HOME | STUDIEBIJBEL | BIJBELSTUDIES | BIJBELATLAS | BIJBELSEGESCHIEDENIS | NIEUWS
Afbeelding
Missale Romanum - 130
overzicht
De
houtsnedes zijn gepubliceerd in 1593
onder de titel Adnotationes et Meditationes in Evangelia ("Notes and
Meditations on the Gospels")
153
Afbeeldingen 1593 edition, in chronologische volgorde van Jezus' leven
klik op de afbeelding voor aanvullende
informatie
Vader, in uw handen
beveel ik mijn geest
BIJBELTEKST Mattheüs 27 Markus 15 Lukas 23
Johannes 19
Uit het evangelie volgens Lukas:
26 Toen Jezus werd weggeleid, hielden de soldaten een zekere Simon van Cyrene aan, die net de stad binnenkwam. Ze legden het kruis op zijn rug en lieten het hem achter Jezus aan dragen. 27 Een grote volksmenigte volgde Jezus, evenals enkele vrouwen die zich op de borst sloegen en over hem weeklaagden. 28 Jezus keerde zich echter naar hen om en zei: ‘Dochters van Jeruzalem, huil niet om mij. Huil liever om jezelf en je kinderen, 29 want weet, de tijd zal aanbreken dat men zal zeggen: “Gelukkig wie onvruchtbaar is, gelukkig de moederschoot die niet gebaard heeft en de borst die geen kind heeft gezoogd.” 30 Dan zullen de mensen tegen de bergen zeggen: “Val op ons neer!” en tegen de heuvels: “Bedek ons!” 31 Want als dit gebeurt met het jonge hout, wat zal het verdorde hout dan niet te wachten staan?’ 32 Samen met Jezus werden nog twee anderen, beiden misdadigers, weggeleid om terechtgesteld te worden.
33 Aangekomen bij de plek die de Schedelplaats heet, werd hij gekruisigd, samen met de twee misdadigers, de een rechts van hem, de ander links. 34 Jezus zei: ‘Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen.’ (23:34) Jezus zei: ‘Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen.’ – In andere handschriften ontbreken deze woorden.De soldaten verdeelden zijn kleren onder elkaar door erom te dobbelen. 35 Het volk stond toe te kijken. De leiders hoonden hem en zeiden: ‘Anderen heeft hij gered; laat hij nu zichzelf redden als hij de messias van God is, zijn uitverkorene!’ 36 Ook de soldaten dreven de spot met hem, ze gingen voor hem staan en boden hem zure wijn aan, 37 terwijl ze zeiden: ‘Als je de koning van de Joden bent, red jezelf dan!’ 38 Boven hem was een opschrift aangebracht: ‘Dit is de koning van de Joden’. 39 Een van de gekruisigde misdadigers zei spottend tegen hem: ‘Jij bent toch de messias? Red jezelf dan en ons erbij!’ 40 Maar de ander wees hem terecht met de woorden: ‘Heb jij dan zelfs geen ontzag voor God nu je dezelfde straf ondergaat? 41 Wij hebben onze straf verdiend en worden beloond naar onze daden. Maar die man heeft niets onwettigs gedaan.’ 42 En hij zei: ‘Jezus, denk aan mij wanneer u in uw koninkrijk komt.’ 43 Jezus antwoordde: ‘Ik verzeker je: nog vandaag zul je met mij in het paradijs zijn.’
44-45 Rond het middaguur werd het donker in het hele land doordat de zon verduisterde. De duisternis hield drie uur aan. Toen scheurde het voorhangsel van de tempel doormidden. [44–45] 45 46 En Jezus riep met luide stem: ‘Vader, in uw handen leg ik mijn geest.’ Toen hij dat gezegd had, blies hij de laatste adem uit. 47 De centurio zag wat er gebeurd was en loofde God met de woorden: ‘Werkelijk, deze mens was een rechtvaardige!’ 48 De mensen die voor het schouwspel samengekomen waren en de gebeurtenissen hadden gadegeslagen, keerden terug naar huis, terwijl ze zich op de borst sloegen. 49 Alle mensen die Jezus gekend hadden waren op een afstand blijven staan, ook de vrouwen die hem vanuit Galilea gevolgd waren en alles hadden zien gebeuren.
Het sterven altijd aangrijpend
Het sterven van een mens blijft altijd aangrijpend. Iemand die je goed gekend hebt, van wie je misschien zielsveel gehouden hebt, ontglipt je door de poort van de dood.
Soms heel stilletjes: opeens blijft de adem weg. Opeens is hij of zij hier niet meer. Maar het kan ook door heftige worsteling heen gaan: in doodsnood schreeuwt de stervende het uit voordat de ogen breken en het hart blijft stilstaan. Er zijn er hier vast heel wat in de kerk die dit van dichtbij meegemaakt hebben.
Lucas vertelt dat de Here Jezus ook met laatste schreeuw aan ’t kruis gestorven is. “Met een luide stem” gooide hij zijn laatste woorden eruit voordat Hij de geest gaf. Maar bij Hem gebeurde dat niet in doodsnood. Juist niet. Vergelijk het eerder met iemand die vlak voor z’n sterven opeens omhoog komt op het bed, de armen uitstrekt en blij iets roept van “Wat mooi!”, of “Ja, hier ben ik Here!”Zo riep Christus toen Hij sterven ging vol vertrouwen: “Vader, in Uw handen beveel ik mijn geest”.
Het zijn heel bekende woorden geworden. Ze zijn sindsdien ook vaak herhaald op sterfbedden. Door kinderen van God die in rustige overgave de poort van de dood ingingen. Omdat ze wisten dat Vaders handen hen ook daar doorheen dragen zouden.
Misschien weten oudere mensen nog wel: vroeger stonden er helemaal achterin ons kerkboek, op de laatste bladzij, na de zogenaamde Ziekentroost, “Sommige uitspraken dienende voor de kranken in hun uiterste” Daar zat ik als jongetje in de kerk vroeger wel eens in te lezen als de preek me boven de pet ging. ’t Was een korte verzameling bijbel-teksten om voor te lezen aan, of om gelezen te worden door mensen op hun sterfbed. Daarin kwamen ook de woorden van onze tekst vanavond voor: “Het is mij beter te sterven dan te leven. Doch, Here, uw wil geschiede. Vader, in uw handen beveel ik mijn geest”.
Dit zijn inderdaad woorden die we in de mond mogen nemen als voor ons het sterven dichtbij komt. En het blijft voor de mensen erom heen elke keer weer indrukwekkend als iemand zó vol vertrouwen uit dit leven afscheid neemt.
