HOME | STUDIEBIJBEL | BIJBELSTUDIES | BIJBELATLAS | BIJBELSEGESCHIEDENIS | NIEUWS
Een
verademing: onze Geloofsbelijdenis
De Bijbel is niet een boek dat je zomaar even van kaft tot kaft leest. Het kan lastig zijn om je weg door de Bijbel te vinden, als je niet weet wat zich wanneer heeft afgespeeld. Deze site kan je helpen om de Bijbel beter te leren kennen. Ontdek de bron van vrede, het Woord van God:
Bijbelstudie
817 - De Apostolische Geloofsbelijdenis
Hier de oude protstantse versie waar ik mee ben opgegroeid:
- Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper des hemels en der aarde.
- En in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onze Heere;
- die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria;
- Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven,
- nedergedaald ter helle; ten derde dage wederom opgestaan van de doden;
- opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand Gods, des almachtigen Vaders;
- vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden.
- Ik geloof in de Heilige Geest.
- Ik geloof één heilige, algemene, christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen;
- vergeving der zonden;
- wederopstanding des vlezes;
- en een eeuwig leven.
- Amen
- Ik geloof in God, de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde,
- en in Jezus Christus, Zijn enige Zoon, onze Heer,
- die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de Maagd Maria,
- die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven,
- die nedergedaald is ter helle; de derde dag verrezen uit de doden,
- die opgestegen is ten hemel, zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader,
- vandaar zal Hij komen oordelen de levenden en de doden.
- Ik geloof in de Heilige Geest;
- de heilige katholieke Kerk, de gemeenschap van de heiligen;
- de vergiffenis van de zonden;
- de verrijzenis van het lichaam;
- het eeuwig leven.
- Amen.
Inleiding op de apostolische geloofsbelijdenis
Voordat we nader op de inhoud van de apostolische geloofsbelijdenis ingaan, zullen we ons eerst moeten afvragen, waar deze geloofsbelijdenis eigenlijk vandaan gekomen is. En een vraag, die daaraan nog eerder vooraf gaat, is de vraag: wat is eigenlijk een geloofsbelijdenis? Waarom hebben we eigenlijk een geloofsbelijdenis? De bijbel is toch Gods woord? Daaraan hebben we toch voldoende om te weten, wat de levende God met ons voor heeft?
De reden, waarom mensen binnen de kerk in de loop van de tijd een geloofsbelijdenis opstellen, heeft te maken met de vraag, waar het volgens hen in de kern van de zaak in ons geloof om gaat. De bijbel is een dik boek met allerlei verhalen, gebeurtenissen, feiten, gedichten, geslachtsregisters en nog veel meer. We voelen wel aan, dat het in ons geloven niet om allerlei geschiedenissen van joodse koningen of om de groeten, die Paulus vaak aan allerlei gemeenten overbrengt, gaat. De bijbel bevat veel, wat niet direkt ons persoonlijke geloof aangaat. Om nu beter te doen zien, waar het wèl omgaat, hebben allerlei mensen in de loop van de tijd a.h.w. een samenvatting van de inhoud van ons christelijk geloof gegeven. In een geloofsbelijdenis brengen we tot uitdrukking, wat naar ons inzicht het meest wezenlijke aan de inhoud van de bijbel is.
Met nadruk wil ik echter in de vorige zin op de woorden naar ons inzicht wijzen. Want wij mensen kunnen soms een heel verschillende visie hebben op de vraag, wat wij het meest wezenlijke aan de inhoud van de bijbel vinden. Dat geldt niet enkel voor ons onderling, maar ook voor de verschillende perioden binnen de tijd van de kerkgeschiedenis. Zo is de apostolische geloofsbelijdenis heel anders dan de geloofsbelijdenis van de heidelbergse katechismus; toch trachten beide geloofsbelijdenissen het meest wezenlijke aan het christelijke geloof onder woorden te brengen. In het onderstaande zullen we ons specifiek op de apostolische geloofsbelijdenis richten.
Waar is de apostolische geloofsbelijdenis vandaan gekomen, en uit welke tijd stamt ze? In wezen heeft de apostolische geloofsbelijdenis een duidelijk groeiproces ondergaan. In de 1e christelijke gemeenten werden nieuwe christenen als volwassenen gedoopt. Zij moesten dan hun geloofsbelijdenis Jezus is de Heer uitspreken. Blijkens Rom. 10:9 was dit reeds in de tijd van Paulus gebruik. Maar diezelfde geloofsbelijdenis riep tegelijk wel vragen op: wie was die Jezus, en wat heeft Hij met God te maken? Er moest in die geloofsbelijdenis meer, nadere uitleg over deze Jezus gegeven worden. Van de kerkvaders weten we, dat rond 150 in Rome bij de doop de volgende vragen gesteld werden: Gelooft gij in God de Vader, de Almachtige, Schepper van hemel en aarde? Gelooft gij in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onze Heer? Gelooft gij in de Heilige Geest? Als iemand op die vragen 'ja' antwoordde, kon hij of zij vervolgens in de naam van de drie-enige God gedoopt worden.
In deze woorden uit het midden van de 2e eeuw zien we reeds de eerste kontouren van de latere apostolische geloofsbelijdenis ontstaan. Blijkbaar vond men in de tijd erna, dat er voldoende over God de Vader gezegd was en ook de Heilige Geest behoefde geen nadere uitleg. Wel wordt er van alles vanuit het bijbelse getuigenis t.a.v. de Here Jezus toegevoegd alsook m.b.t. de kerk. In het jaar 325 wordt de dan bestaande geloofsbelijdenis tot officiële, door de kerk aanvaarde, geloofsbelijdenis aangenomen. Dat gebeurt tijdens een grote vergadering in de plaats Nicea. Die geloofsbelijdenis, die de apostolische geloofsbelijdenis genoemd wordt - over die naam volgt hieronder meer - is de belijdenis, waarbij we per onderdeel stil gaan staan. Hier volgt zijn precieze vorm, zoals we hem nu kennen:
Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van hemel en aarde.
