HOME | STUDIEBIJBEL | BIJBELSTUDIES | BIJBELATLAS | BIJBELSEGESCHIEDENIS | NIEUWS
Afbeelding
Missale Romanum - 113
overzicht
De
houtsnedes zijn gepubliceerd in 1593
onder de titel Adnotationes et Meditationes in Evangelia ("Notes and
Meditations on the Gospels")
153
Afbeeldingen 1593 edition, in chronologische volgorde van Jezus' leven
klik op de afbeelding voor aanvullende
informatie
JEZUS VOOR KAJAFAS
BIJBELTEKST Mattheüs 26 Markus 14 Lukas
22 Johannes 18
Uit het evangelie volgens Lukas:
66 Toen het dag werd, kwam de raad van oudsten van het volk bijeen, hogepriesters zowel als schriftgeleerden, en ze leidden hem voor in hun raadszitting. 67 Ze zeiden: ‘Als u de messias bent, zeg het ons dan.’ Maar Jezus antwoordde: ‘Als ik het u zeg, gelooft u mij toch niet. 68 En als ik een vraag stel, antwoordt u toch niet. 69 Maar vanaf nu zal de Mensenzoon gezeten zijn aan de rechterhand van de Almachtige.’ 70 Toen zeiden allen: ‘U bent dus de Zoon van God?’ Hij antwoordde: ‘U zegt dat ik het ben.’ 71 Ze zeiden: ‘Waarvoor hebben we nog getuigenverklaringen nodig? We hebben het immers zelf uit zijn eigen mond gehoord!’
66 Toen het dag werd, kwam de raad van oudsten van het volk bijeen, hogepriesters zowel als schriftgeleerden, en ze leidden hem voor in hun raadszitting. 67 Ze zeiden: ‘Als u de messias bent, zeg het ons dan.’ Maar Jezus antwoordde: ‘Als ik het u zeg, gelooft u mij toch niet. 68 En als ik een vraag stel, antwoordt u toch niet. 69 Maar vanaf nu zal de Mensenzoon gezeten zijn aan de rechterhand van de Almachtige.’ 70 Toen zeiden allen: ‘U bent dus de Zoon van God?’ Hij antwoordde: ‘U zegt dat ik het ben.’ 71 Ze zeiden: ‘Waarvoor hebben we nog getuigenverklaringen nodig? We hebben het immers zelf uit zijn eigen mond gehoord!’
“Als u de messias bent,
zeg het ons dan”
De Here Jezus geeft hier een heel vreemd antwoord aan de hogepriester Kajafas. “Als u de messias bent, zeg het ons dan”, vraagt de man als voorzitter van de Hoge Raad. Je zou denken: hier heeft Jezus steeds op gewacht. Drie jaar lang heeft Hij toch geprobeerd de ogen van de mensen, ook van Israéls geestelijke leiders, ervoor te openen dat Hij de Christus is? Niet maar de weer uit de dood opgestane Johannes de Doper, of Elia, of Jeremia. Nee, de Christus van God die in de wereld komen zou. En wat was Hij blij toen Simon Petrus, als woordvoerder van de andere leerlingen, tot dat inzicht bleek gekomen te zijn. Nou, nu vraagt de hogepriester, omringt door de andere leiders van Israël: “Als U de Christus bent- zeg het ons”. Je ziet de heren van de Raad voorover buigen in hun zetels, de ogen strak gericht op Jezus’ lippen: wat zal hij op déze vraag antwoorden? Je zou denken: Jezus hoeft geen seconde na te denken. Ook al kost een bevestigend antwoord Hem wellicht het leven. Als ze het dan weten willen: Hij ís de Christus, ja!
Maar in plaats daarvan lijkt het wel of Jezus er omheen draait, een beetje een ontwijkend antwoordt: “Al zou Ik het u zeggen, u zou het toch niet geloven? En al zou Ik u vragen, u zou Mij toch geen antwoord geven.”
Zijn antwoord aan de hogepriester Kajafas is weloverwogen
Wat is dit nu bij onze Here? Is Hij er even niet meer helemaal bij? Uitgeput door wat Hem de afgelopen uren allemaal al is aangedaan? Is Hij het hele gedoe gewoon móe zo langzamerhand, en heeft Hij geen zin meer om op al die doodvermoeiende vragen in te gaan? En mist Hij daarom dit zo belangrijke moment voor de Joodse Hoge Raad?
Vergis u niet: De Here Jezus weet nog steeds heel goed wat Hij doet en wat Hij zegt. Hoe vermoeid en gekneusd Hij inmiddels ook is, Hij is geen speelbal geworden van allerlei mensen en instanties die nu maar willoos alles over Zich heen laat komen. Zijn antwoord aan de hogepriester Kajafas is weloverwogen. Waarom geeft Hij geen antwoord meer op deze vraag van de hogepriester? Omdat Hij die vraag al beantwoord hééft. Een paar uur terug. Maar Hij heeft toen ook gemerkt dat zijn antwoord bij voorbaat met ongeloof en haat ontvangen is.
Ze hebben Hem!
Lukas is over die afgelopen uren heel kort gebleven. Maar Marcus en Matteüs hebben juist daar breedvoerig verslag van gedaan.