Alleen kan hierdoor wel de indruk ontstaan dat die woorden: “Vader, in uw handen beveel ik mijn geest” typische woorden voor een sterfbed zijn. Voor iemand die weet dat z’n einde hier op aarde nabij is en zich schikt in het onvermijdelijke. Maar dan ontgaat ons ook nu net het heel bijzondere van de laatste woorden die de Here Jezus aan zijn kruis uitriep voordat hij stierf. Want in werkelijkheid zíjn die woorden de uitroep van iemand die helemaal niet wíl sterven. Ánderen willen hem dood hebben, maar zelf wil hij midden in het léven wil blijven staan. Díe klank hebben die bekende woorden: “Vader in uw handen beveel ik mijn geest”
Dat wil ik u in graag duidelijk maken. Want alleen zó is die laatste uitroep van Christus aan zijn kruis ook voor ons tot grote troost.
Christus laatste woord maakt duidelijk: zijn sterven was het einde niet.
Jezus wist dat dit niet het einde was
Hoe zouden Christus laatste woorden op de omstanders overgekomen zijn? Op de mensen aan de voet van die drie kruisen op Golgota? Op die twee criminelen aan weerszijden van Jezus? Eerder had Hij geroepen: “Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?” Die schreeuw was te plaatsen geweest. Je zal hier maar zo hangen, van God en mensen verlaten en zodadelijk de dood inschuiven! En dan? Ja, dan moet je voor de hemelse Rechter verschijnen. Hoe zal Hij oordelen? Als een gevloekte was Jezus aan dit kruis vastgespijkerd. Als een mens waarmee ook God in der eeuwigheid niets meer te maken wilde hebben. Zelf had Hij wel gezegd dat er een heel bijzondere band tussen Hem en God bestond, ja, dat Hij Gods Zoon, zelf ook God zou zijn. Maar het was toch wel gebleken nu, dat dit Godslasterlijke woorden waren? Anders had God Hem toch nooit aan dit kruis zo gruwelijk laten doodgaan? Je zou denken: Jezus moest zo langzamerhand toch wel doodsbang zijn.
En dan komt er opeens dit woord uit zijn mond: “Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest!” Hebben de omstanders de betekenis daarvan begrepen? Hebben ze meteen geweten uit welke Psalm dit kwam en hoe ze dáár klinken?
Wij hebben Psalm 31 hierboven gelezen. Een psalm van Israël’s koning David. Maar die lag, toen hij deze psalm zong, bepaald nog niet op zijn sterfbed. En hij wilde ook niet sterven, ook al waren vijanden van hem wel op zijn dood uit. Zou deze Psalm gemaakt zijn toen Absalom zijn vader uit Jeruzalem verdreven had? In elk geval: David vertrouwde erop dat hij nog niet zou sterven, maar verder zou mogen leven om voor Gods volk te zorgen. Dáárom legde hij zijn leven in Gods handen. In het vaste vertrouwen, dat het dan goed komt: kijk maar hoe dat meteen na elkaar staat in Psalm 31:6: “In uw hand beveel ik mijn geest. U verlost mij, HERE, trouwe God!” Wat de vijanden ook ondernemen- ze winnen het niet. Ze trekken aan het kortste eind. Dát is de toon van Psalm 31. Kijk ook maar vs.5 : “U zult mij trekken uit het net dat ze voor mij verborgen hadden”. En vs. 8 en 9: “Ik wil juichen en mij verheugen… Want U hebt acht geslagen op mijn ellende, U hebt geweten van de benauwdheid van mijn ziel. U hebt mij aan de vijand niet prijsgegeven….”
Met déze psalm op de lippen is de Here Jezus de dood ingegaan
Juist deze psalm koos Hij uit om nog één keer van Zich te laten horen, voordat Hij sterven zou. Dachten zijn vijanden gewonnen te hebben? Meenden ze van deze bespottelijke Jodenkoning af te zijn? Laten ze zich niet vergissen! Jezus’sterven is
het einde niet. Juist zijn láátste woord maakt duidelijk dat dit het laatste niet is. Vol vertrouwen op een toekomst stapt Jezus de poort van de dood binnen. Zelfs niet nu Jezus wel sterft zodadelijk, terwijl David destijds leven bleef. Christus weet dat Hij binnen drie dagen aan de andere kant van de dood weer tevoorschijn zal komen. Zelfs die laatste vijand, de dood, zal Hem los moeten laten. En zal voortaan nooit meer die macht kunnen uitoefenen die hij tot nu toe had.
Dat is het laatste dat Christus wil laten weten, voordat Hij zo dadelijk het hoofd buigt en Zich aan de dood overgeeft. Met luide stem roept Hij het over Golgota, zodat het gemompel ogenblikkelijk verstomt en de mensen geschrokken en verbaasd naar het kruis omhoogkijken.
Hij werd gesmaad en belachelijk gemaakt
Heel de dag is al de ellénde waarvan in Psalm 31 ook sprake is, over Christus heen gekomen. Als een ongewenste, mislukte koning hadden ze Hem de stad uit gegooid en aan dit kruis genageld. Hij was omgeven door vijanden die maar één ding wilden: zo gauw mogelijk van Hem af zien te komen. Net als David had meegemaakt. Als je Psalm 31 leest kun je het keer op keer op Christus toepassen: vs. 5: op slinkse manier hadden ze net gespannen om Hem in handen te krijgen: zijn eigen leerling Judas moest Hem aanwijzen. Vs. 12: Hij werd gesmaad en belachelijk gemaakt door de mensen die Hem benauwden, zelfs door de mannen die links en rechts van Hem gekruisigd waren. Zijn bekenden stonden verstard, met de hand aan de mond, zijn lijden aan te zien, of waren van angst en ontreddering weggevlucht. Vs. 14: overal rondom Zich hoorde Hij het gemompel van de mensen, lelijk geklets en gespot over Hem. Terwijl ze de afgelopen nacht op een gemene manier beraadslaagd hadden hoe ze Hem het leven benemen konden. Leugenlippen (vs. 19) had Hij moeten aanhoren. En toen was dat verschrikkelijke gekomen dat Hij was verbannen uit Gods oog (zie Psalm 31:23). David had alleen maar een poosje dat gevóel gehad, bij Christus was het echt zo geweest. Dat was wel heel duidelijk geworden toen Gods hand a.h.w. de zon opeens van de hemel wegplukte en het aardedonker geworden was. Geen normale zonsverduistering maar een teken van God dat Hijzelf Zich terugtrok. God, zijn God had Hem verlaten. Zijn handen van Hem afgetrokken. Prijsgegeven aan spottende mensen en sarrende duivelen.
Daarom had Hij ook al die tijd gezwegen. Immers, Christus had allang Psalm 31 tegen zijn vijanden in stelling kunnen brengen, zou je zeggen. Waarom had Christus niet al veel eerder geroepen, wat David riep in Psalm 31:15 e.v.: “Ik vertrouw op U , HERE. Ik zeg: U bent mijn God. Red Mij uit de hand van mijn vijanden en mijn vervolgers. HERE, laat Mij niet beschaamd worden, want ik roep U aan….”