En in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onze Heer, Die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria, Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, is nedergedaald in het rijk van de dood, op de derde dag opgestaan van de doden, opgevaren naar de hemel, en zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader, vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden.
Ik geloof in de Heilige Geest.
Ik geloof de heilige, katholieke kerk, de gemeenschap der heiligen, de vergeving van de zonden, de opstanding des vleses en het eeuwige leven.
De ontwikkelingen zijn erna echter nog niet tot stilstand gekomen. Juist de behoefte om iets naders t.a.v. de Heilige Geest te zeggen nam in die 4e eeuw toe. In 381 werd daarom op een grote vergadering in Konstantinopel een nog weer iets uitgebreidere vorm van de apostolische geloofsbelijdenis aangenomen. M.n. deze geloofsbelijdenis zullen we af en toe als achtergrond bij de apostolische gebruiken; ik noem haar dan voortaan de latere geloofsbelijdenis van 381. Haar precieze formulering luidt:
Wij geloven in één God, de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde, van alle zichtbare en onzichtbare dingen.
En in één Here Jezus Christus, de eniggeboren Zoon van God, geboren uit de Vader voor alle tijden, God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God, geboren, niet geschapen, één van wezen met de Vader, en door Wie alles is geworden; Die om ons mensen en om ons behoud is nedergedaald uit de hemel en is vlees geworden door de Heilige Geest uit de maagd Maria en is mens geworden, Die ook voor ons is gekruisigd onder Pontius Pilatus geleden heeft en begraven is, en op de derde dag is opgestaan volgens de Schriften, is opgevaren naar de hemel en zit aan de rechterhand van de Vader, en zal wederkomen in heerlijkheid om te oordelen de levenden en de doden, en aan Zijn rijk zal geen einde komen.
En in de Heilige Geest, Die Heer is en levend maakt, Die uitgaat van de Vader en de Zoon, Die samen met de Vader en de Zoon aanbeden en verheerlijkt wordt, Die gesproken heeft door de profeten.
En één heilige, katholieke en apostolische kerk, wij belijden één doop tot vergeving van zonden, en wij verwachten de opstanding van de doden en het leven in de wereld, die komt.
Middels deze laatste geloofsbelijdenis kunnen we goed zien, hoe in een half eeuw tijd een geloofsbelijdenis binnen de oude kerk verder groeide. De oude kerk is een verder groeien van deze geloofsbelijdenis tegen gegaan door deze geloofsbelijdenis als de officiële kerkelijke te aanvaarden. Voor de latere kerk fungeerde zij als een soort standaardformulering voor de inhoud van het christelijk geloof, wat vandaag de dan nog steeds zo geldt.
Waar komt de naam apostolische geloofsbelijdenis vandaan? De oude kerk was er om verschillende redenen - waar ik nu niet nader op inga - veel aan gelegen om hun geloofsbelijdenis als de enige juiste te laten gelden. Zij deed dit - mede - door te stellen, dat deze geloofsbelijdenis niet zomaar (door een groeiproces) er in de loop van de tijd gekomen was, maar door de apostelen zelf in deze formulering aan de kerk gegeven was. Weliswaar stond de geloofsbelijdenis niet letterlijk zo in de bijbel, maar - zo zeiden de kerkelijke leiders - de apostelen hebben gezamenlijk hem aan de kerk geschonken, en de Heilige Geest Zelf heeft deze geloofsbelijdenis nauwkeurig voor de kerk bewaard. De kerk uit de 4e eeuw en erna benadrukte zozeer, dat deze geloofsbelijdenis geheel en al in overeenstemming met het getuigenis van de apostelen was, dat zij stelde, dat iedere apostel één bepaald gedeelte van deze geloofsbelijdenis geformuleerd had. Elk van de 12 apostelen formuleerde 1 artikel, vandaar dat wij deze geloofsbelijdenis ook wel als de 12 artikelen van het christelijk geloof aanduiden.
De huidige veel gebruikte protstantse versie
Ik geloof in God de Vader, de
Almachtige, Schepper van de hemel en de aarde.
En in Jezus Christus, zijn eniggeboren Zoon, onze Here;
die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd
Maria;
die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd,
gestorven en begraven, neergedaald in de hel;
op de derde dag opgestaan uit de doden;
opgevaren naar de hemel, en zit aan de rechterhand van God,
de almachtige Vader;
vandaar zal Hij komen om te oordelen de levenden en de doden.
Ik geloof in de Heilige Geest.
Ik geloof een heilige, algemene, christelijke kerk, de
gemeenschap der heiligen;
vergeving van de zonden;
opstanding van het vlees;
en een eeuwig leven.
Amen
Ik
Het is opmerkelijk, dat de apostolische geloofsbelijdenis in de ik-vorm
aanvangt, terwijl de latere geloofsbelijdenis van 381 met wij aanvangt.
Het positieve, wat de apostolische geloofsbelijdenis met de ik-vorm wil
uitdrukken, ligt in het feit, dat iedere christen voor zich het geheel
dient te geloven. Het gevaar dreigt dan echter, dat we uit het oog
verliezen, dat we tezamen als kerk een geloofsgemeenschap vormen.
Iemand gelooft niet op zichzelf, in zijn of haar eentje, met zijn of
haar eigen gekleurde geloofsopvatting, maar we geloven met elkaar, en
horen daarom ook naar elkaar te luisteren en van elkaar te leren.