Toen Jezus gevangengenomen was in de hof van Getsemané, was Hij via een korte ontmoeting met de hogepriester volgens de wet, Annas, naar de hogepriester die de Romeinen in plaats van Annas aangesteld hadden, Kajafas, gebracht. En daar hadden zich toen ook al gauw ook de leden van het Sanhedrin verzameld. Sommigen misschien uit hun eerste slaap gewekt. Ze hebben Hem! Maar nu moesten ze nog wel de veroorde-ling en het doodvonnis rond zien te krijgen. Daarvoor waren een heel stel getuigen opgetrommeld. Die moesten een valse aanklacht tegen Hem indienen. Maar dat werd een flop. Getuigen genoeg, maar die sufferds gingen elkaar tegenspreken. De één beweerde dit, de ander dat, maar ze legden niet precies de puzzelstukjes zo in elkaar dat de voorzitter van de Raad een eensluidende en overtuigende aanklacht die de doodstraf wettigde kon formuleren. En zo werd Kajafas gedwongen Jezus Zelf aan het woord te laten. Hij moest dan Zlef maar zeggen wie Hij beweerd te zijn. Daarbij plaatste Kajafas Jezus onder ede: “Ik bezweer u bij de levende God, dat u ons zegt of u de Christus bent, de Zoon van God.” Dus tóen al die vraag waar het allemaal om draaide. Maar toen merkte je niets van een ontwijkende of weigerachtige reactie bij de Here Jezus. “Ik ben het”, zei Hij ronduit, “Ik ben inderdaad de Zoon van God”. Waarna Hij erbij zei dat Hij binnenkort weer zou plaatsnemen aan de rechterhand van God op diens troon in de hemel. Nou, dat was precies wat de hoge heren hadden willen horen. Zogenaamd verbijsterd had Kajafas uitgeroepen: “Hij heeft God gelasterd. Wij hebben niet eens getuigen meer nodig. We hebben het nu uit zijn eigen mond gehoord. Sterven moet hij!” Waarna ze Hem als een valse profeet hadden bespot en geslagen en getreiterd.
Waarom is deze extra vergadering nu nog nodig?
Dat had zich allemaal in de afgelopen nacht afgespeeld.
Maar nu is het Sanhedrin vroeg in de morgen opnieuw in vergadering bijeen gekomen. Misschien hebben de broeders nog gauw even een kort rukje geslapen. Maar nu zitten met wallen onder de ogen en gapend weer bij elkaar en wordt Jezus opnieuw aan hen voorgeleid. Van díe vergadering lees je nauwelijks iets bij Marcus en Matteüs (de beslissing is immers al gevallen), maar díe vergadering beschrijft Lucas nu juist weer iets uitvoeriger. Daarmee begint onze tekst: “En toen het dag geworden was, kwam de Raad van oudsten van het volk bijeen….”
Waarom is deze extra vergadering nu nog nodig? Nou, het Sanhedrin is nu in officiële zitting bijeengekomen. Wat zich de afgelopen nacht al allemaal had afgespeeld, was n.l. niet wettig geweest. Het was alleen maar de voorbereiding geweest met het oog op de officiële zitting. Want naar Joods recht mocht de Raad als rechtbank alleen overdag bijeenkomen. Juist het recht moet het daglicht kunnen verdragen! Bovendien behoorde het Sanhedrin alleen te vergaderen in het tempelcomplex, en niet bij de voorzitter aan huis. Vandaar deze extra vergadering.
En nu herhaalt Kajafas als voorzitter zijn beslissende vraag van de afgelopen nacht, waardoor Hij uit Christus’ eigen mond de reden voor een doodvonnis wist te ontfutselen: “Indien u de Christus bent, zeg het ons dan”.
Maar u voelt wel, brs. en zrs: hier wordt een goddeloos spelletje gespeeld. Deze vraag is absoluut niet serieus gemeend. Het vonnis staat bij voorbaat al vast, de verdachte moet alleen nog even zelf zijn doodvonnis officieel tekenen door precies dát te zeggen wat zijn rechters graag horen willen.
Vandaar dat de Here Jezus nu reageert met die merkwaardige woorden: “Al zei Ik het u, u zou Mij toch niet geloven. En al zou Ik u vragen, u zou Mij toch geen antwoord geven.” Het ongeloof straalt van de gezichten van deze geestelijke leiders van Gods volk. Wat Jezus ook beweert- dat Híj de van God gegeven grote Verlosser zou zijn- daar geloven ze helemaal niets van. En ze willen met Jezus’ dood ook koste wat het kost zien te voorkomen dat anderen gaan geloven dat Hij de Christus is.
“Al zou Ik ú vragen, u zou Mij toch geen antwoord geven.”
Maar de Here Jezus zegt er nog iets bij: “al zou Ik ú vragen, u zou Mij toch geen antwoord geven.” Dat is nu zo’n zinnetje waar je zomaar overheen leest. Terwijl Christus hier precies de vinger bij de zere plek legt. Hij bedoelt: we zouden het eerst over een andere vraag moeten hebben, voordat Ik inga op uw vraag of Ik de Christus ben. Deze vraag: wát moeten we ons precies voorstellen bij die benaming Christus? U hebt precies het punt beet waar het om draait: of Ik de Christus ben of niet. Maar als Ik u vraag: wat zégt dat woord u? Waar denkt u dan aan? Wat gelooft u van Hem en wat verwacht u van Hem?- en dat zijn immers de noodzakelijke vragen die aan uw vraag voorafgaan- dan krijg Ik toch geen antwoord. Over die vragen wilt u zich niet serieus buigen. En daarom gelooft u Mij toch niet wanneer ik uw vraag of Ik de Christus ben met ‘ja’ beantwoord.
Zo was het toch ook? Met die vragen wilden de Joodse leiders zich niet serieus bezighouden. Het was nog maar een paar dagen geleden dat ze Jezus waren komen vragen naar zijn bevoegdheid. Zijn legitimatie: wie gaf Hem het recht om zo op te treden in Israël? Wie meende Hij eigenlijk wel dat Hij was?!
