HOME | STUDIEBIJBEL | BIJBELSTUDIES | BIJBELATLAS | BIJBELSEGESCHIEDENIS | NIEUWS
Afbeelding
Missale Romanum - 35
overzicht
De
houtsnedes zijn gepubliceerd in 1593under
onder de titel Adnotationes et Meditationes in Evangelia ("Notes and
Meditations on the Gospels")
153
Afbeeldingen 1593 edition, in chronologische volgorde van Jezus' leven
klik op de afbeelding voor aanvullende
informatie
DE SAMARITAANSE VROUW
Johannes 4
Uit het evangelie volgens
Johannes:
1 Toen Jezus hoorde dat aan de farizeeën verteld werd dat hij meer leerlingen maakte en er ook meer doopte dan Johannes 2 – Jezus doopte overigens niet zelf, zijn leerlingen deden dat –, 3 verliet hij Judea en ging weer naar Galilea. 4 Daarvoor moest hij door Samaria heen. 5 Zo kwam hij bij de Samaritaanse stad Sichar, dicht bij het stuk grond dat Jakob aan zijn zoon Jozef gegeven had, 6 waar de Jakobsbron is. Jezus was vermoeid van de reis en ging bij de bron zitten; het was rond het middaguur. 7 Toen kwam er een Samaritaanse vrouw water putten. Jezus zei tegen haar: ‘Geef mij wat te drinken.’ 8 Zijn leerlingen waren namelijk naar de stad gegaan om eten te kopen. 9 De vrouw antwoordde: ‘Hoe kunt u, als Jood, mij om drinken vragen? Ik ben immers een Samaritaanse!’ Joden gaan namelijk niet met Samaritanen om. 10 Jezus zei tegen haar: ‘Als u wist wat God wil geven, en wie het is die u om water vraagt, zou u hém erom vragen en dan zou hij u levend water geven.’ 11 ‘Maar heer,’ zei de vrouw, ‘u hebt geen emmer, en de put is diep – waar wilt u dan levend water vandaan halen? 12 U kunt toch niet meer dan Jakob, onze voorvader? Hij heeft ons die put gegeven en er zelf nog uit gedronken, en ook zijn zonen en zijn vee.’ 13 ‘Iedereen die dit water drinkt zal weer dorst krijgen,’ zei Jezus, 14 ‘maar wie het water drinkt dat ik hem geef, zal nooit meer dorst krijgen. Het water dat ik geef, zal in hem een bron worden waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft.’ 15 ‘Geef mij dat water, heer,’ zei de vrouw, ‘dan zal ik geen dorst meer hebben en hoef ik ook niet meer hierheen te komen om water te putten.’ 16 Toen zei Jezus tegen haar: ‘Ga uw man eens roepen en kom dan weer terug.’ 17 ‘Ik heb geen man,’ zei de vrouw. ‘U hebt gelijk als u zegt dat u geen man hebt,’ zei Jezus, 18 ‘u hebt vijf mannen gehad, en degene die u nu hebt is uw man niet. Wat u zegt is waar.’ 19 Daarop zei de vrouw: ‘Nu begrijp ik, heer, dat u een profeet bent! 20 Onze voorouders vereerden God op deze berg, en bij u zegt men dat in Jeruzalem de plek is waar God vereerd moet worden.’ 21 ‘Geloof me,’ zei Jezus, ‘er komt een tijd dat jullie noch op deze berg, noch in Jeruzalem de Vader zullen aanbidden. 22 Jullie weten niet wat je vereert, maar wij weten dat wel; de redding komt immers van de Joden. 23 Maar er komt een tijd, en die tijd is nu gekomen, dat wie de Vader echt aanbidt, hem aanbidt in geest en in waarheid. De Vader zoekt mensen die hem zo aanbidden, 24 want God is Geest, dus wie hem aanbidt, moet dat doen in geest en in waarheid.’ 25 De vrouw zei: ‘Ik weet wel dat de messias zal komen’ (dat betekent ‘gezalfde’), ‘wanneer hij komt zal hij ons alles vertellen.’ 26 Jezus zei tegen haar: ‘Dat ben ik, degene die met u spreekt.’
27 Op dat moment kwamen zijn leerlingen terug, en ze verbaasden zich erover dat hij met een vrouw in gesprek was. Toch vroeg niemand: ‘Wat wilt u daarmee?’ of ‘Waarom spreekt u met haar?’ 28 De vrouw liet haar kruik staan, ging terug naar de stad en zei tegen de mensen daar: 29 ‘Kom mee, er is iemand die alles van mij weet. Zou dat niet de messias zijn?’ 30 Toen gingen de mensen de stad uit, naar hem toe.
31 Intussen zeiden de leerlingen tegen Jezus: ‘Rabbi, u moet iets eten.’ 32 Maar hij zei: ‘Ik heb voedsel dat jullie niet kennen.’ 33 ‘Zou iemand hem iets te eten gebracht hebben?’ zeiden ze tegen elkaar. 34 Maar Jezus zei: ‘Mijn voedsel is: de wil doen van hem die mij gezonden heeft en zijn werk voltooien. 35 Jullie zeggen toch: “Nog vier maanden en dan komt de oogst”? Ik zeg jullie: kijk om je heen, dan zie je dat de velden rijp zijn voor de oogst! 36 De maaier krijgt zijn loon al en verzamelt vruchten voor het eeuwige leven, zodat de zaaier en de maaier tegelijk feest kunnen vieren. 37 Hier is het gezegde van toepassing: De een zaait, de ander maait. 38 Ik stuur jullie eropuit om een oogst binnen te halen waarvoor je geen moeite hebt hoeven doen; dat hebben anderen gedaan en jullie maken hun werk af.’
39 In die stad kwamen veel Samaritanen tot geloof in hem door het getuigenis van de vrouw: ‘Hij weet alles van me.’ 40 Ze gingen naar hem toe en vroegen hem bij hen te blijven. Toen bleef hij nog twee dagen. 41 Nog veel meer mensen kwamen tot geloof door wat hij zei; 42 ze zeiden tegen de vrouw: ‘Wij geloven nu niet meer om wat jij gezegd hebt, maar we hebben hem zelf gehoord en we weten dat hij werkelijk de redder van de wereld is.’