Bovendien staan we ook in de traditie van het voorgeslacht, dat het
christelijk geloof overbracht. Dit laatste aspekt komt met het
wij-aspekt van de geloofsbelijdenis van 381 beter uit de verf.
geloof
in
De kerk van de eerste eeuwen heeft hard moeten strijden tegen de
geestelijke stroming in die tijd, die we nu wel de gnostiek noemen. Dit
was een geestesstroming, die de vormen van een religie aannam. De
gnostiek verkondigde precies te weten, hoe van alles (het leven, de
wereld, het hemelse) in elkaar zat. Daar bezaten ze geheime kennis, op
geheime wijze verkregen, van. Het griekse grondwoord gnosis betekent
kennis. Tegenover deze stroming heeft de kerk er steeds aan vast
gehouden, dat het christen-zijn geen kennis, maar een geloven was. Ze
sloot hiermee bij Paulus aan (1 Kor. 13:12). Toch heeft de kerk
intussen veel invloed ondergaan van deze stroming, die ze juist
bestrijden wilde. Reeds in de 2e eeuw gingen enige kerkvaders ertoe
over om het geloven vooral als een stuk kennis omtrent God, onszelf en
de wereld op te vatten. Het praktische gevolg hiervan nemen we ook in
de apostolische geloofsbelijdenis waar: er wordt enkel over het geloven
gesproken, over de inhoud: de feiten. De kennis overheerst, en wat
alles persoonlijk voor je leven betekenen kan, ontbreekt.
Overigens ontkom je er in geen enkele vorm van geloof aan, dat er ook
een inhoud, en dus een bepaalde kennis, moet zijn. Elke vorm van
geloven heeft óók een geloofsinhoud: we moeten
immers weten, wàt we geloven. Als christenen geloven we in
Jezus, en dús niet in Mozes, Mohammed of Plato. Je ontkomt
nooit aan dergelijke feit-elijke geloofsinhouden.
God
Uiteraard is God het centrale uitgangspunt van ons geloof. Het gaat er
in ons geloof om, dat ons leven gedragen wordt door Iemand anders dan
uit onze gewone, menselijke werkelijkheid bekend is. Men dat woord
Iemand geef ik al aan, dat de apostolische geloofsbelijdenis God als
persoonlijk opvat. Ze doet dat in aansluiting bij de bijbel. Op zich
lijkt dat heel vanzelfsprekend, maar dat is dat beslist niet. De
hoogstaande griekse kultuur had in die tijd reeds een eeuwenlange
traditie van religieus, filosofisch denken achter de rug, waarin dat
niet zo geweest was. Bekendste hoogtepunt uit die traditie is de
griekse filosoof Plato. Deze filosoof had een leer ontwikkeld (die we
nu het platonisme noemen), waarin hij het goddelijke als het hoogste
goed beschouwt. Dit hoogste-goed vatte hij echter abstrakt,
onpersoonlijk op. Uit dat hoogste-goed vloeide als vanzelf al het
andere voort, waaronder ook onze wereld. Omdat nu de wereld uit dit
oer-goede voortgekomen is, is zij ten diepste ook zelf goed, en kunnen
wij ook de weg andersom bewandelen: vanuit onze wereld kunnen we weer
terugdenken naar de oorsprong, en zo het oer-goede leren kennen.
Dit gedachtegoed vond uiteraard een goede ingang bij de gnostiek. De
kerk heeft dit alles o.g.v. de bijbel stipt afgewezen, en de
apostolische geloofsbelijdenis geeft daaraan ook uiting. We kennen God
niet door vanuit onze wereld Hem te gaan bedenken, maar de beweging is
van God Zelf uitgegaan. Hij heeft Zichzelf geopenbaard en Zich
zó aan ons te kennen gegeven. De bijbelse geschriften
vertellen daarvan, en daaruit vernemen we, dat de levende God een
persoonlijk God is, Die Zich in het bijzonder in en door onze Here
Jezus Christus kenbaar gemaakt heeft.
de
Vader
Het is een universeel gebruik om de hoogste god van een religie als
Vader aan te duiden. De bijbel doet dat ook, al valt op, dat het Oude
Testament daarin opmerkelijk voorzichtig is. Juist de Here Jezus Zelf
doet het veelvuldig, het bekendste voorbeeld is wel het gebed, het onze
Vader (Matth. 6:9). Ook Paulus sluit hierbij aan, als hij schrijft, dat
het de Geest is, Die ons Abba doet roepen (het aramese abba betekent
vader, Rom. 8:15).
In m.n. het Oude Testament echter wordt God ook met andere woorden
be-titel-d. Hij wordt vergeleken met een Rots, een Leeuw, een Adelaar,
zelfs Iemand, Die baart (Jes. 42:14; vgl. hierbij ook eens Jak. 1:18!).
De invloed van de bijbel en o.a. de apostolische geloofsbelijdenis en
het gebed van het Onze Vader heeft ertoe bijgedragen - en wordt vandaag
de dag door o.a. de voorstellingen in kinderbijbels gevoed - om God als
een tamelijk oude man met een grijze baard, gezeten op een troon, voor
te stellen. De feministen hebben zich in deze eeuw tegen dit
traditionele godsbeeld verzet. Zij stelden, dat de vrouw onder de man
gehouden wordt, als God als Vader (en dus als mannelijk) bestempeld
wordt. Zij zijn bang voor het volgende gevaar van dit denken: 'het
hoogste ideaal van de mens is God; als God nu een man is, dan wordt het
mannelijke, dus de man, het hoogste ideaal, en dús is de man
méér dan een vrouw'. Het waren in dat verband dan
ook de feministische theologen, die voor het eerst ontdekten, dat de
bijbel vaak in heel andere beelden over God spreekt, zoals hierboven
enkele voorbeelden aangeven.
de
Almachtige
In de apostolische geloofsbelijdenis hoort de belijdenis de Almachtige
niét bij Schepper van hemel en aarde, maar staat dit woord
op zichzelf. Zij sluit in het belijden van God als de Almachtige aan
bij het bijbelse getuigenis. Toch valt het juist in de bijbel zelf op,
dat het woord almachtig slechts in een beperkt aantal bijbelboeken
voorkomt. Verreweg het meeste van het aantal keren, dat almachtig in
het Oude Testament voorkomt, staat het in de boeken Genesis en Job. Het
hebreeuwse grondwoord, dat met almachtig vertaald wordt, luidt sjaadai,
en men is het er nog steeds niet over eens, wat dat woord nu precies
voor betekenis heeft. Bovendien komt het in Ruth 1:19/20 zelfs in een
negatieve betekenis voor: dat Naomi zoveel narigheid meegemaakt heeft,
wijt ze aan de Almachtige, Die het haar overkomen deed (en vanwege Zijn
almacht vermag je als mens er toch niets tegen). In het Nieuwe
Testament wordt pantokratoor gebruikt, een woord, dat buiten de bijbel
nergens in griekse geschriften verder voorkomt. In het Nieuwe Testament
komt het woord enkel in het boek Openbaring voor, met als enige
uitzondering 2 Kor. 6:18, waar het een citaat betreft. Al met al is het
dus zeer opmerkelijk, dat, temidden van het weinige, wat de
apostolische geloofsbelijdenis t.a.v. God belijdt, juist iets gekozen
is, wat in de bijbel, en zeker in het Nieuwe Testament, slechts zeer
marginaal van God beleden wordt!