Hij was daar serieus op in gegaan door hun eerst de vraag voor te leggen: de doop door Johannes de Doper, was die uit de hemel: was Johannes bezig in opdracht van God Zelf, of was die uit de mensen: had Johannes gewoon uit zichzelf deze actie op touw gezet? Die tegenvraag was niet een slimmigheidje om onder hun vraag uit te komen. Nee, Johannes had immers heel duidelijk aangekondigd dat er na Hem Iemand zou komen, zo hoog en heilig dat hij het nog niet waard was Hem z’n sandalen uit te trekken. En die Persoon zou niet maar met water, maar met de Heilige Geest dopen. Johannes had al de aandacht op Jezus gevestigd als de door God beloofde Christus.
Maar toen Jezus de Joodse leiders zo dwong zich in hun binnenste te laten kijken, waren ze toen al voor de beslissende vragen weggelopen. Ze overlegden bij zichzelf: “Zeggen we: uit de hemel- dan vraagt Hij natuurlijk: Waarom hebt u hem dan niet geloofd? Maar zeggen we uit de mensen- dan krijgen we het volk over ons heen.” En dus wisten niet anders te reageren dan: “We weten het niet.”
Psalm 110
In dat verband had Jezus hun toen een andere vraag voorgelegd, om nog meer tot de kern door te stoten. Hij had Psalm 110 met hen opgeslagen en gevraagd: “Heel vreemd! In deze psalm heeft David het over een zoon van Hem die later in zijn plaats Gods volk regeren zal. Maar David noemt die zoon: ‘Mijn heer’. Welke vader zegt nu ‘mijn heer’ tegen z’n zoon of verre achterkleinkind? David deed het wel. Waarom? Wat maakt die zoon zo bijzonder dat David zo hoog tegen hem opzag?”
De Joodse Schriftgeleerden wisten heel goed dat Psalm 110 over de Christus ging. Over de Zoon van David die als de grote Verlosser alle vijanden voorgoed tot een voetbank voor zijn voeten zou maken en Gods volk voor altijd verlossen. Wat maakte die Christus zo bijzonder? Israëls theologen waren het antwoord schuldig gebleven.
Maar zullen wij die Psalm nog eens opslaan? We hebben hem ook gezongen. Het antwoord op Christus’ vraag is te vinden in vs. 4: de HERE Zelf heeft met een eed aan deze komende Zoon van David gezworen: “U bent priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek.” In het grijze verleden, ver voordat David koning in Jeru-Salem werd, regeerde daar een andere koning. Maar die man was tegelijk ook priester. Het was in de dagen van Abraham. David zal over hem gehoord hebben toen hij zelf van Salem zijn residentie maakte. Híj mocht niet tegelijk koning en priester zijn. De koning kwam uit de stam Juda, de priester uit de stam Levi. De koning kon geen priester zijn en de priester geen koning. En zo waren de krachten verdeeld. De koning kon wel de zorgen van Gods volk op zijn schouders nemen en proberen op te ruimen, hun zonden, waaruit al die zorgen voortkomen, kon hij niet wegdoen. Maar toen beloofde de HERE aan David een zoon, een verre nakomeling die eens weer net als Melchizedek koning en priester tegelijk zou zijn. Iemand die eerst de zorgen van Gods volk zou aanpakken en bij God voorgoed verzoenen. En vervolgens ook al hun zorgen voor zijn rekening zou nemen. Net zo lang tot alle vijanden eraan gegaan zijn.
Die Priester-Koning is de Here Jezus
Hij was naar deze aarde en naar Gods volk gekomen, niet alleen maar om koning te zijn en de vijanden waar de Joden toen voor hun gevoel het meest last van hadden, te verdrijven: Pilatus, Herodes….
Hij was gekomen om allereerst als priester de grootste en gevaarlijkste vijand aan te pakken: de zonde. Door Zichzelf als het afdoende offer aan God te brengen om de schuld verzoend te krijgen.
Maar juist daarom accepteerden zoveel mensen Hem niet. Daarom waren de Joodse leiders en theologen Hem gaan haten. Ze zagen uit naar een koning. Maar Jezus presenteerde Zich als priester. Hij sprak alsmaar over zonde en schuld en leerde dat zelfs zíj -Gods eigen uitverkoren en besneden volk nota bene! Ja, zelfs de priesters en Schriftgeleerden- Gods Koninkrijk niet konden binnengaan als ze niet opnieuw geboren werden. Hij joeg hun hele offerhandel van het tempelplein af en eiste de aandacht voor Zichzelf op als het Lam van God dat de zonde der wereld wegneemt. Dáár waren ze op afgeknapt. En daarom willen ze Hem nu hoe dan ook dood hebben.
Zij daar al de eeuwen door, tot op vandaag niet veel mensen op afgeknapt? Omdat ze niet met hun schuld bij God geconfronteerd willen worden? En dan denk ik niet alleen aan onkerkelijke mensen. Maar ook aan mensen die wel in God willen geloven, leidinggevende posities in een kerk bekleden zoals Kajafas, ook zeggen te geloven dat Jezus van Nazaret de Christus is, maar moeite hebben met zijn werk van verzoening van al onze schuld bij God.
In de tijd van de Reformatie brachten Roomse geestelijken á la Kajafas mensen als gevloekten op de brandstapel die leerden dat alleen Christus met zijn offer ons redden kan en dat wij met onze eigen goede werken niets bij God goedmaken kunnen. In de tijd van de Afscheiding in de 19e eeuw werden kinderen van God vervolgt door kerkelijke leiders omdat ze het evangelie van alleen genade door Christus’ offer weer uitdroegen.