1 Toen Jezus hoorde dat aan de farizeeën verteld werd dat hij meer leerlingen maakte en er ook meer doopte dan Johannes 2 – Jezus doopte overigens niet zelf, zijn leerlingen deden dat –, 3 verliet hij Judea en ging weer naar Galilea. 4 Daarvoor moest hij door Samaria heen. 5 Zo kwam hij bij de Samaritaanse stad Sichar, dicht bij het stuk grond dat Jakob aan zijn zoon Jozef gegeven had, 6 waar de Jakobsbron is. Jezus was vermoeid van de reis en ging bij de bron zitten; het was rond het middaguur. 7 Toen kwam er een Samaritaanse vrouw water putten. Jezus zei tegen haar: ‘Geef mij wat te drinken.’ 8 Zijn leerlingen waren namelijk naar de stad gegaan om eten te kopen. 9 De vrouw antwoordde: ‘Hoe kunt u, als Jood, mij om drinken vragen? Ik ben immers een Samaritaanse!’ Joden gaan namelijk niet met Samaritanen om. 10 Jezus zei tegen haar: ‘Als u wist wat God wil geven, en wie het is die u om water vraagt, zou u hém erom vragen en dan zou hij u levend water geven.’ 11 ‘Maar heer,’ zei de vrouw, ‘u hebt geen emmer, en de put is diep – waar wilt u dan levend water vandaan halen? 12 U kunt toch niet meer dan Jakob, onze voorvader? Hij heeft ons die put gegeven en er zelf nog uit gedronken, en ook zijn zonen en zijn vee.’ 13 ‘Iedereen die dit water drinkt zal weer dorst krijgen,’ zei Jezus, 14 ‘maar wie het water drinkt dat ik hem geef, zal nooit meer dorst krijgen. Het water dat ik geef, zal in hem een bron worden waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft.’ 15 ‘Geef mij dat water, heer,’ zei de vrouw, ‘dan zal ik geen dorst meer hebben en hoef ik ook niet meer hierheen te komen om water te putten.’ 16 Toen zei Jezus tegen haar: ‘Ga uw man eens roepen en kom dan weer terug.’ 17 ‘Ik heb geen man,’ zei de vrouw. ‘U hebt gelijk als u zegt dat u geen man hebt,’ zei Jezus, 18 ‘u hebt vijf mannen gehad, en degene die u nu hebt is uw man niet. Wat u zegt is waar.’ 19 Daarop zei de vrouw: ‘Nu begrijp ik, heer, dat u een profeet bent! 20 Onze voorouders vereerden God op deze berg, en bij u zegt men dat in Jeruzalem de plek is waar God vereerd moet worden.’ 21 ‘Geloof me,’ zei Jezus, ‘er komt een tijd dat jullie noch op deze berg, noch in Jeruzalem de Vader zullen aanbidden. 22 Jullie weten niet wat je vereert, maar wij weten dat wel; de redding komt immers van de Joden. 23 Maar er komt een tijd, en die tijd is nu gekomen, dat wie de Vader echt aanbidt, hem aanbidt in geest en in waarheid. De Vader zoekt mensen die hem zo aanbidden, 24 want God is Geest, dus wie hem aanbidt, moet dat doen in geest en in waarheid.’ 25 De vrouw zei: ‘Ik weet wel dat de messias zal komen’ (dat betekent ‘gezalfde’), ‘wanneer hij komt zal hij ons alles vertellen.’ 26 Jezus zei tegen haar: ‘Dat ben ik, degene die met u spreekt.’
27 Op dat moment kwamen zijn leerlingen terug, en ze verbaasden zich erover dat hij met een vrouw in gesprek was. Toch vroeg niemand: ‘Wat wilt u daarmee?’ of ‘Waarom spreekt u met haar?’ 28 De vrouw liet haar kruik staan, ging terug naar de stad en zei tegen de mensen daar: 29 ‘Kom mee, er is iemand die alles van mij weet. Zou dat niet de messias zijn?’ 30 Toen gingen de mensen de stad uit, naar hem toe.
31 Intussen zeiden de leerlingen tegen Jezus: ‘Rabbi, u moet iets eten.’ 32 Maar hij zei: ‘Ik heb voedsel dat jullie niet kennen.’ 33 ‘Zou iemand hem iets te eten gebracht hebben?’ zeiden ze tegen elkaar. 34 Maar Jezus zei: ‘Mijn voedsel is: de wil doen van hem die mij gezonden heeft en zijn werk voltooien. 35 Jullie zeggen toch: “Nog vier maanden en dan komt de oogst”? Ik zeg jullie: kijk om je heen, dan zie je dat de velden rijp zijn voor de oogst! 36 De maaier krijgt zijn loon al en verzamelt vruchten voor het eeuwige leven, zodat de zaaier en de maaier tegelijk feest kunnen vieren. 37 Hier is het gezegde van toepassing: De een zaait, de ander maait. 38 Ik stuur jullie eropuit om een oogst binnen te halen waarvoor je geen moeite hebt hoeven doen; dat hebben anderen gedaan en jullie maken hun werk af.’
39 In die stad kwamen veel Samaritanen tot geloof in hem door het getuigenis van de vrouw: ‘Hij weet alles van me.’ 40 Ze gingen naar hem toe en vroegen hem bij hen te blijven. Toen bleef hij nog twee dagen. 41 Nog veel meer mensen kwamen tot geloof door wat hij zei; 42 ze zeiden tegen de vrouw: ‘Wij geloven nu niet meer om wat jij gezegd hebt, maar we hebben hem zelf gehoord en we weten dat hij werkelijk de redder van de wereld is.’
Een
opmerkelijk gesprek
Wanneer
wij bovengenoemd gedeelte van de H. Schrift lezen worden wij getroffen
door de grote barmhartigheid, die Jezus toont voor de zondige mens, die
Hij rijp acht voor het evangelie en die Hij daarom op liefdevolle wijze
tot bekering roept. Een verdere bezinning op dit evangelieverhaal leert
ons, dat het ook een belangrijke boodschap inhoudt voor ons,
heden-daagse christenen, over de manier, waarop ook wij thans vele naar
God hongerende zielen tot Christus kunnen brengen. Dit is dan ook o.m.
de aanleiding waarom wij dit gedeelte aan een nadere beschouwing willen
onderwerpen.
Samaritanen
Daar er hier sprake is van een gesprek van Jezus met een Samaritaanse, is het nuttig te weten wie deze Samaritanen zijn. In het Oude Testament lezen we in 2. Kon. 17,5-6 dat koning Salmanassar van Assur tegen koning Hosea van Judea optrok. Dientengevolge werd Hosea vazal van Salmanassar. Later werd Hosea, na een beraamde samenzwering, gevangen genomen en ondernam Salmanassar een veldtocht tegen het land. Hij voerde tenslotte de bevolking van Israël in ballingschap naar Assur. De Assyriërs bevolkten daarna Samaria met gedeporteerden van elders. Deze heidense gedeporteerden trouwden met Israëlitische mannen en vrouwen, die aan de deportatie waren ontkomen. Hun nakomelingen kregen de naam van Samaritanen. De bovengenoemde Israëlieten vermengden zich zo met mensen uit Babel, Koetha, Avoa, Hamath en Sefarnaïm. Hun godsdienst is later van afgodische elementen gezuiverd en op het einde van de vierde eeuw vóór Christus hadden de Samaritanen een tempel op de berg Garizim.
Deze tempel was voor hen de plaats voor de wettige cultus voor Jahweh. Na hun terugkeer uit de ballingschap betekende dit voor de Joden een voortdurende botsing met de Samaritanen, daar ze deze als bastaards beschouwden. Van die tijd af dateert dus de vijandschap tussen de Joden en de Samaritanen. Tot zover de oorsprong van de Samaritanen. Nog een opmerking over de put, waar Jezus de Samaritaanse ontmoette. Deze put was, volgens de overlevering, door de Aartsvader Jacob gegraven. In deze put, die ruim dertig meter diep was, borrelde water op, z.g. "levend water".