In de loop van de kerkgeschiedenis, vooral in de eeuwen na de
apostolische geloofsbelijdenis, is de almacht van God sterk benadrukt.
Men wilde duidelijk stellen, dat God ál het kwaad, inklusief
de duivel, overwonnen had. Daarvan kun je slechts dan zeker zijn, als
God almachtig is, was de redenering. Deze gedachtengang over Gods
almacht leidde later in de middeleeuwen tot grote strijdpunten, hoe je
Gods almacht dan voorstellen moest: betekende Gods almacht ook
letterlijk, dat God álles kan? Het klassieke probleem werd:
kan God een steen maken, die zwaarder is, dan Hijzelf dragen kan?!
In de tijd na de reformatie vormde Gods almacht vooral een probleem
i.v.m. de leer van de predestinatie, de leer van de voorbeschikking:
als God álles kan, dan heeft Hij ook alles reeds van tevoren
bepaald, zoals het is. En stel nu eens, in het verlengde daarvan, dat
Hij mij reeds tot de verdoemenis bestemd heeft, dan kan ik daartegen
niets meer doen. Dit theoretische probleem is helaas in de loop van de
tijd voor veel christenen een grote reële angst geworden met
als gevolg, dat het voor tallozen de vreugde van het christen-zijn
ontnam.
Ook vandaag de dag hebben allerlei christenen moeite om in Gods almacht
te geloven. In deze eeuw komt dat echter meer, omdat men door de
moderne media (radio, tv, krant) veel meer met allerlei ellende in Gods
schepping gekonfronteerd wordt, en daarmee zich afvraagt, of God
überhaupt wel alles kan. Want als God almachtig (en liefde!)
is, waarom doet Hij dan niets aan alle ellende in de wereld?
Schepper
van hemel en aarde
Dat de kerk deze geloofsuitspraak t.a.v. God benadrukte, is geen
toeval. We zagen hierboven onder het onderwerpje God reeds, dat de
griekse kultuur o.i.v. het platonisme bij de wereld aan een uitstraling
vanuit het oer-goede dacht. Ook de gnostiek dacht in diezelfde richting
op. Daar tegenover hield de kerk echter aan de scheppingsverhalen van
Genesis 1 en 2 vast.
Toch was dat niet zo gemakkelijk, als we wellicht zouden denken. Ook
binnen de kerk zelf waren er vooraanstaande leiders, die er een andere
visie op na hielden. De meest bekende en invloedrijke van hen is
Marcion geweest. Hij leefde in de 2e eeuw, en was een invloedrijke man
binnen de kerk. Hij leerde, dat er een andere godheid, een lagere,
slechtere godheid geweest is, de god van het Oude Testament, die de
wereld, zoals wij die met al haar zonde kennen, geschapen heeft. Deze
godheid heeft het echter verloren van de ware God, de God van liefde
van het Nieuwe Testament. Vanuit deze vooronderstellingen verwijderde
Marcion verschillende stukken uit de bijbel, omdat die slecht voor de
christenen zijn zouden.
In afwijzing van deze mening van Marcion hield de kerk middels de
apostolische geloofsbelijdenis eraan vast, dat God, de Vader van onze
Here Jezus Christus, Zelf de Schepper van hemel en aarde is. Het grote
probleem bleef echter daardoor voor de kerk bestaan, waar de zonde
vandaan gekomen is. Aangezien ze hierop geen eenduidig antwoord wist te
geven, zijn daaromtrent in de apostolische geloofsbelijdenis ook geen
nadere uitspraken gedaan. Opmerkelijk in verband daarmee is, dat ook de
duivel geen plaats in de geloofsbelijdenis gekregen heeft.
De latere geloofsbelijdenis van 381 is op dit punt uitgebreider
geworden. Daar is nader aangevuld: God is de Schepper van alle
zichtbare en onzichtbare dingen. Deze toevoeging stamt uit Koll. 1:16,
en wil uitdrukken, dat er geen enkele duistere macht, konkreet
zichtbaar, of onzichtbaar, abstrakt, iets tegenover de levende God
vermag te doen. In wezen is deze toevoeging de konkretisering van het
belijden, dat God almachtig is.
Lange tijd meende de kerk bovendien, dat de aarde het centrum in het
heelal was. Men meende, dat de zon om de aarde draaide, en beriep zich
daarvoor op Joz. 10:12-13. Bovendien stelde men, dat God Zijn eigen
Zoon toch slechts naar het beste van het beste, en dus het centrum van
het heelal, zenden zou. Toen de wetenschapper Galileo Galilei de
theorie opwierp, dat het precies andersom is, nl. dat de aarde om de
zon draait, werd zijn leer door de kerk in 1633 als ketterij verworpen,
en kon Galilei kiezen: òf zijn nieuwerwetse leer als onjuist
verwerpen òf de doodstraf. Hij koos voor het eerste. Pas
enkele jaren geleden heeft de rooms-katholieke kerk openlijk bij monde
van de paus haar houding tegenover Galilei verworpen. Sinds de vorige
eeuw is het Schepper-zijn van God vooral vanuit de wetenschap onder
druk komen te staan. Darwin publiceerde als 1e een geschrift, waarin
hij beweerde, dat alle planten- en diersoorten uit andere voortgekomen
zijn, en dat er dus helemaal geen God achter het geheel van de wereld
zit. Sindsdien noemen we deze leer de evolutieleer. Lange tijd hebben
de kerk en de wetenschap elkaar fel bestreden, maar de laatste
tientallen jaren nemen steeds meer mensen binnen de kerk de resultaten
van de wetenschap over het ontstaan van de wereld over, omdat zij die
niet in strijd met hun geloof in God achten.