Vandaag kennen we in het tolerante Westen dit soort vervolgingen niet meer
Je ziet nu het omgekeerde: nu mag iedereen zijn eigen opvatting over Jezus als de Christus hebben. Plurale kerk heet dat. Vandaag mogen spraakmakende theologen rustig leren dat de opvatting dat Jezus onze onbetaalbaar hoge schuld bij God moest verzoenen door zichzelf daarvoor tot in de dood en de hel te offeren, toch echt z’n tijd gehad heeft. Daar geloven we vandaag niet meer in. En wie dit zegt wordt geen strobreed in de weg gelegd. Hij mag het zelfs wel leren aan theologische opleidingen. In diezelfde kerk is evengoed plaats voor mensen die geloven dat Christus in dit leven op één bekeringsgebed ook meteen je zondige aard afneemt en je zó vervult met de Heilige Geest dat ook al je zorgen en ziekten voortaan verdwenen zullen zijn.
“Jezus is de Christus”- over die belijdenis zijn ze het allemaal wel eens. Maar wat dat precies inhoudt- daar mag ieder z’n eigen mening over hebben.
Voor de Here Jezus bitter lijden
Het moet voor de Here Jezus bitter lijden geweest zijn dat de Joodse theologen over de voorvragen heen walsten. Wat Had Hij vaak geprobeerd hun ogen te openen voor wat God Zelf in de Schriften –waar zij dagelijks mee bezig waren!- over de Christus had voorzegd. “U onderzoekt de Schriften, want u meent daarin eeuwig leven te hebben. Maar daarin wordt van Mij getuigd!” Ook nu, nu ze zijn doodvonnis definitief gaan vellen, blijven in feite de heilige geschriften dicht. Tegelijk wist Christus, brs. en zrs. jongens en meisjes, dat Hij dit móest dragen. Ook dit hoorde bij het offer dat Hij als de grote Priester brengen moest. Ook dit was in die heilige geschriften voorzegd.
Zelf doet Hij daarom nog één keer die heilige Schriften voor zijn rechters open. Als een laatste beroep op hen, een laatste oproep tot bezinning: “Van nu aan zal de Zoon des mensen zitten aan de rechterhand van God” Hoort u het? Opnieuw vraagt de Here Jezus aandacht voor Psalm 110. Hij is toch echt die Priester-koning van Psalm 110. Het Sanhedrin zal Hem nu veroordelen. Maar het is bijna zover dat God tot Hem zal zeggen: “Zet U aan mijn rechterhand tot Ik uw vijanden gemaakt heb tot een voetbank voor uw voeten.” Want dit vrijwillig lijden, deze verwerping, ja, uitwerping als een gevloekte is geen misrekening. Dit hoort bij de priesterdienst die Hem tot de grote Koning over Gods volk moet maken die eindelijk alle vijanden verdrijven kan.
Wat betekent Hij naar de heilige geschriften voor ons?
In de weken vóór Goede Vrijdag en Pasen is er elk jaar een extra belangstelling voor Jezus van Nazaret. De Mattheüs Passion van Joh. Sebast. Bach wordt weer overal uitgevoerd. Of andere lijdensmuziek. En je merkt hier in Nederland weinig van verachting en verwerping. Integendeel: het lijkt wel alsof dit stilstaan bij Jezus’ lijden de mensen verenigt en verbroederd. Jaren lang zagen we op tv zelfs minister-president Kok de uitvoering van de Matteüs Passion bijwonen.
Maar laten we het onze Heiland in de hemel niet aandoen, gemeente, dat wij ook nu nog over de voorvragen heen walsen. Laten we juist nu die vragen nadrukkelijk aan de orde stellen: wat verwacht je van de Christus? Wat betekent Hij naar de heilige geschriften voor ons?
En laten we dan maar bij onszelf beginnen: wie is Hij voor mij? Besef ik dat ik elke dag volslagen afhankelijk ben van zijn offer voor mijn zonden? Zoek ik in alles het leven buiten mezelf in Hem? Aanvaard ik het ook van Hem dat Hij in dit leven mij genezing onthouden kan, om mij eerst vergeving te leren zoeken?
Laten we ook in ontmoetingen met andere christenen niet te snel zeggen dat we als het erop aan komt toch allemaal geloven dat Jezus de Christus is. Maar eerst de voorvraag stellen: wat zegt Gods Woord dan over Hem?
Ja, Gods Woord. Niet: mijn gevoel, of hoe ik het me voorstel.
Om Jezus als de Christus te aanvaard-en moet altijd het draaiboek van zijn leven en sterven erbij dat God Zelf heeft opgesteld en vastgelegd in de Bijbel.
Alleen als we Hem daarin gevonden hebben zullen we Hem nu ook aan Gods rechterhand in de hemel weten als onze priester en koning tegelijk. En zullen we Hem vol verlangen op de wolken van de hemel terugverwachten. Om onze verlossing compleet te maken.
De Here Jezus geeft hier een heel vreemd antwoord aan de hogepriester Kajafas. “Als u de messias bent, zeg het ons dan”, vraagt de man als voorzitter van de Hoge Raad. Je zou denken: hier heeft Jezus steeds op gewacht. Drie jaar lang heeft Hij toch geprobeerd de ogen van de mensen, ook van Israéls geestelijke leiders, ervoor te openen dat Hij de Christus is? Niet maar de weer uit de dood opgestane Johannes de Doper, of Elia, of Jeremia. Nee, de Christus van God die in de wereld komen zou. En wat was Hij blij toen Simon Petrus, als woordvoerder van de andere leerlingen, tot dat inzicht bleek gekomen te zijn. Nou, nu vraagt de hogepriester, omringt door de andere leiders van Israël: “Als U de Christus bent- zeg het ons”. Je ziet de heren van de Raad voorover buigen in hun zetels, de ogen strak gericht op Jezus’ lippen: wat zal hij op déze vraag antwoorden? Je zou denken: Jezus hoeft geen seconde na te denken. Ook al kost een bevestigend antwoord Hem wellicht het leven. Als ze het dan weten willen: Hij ís de Christus, ja!