Op weg naar Galilea, kwam Jezus in de Samaritaanse stad Sichar, dicht bij het stuk grond, dat Jacob aan zijn zoon Josef had gegeven. Daar bevond zich de put van Jacob. Jezus was vermoeid en ging bij die put zitten. Terwijl Hij daar zat kwam een Samaritaanse vrouw naar de put om er water te halen. Uit hetgeen Johannes verderop schrijft in zijn evangelie weten we, dat deze vrouw in zonde leefde. Zij herkent Jezus onmiddellijk als een Jood. Het is daarom begrijpelijk, dat zij contact met Hem probeert te ver-mijden. Jezus weet dit uiteraard maar blijft zwijgend toekijken terwijl de vrouw de emmer in de put laat zakken en deze, vol met kristalhelder water, weer ophaalt.
Jezus verbreekt stilzwijgen
Als zij op het punt staat om weer te vertrekken acht Jezus het moment gekomen om het stilzwijgen te verbreken en begint Hij een gesprek met haar. Hij doet dit door haar te vragen: "Geef Mij te drinken". Gezien de vermoeidheid van Jezus en de hitte van de dag, was dit een voor de hand liggende vraag. Maar gezien de verhouding tussen de Samaritanen en de Joden was dit voor de Samaritaanse helemaal niet zo vanzelfsprekend. Bovendien was het ongebruikelijk, dat een man een vrouw zo maar in het openbaar aansprak. Dit alles blijkt duidelijk uit de reactie van de vrouw, die zeer verwonderd vraagt: "Hoe kunt” Gij als Jood, nu te drinken vragen aan Mij, een Samaritaanse?"
Levend water
Hier proeven we de fijne takt van Jezus om de vrouw nieuwsgierig te maken-. Door zijn vraag om water heeft Hij bij de vrouw het aangeleerd wantrouwen aan het wankelen gebracht. Jezus heeft immers door de vraag, die Hij heeft gesteld, zijn vertrouwen getoond in haar natuurlijke goedheid. Tevens heeft Hij daarmede getoond, dat hetgeen zij denkt over de Joden, niet op Hem van toepassing is. Komen wij nu weer terug op de vraag, die de vrouw aan Jezus stelt. Jezus antwoordt hier niet rechtstreeks op, maar gaat op subtiele wijze over op een verhevener onderwerp dan de verhouding tussen de Joden en de Samaritanen. Hij richt de aandacht van de vrouw nu rechtstreeks op het bovennatuurlijke door haar het volgende antwoord te geven: "Als ge enig begrip had van de gave Gods en wist wie het is die u zegt 'Geef Mij te drinken', zoudt ge het aan Hem hebben gevraagd en Hij zou u levend water hebben gegeven." Op waarlijk onnavolgbare en liefdevolle wijze prikkelt Jezus hierdoor de nieuwsgierigheid van de vrouw en daardoor zet Hij haar aan tot een verder gesprek met Hem, maar wel over een zeer verheven onderwerp.
Apostolaat in volmaakte vorm
Dit is een voorbeeld van persoonlijk apostolaat in de meest volmaakte vorm. Door dit antwoord te geven roept Hij namelijk bij de vrouw ook belangstelling op voor zijn Persoon. Dit blijkt uit haar reactie, daar zij niet meer tot Jezus spreekt met 'Gij als Jood', maar Hem nu aanspreekt met Heer. Zij is zich echter nog in het geheel niet bewust van het bovennatuurlijke, waar Jezus op doelt. Zij denkt juist zeer concreet, zeker waar Jezus het heeft over "levend water", want ze zegt: "Heer Gij hebt niet eens een emmer en de put is diep; waar haalt U dan dat levend water vandaan?" Met betrekking tot de persoon van Jezus is haar nieuwsgierigheid echter duidelijk gewekt, zoals blijkt uit haar vraag: "Zijt Gij soms groter dan onze vader Jacob, die ons een put gaf en er met zijn zonen en zijn vee uit dronk?" Eigenlijk wil de vrouw ook daarmede tot uitdrukking brengen, dat deze Jood zich toch wel wat bescheidener mag opstellen.
Daar in ieder geval de belangstelling voor Jezus' Persoon is gewekt gaat Jezus door met het bovennatuurlijk leven en het bovennatuurlijke van zijn Persoon aan haar kenbaar te maken. Hij blijft dit echter doen in de vorm van beeldspraak als Hij zegt: "Iedereen die van dit water drinkt, krijgt weer dorst. Maar wie van het water drinkt, dat Ik hem zal geven, krijgt in eeuwigheid geen dorst meer. Integendeel, het water dat Ik hem zal geven zal in hem een waterbron worden, opborrelend tot eeuwig leven." Op fijngevoelige wijze heeft Jezus nu de vrouw, die dit alles nog zeer concreet opvat, duidelijk gemaakt, dat Hij een bijzondere Persoon is, die zeer zeker kostbare gaven heeft weg te schenken.
Gave van Jezus
Bovendien heeft Jezus nu ook meer vertrouwen in zijn Persoon gewekt. Het antwoord van Jezus maakt de vrouw er zich in ieder geval van bewust, dat zij iets tekort komt, wat Jezus haar kan geven al heeft ze nog geen enkele notie van hetgeen die gave van Jezus inhoudt. Ze veronderstelt nog steeds, dat hier sprake is van zuiver natuurlijk water met buitengewone eigenschappen. Nu worden de rollen dan ook omgedraaid. Eerst was het Jezus, die om water vroeg, nu wordt het de vrouw, die om dit "levende water" zal vragen. In een soort kinderlijk vertrouwen vraagt zij aan Jezus: "Heer geef mij van dit water, zodat ik geen dorst meer krijg en niet meer hoef te komen om te putten." Ondanks haar onbegrip heeft Jezus toch, op voor haar onopvallende wijze, bereikt wat Hij wilde n.l. dat zij zich nu al vragend voor Hem openstelt. We zouden kunnen zeggen: "het ijs is gebroken". Jezus heeft hiermede deze ziel voorbereid op de volgende stap, die Hij gaat zetten. Deze stap heeft meer het karakter van een opdracht dan van een vraag. Hij zegt n.l.: "Ga uw man roepen en kom dan hier terug." Doelbewust gaf Jezus deze opdracht omdat Hij wist welk zondig leven zij leidde. Kennelijk wil Jezus, dat zij zich nu dieper bewust wordt van haar onjuiste leefwijze. Dit is dan ook het geval, hetgeen blijkt uit wat zij antwoordt. Ze wordt immers gedwongen te zeggen: "Ik heb geen man" en dit antwoord zal een begin zijn van een eerlijke schuldbekentenis. Jezus benadert dus op zeer zachte en waardige wijze de kern van haar zondig leven. Er is dus bij Jezus geen sprake van een harde en berispende toon waarop Hij haar het zondig leven verwijt.