Hij moest eerst alles over zich heen laten komen
Hij kon het niet en wilde dat niet. Het mocht niet. Hij moest eerst alles over zich heen laten komen, en nog in veel ergere mate dan David. Hij moest Zich door God van Zich af laten duwen, de hel in, de eeuwige godverlatenheid. Daarvoor was Hij naar de wereld gekomen. Daarvoor was Hij in Davids plaats koning over Gods volk geworden. Besefte David dat het om zijn eigen ongerechtigheid, zijn eigen schuld was, dat God hem in deze ellende had gebracht (kijk Psalm 31:11), Christus liet alle ellende over Zich heen komen om ónze ongerechtigheid. Het was ónze hel die Hij dragen moest. Daarom hing Hij hier. Onze schuld moest geboet, onze straf gedragen. Daarom werd Hij verbannen uit het oog van zijn hemelse Vader.
Als Christus toen al meteen met David in Psalm 31 geroepen had: “HERE, red mij. Ik kan niet verder, Ik ga hieraan onderdoor”- als Hij toen meteen al God teruggeroepen had, zou het te vroeg geweest zijn. Hij moest hieraan onderdoor. Hij moest er dwars doorheen. Zo verschrikkelijk en onuitsprekelijk dat het met geen pen volledig te beschrijven valt. Laat staan door een filmacteur na te spelen.
Maar nu, nu het sterven op handen is, nu doet Christus zijn mond weer open. Want nu ís Hij er doorheen, weet Hij. Het is volbracht. De zon is terug, het licht is weer gaan schijnen. Toen Hij met de woorden van Psalm 22 had geroepen: Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten, was gebeurd waar David in die andere Psalm, Ps 31 om geroepen had, kijk vs. 17: God aangezicht was weer gaan lichten over zijn knecht. God had zijn handen weer uitgestoken naar zijn Zoon. Maar dan mag Deze nu zijn leven ook weer in Gods handen leggen. Het einde lijkt nu spoedig te komen, het moment van sterven is niet ver meer. Maar Christus weet beter. Hij is door het ergste heen. En Hij komt er nu ook helemaal door heen. Ook door de dood heen. Laten de mensen maar spotten met zijn speciale band met God- wat David zo niet in Psalm 31 zeggen kon: “Vader” (David moest het houden op “HERE”), dat roept Jezus nu luid uit voor de oren van al die ramptoeristen daar op Golgotha: “Vader, in uw handen beveel ik mijn geest. En doe nu dus ook de rest van Psalm 31 aan Mij in vervulling gaan.”
Wij mogen weten dat dit niet het einde is
Maar zo krijgt dit laatste kruiswoord van Christus ook voor ons een bemoedigende klank, brs en zrs. Jezus sterven was het einde niet. Voor Hem niet. Dat wist Hij. Maar ook voor ons niet. Dat mógen wij weten.
Wij zijn immers het vólk van deze Koning? Toen Hij vol vertrouwen zijn lot in de handen van zijn God legde, legde Hij daarmee ook ons lot in Gods handen. Toen Hij, ook al ging Hij nu eerst sterven, toch vol vertrouwen de toekomst weer in kon kijken, vanaf toen was en is er ook toekomst voor ons. Zo is dat toch met een koning- die man behartigt maar niet zijn eigen belangen, maar de zaak van zijn volk gaat hem ter harte. Daarom zong David Psalm31. Het was hem toen niet alleen maar om z’n eigen hachje te doen. Maar met hem, de koning, stond de zaak van Gods volk op het spel. Daarvoor had hij verantwoordelijkheid op zich genomen. Als hij nu ten onder zou gaan- hoe moest het dan met zijn volk?
Maar zo was dat nog veel en veel sterker bij Davids grote zoon, de Here Jezus. Onze Koning. Ons lot had Hij Zich aangetrokken. Om ons hing Hij aan dat kruis. Om ons werd Hij verbannen uit Gods oog en verdroeg Hij het dat Gods aangezicht niet meer over Hem lichtte. Maar voor ons ook vroeg Hij met de woorden van Psalm 31 om te mogen verder leven, ook door de dood heen.
En toen Hij drie dagen later ook werkelijk in het leven terugkeerde, ging daarmee ook voor ons het leven weer open. Nu Hij niet langer verbannen is uit Gods oog- dan wij nu ook niet meer! Nu voor Hem het licht van God weer is gaan schijnen, straalt er ook voor ons weer licht van Gods gezicht. En vanaf het moment dat zíjn vijanden aan het kortste eind trokken, zelfs die laatste vijand, de dood, moeten ze het ook tegen ons afleggen. Dat mogen wij nu weten. In dat vertrouwen, in die rust mag u leven, brs en zrs. Onze Koning Zelf staat daar voortaan garant voor. Mét Hem mogen wij nu zeggen: “Vader, in uw handen beveel ik mijn geest.” En het dan zeker weten dan heel Psalm 31 nu ook voor ons verhoord zal worden door God.
Dankzij Christus mogen we nu schuilen bij God
Niet pas op ons sterfbed, maar ook terwijl we nog midden in het leven staan, maar de moeiten van dit leven volop over ons heen krijgen. In alle omstandigheden. Dankzij Christus mogen we nu schuilen bij God en is God voor ons een beschuttende rots, een kasteel om ons heen met veilige muren (Psalm 31:3). Ik weet dat daarmee het leven nu iet opeens in alle opzichten over rozen gaat. En dat je nu dus altijd fluitend en zingend door het leven gaat. Wat kan de weg nog zwaar zijn. En vijanden zijn er ook nog steeds. Vooral als je consequent en radicaal christen durft te zijn in deze wereld, ook in de overigens zo tolerante Nederlandse samenleving. Dan zul je ondervinden waar onze Koning als voor waarschuwde: “Ze hebben Mij gehaat, ze zullen ook jullie haten, ze hebben Mij vervolgd, ze zullen ook jullie vervolgen. Ze hebben Mij gedood, ze zullen het ook met jullie doen.” Je kunt zelfs spot en verachting over je heen krijgen van mensen die toch naaste je en om je heen zouden moeten staan: mensen die zeggen zelf ook in God te geloven, maar in feite vijanden van het evangelie geworden zijn.
Maar nooit zal het meer té zwaar kunnen worden. Mét Christus zullen we altijd mogen zeggen: “Vader, in uw handen beveel ik mijn geest.” En dan weten: zoals voor onze Koning de weg niet doodliep, zo zal die ook voor mij nu niet doodlopen.
Ook al voel ik me verbannen uit Gods oog- Christus straat er garant voor dat dat toch niet zo is.
En zelfs als die laatste vijand komt oprukken: de dood, zeg het ook dan Christus maar na: “Vader, in uw handen beveel ik mijn geest”. En dan mag u het weten, en zij die om uw sterfbed staan mogen het weten: dit is het laatste niet. Met Christus is er een weg zelfs door de dood heen. Mijn leven is met Hem immers eeuwig leven geworden.