En
(ik geloof) in Jezus Christus
De naam Jezus was in de tijd van de bijbel een gewone, veel meer
voorkomende naam (vgl. Koll. 4:11). Zijn aramese vorm luidt Joshua,
hetgeen in het Oude Testament in de vertaling van het Nederlands
BijbelGenootschap als Jozua weergegeven wordt. De naam betekent
letterlijk God redt.
Christus is hier een vaste bijnaam bij Jezus. Reeds in het Nieuwe
Testament was dat het geval. Er is in de apostolische geloofsbelijdenis
dan ook geen verder verband gelegd met de oorspronkelijke bedoeling van
het woord christus. Dat griekse woord is een vertaling van het
hebreeuwse messias, hetgeen letterlijk gezalfde betekent. De gezalfde
was in het Oude Testament degene, die namens God t.b.v. het
verbondsvolk optreedt (bijv. 1 Sam. 16:12-13, waar tevens een
verbinding tussen de zalving en de Geest gelegd wordt).
Zijn
eniggeboren Zoon
In het Oude Testament wordt reeds op 3 wijzen van zoon (of zonen) van
God gesproken. De wezens rond Gods troon heten zo (Job 1:6), het
verbondsvolk zelf krijgt deze benaming (Hos. 11:1), en ook de koning
draagt soms deze titel mee (Ps. 2:7). In deze titel gaat het in
Israël dan ook niet om aan te geven, waar iemands oorsprong
ligt, maar dat er een speciale band met God bestaat. De wezens rond
Gods troon zijn dicht bij God in de buurt, en dienen Hem. Het volk
Israël heeft als taak het verbond van God na te leven, en zo
tot Zijn eer te leven. De koning vertegenwoordigt Gods volk, en dient
het goede voorbeeld te geven in het voor God leven.
Het Zijn uit de belijdeniswoorden slaat uiteraard op God de Vader. Het
eniggeboren Zoon gaat terug op verschillende getuigenissen van het
Nieuwe Testament, in het bijzonder op Joh. 1:1-18. Daar zijn alle
christenen kinderen van God. Ze zijn dat echter niet vanuit zichzelf,
van nature, maar ze zijn daartoe door God aangenomen, nl. door het
verzoenend lijden en sterven van Christus (Rom. 8:14-15, Gal. 4:5). In
tegenstelling daartoe is Jezus Zelf Degene, Die van nature, van
geboorte, de Zoon van God is, Hij is zo als Enige geboren.
De latere geloofsbelijdenis van 381 is op dit punt veel uitgebreider om
zo nader aan te geven, wat het inhoudt, dat enkel en alleen Jezus de
eniggeboren Zoon van God is: geboren uit de Vader voor alle tijden, God
uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God, geboren,
niet geschapen, één van wezen met de Vader, en
door Wie alles is geworden. Deze uitgebreide uitleg is niet zonder
reden later toegevoegd. In de 4e eeuw was er een zekere Arius, die het
echte God-zijn van Jezus ontkende. Jezus was voor hem de beste Mens,
Die er ooit geweest is, het hoogste Schepsel van de Here God. Door Zijn
goede en niet zondige leven is Hij later door de levende God tot Zoon
aangenomen, geadopteerd. Tegenover Arius hield de kerk aan het van
nature God-zijn van de Here Jezus vast.
Onze
Heer
Kurieus is, dat de apostolische geloofsbelijdenis van onze spreekt,
terwijl ze in de ik-vorm begonnen is. De reden hiervoor zal zijn, dat
dit onze onveranderd uit de doopvragen overgenomen is,
belijdeniswoorden, die reeds zeer oud binnen de kerk waren, en waarmee
je een belijdenis van je geloof uitsprak (zie hiervoor de inleiding op
p. 3).
Het griekse woord kurios betekent eigenaar, heer. In de apostolische
geloofsbelijdenis is Heer niet als 'vaste naam' gebruikt (zoals bij ons
meestal wel: «Here Jezus»), maar als titel: Jezus
is Eigenaar van ons, wij behoren Hem als dienaren toe.
In de loop van de kerkgeschiedenis ging men steeds duidelijker
afgrenzen, wanneer en hoe je tot eigendom van Eigenaar Jezus werd: door
de (kinder)doop werd je bij Hem ingelijfd, en door het offer, dat door
de priester op het altaar voltrokken werd, was je telkens weer van Hem
(en Zijn verzoenend offer) afhankelijk.
Die
ontvangen is van de Heilige Geest
In de oudheid met zijn geloof in vele goden wemelt het van de verhalen
met toespelingen op seksuele relaties, die goden met aardse mensen
hadden, en waaruit kinderen geboren werden, die zowel goddelijk als
menselijk waren. Deze verhalen over godenzonen en -dochters waren ook
onder de grieken en romeinen wijd verbreid, vgl. ook de uitspraak van
de romeinse hoofdman bij het kruis (Matth. 27:56, Mark. 15:39). Het
thema van een bijzondere geboorte komt in het Oude Testament geregeld
terug. Denk maar aan Izaäk, Samuël en Simson.
Dikwijls zijn de ouders eerst kinderloos, waarna door Gods ingrijpen
een bijzondere zoon geboren wordt. Bijzonder in die zin, dat het kind
later als volwassene een sleutelpositie binnen Gods heil voor Zijn volk
inneemt. Nergens is er sprake van een gedachte, dat het kind ook deels
goddelijk is, omdat het God als Vader hebben zou.