Proces tot redding
De wijze waarop Jezus haar benadert laat ons duidelijk zien, dat Hij er niet op uit is het geknakte riet te breken. Hij brengt integendeel een proces op gang tot redding van deze vrouw. Hij gaat zelfs zo ver, dat hij voorkomt, dat zij zelf een moeilijke schuldbelijdenis moet afleggen, want Hij antwoordt haar onmiddellijk: "Dat zegt ge terecht: “Ik heb geen man”, want vijf mannen hebt ge gehad en die ge nu hebt is uw man niet. Wat dit betreft hebt ge de waarheid gesproken." Door haar deze spiegel voor te houden geeft Jezus duidelijk te kennen, dat Hij niet zo maar een gewone Jood is, en hogere kennis bezit. Daarom loopt de Samaritaanse niet beschaamd weg, maar wordt zij juist nog nieuwsgieriger naar de Persoon van Jezus, die zo een blik in haar ziel heeft kunnen werpen. Haar conclusie blijft dan ook niet uit. In het 19e vers van het desbetreffende hoofdstuk lezen wij immers: "Heer," zei de vrouw, "ik zie dat Gij een Profeet zijt." Zij zal er zich vervolgens diep over verbaasd hebben, dat deze Profeet haar desondanks om water heeft gevraagd en zich niet minachtend van haar, als onreine, heeft afgewend. Dit moet haar vertrouwen in Hem nog aanzienlijk hebben doen toenemen temeer daar Jezus nog geen enkel veroordelend woord heeft gesproken.
Toch heeft, hetgeen Hij haar gezegd heeft, haar geweten wakker geschud en daarom probeert zij, bewust of onbewust, het onderwerp van het gesprek te veranderen, want ze zegt onmiddellijk in het vervolg op haar laatste woorden: "onze vaderen aanbaden op deze berg daar en gij, Joden, zegt, dat Jeruzalem de plaats is waar men aanbidden moet." We zullen nu zien, dat het de goddelijke genade is, die de vrouw op dit onderwerp heeft gebracht. De opmerking wordt immers voor Jezus aanleiding om te komen tot openbaring van zijn Messiasschap. Jezus komt dan ook niet meer terug op het vorige onderwerp, maar Hij haakt onmiddellijk in op hetgeen de vrouw heeft gezegd, waaruit bleek dat zij, ondanks haar zondig leven, haar belangstelling voor het godsdienstige leven niet had verloren. Ze kent zelfs de twistpunten tussen de Samaritanen en de Jo-den. We zouden uit haar woorden voorzichtig de conclusie kunnen trekken, dat er in haar sprake is van verlangen naar het godsdienstige. Jezus tracht dit verlangen te bevredigen. Hij begint met te antwoorden: "Geloof Mij vrouw, er komt een uur, dat gij noch op die berg noch in Jeruzalem de Vader zult aanbidden. Gij aanbidt wat gij niet kent; wij aanbidden wat wij kennen omdat het heil uit de Joden komt. Maar er zal een uur komen, ja het is er al, dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid. De Vader toch zoekt mensen, die Hem zo aanbidden. God is Geest en wie Hem aanbidden moeten Hem in Geest en waarheid aanbidden."
"Wat de Heer Jezus haar nu heeft geantwoord is buitengewoon rijk aan inhoud. Hetgeen de Samaritanen zowel als de Joden leren, is het gevolg van een menselijke, onvolmaakte denkwijze over God. Al komt het heil uit de Joden toch is ook veel van wat zij leren slechts voorbijgaand. Wanneer de openbaring tot haar hoogtepunt zal zijn gekomen zal tevens de verplichting vervallen God op één plaats te vereren. Daar God een Geest, is, zoals Jezus duidelijk zegt, is zijn verering niet meer aan één plaats gebonden. De tijd is nu gekomen, dat de ware God in geest en waarheid aanbeden zal worden. Wij verbazen ons er over, dat zulke diepe waarheden door Jezus aan een zo eenvoudig mens worden geopenbaard. Een tweede zeer belangrijke bijzonderheid is, dat het juist een vrouw is, aan wie Jezus dit alles zegt. "Op deze dag," aldus een uitspraak van Kardinaal Faulhaber (1869-1952), "werd de vrouw door de Heer mondig verklaard in godsdienstige aangelegenheden."
Ik weet dat de Messias komt
Jezus zal echter met zijn openbaring nog. veel verder gaan. Merkwaardigerwijze brengt, hetgeen Jezus heeft gezegd, de vrouw op het onderwerp "Messias". Ook hier moeten we leiding van God zien. De vrouw zegt namelijk: "Ik weet dat de Messias komt en wanneer Die komt, zal Hij alles verkondigen." Met deze woorden heeft zij haar geloof in de komst van de Messias uitgedrukt. Met de komst van die Messias hoopt zij, dat haar vele vragen beantwoord zullen worden ("Hij zal alles verkondigen").
Staan we hier nog even bij stil om ons nogmaals goed bewust te worden hoe dit gesprek, dat begonnen is met een vraag om wat te drinken, zich inmiddels door Gods genade zo ontwikkeld heeft, dat de vrouw haar geloof in de toekomstige Messias uitspreekt. Naar dit moment heeft Jezus haar op bewonderenswaardige wijze geleid. Nu zet Jezus de kroon op zijn werk, op dit prachtige gesprek, door nu ook de sluier, die nog over zijn Persoon hangt, te laten vallen. De vrouw staat nu open voor de volle waarheid.
Daarom antwoordt Jezus onmiddellijk: "Dat ben Ik, Die met u spreekt." Hier gebeurt iets, wat tot nu toe niet had plaats gevonden. Jezus had namelijk tot op heden nog niet zo open en onomwonden tot iemand gezegd, dat Hij de Messias was. Johannes geeft dit moment toch op eenvoudige, maar ontroerende manier weer. Op dit hoogtepunt van het gesprek onderbreekt Johannes zijn verhaal hierover om mede te delen, dat Jezus' leerlingen terugkwamen. Zij blijken verwonderd te zijn, dat Jezus in gesprek is met een vrouw. De leerlingen waren kennelijk wat geschokt, dat Jezus tegen het bestaande gebruik was ingegaan. Ze durfden daarom zelfs over het doel van het gesprek geen vragen te
stellen.
Voor de vrouw zelf was het gesprek en de laatste verklaring van Jezus zo overweldigend, dat ze zelfs vergat waarom zij naar de bron was gegaan, want zij laat haar emmer in de steek. Getroffen door de genade, rent zij onmiddellijk terug naar de stad om de mensen daar in 't kort over de inhoud van het gesprek in te lichten. Zij zegt hun: "Zou hij soms de Messias zijn?" Dit betekent echter niet, dat zij zelf aan het Messiasschap van Jezus twijfelt. Door echter deze vraag te stellen prikkelt zij de nieuwsgierigheid van haar stadsgenoten. Zij moeten zich nu zelf overtuigen en proberen een antwoord op deze vraag te krijgen.