Jezus vijanden zullen weten dat niet het einde is
Dat mogen wij sinds dat laatste kruiswoord van onze Koning op Golgota weten. Maar dat zullen ook zijn en onze vijanden weten! Want u hebt het toch al wel begrepen: dat laatste kruiswoord van Christus was ook een laatste waarschuwing aan zijn vijanden: denk erom. Dit sterven is het einde niet. Sla de psalm er maar op na en je zult weten dat Gods zijn Koning er doorheen helpen zal. Maar dat alle vijanden er dus aan zullen gaan. Vs. 24b: ruimschoots ontvangen de trotsen straks vergelding voor wat ze deze Koning durfden aandoen. En vs. 18: ze wilden Gods koning voorgoed het zwijgen opleggen en het dodenrijk in jagen. Maar wat ze Hem wilden aandoen komt nu op hen zelf af: als ze zich niet haastig bekeren zullen zíj tot zwijgen gebracht worden in het dodenrijk.
Dat wilde onze Koning bij zijn sterven zijn vijanden laten weten. Dat moet elke vijand van Hem, en daarom ook vijand van ons, helemaal weten nu Hij voorgoed in het leven is teruggekeerd. En straks in al zijn glorie naar deze aarde terugkeert.
Sinds de Goede Vrijdag moet ieder mens z’n keus bepalen: wat wil ik? Horen bij het volk van deze Koning? Of vijand blijven? En welbeschouwd ís dit toch geen keus, gemeente? Want het is de keus tussen eeuwig leven of de eeuwige dood. En dan ben je toch dwaas als je voor het laatste kiest?
26 Toen Jezus werd weggeleid, hielden de soldaten een zekere Simon van Cyrene aan, die net de stad binnenkwam. Ze legden het kruis op zijn rug en lieten het hem achter Jezus aan dragen. 27 Een grote volksmenigte volgde Jezus, evenals enkele vrouwen die zich op de borst sloegen en over hem weeklaagden. 28 Jezus keerde zich echter naar hen om en zei: ‘Dochters van Jeruzalem, huil niet om mij. Huil liever om jezelf en je kinderen, 29 want weet, de tijd zal aanbreken dat men zal zeggen: “Gelukkig wie onvruchtbaar is, gelukkig de moederschoot die niet gebaard heeft en de borst die geen kind heeft gezoogd.” 30 Dan zullen de mensen tegen de bergen zeggen: “Val op ons neer!” en tegen de heuvels: “Bedek ons!” 31 Want als dit gebeurt met het jonge hout, wat zal het verdorde hout dan niet te wachten staan?’ 32 Samen met Jezus werden nog twee anderen, beiden misdadigers, weggeleid om terechtgesteld te worden.
33 Aangekomen bij de plek die de Schedelplaats heet, werd hij gekruisigd, samen met de twee misdadigers, de een rechts van hem, de ander links. 34 Jezus zei: ‘Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen.’ (23:34) Jezus zei: ‘Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen.’ – In andere handschriften ontbreken deze woorden.De soldaten verdeelden zijn kleren onder elkaar door erom te dobbelen. 35 Het volk stond toe te kijken. De leiders hoonden hem en zeiden: ‘Anderen heeft hij gered; laat hij nu zichzelf redden als hij de messias van God is, zijn uitverkorene!’ 36 Ook de soldaten dreven de spot met hem, ze gingen voor hem staan en boden hem zure wijn aan, 37 terwijl ze zeiden: ‘Als je de koning van de Joden bent, red jezelf dan!’ 38 Boven hem was een opschrift aangebracht: ‘Dit is de koning van de Joden’. 39 Een van de gekruisigde misdadigers zei spottend tegen hem: ‘Jij bent toch de messias? Red jezelf dan en ons erbij!’ 40 Maar de ander wees hem terecht met de woorden: ‘Heb jij dan zelfs geen ontzag voor God nu je dezelfde straf ondergaat? 41 Wij hebben onze straf verdiend en worden beloond naar onze daden. Maar die man heeft niets onwettigs gedaan.’ 42 En hij zei: ‘Jezus, denk aan mij wanneer u in uw koninkrijk komt.’ 43 Jezus antwoordde: ‘Ik verzeker je: nog vandaag zul je met mij in het paradijs zijn.’
44-45 Rond het middaguur werd het donker in het hele land doordat de zon verduisterde. De duisternis hield drie uur aan. Toen scheurde het voorhangsel van de tempel doormidden. [44–45] 45 46 En Jezus riep met luide stem: ‘Vader, in uw handen leg ik mijn geest.’ Toen hij dat gezegd had, blies hij de laatste adem uit. 47 De centurio zag wat er gebeurd was en loofde God met de woorden: ‘Werkelijk, deze mens was een rechtvaardige!’ 48 De mensen die voor het schouwspel samengekomen waren en de gebeurtenissen hadden gadegeslagen, keerden terug naar huis, terwijl ze zich op de borst sloegen. 49 Alle mensen die Jezus gekend hadden waren op een afstand blijven staan, ook de vrouwen die hem vanuit Galilea gevolgd waren en alles hadden zien gebeuren.
Het sterven altijd aangrijpend
Het sterven van een mens blijft altijd aangrijpend. Iemand die je goed gekend hebt, van wie je misschien zielsveel gehouden hebt, ontglipt je door de poort van de dood.
Soms heel stilletjes: opeens blijft de adem weg. Opeens is hij of zij hier niet meer. Maar het kan ook door heftige worsteling heen gaan: in doodsnood schreeuwt de stervende het uit voordat de ogen breken en het hart blijft stilstaan. Er zijn er hier vast heel wat in de kerk die dit van dichtbij meegemaakt hebben.
Lucas vertelt dat de Here Jezus ook met laatste schreeuw aan ’t kruis gestorven is. “Met een luide stem” gooide hij zijn laatste woorden eruit voordat Hij de geest gaf. Maar bij Hem gebeurde dat niet in doodsnood. Juist niet. Vergelijk het eerder met iemand die vlak voor z’n sterven opeens omhoog komt op het bed, de armen uitstrekt en blij iets roept van “Wat mooi!”, of “Ja, hier ben ik Here!”Zo riep Christus toen Hij sterven ging vol vertrouwen: “Vader, in Uw handen beveel ik mijn geest”.
Het zijn heel bekende woorden geworden. Ze zijn sindsdien ook vaak herhaald op sterfbedden. Door kinderen van God die in rustige overgave de poort van de dood ingingen. Omdat ze wisten dat Vaders handen hen ook daar doorheen dragen zouden.