Maar in plaats daarvan lijkt het wel of Jezus er omheen draait, een beetje een ontwijkend antwoordt: “Al zou Ik het u zeggen, u zou het toch niet geloven? En al zou Ik u vragen, u zou Mij toch geen antwoord geven.”
Zijn antwoord aan de hogepriester Kajafas is weloverwogen
Wat is dit nu bij onze Here? Is Hij er even niet meer helemaal bij? Uitgeput door wat Hem de afgelopen uren allemaal al is aangedaan? Is Hij het hele gedoe gewoon móe zo langzamerhand, en heeft Hij geen zin meer om op al die doodvermoeiende vragen in te gaan? En mist Hij daarom dit zo belangrijke moment voor de Joodse Hoge Raad?
Vergis u niet: De Here Jezus weet nog steeds heel goed wat Hij doet en wat Hij zegt. Hoe vermoeid en gekneusd Hij inmiddels ook is, Hij is geen speelbal geworden van allerlei mensen en instanties die nu maar willoos alles over Zich heen laat komen. Zijn antwoord aan de hogepriester Kajafas is weloverwogen. Waarom geeft Hij geen antwoord meer op deze vraag van de hogepriester? Omdat Hij die vraag al beantwoord hééft. Een paar uur terug. Maar Hij heeft toen ook gemerkt dat zijn antwoord bij voorbaat met ongeloof en haat ontvangen is.
Ze hebben Hem!
Lukas is over die afgelopen uren heel kort gebleven. Maar Marcus en Matteüs hebben juist daar breedvoerig verslag van gedaan.
Toen Jezus gevangengenomen was in de hof van Getsemané, was Hij via een korte ontmoeting met de hogepriester volgens de wet, Annas, naar de hogepriester die de Romeinen in plaats van Annas aangesteld hadden, Kajafas, gebracht. En daar hadden zich toen ook al gauw ook de leden van het Sanhedrin verzameld. Sommigen misschien uit hun eerste slaap gewekt. Ze hebben Hem! Maar nu moesten ze nog wel de veroorde-ling en het doodvonnis rond zien te krijgen. Daarvoor waren een heel stel getuigen opgetrommeld. Die moesten een valse aanklacht tegen Hem indienen. Maar dat werd een flop. Getuigen genoeg, maar die sufferds gingen elkaar tegenspreken. De één beweerde dit, de ander dat, maar ze legden niet precies de puzzelstukjes zo in elkaar dat de voorzitter van de Raad een eensluidende en overtuigende aanklacht die de doodstraf wettigde kon formuleren. En zo werd Kajafas gedwongen Jezus Zelf aan het woord te laten. Hij moest dan Zlef maar zeggen wie Hij beweerd te zijn. Daarbij plaatste Kajafas Jezus onder ede: “Ik bezweer u bij de levende God, dat u ons zegt of u de Christus bent, de Zoon van God.” Dus tóen al die vraag waar het allemaal om draaide. Maar toen merkte je niets van een ontwijkende of weigerachtige reactie bij de Here Jezus. “Ik ben het”, zei Hij ronduit, “Ik ben inderdaad de Zoon van God”. Waarna Hij erbij zei dat Hij binnenkort weer zou plaatsnemen aan de rechterhand van God op diens troon in de hemel. Nou, dat was precies wat de hoge heren hadden willen horen. Zogenaamd verbijsterd had Kajafas uitgeroepen: “Hij heeft God gelasterd. Wij hebben niet eens getuigen meer nodig. We hebben het nu uit zijn eigen mond gehoord. Sterven moet hij!” Waarna ze Hem als een valse profeet hadden bespot en geslagen en getreiterd.
Waarom is deze extra vergadering nu nog nodig?
Dat had zich allemaal in de afgelopen nacht afgespeeld.
Maar nu is het Sanhedrin vroeg in de morgen opnieuw in vergadering bijeen gekomen. Misschien hebben de broeders nog gauw even een kort rukje geslapen. Maar nu zitten met wallen onder de ogen en gapend weer bij elkaar en wordt Jezus opnieuw aan hen voorgeleid. Van díe vergadering lees je nauwelijks iets bij Marcus en Matteüs (de beslissing is immers al gevallen), maar díe vergadering beschrijft Lucas nu juist weer iets uitvoeriger. Daarmee begint onze tekst: “En toen het dag geworden was, kwam de Raad van oudsten van het volk bijeen….”
Waarom is deze extra vergadering nu nog nodig? Nou, het Sanhedrin is nu in officiële zitting bijeengekomen. Wat zich de afgelopen nacht al allemaal had afgespeeld, was n.l. niet wettig geweest. Het was alleen maar de voorbereiding geweest met het oog op de officiële zitting. Want naar Joods recht mocht de Raad als rechtbank alleen overdag bijeenkomen. Juist het recht moet het daglicht kunnen verdragen! Bovendien behoorde het Sanhedrin alleen te vergaderen in het tempelcomplex, en niet bij de voorzitter aan huis. Vandaar deze extra vergadering.
En nu herhaalt Kajafas als voorzitter zijn beslissende vraag van de afgelopen nacht, waardoor Hij uit Christus’ eigen mond de reden voor een doodvonnis wist te ontfutselen: “Indien u de Christus bent, zeg het ons dan”.
Maar u voelt wel, brs. en zrs: hier wordt een goddeloos spelletje gespeeld. Deze vraag is absoluut niet serieus gemeend. Het vonnis staat bij voorbaat al vast, de verdachte moet alleen nog even zelf zijn doodvonnis officieel tekenen door precies dát te zeggen wat zijn rechters graag horen willen.