Geschonken genade
Daarbij komt nog een belangrijk punt. De stadsgenoten van de vrouw kenden maar al te goed haar leefwijze. Als zij zegt, dat die Man aan de put haar alles gezegd heeft wat zij heeft gedaan en zij komt desondanks zo enthousiast terug, dan moet die Man wel iets bijzonders zijn. Daardoor wordt dus ook de nieuwsgierigheid van de toehoorders geprikkeld. We lezen daarom: "Toen verlieten zij de stad om naar Hem toe te gaan". Zo heeft Jezus deze vrouw ook de genade geschonken om veel Samaritanen tot het geloof in Hem te brengen. We kunnen dit laatste het beste weergeven met de woorden van het evan-gelie zelf (vs. 39-42):
"Veel Samaritanen uit die stad geloofden in Hem om het woord van de vrouw die getuigde: 'Hij heeft mij alles verteld wat ik gedaan heb.' Toen dus de Samaritanen bij Hem gekomen waren, verzochten zij Hem bij hen te blijven. Hij bleef er dan ook twee dagen en door zijn woord kwamen er nog veel meer tot het geloof.
Tot de vrouw zeiden ze: 'Niet langer geloven wij om wat gij gezegd hebt, want wij hebben Hem zelf gehoord en wij weten, dat Deze werkelijk de redder van de wereld is.' Nu begrijpen we ook veel beter de woorden van Christus, die in dit evan-gelie vermeld staan in de verzen 34-35: "Mijn spijs is, de wil te doen van Hem, Die Mij gezonden heeft en zijn werk te volbrengen. Zegt gij niet: nog vier maanden en dan komt de oogst? Welnu, Ik zeg u: slaat uw ogen op en kijkt naar de velden; ze staan wit, rijp voor de oogst." Hierin ligt ook een persoonlijke boodschap voor ieder van ons opgesloten. Wij hebben zeker de mogelijkheden om, met de hulp van Gods genade, de naar God hongerende mensen – en die zijn er thans nog zeer velen – door ons persoonlijk apostolaat naar God te brengen. Jezus heeft ons hier een duidelijk voorbeeld gegeven. Hoe benadert Hij hier niet op de meest natuurlijke en fijngevoelige wijze de vrouwelijke ziel! Hij doet dit niet op hoogdravende en geleerde manier, maar geheel aangepast aan de menselijke (hier tevens vrouwelijke) natuur. Zij wordt dan ook spoedig door de Persoon van Christus gegrepen en wel zo, dat zij bijna onmiddellijk "apostel" wordt onder haar landgenoten. In zijn gesprek met Nicodemus (Joh. 3, 1-20) zien wij hoe Jezus tegenover een man toch ook weer rekening houdt met diens man-zijn. Nicodemus heeft kennelijk meer tijd nodig om Jezus' woorden te overwegen, maar uit Joh. 7, 50 blijkt, dat hij zich tenslotte toch achter Jezus heeft gesteld.
De oogst is groot
De geschiktheid van de Samaritaanse vrouw, die toch duidelijk een zondares was, om, met Gods genade, het Rijk Gods te verbreiden (denk hier ook aan Paulus, die van vervolger tot apostel, werd), leidt er tenslotte toe, dat Jezus in Sichem is gebleven. Nu bleek de oogst zeer groot te zijn. Het verhaalde laat tevens zien hoe Jezus de functie van de vrouw ziet als verbreidster van het Rijk Gods namelijk als propagandiste en helpster in het apostolaat.
We mogen uit het voorafgaande ook ónze lering trekken en niet allereerst trachten door grote manifestaties de mens tot Christus te brengen, maar door middel van persoonlijk apostolaat, in stilte, door vriendschap en vertrouwen te
kweken. Vervolgens moeten we trachten een aantal misverstanden en vooroordelen uit de weg te ruimen. Tijdens ons apostolaat dienen wij de persoon, op wie het is gericht, op te dragen aan God en aan de H. Engelbewaarders. Is de band van vriendschap en vertrouwen gesmeed, laten wij dan geleidelijk over geestelijke zaken en tenslotte over het geloof gaan spreken. Zo zal, door Gods genade, tenslotte de andere partij zijn leven in dienst van Christus stellen. We zaaien dus het mosterdzaadje, dat, door de wasdom die God geeft, zal uitgroeien tot een "boom". Zo alleen zullen onze gesprekken - en ons voorbeeld - mede door onze standvastigheid, zonder twijfel leiden tot redding van vele zielen en tot redding van de Kerk. Dit is de grote les, die Jezus voor alle tijden, dus ook voor onze tijd, heeft gegeven in dit prachtige deel van het evangelie.
Samaritanen
Daar er hier sprake is van een gesprek van Jezus met een Samaritaanse, is het nuttig te weten wie deze Samaritanen zijn. In het Oude Testament lezen we in 2. Kon. 17,5-6 dat koning Salmanassar van Assur tegen koning Hosea van Judea optrok. Dientengevolge werd Hosea vazal van Salmanassar. Later werd Hosea, na een beraamde samenzwering, gevangen genomen en ondernam Salmanassar een veldtocht tegen het land. Hij voerde tenslotte de bevolking van Israël in ballingschap naar Assur. De Assyriërs bevolkten daarna Samaria met gedeporteerden van elders. Deze heidense gedeporteerden trouwden met Israëlitische mannen en vrouwen, die aan de deportatie waren ontkomen. Hun nakomelingen kregen de naam van Samaritanen. De bovengenoemde Israëlieten vermengden zich zo met mensen uit Babel, Koetha, Avoa, Hamath en Sefarnaïm. Hun godsdienst is later van afgodische elementen gezuiverd en op het einde van de vierde eeuw vóór Christus hadden de Samaritanen een tempel op de berg Garizim.
Deze tempel was voor hen de plaats voor de wettige cultus voor Jahweh. Na hun terugkeer uit de ballingschap betekende dit voor de Joden een voortdurende botsing met de Samaritanen, daar ze deze als bastaards beschouwden. Van die tijd af dateert dus de vijandschap tussen de Joden en de Samaritanen. Tot zover de oorsprong van de Samaritanen. Nog een opmerking over de put, waar Jezus de Samaritaanse ontmoette. Deze put was, volgens de overlevering, door de Aartsvader Jacob gegraven. In deze put, die ruim dertig meter diep was, borrelde water op, z.g. "levend water".
Op weg naar Galilea, kwam Jezus in de Samaritaanse stad Sichar, dicht bij het stuk grond, dat Jacob aan zijn zoon Josef had gegeven. Daar bevond zich de put van Jacob. Jezus was vermoeid en ging bij die put zitten. Terwijl Hij daar zat kwam een Samaritaanse vrouw naar de put om er water te halen. Uit hetgeen Johannes verderop schrijft in zijn evangelie weten we, dat deze vrouw in zonde leefde. Zij herkent Jezus onmiddellijk als een Jood. Het is daarom begrijpelijk, dat zij contact met Hem probeert te ver-mijden. Jezus weet dit uiteraard maar blijft zwijgend toekijken terwijl de vrouw de emmer in de put laat zakken en deze, vol met kristalhelder water, weer ophaalt.
Jezus verbreekt stilzwijgen
Als zij op het punt staat om weer te vertrekken acht Jezus het moment gekomen om het stilzwijgen te verbreken en begint Hij een gesprek met haar. Hij doet dit door haar te vragen: "Geef Mij te drinken". Gezien de vermoeidheid van Jezus en de hitte van de dag, was dit een voor de hand liggende vraag. Maar gezien de verhouding tussen de Samaritanen en de Joden was dit voor de Samaritaanse helemaal niet zo vanzelfsprekend. Bovendien was het ongebruikelijk, dat een man een vrouw zo maar in het openbaar aansprak. Dit alles blijkt duidelijk uit de reactie van de vrouw, die zeer verwonderd vraagt: "Hoe kunt” Gij als Jood, nu te drinken vragen aan Mij, een Samaritaanse?"