Misschien weten oudere mensen nog wel: vroeger stonden er helemaal achterin ons kerkboek, op de laatste bladzij, na de zogenaamde Ziekentroost, “Sommige uitspraken dienende voor de kranken in hun uiterste” Daar zat ik als jongetje in de kerk vroeger wel eens in te lezen als de preek me boven de pet ging. ’t Was een korte verzameling bijbel-teksten om voor te lezen aan, of om gelezen te worden door mensen op hun sterfbed. Daarin kwamen ook de woorden van onze tekst vanavond voor: “Het is mij beter te sterven dan te leven. Doch, Here, uw wil geschiede. Vader, in uw handen beveel ik mijn geest”.
Dit zijn inderdaad woorden die we in de mond mogen nemen als voor ons het sterven dichtbij komt. En het blijft voor de mensen erom heen elke keer weer indrukwekkend als iemand zó vol vertrouwen uit dit leven afscheid neemt.
Alleen kan hierdoor wel de indruk ontstaan dat die woorden: “Vader, in uw handen beveel ik mijn geest” typische woorden voor een sterfbed zijn. Voor iemand die weet dat z’n einde hier op aarde nabij is en zich schikt in het onvermijdelijke. Maar dan ontgaat ons ook nu net het heel bijzondere van de laatste woorden die de Here Jezus aan zijn kruis uitriep voordat hij stierf. Want in werkelijkheid zíjn die woorden de uitroep van iemand die helemaal niet wíl sterven. Ánderen willen hem dood hebben, maar zelf wil hij midden in het léven wil blijven staan. Díe klank hebben die bekende woorden: “Vader in uw handen beveel ik mijn geest”
Dat wil ik u in graag duidelijk maken. Want alleen zó is die laatste uitroep van Christus aan zijn kruis ook voor ons tot grote troost.
Christus laatste woord maakt duidelijk: zijn sterven was het einde niet.
Jezus wist dat dit niet het einde was
Hoe zouden Christus laatste woorden op de omstanders overgekomen zijn? Op de mensen aan de voet van die drie kruisen op Golgota? Op die twee criminelen aan weerszijden van Jezus? Eerder had Hij geroepen: “Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?” Die schreeuw was te plaatsen geweest. Je zal hier maar zo hangen, van God en mensen verlaten en zodadelijk de dood inschuiven! En dan? Ja, dan moet je voor de hemelse Rechter verschijnen. Hoe zal Hij oordelen? Als een gevloekte was Jezus aan dit kruis vastgespijkerd. Als een mens waarmee ook God in der eeuwigheid niets meer te maken wilde hebben. Zelf had Hij wel gezegd dat er een heel bijzondere band tussen Hem en God bestond, ja, dat Hij Gods Zoon, zelf ook God zou zijn. Maar het was toch wel gebleken nu, dat dit Godslasterlijke woorden waren? Anders had God Hem toch nooit aan dit kruis zo gruwelijk laten doodgaan? Je zou denken: Jezus moest zo langzamerhand toch wel doodsbang zijn.
En dan komt er opeens dit woord uit zijn mond: “Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest!” Hebben de omstanders de betekenis daarvan begrepen? Hebben ze meteen geweten uit welke Psalm dit kwam en hoe ze dáár klinken?
1 Voor de koorleider. Een psalm
van David. Psalm 31
2 Bij U, HERE, schuil ik,
laat mij nimmer beschaamd worden.
Doe mij ontkomen door uw gerechtigheid,
3 neig uw oor tot mij, red mij haastig.
Wees mij tot een beschuttende rots,
tot een sterke vesting om mij te redden;
4 want Gij zijt mijn steenrots en mijn vesting,
en om uws naams wil zult Gij mij voeren en leiden.
5 Gij zult mij trekken uit het net dat men voor mij had verborgen,
want Gij zijt mijn veste.
6 In uw hand beveel ik mijn geest;
Gij verlost mij, HERE, getrouwe God.
7 Ik haat hen die ijdele nietigheden vereren;
ik immers vertrouw op de HERE.
8 Ik wil juichen en mij verheugen over uw goedertierenheid,
daar Gij acht hebt geslagen op mijn ellende,
hebt geweten van de benauwdheden mijner ziel.
9 Gij toch hebt mij aan de vijand niet prijsgegeven,
Gij hebt mijn voeten in de ruimte doen staan.
10 Wees mij genadig, o HERE, want ik ben benauwd;
van verdriet verkwijnt mijn oog, mijn ziel en mijn lichaam.
11 Want mijn leven vergaat in kommer en mijn jaren in zuchten,
mijn kracht struikelt door mijn ongerechtigheid,
en mijn gebeente verkwijnt.
12 Voor allen die mij benauwen, ben ik tot een smaad geworden,
voor mijn buren allermeest,
en voor mijn bekenden tot een schrik;
wie mij op straat zien, vluchten voor mij weg.
13 Vergeten ben ik, uit het hart, als een dode;
ik ben geworden als gebroken vaatwerk.
14 Want ik hoor het gemompel van velen
– schrik van rondom –;
terwijl zij met elkander tegen mij beraadslagen,
smeden zij plannen om mij het leven te benemen.
15 Maar ik vertrouw op U, HERE,
ik zeg: Gij zijt mijn God.
16 Mijn tijden zijn in uw hand, red mij
uit de hand van mijn vijanden en vervolgers.
17 Doe uw aanschijn lichten over uw knecht,
verlos mij door uw goedertierenheid.
18 HERE, laat mij niet beschaamd worden, want U roep ik aan;
laten de goddelozen beschaamd worden,
tot zwijgen gebracht in het dodenrijk.
19 Laten de leugenlippen verstommen,
die tegen de rechtvaardige verwaten spreken,
met trots en hoon.
20 Hoe groot is het goed
dat Gij hebt weggelegd voor wie U vrezen,
dat Gij bereid hebt voor wie bij U schuilen
ten aanschouwen van de mensenkinderen.
21 Gij verbergt hen in het verborgene van uw aanschijn
voor de samenscholing der mensen;
Gij bergt hen in een hut
voor het getwist der tongen.
22 Geprezen zij de HERE,
want Hij heeft mij wonderbare goedertierenheid betoond
in de gloed der benauwdheid.
23 Terwijl ik in mijn angst dacht:
ik ben verbannen uit uw oog –
hebt Gij voorwaar mijn luide smekingen gehoord,
toen ik tot U riep om hulp.
24 Hebt de HERE lief, al zijn gunstgenoten;
de HERE bewaart de getrouwen,
maar ruimschoots vergeldt Hij de trotsen.
25 Weest sterk en uw hart zij onversaagd,
gij allen, die op de HERE hoopt.
2 Bij U, HERE, schuil ik,
laat mij nimmer beschaamd worden.
Doe mij ontkomen door uw gerechtigheid,
3 neig uw oor tot mij, red mij haastig.
Wees mij tot een beschuttende rots,
tot een sterke vesting om mij te redden;
4 want Gij zijt mijn steenrots en mijn vesting,
en om uws naams wil zult Gij mij voeren en leiden.
5 Gij zult mij trekken uit het net dat men voor mij had verborgen,
want Gij zijt mijn veste.