Die lijn zet het Nieuwe Testament voort in het verhaal van de geboorte
van Johannes de Doper. Wat de Here Jezus betreft, benadrukt het Nieuwe
Testament, dat de Here Jezus, naast dat Hij na Zijn Hemelvaart met
Pinksteren Zijn Heilige Geest zond, ook Zelf op Zijn beurt van de
Heilige Geest gekomen is (Matth. 1:18, Luk. 1:35). Markus legt de
verbinding van de Heilige Geest met Jezus pas bij Zijn doop in de
Jordaan (Mark. 1:10). Over de verhouding van het God-zijn en Mens-zijn
van de Here Jezus is in de eerste eeuwen van de kerkgeschiedenis veel
te doen geweest. Teveel om nu allemaal langs te lopen. Maar als
uiteindelijk kompromis werd in 451 in Chalcedon tot de volgende
oplossing besloten, dat Jezus waarlijk God en waarlijk Mens ..., zodat
één en dezelfde Christus, de eniggeboren Zoon en
Heer, gekend wordt in twee naturen, onvermengd en onveranderd,
ongedeeld en ongescheiden ..., waarbij beide naturen samenkomen tot
één Persoon en één Wezen.
In de loop van de eeuwen heeft men aan die formulering als maatgevend
aangehouden.
geboren
uit de maagd Maria
Deze belijdeniswoorden horen nauw bij de vorige. De apostolische
geloofsbelijdenis sluit hierin aan bij Matth. 1:23 en Luk. 1:27. Reeds
korte tijd na de bijbelschrijvers is Maria binnen de oude kerk steeds
populairder geworden, m.n. bij het gewone kerkvolk. Haar verering nam
snel toe, in de liturgie nam ze reeds vroeg een vooraanstaande plaats
in, een ontwikkeling, die volgens sommigen met het feit samenhing, dat
Maria de plaats van vele heidense godinnen innam.
In de tekst van Mattheüs wordt Jes. 7:14 geciteerd, en
gesteld, dat deze profetie nu in de Here Jezus in vervulling gegaan is.
In de hebreeuwse grondtekst van Jes. 7:14 staat almaah, hetgeen
geslachtsrijpe vrouw betekent. De griekse vertaling van het Oude
Testament (de zgn. Septuaginta) vertaalde almaah met parthenon, hetgeen
maagd betekent. Mattheüs gebruikt in zijn evangelie in al zijn
citaten deze griekse vertaling van het Oude Testament.
Van Lukas zegt de traditie, dat hij dokter geweest is, en dat hij
daardoor speciale belangstelling voor dit opmerkelijke gebeuren had.
Zeer opmerkelijk is echter, dat de overige evangelisten Markus en
Johannes en álle overige brieven van het Nieuwe Testament
geen enkele melding van de maagdelijke geboorte maken, terwijl het
juist zo goed in de boodschap gepast had, dat de Here Jezus de
eniggeboren Zoon van God is. Daar tegenover wijst Joh. 8:41,48 er zelfs
op, dat tijdens het leven van de Here Jezus aan andere verklaringen
gedacht werd!
In de loop van de kerkgeschiedenis is binnen de katholieke kerk niet
alleen de positie van Maria steeds sterker geworden, maar bovenal nam
het benadrukken van het maagdschap van Maria steeds grotere proporties
aan, hetgeen resulteerde in het vaststellen van de dogma's van Maria's
onbevlekte ontvangenis, haar eeuwige maagdschap (ondanks dat de bijbel
over haar kinderen spreekt) en de ter hemel opneming van Maria.
Die
geleden heeft
Oorspronkelijk hoorden de woorden onder Pontius Pilatus bij is
gekruisigd, in de middeleeuwen is dat veranderd. Als dus oorspronkelijk
de woorden Die geleden heeft los, op zichzelf stonden, dan kunnen we
dat lijden ook op het hele leven van de Here Jezus betrekken. De
heidelbergse katechismus doet dat ook in vraag en antwoord 37: Wat
verstaat gij onder het woord: geleden? Dat Hij, tijdens heel Zijn leven
op aarde, maar in het bijzonder aan het einde daarvan ..., al zien we,
dat erna in vraag 38 het geleden toch weer bij Pontius Pilatus
getrokken wordt.
Maar zelfs al zouden we de woorden Die geleden heeft op het gehele
leven van de Here Jezus betrekken, dan nog blijft het een groot tekort
in de apostolische geloofsbelijdenis, dat er verder helemaal niets over
het aardse leven van de Here Jezus beleden wordt. De achterliggende
gedachte daarvan is, dat de Here Jezus gekomen is óm te
sterven, Zijn leven doet er eigenlijk niets toe, een tendens, die we
overigens reeds bij Paulus kunnen waarnemen (vgl. bijv. Fil. 2:5-8). In
de oude kerk ontwikkelde zich hieruit steeds meer de opvatting, dat de
Here Jezus middels het altaaroffer van de priester ons Zijn vergeving
biedt, waarbij Zijn aardse leven steeds meer op de achtergrond kwam te
staan.
onder
Pontius Pilatus is gekruisigd
Ons geloof bevat ook een stuk geschiedenis: ooit zijn er ergens op onze
aardbol bepaalde dingen gebeurd. Het had a.h.w. op de film vastgelegd
kunnen worden, als de techniek toen al zover geweest had. In alle 4
evangeliën staat de geschiedenis met Pontius Pilatus verteld,
bijv. in Markus 15.