Vandaar dat de Here Jezus nu reageert met die merkwaardige woorden: “Al zei Ik het u, u zou Mij toch niet geloven. En al zou Ik u vragen, u zou Mij toch geen antwoord geven.” Het ongeloof straalt van de gezichten van deze geestelijke leiders van Gods volk. Wat Jezus ook beweert- dat Híj de van God gegeven grote Verlosser zou zijn- daar geloven ze helemaal niets van. En ze willen met Jezus’ dood ook koste wat het kost zien te voorkomen dat anderen gaan geloven dat Hij de Christus is.
“Al zou Ik ú vragen, u zou Mij toch geen antwoord geven.”
Maar de Here Jezus zegt er nog iets bij: “al zou Ik ú vragen, u zou Mij toch geen antwoord geven.” Dat is nu zo’n zinnetje waar je zomaar overheen leest. Terwijl Christus hier precies de vinger bij de zere plek legt. Hij bedoelt: we zouden het eerst over een andere vraag moeten hebben, voordat Ik inga op uw vraag of Ik de Christus ben. Deze vraag: wát moeten we ons precies voorstellen bij die benaming Christus? U hebt precies het punt beet waar het om draait: of Ik de Christus ben of niet. Maar als Ik u vraag: wat zégt dat woord u? Waar denkt u dan aan? Wat gelooft u van Hem en wat verwacht u van Hem?- en dat zijn immers de noodzakelijke vragen die aan uw vraag voorafgaan- dan krijg Ik toch geen antwoord. Over die vragen wilt u zich niet serieus buigen. En daarom gelooft u Mij toch niet wanneer ik uw vraag of Ik de Christus ben met ‘ja’ beantwoord.
Zo was het toch ook? Met die vragen wilden de Joodse leiders zich niet serieus bezighouden. Het was nog maar een paar dagen geleden dat ze Jezus waren komen vragen naar zijn bevoegdheid. Zijn legitimatie: wie gaf Hem het recht om zo op te treden in Israël? Wie meende Hij eigenlijk wel dat Hij was?!
Hij was daar serieus op in gegaan door hun eerst de vraag voor te leggen: de doop door Johannes de Doper, was die uit de hemel: was Johannes bezig in opdracht van God Zelf, of was die uit de mensen: had Johannes gewoon uit zichzelf deze actie op touw gezet? Die tegenvraag was niet een slimmigheidje om onder hun vraag uit te komen. Nee, Johannes had immers heel duidelijk aangekondigd dat er na Hem Iemand zou komen, zo hoog en heilig dat hij het nog niet waard was Hem z’n sandalen uit te trekken. En die Persoon zou niet maar met water, maar met de Heilige Geest dopen. Johannes had al de aandacht op Jezus gevestigd als de door God beloofde Christus.
Maar toen Jezus de Joodse leiders zo dwong zich in hun binnenste te laten kijken, waren ze toen al voor de beslissende vragen weggelopen. Ze overlegden bij zichzelf: “Zeggen we: uit de hemel- dan vraagt Hij natuurlijk: Waarom hebt u hem dan niet geloofd? Maar zeggen we uit de mensen- dan krijgen we het volk over ons heen.” En dus wisten niet anders te reageren dan: “We weten het niet.”
Psalm 110
In dat verband had Jezus hun toen een andere vraag voorgelegd, om nog meer tot de kern door te stoten. Hij had Psalm 110 met hen opgeslagen en gevraagd: “Heel vreemd! In deze psalm heeft David het over een zoon van Hem die later in zijn plaats Gods volk regeren zal. Maar David noemt die zoon: ‘Mijn heer’. Welke vader zegt nu ‘mijn heer’ tegen z’n zoon of verre achterkleinkind? David deed het wel. Waarom? Wat maakt die zoon zo bijzonder dat David zo hoog tegen hem opzag?”
De Joodse Schriftgeleerden wisten heel goed dat Psalm 110 over de Christus ging. Over de Zoon van David die als de grote Verlosser alle vijanden voorgoed tot een voetbank voor zijn voeten zou maken en Gods volk voor altijd verlossen. Wat maakte die Christus zo bijzonder? Israëls theologen waren het antwoord schuldig gebleven.
Maar zullen wij die Psalm nog eens opslaan? We hebben hem ook gezongen. Het antwoord op Christus’ vraag is te vinden in vs. 4: de HERE Zelf heeft met een eed aan deze komende Zoon van David gezworen: “U bent priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek.” In het grijze verleden, ver voordat David koning in Jeru-Salem werd, regeerde daar een andere koning. Maar die man was tegelijk ook priester. Het was in de dagen van Abraham. David zal over hem gehoord hebben toen hij zelf van Salem zijn residentie maakte. Híj mocht niet tegelijk koning en priester zijn. De koning kwam uit de stam Juda, de priester uit de stam Levi. De koning kon geen priester zijn en de priester geen koning. En zo waren de krachten verdeeld. De koning kon wel de zorgen van Gods volk op zijn schouders nemen en proberen op te ruimen, hun zonden, waaruit al die zorgen voortkomen, kon hij niet wegdoen. Maar toen beloofde de HERE aan David een zoon, een verre nakomeling die eens weer net als Melchizedek koning en priester tegelijk zou zijn. Iemand die eerst de zorgen van Gods volk zou aanpakken en bij God voorgoed verzoenen. En vervolgens ook al hun zorgen voor zijn rekening zou nemen. Net zo lang tot alle vijanden eraan gegaan zijn.