6 In uw hand beveel ik mijn geest;
Gij verlost mij, HERE, getrouwe God.
7 Ik haat hen die ijdele nietigheden vereren;
ik immers vertrouw op de HERE.
8 Ik wil juichen en mij verheugen over uw goedertierenheid,
daar Gij acht hebt geslagen op mijn ellende,
hebt geweten van de benauwdheden mijner ziel.
9 Gij toch hebt mij aan de vijand niet prijsgegeven,
Gij hebt mijn voeten in de ruimte doen staan.
10 Wees mij genadig, o HERE, want ik ben benauwd;
van verdriet verkwijnt mijn oog, mijn ziel en mijn lichaam.
11 Want mijn leven vergaat in kommer en mijn jaren in zuchten,
mijn kracht struikelt door mijn ongerechtigheid,
en mijn gebeente verkwijnt.
12 Voor allen die mij benauwen, ben ik tot een smaad geworden,
voor mijn buren allermeest,
en voor mijn bekenden tot een schrik;
wie mij op straat zien, vluchten voor mij weg.
13 Vergeten ben ik, uit het hart, als een dode;
ik ben geworden als gebroken vaatwerk.
14 Want ik hoor het gemompel van velen
– schrik van rondom –;
terwijl zij met elkander tegen mij beraadslagen,
smeden zij plannen om mij het leven te benemen.
15 Maar ik vertrouw op U, HERE,
ik zeg: Gij zijt mijn God.
16 Mijn tijden zijn in uw hand, red mij
uit de hand van mijn vijanden en vervolgers.
17 Doe uw aanschijn lichten over uw knecht,
verlos mij door uw goedertierenheid.
18 HERE, laat mij niet beschaamd worden, want U roep ik aan;
laten de goddelozen beschaamd worden,
tot zwijgen gebracht in het dodenrijk.
19 Laten de leugenlippen verstommen,
die tegen de rechtvaardige verwaten spreken,
met trots en hoon.
20 Hoe groot is het goed
dat Gij hebt weggelegd voor wie U vrezen,
dat Gij bereid hebt voor wie bij U schuilen
ten aanschouwen van de mensenkinderen.
21 Gij verbergt hen in het verborgene van uw aanschijn
voor de samenscholing der mensen;
Gij bergt hen in een hut
voor het getwist der tongen.
22 Geprezen zij de HERE,
want Hij heeft mij wonderbare goedertierenheid betoond
in de gloed der benauwdheid.
23 Terwijl ik in mijn angst dacht:
ik ben verbannen uit uw oog –
hebt Gij voorwaar mijn luide smekingen gehoord,
toen ik tot U riep om hulp.
24 Hebt de HERE lief, al zijn gunstgenoten;
de HERE bewaart de getrouwen,
maar ruimschoots vergeldt Hij de trotsen.
25 Weest sterk en uw hart zij onversaagd,
gij allen, die op de HERE hoopt.
Wij hebben Psalm 31 hierboven gelezen. Een psalm van Israël’s koning David. Maar die lag, toen hij deze psalm zong, bepaald nog niet op zijn sterfbed. En hij wilde ook niet sterven, ook al waren vijanden van hem wel op zijn dood uit. Zou deze Psalm gemaakt zijn toen Absalom zijn vader uit Jeruzalem verdreven had? In elk geval: David vertrouwde erop dat hij nog niet zou sterven, maar verder zou mogen leven om voor Gods volk te zorgen. Dáárom legde hij zijn leven in Gods handen. In het vaste vertrouwen, dat het dan goed komt: kijk maar hoe dat meteen na elkaar staat in Psalm 31:6: “In uw hand beveel ik mijn geest. U verlost mij, HERE, trouwe God!” Wat de vijanden ook ondernemen- ze winnen het niet. Ze trekken aan het kortste eind. Dát is de toon van Psalm 31. Kijk ook maar vs.5 : “U zult mij trekken uit het net dat ze voor mij verborgen hadden”. En vs. 8 en 9: “Ik wil juichen en mij verheugen… Want U hebt acht geslagen op mijn ellende, U hebt geweten van de benauwdheid van mijn ziel. U hebt mij aan de vijand niet prijsgegeven….”
Met déze psalm op de lippen is de Here Jezus de dood ingegaan
Juist deze psalm koos Hij uit om nog één keer van Zich te laten horen, voordat Hij sterven zou. Dachten zijn vijanden gewonnen te hebben? Meenden ze van deze bespottelijke Jodenkoning af te zijn? Laten ze zich niet vergissen! Jezus’sterven is
het einde niet. Juist zijn láátste woord maakt duidelijk dat dit het laatste niet is. Vol vertrouwen op een toekomst stapt Jezus de poort van de dood binnen. Zelfs niet nu Jezus wel sterft zodadelijk, terwijl David destijds leven bleef. Christus weet dat Hij binnen drie dagen aan de andere kant van de dood weer tevoorschijn zal komen. Zelfs die laatste vijand, de dood, zal Hem los moeten laten. En zal voortaan nooit meer die macht kunnen uitoefenen die hij tot nu toe had.
Dat is het laatste dat Christus wil laten weten, voordat Hij zo dadelijk het hoofd buigt en Zich aan de dood overgeeft. Met luide stem roept Hij het over Golgota, zodat het gemompel ogenblikkelijk verstomt en de mensen geschrokken en verbaasd naar het kruis omhoogkijken.
Hij werd gesmaad en belachelijk gemaakt
Heel de dag is al de ellénde waarvan in Psalm 31 ook sprake is, over Christus heen gekomen. Als een ongewenste, mislukte koning hadden ze Hem de stad uit gegooid en aan dit kruis genageld. Hij was omgeven door vijanden die maar één ding wilden: zo gauw mogelijk van Hem af zien te komen. Net als David had meegemaakt. Als je Psalm 31 leest kun je het keer op keer op Christus toepassen: vs. 5: op slinkse manier hadden ze net gespannen om Hem in handen te krijgen: zijn eigen leerling Judas moest Hem aanwijzen. Vs. 12: Hij werd gesmaad en belachelijk gemaakt door de mensen die Hem benauwden, zelfs door de mannen die links en rechts van Hem gekruisigd waren. Zijn bekenden stonden verstard, met de hand aan de mond, zijn lijden aan te zien, of waren van angst en ontreddering weggevlucht. Vs. 14: overal rondom Zich hoorde Hij het gemompel van de mensen, lelijk geklets en gespot over Hem. Terwijl ze de afgelopen nacht op een gemene manier beraadslaagd hadden hoe ze Hem het leven benemen konden. Leugenlippen (vs. 19) had Hij moeten aanhoren. En toen was dat verschrikkelijke gekomen dat Hij was verbannen uit Gods oog (zie Psalm 31:23). David had alleen maar een poosje dat gevóel gehad, bij Christus was het echt zo geweest. Dat was wel heel duidelijk geworden toen Gods hand a.h.w. de zon opeens van de hemel wegplukte en het aardedonker geworden was. Geen normale zonsverduistering maar een teken van God dat Hijzelf Zich terugtrok. God, zijn God had Hem verlaten. Zijn handen van Hem afgetrokken. Prijsgegeven aan spottende mensen en sarrende duivelen.