Levend water
Hier proeven we de fijne takt van Jezus om de vrouw nieuwsgierig te maken-. Door zijn vraag om water heeft Hij bij de vrouw het aangeleerd wantrouwen aan het wankelen gebracht. Jezus heeft immers door de vraag, die Hij heeft gesteld, zijn vertrouwen getoond in haar natuurlijke goedheid. Tevens heeft Hij daarmede getoond, dat hetgeen zij denkt over de Joden, niet op Hem van toepassing is. Komen wij nu weer terug op de vraag, die de vrouw aan Jezus stelt. Jezus antwoordt hier niet rechtstreeks op, maar gaat op subtiele wijze over op een verhevener onderwerp dan de verhouding tussen de Joden en de Samaritanen. Hij richt de aandacht van de vrouw nu rechtstreeks op het bovennatuurlijke door haar het volgende antwoord te geven: "Als ge enig begrip had van de gave Gods en wist wie het is die u zegt 'Geef Mij te drinken', zoudt ge het aan Hem hebben gevraagd en Hij zou u levend water hebben gegeven." Op waarlijk onnavolgbare en liefdevolle wijze prikkelt Jezus hierdoor de nieuwsgierigheid van de vrouw en daardoor zet Hij haar aan tot een verder gesprek met Hem, maar wel over een zeer verheven onderwerp.
Apostolaat in volmaakte vorm
Dit is een voorbeeld van persoonlijk apostolaat in de meest volmaakte vorm. Door dit antwoord te geven roept Hij namelijk bij de vrouw ook belangstelling op voor zijn Persoon. Dit blijkt uit haar reactie, daar zij niet meer tot Jezus spreekt met 'Gij als Jood', maar Hem nu aanspreekt met Heer. Zij is zich echter nog in het geheel niet bewust van het bovennatuurlijke, waar Jezus op doelt. Zij denkt juist zeer concreet, zeker waar Jezus het heeft over "levend water", want ze zegt: "Heer Gij hebt niet eens een emmer en de put is diep; waar haalt U dan dat levend water vandaan?" Met betrekking tot de persoon van Jezus is haar nieuwsgierigheid echter duidelijk gewekt, zoals blijkt uit haar vraag: "Zijt Gij soms groter dan onze vader Jacob, die ons een put gaf en er met zijn zonen en zijn vee uit dronk?" Eigenlijk wil de vrouw ook daarmede tot uitdrukking brengen, dat deze Jood zich toch wel wat bescheidener mag opstellen.
Daar in ieder geval de belangstelling voor Jezus' Persoon is gewekt gaat Jezus door met het bovennatuurlijk leven en het bovennatuurlijke van zijn Persoon aan haar kenbaar te maken. Hij blijft dit echter doen in de vorm van beeldspraak als Hij zegt: "Iedereen die van dit water drinkt, krijgt weer dorst. Maar wie van het water drinkt, dat Ik hem zal geven, krijgt in eeuwigheid geen dorst meer. Integendeel, het water dat Ik hem zal geven zal in hem een waterbron worden, opborrelend tot eeuwig leven." Op fijngevoelige wijze heeft Jezus nu de vrouw, die dit alles nog zeer concreet opvat, duidelijk gemaakt, dat Hij een bijzondere Persoon is, die zeer zeker kostbare gaven heeft weg te schenken.
Gave van Jezus
Bovendien heeft Jezus nu ook meer vertrouwen in zijn Persoon gewekt. Het antwoord van Jezus maakt de vrouw er zich in ieder geval van bewust, dat zij iets tekort komt, wat Jezus haar kan geven al heeft ze nog geen enkele notie van hetgeen die gave van Jezus inhoudt. Ze veronderstelt nog steeds, dat hier sprake is van zuiver natuurlijk water met buitengewone eigenschappen. Nu worden de rollen dan ook omgedraaid. Eerst was het Jezus, die om water vroeg, nu wordt het de vrouw, die om dit "levende water" zal vragen. In een soort kinderlijk vertrouwen vraagt zij aan Jezus: "Heer geef mij van dit water, zodat ik geen dorst meer krijg en niet meer hoef te komen om te putten." Ondanks haar onbegrip heeft Jezus toch, op voor haar onopvallende wijze, bereikt wat Hij wilde n.l. dat zij zich nu al vragend voor Hem openstelt. We zouden kunnen zeggen: "het ijs is gebroken". Jezus heeft hiermede deze ziel voorbereid op de volgende stap, die Hij gaat zetten. Deze stap heeft meer het karakter van een opdracht dan van een vraag. Hij zegt n.l.: "Ga uw man roepen en kom dan hier terug." Doelbewust gaf Jezus deze opdracht omdat Hij wist welk zondig leven zij leidde. Kennelijk wil Jezus, dat zij zich nu dieper bewust wordt van haar onjuiste leefwijze. Dit is dan ook het geval, hetgeen blijkt uit wat zij antwoordt. Ze wordt immers gedwongen te zeggen: "Ik heb geen man" en dit antwoord zal een begin zijn van een eerlijke schuldbekentenis. Jezus benadert dus op zeer zachte en waardige wijze de kern van haar zondig leven. Er is dus bij Jezus geen sprake van een harde en berispende toon waarop Hij haar het zondig leven verwijt.
Proces tot redding
De wijze waarop Jezus haar benadert laat ons duidelijk zien, dat Hij er niet op uit is het geknakte riet te breken. Hij brengt integendeel een proces op gang tot redding van deze vrouw. Hij gaat zelfs zo ver, dat hij voorkomt, dat zij zelf een moeilijke schuldbelijdenis moet afleggen, want Hij antwoordt haar onmiddellijk: "Dat zegt ge terecht: “Ik heb geen man”, want vijf mannen hebt ge gehad en die ge nu hebt is uw man niet. Wat dit betreft hebt ge de waarheid gesproken." Door haar deze spiegel voor te houden geeft Jezus duidelijk te kennen, dat Hij niet zo maar een gewone Jood is, en hogere kennis bezit. Daarom loopt de Samaritaanse niet beschaamd weg, maar wordt zij juist nog nieuwsgieriger naar de Persoon van Jezus, die zo een blik in haar ziel heeft kunnen werpen. Haar conclusie blijft dan ook niet uit. In het 19e vers van het desbetreffende hoofdstuk lezen wij immers: "Heer," zei de vrouw, "ik zie dat Gij een Profeet zijt." Zij zal er zich vervolgens diep over verbaasd hebben, dat deze Profeet haar desondanks om water heeft gevraagd en zich niet minachtend van haar, als onreine, heeft afgewend. Dit moet haar vertrouwen in Hem nog aanzienlijk hebben doen toenemen temeer daar Jezus nog geen enkel veroordelend woord heeft gesproken.