Die Priester-Koning is de Here Jezus
Hij was naar deze aarde en naar Gods volk gekomen, niet alleen maar om koning te zijn en de vijanden waar de Joden toen voor hun gevoel het meest last van hadden, te verdrijven: Pilatus, Herodes….
Hij was gekomen om allereerst als priester de grootste en gevaarlijkste vijand aan te pakken: de zonde. Door Zichzelf als het afdoende offer aan God te brengen om de schuld verzoend te krijgen.
Maar juist daarom accepteerden zoveel mensen Hem niet. Daarom waren de Joodse leiders en theologen Hem gaan haten. Ze zagen uit naar een koning. Maar Jezus presenteerde Zich als priester. Hij sprak alsmaar over zonde en schuld en leerde dat zelfs zíj -Gods eigen uitverkoren en besneden volk nota bene! Ja, zelfs de priesters en Schriftgeleerden- Gods Koninkrijk niet konden binnengaan als ze niet opnieuw geboren werden. Hij joeg hun hele offerhandel van het tempelplein af en eiste de aandacht voor Zichzelf op als het Lam van God dat de zonde der wereld wegneemt. Dáár waren ze op afgeknapt. En daarom willen ze Hem nu hoe dan ook dood hebben.
Zij daar al de eeuwen door, tot op vandaag niet veel mensen op afgeknapt? Omdat ze niet met hun schuld bij God geconfronteerd willen worden? En dan denk ik niet alleen aan onkerkelijke mensen. Maar ook aan mensen die wel in God willen geloven, leidinggevende posities in een kerk bekleden zoals Kajafas, ook zeggen te geloven dat Jezus van Nazaret de Christus is, maar moeite hebben met zijn werk van verzoening van al onze schuld bij God.
In de tijd van de Reformatie brachten Roomse geestelijken á la Kajafas mensen als gevloekten op de brandstapel die leerden dat alleen Christus met zijn offer ons redden kan en dat wij met onze eigen goede werken niets bij God goedmaken kunnen. In de tijd van de Afscheiding in de 19e eeuw werden kinderen van God vervolgt door kerkelijke leiders omdat ze het evangelie van alleen genade door Christus’ offer weer uitdroegen.
Vandaag kennen we in het tolerante Westen dit soort vervolgingen niet meer
Je ziet nu het omgekeerde: nu mag iedereen zijn eigen opvatting over Jezus als de Christus hebben. Plurale kerk heet dat. Vandaag mogen spraakmakende theologen rustig leren dat de opvatting dat Jezus onze onbetaalbaar hoge schuld bij God moest verzoenen door zichzelf daarvoor tot in de dood en de hel te offeren, toch echt z’n tijd gehad heeft. Daar geloven we vandaag niet meer in. En wie dit zegt wordt geen strobreed in de weg gelegd. Hij mag het zelfs wel leren aan theologische opleidingen. In diezelfde kerk is evengoed plaats voor mensen die geloven dat Christus in dit leven op één bekeringsgebed ook meteen je zondige aard afneemt en je zó vervult met de Heilige Geest dat ook al je zorgen en ziekten voortaan verdwenen zullen zijn.
“Jezus is de Christus”- over die belijdenis zijn ze het allemaal wel eens. Maar wat dat precies inhoudt- daar mag ieder z’n eigen mening over hebben.
Voor de Here Jezus bitter lijden
Het moet voor de Here Jezus bitter lijden geweest zijn dat de Joodse theologen over de voorvragen heen walsten. Wat Had Hij vaak geprobeerd hun ogen te openen voor wat God Zelf in de Schriften –waar zij dagelijks mee bezig waren!- over de Christus had voorzegd. “U onderzoekt de Schriften, want u meent daarin eeuwig leven te hebben. Maar daarin wordt van Mij getuigd!” Ook nu, nu ze zijn doodvonnis definitief gaan vellen, blijven in feite de heilige geschriften dicht. Tegelijk wist Christus, brs. en zrs. jongens en meisjes, dat Hij dit móest dragen. Ook dit hoorde bij het offer dat Hij als de grote Priester brengen moest. Ook dit was in die heilige geschriften voorzegd.
Zelf doet Hij daarom nog één keer die heilige Schriften voor zijn rechters open. Als een laatste beroep op hen, een laatste oproep tot bezinning: “Van nu aan zal de Zoon des mensen zitten aan de rechterhand van God” Hoort u het? Opnieuw vraagt de Here Jezus aandacht voor Psalm 110. Hij is toch echt die Priester-koning van Psalm 110. Het Sanhedrin zal Hem nu veroordelen. Maar het is bijna zover dat God tot Hem zal zeggen: “Zet U aan mijn rechterhand tot Ik uw vijanden gemaakt heb tot een voetbank voor uw voeten.” Want dit vrijwillig lijden, deze verwerping, ja, uitwerping als een gevloekte is geen misrekening. Dit hoort bij de priesterdienst die Hem tot de grote Koning over Gods volk moet maken die eindelijk alle vijanden verdrijven kan.
Wat betekent Hij naar de heilige geschriften voor ons?
In de weken vóór Goede Vrijdag en Pasen is er elk jaar een extra belangstelling voor Jezus van Nazaret. De Mattheüs Passion van Joh. Sebast. Bach wordt weer overal uitgevoerd. Of andere lijdensmuziek. En je merkt hier in Nederland weinig van verachting en verwerping. Integendeel: het lijkt wel alsof dit stilstaan bij Jezus’ lijden de mensen verenigt en verbroederd. Jaren lang zagen we op tv zelfs minister-president Kok de uitvoering van de Matteüs Passion bijwonen.