Kurieus is, dat de apostolische geloofsbelijdenis niet over een
heilsbetekenis van het sterven van de Here Jezus aan het kruis spreekt,
terwijl Paulus dat wel doet (bijv. 1 Kor. 1:18). Wat als reden
meegespeeld zal hebben, is, dat in de 4e eeuw, toen de apostolische
geloofsbelijdenis als kerkelijke belijdenis aanvaard werd, het
sakramentele offer op het altaar door de priester de eigenlijke
verzoening aan de kerkleden schonk. Eens was Christus weliswaar voor
allen gestorven, maar dat kruisoffer moest steeds op het altaar
herhaald worden om het weer voor de gelovigen te laten gelden. Mocht
deze reden echter de verklaring zijn, dan blijft het op zich weer
merkwaardig, dat datzelfde altaaroffer niet in de belijdenis opgenomen
is.
gestorven
en begraven
Dat de Here Jezus écht dood geweest is, is lang binnen de
vroegste kerk ontkend. Zo waren er wel, die meenden, dat de Here Jezus
een hemelse Christus was, Die kort voor Zijn dood door God weg genomen
is, en vervangen werd door een aardse Jezus. Deze onderging in Zijn
plaats het lijden en stierf. Ook dacht men wel, dat Simon van Cyrene
Zijn plaats ingenomen had. Hier tegenover benadrukt de apostolische
geloofsbelijdenis in nauwe aansluiting bij de evangeliën de
werkelijke dood van de Heiland.
Over het algemeen neemt men aan, dat de Here Jezus 33 jaar oud was,
toen Hij stierf. De redenering hiertoe is de volgende: in die tijd
mocht je in Israël pas vanaf de leeftijd van 30 jaar in het
openbaar optreden, en in het evangelie van Johannes wordt 3x over een
verschillend Paasfeest gesproken. Hoewel de overige evangeliën
de indruk van een tijdsbestek van 1 jaar geven, dat de Here Jezus
publiekelijk optrad, houdt men aan het getuigenis van Johannes vast.
Aan de andere kant tendeert Joh. 8:57 naar een veel oudere opvatting
van de Here Jezus!
nedergedaald
in de hel
Reeds vroeg kwam binnen de kerk het geloofsprobleem op: als we
uitsluitend door de Here Jezus gered kunnen worden, wat gebeurt er dan
met alle mensen, die vóór het aardse bestaan van
de Here Jezus geleefd hebben? Dit probleem was vooral groot met het oog
op de oudtestamentische grote geloofshelden: Abraham, Mozes, David, de
profeten enz. Want Hebr. 11 sprak toch heel positief over hen. Als
dezen echter gered kunnen worden zonder bemiddeling van de Here Jezus,
zouden de mensen dan ook niet ná de komst van de Here Jezus
zonder Diens tussenkomst gered kunnen worden? In dat laatste geval
echter valt dan het hele nieuwtestamentische getuigenis in duigen, dat
er alleen in Christus redding mogelijk is?!
Daaruit evolueerde reeds vroeg de gedachte, mede o.i.v. 1 Petr.
3:19-20, dat de Here Jezus tijdens Zijn dood-zijn in de hel
nedergedaald is. Daar heeft Hij Zijn heilsboodschap ook gepredikt, en
zo allen, die vóór Hem leefden, alsnog de kans op
bekering gegeven. Maar ook toen nog geloofden er velen niet in Hem!
Anderen - in praktijk alleen de vrome gelovigen uit het Israël
van het Oude Testament! - gelukkig wel, en een flinke stoet, met Adam
en Eva voorop, volgde de Here Jezus de hel uit.
De kerkhervormer Calvijn echter vond die oude traditie maar onzin, en
gaf aan dit element uit de apostolische geloofsbelijdenis een andere,
nieuwe betekenis. Hij, en in navolging van hem de heidelbergse
katechismus, interpreteerde het nedergedaald ter helle als de
allerergste en allerdiepste angst, die de Here Jezus aan het kruis
gehad moet hebben. Een mooie oplossing, maar uiteraard heeft de oude
kerk, en dus de apostolische geloofsbelijdenis, dat met de woorden
nedergedaald ter helle niet bedoeld!
op
de derde dag opgestaan uit de doden
De Here Jezus heeft Zijn eigen opwekking volgens Matth. 12:40 en Mark.
9:31 voorzegd. In het Oude Testament komt een dergelijke gedachte
t.a.v. de beloofde Messias niet voor. Wellicht heeft de Here Jezus het
getal 3 gebruikt, omdat dat getal de goddelijke volheid tot uitdrukking
brengt. Uit de evangeliën blijkt echter, in duidelijke
tegenstelling tot de woorden zo zal de Zoon des mensen in het hart der
aarde zijn, drie dagen en drie nachten uit Matth. 12:40 (dus 3 volle
dagen), dat de Here Jezus niet langer dan hooguit 1½ dag
dood geweest is: net voor de sabbat overleed Hij (Mark. 15:34,37: het
9e uur is rond 15.00 uur op de vrijdagmiddag), en zeer vroeg na de
sabbat (toen de zon opging staat in Mark. 16:2) was de opwekking reeds
geschied. Omdat men in de oude kerk hiervan het verschil met m.n.
Matth. 12:40 zag, herinterpreteerde men de drie dagen en drie nachten
als op de derde dag, zoals dat ook in de apostolische geloofsbelijdenis
beleden wordt: immers, Hij is op de 3e dag opgewekt: op vrijdagmiddag
stierf de Here Jezus, de zaterdag was Hij dood, en in de nacht van
zaterdag op zondag, dus op de 3e dag, is Hij uit de dood opgewekt.
Het is reeds in de oude kerk een diep ingeworteld gebruik om van de
opstanding i.p.v. de opwekking van de Here Jezus uit de dood te
spreken. Reeds het Nieuwe Testament doet dat volop. De oudste gedeelten
in het Nieuwe Testament spreken over de opwekking van de Here Jezus,
bijv. Hand. 2:32, vgl. Rom. 10:9.
Het van de doden sluit weer nauw aan bij het voorafgaande, nl. het
idee, dat de Here Jezus in de hel bij de gestorvenen geweest is om hen
alsnog een kans op bekering te geven.
opgevaren
naar de hemel
De Hemelvaart van de Here Jezus wordt in Hand. 1 beschreven, en vindt
40 dagen na Zijn opwekking uit de dood plaats (vs. 3). Het is kurieus,
dat de evangeliën zelf van deze periode van 40 dagen niets
afweten. Mark. 16:19 laat de Hemelvaart van de Here Jezus zelfs op de
dag van de opwekking zelf plaats vinden, maar men betwijfelt, of de
verzen 9-20 wel echt van Markus zijn, of dat ze later toegevoegd zijn
(vandaar dat de vertaling van het Nederlands BijbelGenootschap dat
gedeelte tussen haken plaatst, terwijl de Groot Nieuws Vertaling het
gedeelte zelfs helemaal weglaat). Toch lijkt Luk. 24:51 en Matth.
