGE YOUR LIFE
INFO: DE WEG - DE WAARHEID - HET LEVEN - FILM - AUDIO
DE WEG | DE WAARHEID | HET LEVEN | FILM | AUDIO
HOLYHOME.NL USE NO COOKIES - REPORT DEAD LINKS
Waard om te weten :
Een hartelijk welkom op de siteDeze pagina printen
Sitemap
Wie zoekt zal vinden
FAQ - HELP
Kerk
Zondag
Advent
Kerstfeest
Driekoningen
Vastentijd
Goede Vrijdag
Aswoensdag
Palmzondag
Palmpasen
De stille week
Witte donderdag
Stille zaterdag
Paaswake
Pasen - Paasfeest
Hemelvaartsdag
Pinksteren
Biddag
Dankdag
Avondmaal
Doop
Belijdenis
Oudjaarsdag
Nieuwjaarsdag
Sint Maarten
Sint Nicolaas
Halloween
Hervormingsdag
Dodenherdenking
Bevrijdingsdag
Koningsdag / Koninginnedag
Gebedsweek
Huwelijk
Begrafenis
Vakantie
Recreatie
Feest- en Gedenkdagen
Symbolen van herkenning
Leerzame antwoorden op levens- en geloofsvragen
Hebreeën 4:12 zegt: "Want levend en krachtig is het woord van God, en scherper dan een tweesnijdend zwaard: het dringt diep door tot waar ziel en geest, been en merg elkaar raken, en het is in staat de opvattingen en gedachten van het hart te ontleden". Lees eens: Het zwijgen van God
God heeft zoveel liefde voor de wereld, dat Hij Zijn enige Zoon heeft gegeven; zodat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft. Lees eens: God's Liefde
Schat onder handbereik
Bemoediging en troost
Bible-people - stories of famous men and women in the Bible
Bible-archaeology - archaeological evidence and the Bible
Bible-art - paintings and artworks of Bible events
Bible-top ten - ways to hell, films, heroes, villains, murders....
Bible-architecture - houses, palaces, fortresses
Women in the Bible - great women of the Bible
The Life of Jesus Christ - story, paintings, maps
Read more for Study Apocrypha, Historic Works
GELOOF EN LEVEN een
KLEINE HULP VOOR ONDERWEG
Wie zoekt zal vinden
Boeiende Series :
BijbelvertalingenBijbel en Kunst
Bijbels Prentenboek
Biblische Bildern
Encyclopedie
E-books en Pdf
Prachtige Bijbelse Schoolplaten
De Heilige Schrift
Het levende Woord van God
Aan de voeten van Jezus
Onder de Terebint
In de Wijngaard
De Bergrede
Gelijkenissen van Jezus
Oude Schoolplaten
De Zaligsprekingen van Jezus
Goede Vruchten
Geestesgaven
Tijd met Jezus
Film over Jezus
Barmhartigheid
Catechese lessen
Het Onze Vader
De Tien Geboden
Hoop en Verwachting
Bijzondere gebeurtenissen
De Bijbel is boeiend
Bijbelverhalen in beeld
Presentaties en Powerpoints
Bijbelse Onderwerpen
Vrede van God voor jou
Oude bijbel tegels
Informatie over alle kerken in Nederland: Kerkzoeker
Bible Study: The Bible alone!
L'étude biblique: Rien que la Bible!
Bibelstudium: Allein die Bibel!
Materiaal voor het Digibord
Werkbladen Bijbelverhalen Bijbellessen
OT Hebreeuws-Engels
NT Grieks-Engels
Naslagwerken
Belijdenissen
Een rijke bron
Missale Romanum + Afbeeldingen
Stripboek over Jezus
Christelijke Symbolen
Plaatjes Afbeeldingen Clipart
Evangelie op Postzegels
Harmonium Huisorgel
Godsdiensten en Religies
Herinnering aan Kerken
Christian Country Music
Muzikale ontspanning
Software voor Bijbelstudie
Hartverwarmende Klanken
Read and Hear the Holy Bible
Luisterbijbel
Bijbel voor Slechtzienden Begrippenlijst -1- -2-
Meer weten over de Psalmen, gezangen, liturgieën, belijdenisgeschriften: Catechismus, Dordtse Leerregels en veel andere informatie? . Kijk op: Online-bijbel.nl(What's good, use it)