Maar laten we het onze Heiland in de hemel niet aandoen, gemeente, dat wij ook nu nog over de voorvragen heen walsen. Laten we juist nu die vragen nadrukkelijk aan de orde stellen: wat verwacht je van de Christus? Wat betekent Hij naar de heilige geschriften voor ons?
En laten we dan maar bij onszelf beginnen: wie is Hij voor mij? Besef ik dat ik elke dag volslagen afhankelijk ben van zijn offer voor mijn zonden? Zoek ik in alles het leven buiten mezelf in Hem? Aanvaard ik het ook van Hem dat Hij in dit leven mij genezing onthouden kan, om mij eerst vergeving te leren zoeken?
Laten we ook in ontmoetingen met andere christenen niet te snel zeggen dat we als het erop aan komt toch allemaal geloven dat Jezus de Christus is. Maar eerst de voorvraag stellen: wat zegt Gods Woord dan over Hem?
Ja, Gods Woord. Niet: mijn gevoel, of hoe ik het me voorstel.
Om Jezus als de Christus te aanvaard-en moet altijd het draaiboek van zijn leven en sterven erbij dat God Zelf heeft opgesteld en vastgelegd in de Bijbel.
Alleen als we Hem daarin gevonden hebben zullen we Hem nu ook aan Gods rechterhand in de hemel weten als onze priester en koning tegelijk. En zullen we Hem vol verlangen op de wolken van de hemel terugverwachten. Om onze verlossing compleet te maken.
READ THE BOOK - THE BIBLE CHANGE YOUR LIFE
INFO: DE WEG - DE WAARHEID - HET LEVEN - FILM
Remember all victims of violence worldwide
DE WEG | DE WAARHEID | HET LEVEN | FILM | AUDIO
HOLYHOME.NL USE NO COOKIES - REPORT DEAD LINKS
Waard om te weten :
Een hartelijk welkom op de siteDeze pagina printen
Sitemap
Wie zoekt zal vinden
FAQ - HELP
Kerk
Zondag
Advent
Kerstfeest
Driekoningen
Vastentijd
Goede Vrijdag
Aswoensdag
Palmzondag
Palmpasen
De stille week
Witte donderdag
Stille zaterdag
Paaswake
Pasen - Paasfeest
Hemelvaartsdag
Pinksteren
Biddag
Dankdag
Avondmaal
Doop
Belijdenis
Oudjaarsdag
Nieuwjaarsdag
Sint Maarten
Sint Nicolaas
Halloween
Hervormingsdag
Dodenherdenking
Bevrijdingsdag
Koningsdag / Koninginnedag
Gebedsweek
Huwelijk
Begrafenis
Vakantie
Recreatie
Feest- en Gedenkdagen
Symbolen van herkenning
Leerzame antwoorden op levens- en geloofsvragen
Hebreeën 4:12 zegt: "Want levend en krachtig is het woord van God, en scherper dan een tweesnijdend zwaard: het dringt diep door tot waar ziel en geest, been en merg elkaar raken, en het is in staat de opvattingen en gedachten van het hart te ontleden". Lees eens: Het zwijgen van God
God heeft zoveel liefde voor de wereld, dat Hij Zijn enige Zoon heeft gegeven; zodat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft. Lees eens: God's Liefde
Schat onder handbereik
Bemoediging en troost
Bible-people - stories of famous men and women in the Bible
Bible-archaeology - archaeological evidence and the Bible
Bible-art - paintings and artworks of Bible events
Bible-top ten - ways to hell, films, heroes, villains, murders....
Bible-architecture - houses, palaces, fortresses
Women in the Bible - great women of the Bible
The Life of Jesus Christ - story, paintings, maps
Read more for Study Apocrypha, Historic Works
GELOOF EN LEVEN een
KLEINE HULP VOOR ONDERWEG
Wie zoekt zal vinden
Boeiende Series :
BijbelvertalingenBijbel en Kunst
Bijbels Prentenboek
Biblische Bildern
Encyclopedie
E-books en Pdf
Prachtige Bijbelse Schoolplaten
De Heilige Schrift
Het levende Woord van God
Aan de voeten van Jezus
Onder de Terebint
In de Wijngaard
De Bergrede
Gelijkenissen van Jezus
Oude Schoolplaten
De Zaligsprekingen van Jezus
Goede Vruchten
Geestesgaven
Tijd met Jezus
Film over Jezus
Barmhartigheid
Catechese lessen
Het Onze Vader
De Tien Geboden
Hoop en Verwachting
Bijzondere gebeurtenissen
De Bijbel is boeiend
Bijbelverhalen in beeld
Presentaties en Powerpoints
Bijbelse Onderwerpen
Vrede van God voor jou
Oude bijbel tegels
Informatie over alle kerken in Nederland: Kerkzoeker
Bible Study: The Bible alone!
L'étude biblique: Rien que la Bible!
Bibelstudium: Allein die Bibel!
Materiaal voor het Digibord
Werkbladen Bijbelverhalen Bijbellessen
OT Hebreeuws-Engels
NT Grieks-Engels
Naslagwerken
Belijdenissen
Een rijke bron
Missale Romanum + Afbeeldingen
Stripboek over Jezus
Christelijke Symbolen
Plaatjes Afbeeldingen Clipart
Evangelie op Postzegels
Harmonium Huisorgel
Godsdiensten en Religies
Herinnering aan Kerken
Christian Country Music
Muzikale ontspanning
Software voor Bijbelstudie
Hartverwarmende Klanken
Read and Hear the Holy Bible
Luisterbijbel
Bijbel voor Slechtzienden Begrippenlijst -1- -2-
Meer weten over de Psalmen, gezangen, liturgieën, belijdenisgeschriften: Catechismus, Dordtse Leerregels en veel andere informatie? . Kijk op: Online-bijbel.nl(What's good, use it)