Toch heeft, hetgeen Hij haar gezegd heeft, haar geweten wakker geschud en daarom probeert zij, bewust of onbewust, het onderwerp van het gesprek te veranderen, want ze zegt onmiddellijk in het vervolg op haar laatste woorden: "onze vaderen aanbaden op deze berg daar en gij, Joden, zegt, dat Jeruzalem de plaats is waar men aanbidden moet." We zullen nu zien, dat het de goddelijke genade is, die de vrouw op dit onderwerp heeft gebracht. De opmerking wordt immers voor Jezus aanleiding om te komen tot openbaring van zijn Messiasschap. Jezus komt dan ook niet meer terug op het vorige onderwerp, maar Hij haakt onmiddellijk in op hetgeen de vrouw heeft gezegd, waaruit bleek dat zij, ondanks haar zondig leven, haar belangstelling voor het godsdienstige leven niet had verloren. Ze kent zelfs de twistpunten tussen de Samaritanen en de Jo-den. We zouden uit haar woorden voorzichtig de conclusie kunnen trekken, dat er in haar sprake is van verlangen naar het godsdienstige. Jezus tracht dit verlangen te bevredigen. Hij begint met te antwoorden: "Geloof Mij vrouw, er komt een uur, dat gij noch op die berg noch in Jeruzalem de Vader zult aanbidden. Gij aanbidt wat gij niet kent; wij aanbidden wat wij kennen omdat het heil uit de Joden komt. Maar er zal een uur komen, ja het is er al, dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid. De Vader toch zoekt mensen, die Hem zo aanbidden. God is Geest en wie Hem aanbidden moeten Hem in Geest en waarheid aanbidden."
"Wat de Heer Jezus haar nu heeft geantwoord is buitengewoon rijk aan inhoud. Hetgeen de Samaritanen zowel als de Joden leren, is het gevolg van een menselijke, onvolmaakte denkwijze over God. Al komt het heil uit de Joden toch is ook veel van wat zij leren slechts voorbijgaand. Wanneer de openbaring tot haar hoogtepunt zal zijn gekomen zal tevens de verplichting vervallen God op één plaats te vereren. Daar God een Geest, is, zoals Jezus duidelijk zegt, is zijn verering niet meer aan één plaats gebonden. De tijd is nu gekomen, dat de ware God in geest en waarheid aanbeden zal worden. Wij verbazen ons er over, dat zulke diepe waarheden door Jezus aan een zo eenvoudig mens worden geopenbaard. Een tweede zeer belangrijke bijzonderheid is, dat het juist een vrouw is, aan wie Jezus dit alles zegt. "Op deze dag," aldus een uitspraak van Kardinaal Faulhaber (1869-1952), "werd de vrouw door de Heer mondig verklaard in godsdienstige aangelegenheden."
Ik weet dat de Messias komt
Jezus zal echter met zijn openbaring nog. veel verder gaan. Merkwaardigerwijze brengt, hetgeen Jezus heeft gezegd, de vrouw op het onderwerp "Messias". Ook hier moeten we leiding van God zien. De vrouw zegt namelijk: "Ik weet dat de Messias komt en wanneer Die komt, zal Hij alles verkondigen." Met deze woorden heeft zij haar geloof in de komst van de Messias uitgedrukt. Met de komst van die Messias hoopt zij, dat haar vele vragen beantwoord zullen worden ("Hij zal alles verkondigen").
Staan we hier nog even bij stil om ons nogmaals goed bewust te worden hoe dit gesprek, dat begonnen is met een vraag om wat te drinken, zich inmiddels door Gods genade zo ontwikkeld heeft, dat de vrouw haar geloof in de toekomstige Messias uitspreekt. Naar dit moment heeft Jezus haar op bewonderenswaardige wijze geleid. Nu zet Jezus de kroon op zijn werk, op dit prachtige gesprek, door nu ook de sluier, die nog over zijn Persoon hangt, te laten vallen. De vrouw staat nu open voor de volle waarheid.
Daarom antwoordt Jezus onmiddellijk: "Dat ben Ik, Die met u spreekt." Hier gebeurt iets, wat tot nu toe niet had plaats gevonden. Jezus had namelijk tot op heden nog niet zo open en onomwonden tot iemand gezegd, dat Hij de Messias was. Johannes geeft dit moment toch op eenvoudige, maar ontroerende manier weer. Op dit hoogtepunt van het gesprek onderbreekt Johannes zijn verhaal hierover om mede te delen, dat Jezus' leerlingen terugkwamen. Zij blijken verwonderd te zijn, dat Jezus in gesprek is met een vrouw. De leerlingen waren kennelijk wat geschokt, dat Jezus tegen het bestaande gebruik was ingegaan. Ze durfden daarom zelfs over het doel van het gesprek geen vragen te
stellen.
Voor de vrouw zelf was het gesprek en de laatste verklaring van Jezus zo overweldigend, dat ze zelfs vergat waarom zij naar de bron was gegaan, want zij laat haar emmer in de steek. Getroffen door de genade, rent zij onmiddellijk terug naar de stad om de mensen daar in 't kort over de inhoud van het gesprek in te lichten. Zij zegt hun: "Zou hij soms de Messias zijn?" Dit betekent echter niet, dat zij zelf aan het Messiasschap van Jezus twijfelt. Door echter deze vraag te stellen prikkelt zij de nieuwsgierigheid van haar stadsgenoten. Zij moeten zich nu zelf overtuigen en proberen een antwoord op deze vraag te krijgen.
Geschonken genade
Daarbij komt nog een belangrijk punt. De stadsgenoten van de vrouw kenden maar al te goed haar leefwijze. Als zij zegt, dat die Man aan de put haar alles gezegd heeft wat zij heeft gedaan en zij komt desondanks zo enthousiast terug, dan moet die Man wel iets bijzonders zijn. Daardoor wordt dus ook de nieuwsgierigheid van de toehoorders geprikkeld. We lezen daarom: "Toen verlieten zij de stad om naar Hem toe te gaan". Zo heeft Jezus deze vrouw ook de genade geschonken om veel Samaritanen tot het geloof in Hem te brengen. We kunnen dit laatste het beste weergeven met de woorden van het evan-gelie zelf (vs. 39-42):
"Veel Samaritanen uit die stad geloofden in Hem om het woord van de vrouw die getuigde: 'Hij heeft mij alles verteld wat ik gedaan heb.' Toen dus de Samaritanen bij Hem gekomen waren, verzochten zij Hem bij hen te blijven. Hij bleef er dan ook twee dagen en door zijn woord kwamen er nog veel meer tot het geloof.