Daarom had Hij ook al die tijd gezwegen. Immers, Christus had allang Psalm 31 tegen zijn vijanden in stelling kunnen brengen, zou je zeggen. Waarom had Christus niet al veel eerder geroepen, wat David riep in Psalm 31:15 e.v.: “Ik vertrouw op U , HERE. Ik zeg: U bent mijn God. Red Mij uit de hand van mijn vijanden en mijn vervolgers. HERE, laat Mij niet beschaamd worden, want ik roep U aan….”
Hij moest eerst alles over zich heen laten komen
Hij kon het niet en wilde dat niet. Het mocht niet. Hij moest eerst alles over zich heen laten komen, en nog in veel ergere mate dan David. Hij moest Zich door God van Zich af laten duwen, de hel in, de eeuwige godverlatenheid. Daarvoor was Hij naar de wereld gekomen. Daarvoor was Hij in Davids plaats koning over Gods volk geworden. Besefte David dat het om zijn eigen ongerechtigheid, zijn eigen schuld was, dat God hem in deze ellende had gebracht (kijk Psalm 31:11), Christus liet alle ellende over Zich heen komen om ónze ongerechtigheid. Het was ónze hel die Hij dragen moest. Daarom hing Hij hier. Onze schuld moest geboet, onze straf gedragen. Daarom werd Hij verbannen uit het oog van zijn hemelse Vader.
Als Christus toen al meteen met David in Psalm 31 geroepen had: “HERE, red mij. Ik kan niet verder, Ik ga hieraan onderdoor”- als Hij toen meteen al God teruggeroepen had, zou het te vroeg geweest zijn. Hij moest hieraan onderdoor. Hij moest er dwars doorheen. Zo verschrikkelijk en onuitsprekelijk dat het met geen pen volledig te beschrijven valt. Laat staan door een filmacteur na te spelen.
Maar nu, nu het sterven op handen is, nu doet Christus zijn mond weer open. Want nu ís Hij er doorheen, weet Hij. Het is volbracht. De zon is terug, het licht is weer gaan schijnen. Toen Hij met de woorden van Psalm 22 had geroepen: Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten, was gebeurd waar David in die andere Psalm, Ps 31 om geroepen had, kijk vs. 17: God aangezicht was weer gaan lichten over zijn knecht. God had zijn handen weer uitgestoken naar zijn Zoon. Maar dan mag Deze nu zijn leven ook weer in Gods handen leggen. Het einde lijkt nu spoedig te komen, het moment van sterven is niet ver meer. Maar Christus weet beter. Hij is door het ergste heen. En Hij komt er nu ook helemaal door heen. Ook door de dood heen. Laten de mensen maar spotten met zijn speciale band met God- wat David zo niet in Psalm 31 zeggen kon: “Vader” (David moest het houden op “HERE”), dat roept Jezus nu luid uit voor de oren van al die ramptoeristen daar op Golgotha: “Vader, in uw handen beveel ik mijn geest. En doe nu dus ook de rest van Psalm 31 aan Mij in vervulling gaan.”
Wij mogen weten dat dit niet het einde is
Maar zo krijgt dit laatste kruiswoord van Christus ook voor ons een bemoedigende klank, brs en zrs. Jezus sterven was het einde niet. Voor Hem niet. Dat wist Hij. Maar ook voor ons niet. Dat mógen wij weten.
Wij zijn immers het vólk van deze Koning? Toen Hij vol vertrouwen zijn lot in de handen van zijn God legde, legde Hij daarmee ook ons lot in Gods handen. Toen Hij, ook al ging Hij nu eerst sterven, toch vol vertrouwen de toekomst weer in kon kijken, vanaf toen was en is er ook toekomst voor ons. Zo is dat toch met een koning- die man behartigt maar niet zijn eigen belangen, maar de zaak van zijn volk gaat hem ter harte. Daarom zong David Psalm31. Het was hem toen niet alleen maar om z’n eigen hachje te doen. Maar met hem, de koning, stond de zaak van Gods volk op het spel. Daarvoor had hij verantwoordelijkheid op zich genomen. Als hij nu ten onder zou gaan- hoe moest het dan met zijn volk?
Maar zo was dat nog veel en veel sterker bij Davids grote zoon, de Here Jezus. Onze Koning. Ons lot had Hij Zich aangetrokken. Om ons hing Hij aan dat kruis. Om ons werd Hij verbannen uit Gods oog en verdroeg Hij het dat Gods aangezicht niet meer over Hem lichtte. Maar voor ons ook vroeg Hij met de woorden van Psalm 31 om te mogen verder leven, ook door de dood heen.
En toen Hij drie dagen later ook werkelijk in het leven terugkeerde, ging daarmee ook voor ons het leven weer open. Nu Hij niet langer verbannen is uit Gods oog- dan wij nu ook niet meer! Nu voor Hem het licht van God weer is gaan schijnen, straalt er ook voor ons weer licht van Gods gezicht. En vanaf het moment dat zíjn vijanden aan het kortste eind trokken, zelfs die laatste vijand, de dood, moeten ze het ook tegen ons afleggen. Dat mogen wij nu weten. In dat vertrouwen, in die rust mag u leven, brs en zrs. Onze Koning Zelf staat daar voortaan garant voor. Mét Hem mogen wij nu zeggen: “Vader, in uw handen beveel ik mijn geest.” En het dan zeker weten dan heel Psalm 31 nu ook voor ons verhoord zal worden door God.
Dankzij Christus mogen we nu schuilen bij God
Niet pas op ons sterfbed, maar ook terwijl we nog midden in het leven staan, maar de moeiten van dit leven volop over ons heen krijgen. In alle omstandigheden. Dankzij Christus mogen we nu schuilen bij God en is God voor ons een beschuttende rots, een kasteel om ons heen met veilige muren (Psalm 31:3). Ik weet dat daarmee het leven nu iet opeens in alle opzichten over rozen gaat. En dat je nu dus altijd fluitend en zingend door het leven gaat. Wat kan de weg nog zwaar zijn. En vijanden zijn er ook nog steeds. Vooral als je consequent en radicaal christen durft te zijn in deze wereld, ook in de overigens zo tolerante Nederlandse samenleving. Dan zul je ondervinden waar onze Koning als voor waarschuwde: “Ze hebben Mij gehaat, ze zullen ook jullie haten, ze hebben Mij vervolgd, ze zullen ook jullie vervolgen. Ze hebben Mij gedood, ze zullen het ook met jullie doen.” Je kunt zelfs spot en verachting over je heen krijgen van mensen die toch naaste je en om je heen zouden moeten staan: mensen die zeggen zelf ook in God te geloven, maar in feite vijanden van het evangelie geworden zijn.
Maar nooit zal het meer té zwaar kunnen worden. Mét Christus zullen we altijd mogen zeggen: “Vader, in uw handen beveel ik mijn geest.” En dan weten: zoals voor onze Koning de weg niet doodliep, zo zal die ook voor mij nu niet doodlopen.
Ook al voel ik me verbannen uit Gods oog- Christus straat er garant voor dat dat toch niet zo is.
En zelfs als die laatste vijand komt oprukken: de dood, zeg het ook dan Christus maar na: “Vader, in uw handen beveel ik mijn geest”. En dan mag u het weten, en zij die om uw sterfbed staan mogen het weten: dit is het laatste niet. Met Christus is er een weg zelfs door de dood heen. Mijn leven is met Hem immers eeuwig leven geworden.
Jezus vijanden zullen weten dat niet het einde is
Dat mogen wij sinds dat laatste kruiswoord van onze Koning op Golgota weten. Maar dat zullen ook zijn en onze vijanden weten! Want u hebt het toch al wel begrepen: dat laatste kruiswoord van Christus was ook een laatste waarschuwing aan zijn vijanden: denk erom. Dit sterven is het einde niet. Sla de psalm er maar op na en je zult weten dat Gods zijn Koning er doorheen helpen zal. Maar dat alle vijanden er dus aan zullen gaan. Vs. 24b: ruimschoots ontvangen de trotsen straks vergelding voor wat ze deze Koning durfden aandoen. En vs. 18: ze wilden Gods koning voorgoed het zwijgen opleggen en het dodenrijk in jagen. Maar wat ze Hem wilden aandoen komt nu op hen zelf af: als ze zich niet haastig bekeren zullen zíj tot zwijgen gebracht worden in het dodenrijk.
Dat wilde onze Koning bij zijn sterven zijn vijanden laten weten. Dat moet elke vijand van Hem, en daarom ook vijand van ons, helemaal weten nu Hij voorgoed in het leven is teruggekeerd. En straks in al zijn glorie naar deze aarde terugkeert.
Sinds de Goede Vrijdag moet ieder mens z’n keus bepalen: wat wil ik? Horen bij het volk van deze Koning? Of vijand blijven? En welbeschouwd ís dit toch geen keus, gemeente? Want het is de keus tussen eeuwig leven of de eeuwige dood. En dan ben je toch dwaas als je voor het laatste kiest?
READ THE BOOK - THE BIBLE CHANGE YOUR LIFE
INFO: DE WEG - DE WAARHEID - HET LEVEN - FILM
Remember all victims of violence worldwide
DE WEG | DE WAARHEID | HET LEVEN | FILM | AUDIO
HOLYHOME.NL USE NO COOKIES - REPORT DEAD LINKS
Waard om te weten :
Een hartelijk welkom op de siteDeze pagina printen
Sitemap
Wie zoekt zal vinden
FAQ - HELP
Kerk
Zondag
Advent
Kerstfeest
Driekoningen
Vastentijd
Goede Vrijdag
Aswoensdag
Palmzondag
Palmpasen
De stille week
Witte donderdag
Stille zaterdag
Paaswake
Pasen - Paasfeest
Hemelvaartsdag
Pinksteren
Biddag
Dankdag
Avondmaal
Doop
Belijdenis
Oudjaarsdag
Nieuwjaarsdag
Sint Maarten
Sint Nicolaas
Halloween
Hervormingsdag
Dodenherdenking
Bevrijdingsdag
Koningsdag / Koninginnedag
Gebedsweek
Huwelijk
Begrafenis
Vakantie
Recreatie
Feest- en Gedenkdagen
Symbolen van herkenning
Leerzame antwoorden op levens- en geloofsvragen
Hebreeën 4:12 zegt: "Want levend en krachtig is het woord van God, en scherper dan een tweesnijdend zwaard: het dringt diep door tot waar ziel en geest, been en merg elkaar raken, en het is in staat de opvattingen en gedachten van het hart te ontleden". Lees eens: Het zwijgen van God
God heeft zoveel liefde voor de wereld, dat Hij Zijn enige Zoon heeft gegeven; zodat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft. Lees eens: God's Liefde
Schat onder handbereik
Bemoediging en troost
Bible-people - stories of famous men and women in the Bible
Bible-archaeology - archaeological evidence and the Bible
Bible-art - paintings and artworks of Bible events
Bible-top ten - ways to hell, films, heroes, villains, murders....
Bible-architecture - houses, palaces, fortresses
Women in the Bible - great women of the Bible
The Life of Jesus Christ - story, paintings, maps
Read more for Study Apocrypha, Historic Works
GELOOF EN LEVEN een
KLEINE HULP VOOR ONDERWEG
Wie zoekt zal vinden
Boeiende Series :
BijbelvertalingenBijbel en Kunst
Bijbels Prentenboek
Biblische Bildern
Encyclopedie
E-books en Pdf
Prachtige Bijbelse Schoolplaten
De Heilige Schrift
Het levende Woord van God
Aan de voeten van Jezus
Onder de Terebint
In de Wijngaard
De Bergrede
Gelijkenissen van Jezus
Oude Schoolplaten
De Zaligsprekingen van Jezus
Goede Vruchten
Geestesgaven
Tijd met Jezus
Film over Jezus
Barmhartigheid
Catechese lessen
Het Onze Vader
De Tien Geboden
Hoop en Verwachting
Bijzondere gebeurtenissen
De Bijbel is boeiend
Bijbelverhalen in beeld
Presentaties en Powerpoints
Bijbelse Onderwerpen
Vrede van God voor jou
Oude bijbel tegels
Informatie over alle kerken in Nederland: Kerkzoeker
Bible Study: The Bible alone!
L'étude biblique: Rien que la Bible!
Bibelstudium: Allein die Bibel!
Materiaal voor het Digibord
Werkbladen Bijbelverhalen Bijbellessen
OT Hebreeuws-Engels
NT Grieks-Engels
Naslagwerken
Belijdenissen
Een rijke bron
Missale Romanum + Afbeeldingen
Stripboek over Jezus
Christelijke Symbolen
Plaatjes Afbeeldingen Clipart
Evangelie op Postzegels
Harmonium Huisorgel
Godsdiensten en Religies
Herinnering aan Kerken
Christian Country Music
Muzikale ontspanning
Software voor Bijbelstudie
Hartverwarmende Klanken
Read and Hear the Holy Bible
Luisterbijbel
Bijbel voor Slechtzienden Begrippenlijst -1- -2-
Meer weten over de Psalmen, gezangen, liturgieën, belijdenisgeschriften: Catechismus, Dordtse Leerregels en veel andere informatie? . Kijk op: Online-bijbel.nl(What's good, use it)