Tot de vrouw zeiden ze: 'Niet langer geloven wij om wat gij gezegd hebt, want wij hebben Hem zelf gehoord en wij weten, dat Deze werkelijk de redder van de wereld is.' Nu begrijpen we ook veel beter de woorden van Christus, die in dit evan-gelie vermeld staan in de verzen 34-35: "Mijn spijs is, de wil te doen van Hem, Die Mij gezonden heeft en zijn werk te volbrengen. Zegt gij niet: nog vier maanden en dan komt de oogst? Welnu, Ik zeg u: slaat uw ogen op en kijkt naar de velden; ze staan wit, rijp voor de oogst." Hierin ligt ook een persoonlijke boodschap voor ieder van ons opgesloten. Wij hebben zeker de mogelijkheden om, met de hulp van Gods genade, de naar God hongerende mensen – en die zijn er thans nog zeer velen – door ons persoonlijk apostolaat naar God te brengen. Jezus heeft ons hier een duidelijk voorbeeld gegeven. Hoe benadert Hij hier niet op de meest natuurlijke en fijngevoelige wijze de vrouwelijke ziel! Hij doet dit niet op hoogdravende en geleerde manier, maar geheel aangepast aan de menselijke (hier tevens vrouwelijke) natuur. Zij wordt dan ook spoedig door de Persoon van Christus gegrepen en wel zo, dat zij bijna onmiddellijk "apostel" wordt onder haar landgenoten. In zijn gesprek met Nicodemus (Joh. 3, 1-20) zien wij hoe Jezus tegenover een man toch ook weer rekening houdt met diens man-zijn. Nicodemus heeft kennelijk meer tijd nodig om Jezus' woorden te overwegen, maar uit Joh. 7, 50 blijkt, dat hij zich tenslotte toch achter Jezus heeft gesteld.
De oogst is groot
De geschiktheid van de Samaritaanse vrouw, die toch duidelijk een zondares was, om, met Gods genade, het Rijk Gods te verbreiden (denk hier ook aan Paulus, die van vervolger tot apostel, werd), leidt er tenslotte toe, dat Jezus in Sichem is gebleven. Nu bleek de oogst zeer groot te zijn. Het verhaalde laat tevens zien hoe Jezus de functie van de vrouw ziet als verbreidster van het Rijk Gods namelijk als propagandiste en helpster in het apostolaat.
We mogen uit het voorafgaande ook ónze lering trekken en niet allereerst trachten door grote manifestaties de mens tot Christus te brengen, maar door middel van persoonlijk apostolaat, in stilte, door vriendschap en vertrouwen te
kweken. Vervolgens moeten we trachten een aantal misverstanden en vooroordelen uit de weg te ruimen. Tijdens ons apostolaat dienen wij de persoon, op wie het is gericht, op te dragen aan God en aan de H. Engelbewaarders. Is de band van vriendschap en vertrouwen gesmeed, laten wij dan geleidelijk over geestelijke zaken en tenslotte over het geloof gaan spreken. Zo zal, door Gods genade, tenslotte de andere partij zijn leven in dienst van Christus stellen. We zaaien dus het mosterdzaadje, dat, door de wasdom die God geeft, zal uitgroeien tot een "boom". Zo alleen zullen onze gesprekken - en ons voorbeeld - mede door onze standvastigheid, zonder twijfel leiden tot redding van vele zielen en tot redding van de Kerk. Dit is de grote les, die Jezus voor alle tijden, dus ook voor onze tijd, heeft gegeven in dit prachtige deel van het evangelie.
READ THE BOOK - THE BIBLE CHANGE YOUR LIFE
INFO: DE WEG - DE WAARHEID - HET LEVEN - FILM
Remember all victims of violence worldwide
DE WEG | DE WAARHEID | HET LEVEN | FILM | AUDIO
HOLYHOME.NL USE NO COOKIES - REPORT DEAD LINKS
Waard om te weten :
Een hartelijk welkom op de siteDeze pagina printen
Sitemap
Wie zoekt zal vinden
FAQ - HELP
Kerk
Zondag
Advent
Kerstfeest
Driekoningen
Vastentijd
Goede Vrijdag
Aswoensdag
Palmzondag
Palmpasen
De stille week
Witte donderdag
Stille zaterdag
Paaswake
Pasen - Paasfeest
Hemelvaartsdag
Pinksteren
Biddag
Dankdag
Avondmaal
Doop
Belijdenis
Oudjaarsdag
Nieuwjaarsdag
Sint Maarten
Sint Nicolaas
Halloween
Hervormingsdag
Dodenherdenking
Bevrijdingsdag
Koningsdag / Koninginnedag
Gebedsweek
Huwelijk
Begrafenis
Vakantie
Recreatie
Feest- en Gedenkdagen
Symbolen van herkenning
Leerzame antwoorden op levens- en geloofsvragen
Hebreeën 4:12 zegt: "Want levend en krachtig is het woord van God, en scherper dan een tweesnijdend zwaard: het dringt diep door tot waar ziel en geest, been en merg elkaar raken, en het is in staat de opvattingen en gedachten van het hart te ontleden". Lees eens: Het zwijgen van God
God heeft zoveel liefde voor de wereld, dat Hij Zijn enige Zoon heeft gegeven; zodat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft. Lees eens: God's Liefde
Schat onder handbereik
Bemoediging en troost
Bible-people - stories of famous men and women in the Bible
Bible-archaeology - archaeological evidence and the Bible
Bible-art - paintings and artworks of Bible events
Bible-top ten - ways to hell, films, heroes, villains, murders....
Bible-architecture - houses, palaces, fortresses
Women in the Bible - great women of the Bible
The Life of Jesus Christ - story, paintings, maps
Read more for Study Apocrypha, Historic Works
GELOOF EN LEVEN een
KLEINE HULP VOOR ONDERWEG
Wie zoekt zal vinden
Boeiende Series :
BijbelvertalingenBijbel en Kunst
Bijbels Prentenboek
Biblische Bildern
Encyclopedie
E-books en Pdf
Prachtige Bijbelse Schoolplaten
De Heilige Schrift
Het levende Woord van God
Aan de voeten van Jezus
Onder de Terebint
In de Wijngaard
De Bergrede
Gelijkenissen van Jezus
Oude Schoolplaten
De Zaligsprekingen van Jezus
Goede Vruchten
Geestesgaven
Tijd met Jezus
Film over Jezus
Barmhartigheid
Catechese lessen
Het Onze Vader
De Tien Geboden
Hoop en Verwachting
Bijzondere gebeurtenissen
De Bijbel is boeiend
Bijbelverhalen in beeld
Presentaties en Powerpoints
Bijbelse Onderwerpen
Vrede van God voor jou
Oude bijbel tegels
Informatie over alle kerken in Nederland: Kerkzoeker
Bible Study: The Bible alone!
L'étude biblique: Rien que la Bible!
Bibelstudium: Allein die Bibel!
Materiaal voor het Digibord
Werkbladen Bijbelverhalen Bijbellessen
OT Hebreeuws-Engels
NT Grieks-Engels
Naslagwerken
Belijdenissen
Een rijke bron
Missale Romanum + Afbeeldingen
Stripboek over Jezus
Christelijke Symbolen
Plaatjes Afbeeldingen Clipart
Evangelie op Postzegels
Harmonium Huisorgel
Godsdiensten en Religies
Herinnering aan Kerken
Christian Country Music
Muzikale ontspanning
Software voor Bijbelstudie
Hartverwarmende Klanken
Read and Hear the Holy Bible
Luisterbijbel
Bijbel voor Slechtzienden Begrippenlijst -1- -2-
Meer weten over de Psalmen, gezangen, liturgieën, belijdenisgeschriften: Catechismus, Dordtse Leerregels en veel andere informatie? . Kijk op: Online-bijbel.nl(What's good, use it)