28:16-20 diezelfde richting op te gaan. Daar tegenover blijkt Johannes
wel een periode tussen Pasen en Hemelvaart te kennen, al vermeldt hij
de Hemelvaart van de Here Jezus zelf niet meer.
De reden, waarom de apostolische geloofsbelijdenis de Hemelvaart van de
Here Jezus belijdt, is, dat daarmee het gevaar vermeden wordt om te
gaan denken, dat de Here Jezus na Zijn opwekking uit de dood een poosje
later wel weer gestorven zal zijn (bijv. net zoals de uit de dood
opgewekte Lazarus eens weer gestorven zal zijn). De opwekking uit de
dood van onze Here Jezus Christus is van een heel andere aard: het
betreft een opwekking tot het eeuwige leven, een leven, dat niet meer
door de dood teniet gedaan kan worden.
en
zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader
Rechts is in de bijbel symbool voor het goede, links voor het verkeerde
(Pred. 10:2, Matth. 25:33). Dat de Here Jezus in de hemel aan de
rechterhand van God is, komt reeds in Mark. 16:19 en Rom. 8:34 voor.
Bovendien gold het aan de rechterhand van de koning zitten als de
hoogste eer, die iemand te beurt vallen kon (1 Kon. 2:19, vgl. Mark.
10:37). Gods rechterhand staat in het Oude Testament voor het
uitoefenen van Zijn macht (Ps. 118:16), soms voor het oordeel, dat Hij
velt (Ps. 21:9).
vanwaar
Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden
De gedachte van de wederkomst van de Here Jezus is in het Nieuwe
Testament wijd verbreid, zowel in Jezus' eigen prediking (Matth.
24:27,30), als in de brieven van de apostelen. Vooral het boek
Openbaring heeft Christus' wederkomst tot thema. Ook klinkt in het
Nieuwe Testament overal de gedachte aan het oordeel aan het einde der
tijden door. Tegelijk echter blijft tevens staan, dat niemand ooit
weten kan, wanneer het zover zijn zal: zelfs de Here Jezus Zelf is
daarvan niet op de hoogte (Matth. 24:36, Hand. 1:7).
De latere geloofsbelijdenis van 381 vult op deze plaats nog aan: en aan
Zijn rijk zal geen einde komen, waarbij het Zijn op de Here Jezus
staat. Daarmee volgt deze geloofsbelijdenis Luk. 1:33, en niet Paulus
(1 Kor. 15:28).
Ik
geloof in de Heilige Geest
Hier is wel het opmerkelijkste verschil tussen de apostolische
geloofsbelijdenis en de latere geloofsbelijdenis van 381 waar te nemen.
Terwijl de geloofsbelijdenis van 325 uiterst summier is, is de latere
van 381 op dit punt veel uitgebreider: En (wij geloven) in de Heilige
Geest, Die Heer is en levend maakt, Die uitgaat van de Vader en de
Zoon, Die samen met de Vader en de Zoon aanbeden en verheerlijkt wordt,
Die gesproken heeft door de profeten. Dit opmerkelijke verschil is niet
toevallig ontstaan, maar hangt samen met theologische ontwikkelingen in
de 4e eeuw, waarop ik hieronder terug kom.
De bijbel spreekt op diverse plaatsen over de Heilige Geest. Zij doet
dat in zoveel verschillende bewoordingen, konteksten en kleuringen, dat
het moeilijk is om daaruit konkrete geloofskonklusies over het wezen
van de Heilige Geest te trekken. In het Oude Testament is er sprake van
ruach, reeds in Gen. 1:2. Dit hebreeuwse woord ruach, hetgeen een
vrouwelijk woord, komt veel in het Oude Testament voor, maar betekent
dan meestal lucht, wind, adem, de eigenlijke betekenis van ruach. Soms
echter vertaalt men het woord ook door Geest, dus meer persoonlijker.
De geesteswerkingen van die ruach kunnen wijsheid, inzicht en kennis
zijn (Ex. 31:3), maar ook van gewelddadige aard zijn (Richt. 15:14-15).
In de griekse vertaling van het Oude Testament (de Septuaginta) wordt
het vrouwelijke woord ruach vertaald met het onzijdige woord pneuma. In
het Nieuwe Testament geschiedt de uitstorting van de Heilige Geest met
Pinksteren, en in Joh. 7:39 spiegelt de gedachte door, dat de Heilige
Geest vóór de uitstorting met Pinksteren nog niet
op aarde was. Toch daalt Zij op de Here Jezus bij Diens doop op Hem
neer (Mark. 1:10]. De Heilige Geest bewerkt volgens 1 Kor. 12 allerlei
bijzondere werkingen en diensten in de christen.
De enige plaats, waar de bijbel de Heilige Geest in expliciet verband
met God de Vader en God de Zoon zet, is in 1 Joh. 5:7-8. Het kruciale
deel van deze verzen staat echter in de vertaling van het Nederlands
BijbelGenootschap tussen haken, en wordt in de Groot Nieuws Vertaling
weg gelaten. De reden hiervoor is, dat de tekst tussen haakjes pas in
de 16e (!) eeuw aan de griekse grondtekst toegevoegd is om daarmee
ervoor te zorgen, dat Erasmus deze woorden in zijn griekse teksteditie
van het Nieuwe Testament opnemen zou. Hij deed dat volgens afspraak,
maar met een grote kanttekening erbij, dat hij het vermoeden had, dat
er bedrog in het spel was.
In de eerste eeuwen heeft de kerk goed ingezien, dat de bijbel geen
eenduidige uitspraken t.a.v. de Heilige Geest geeft. Daarom beleed ze
Haar tot in de oudste doopbelijdenissen toe (vgl. Matth. 28:19 en de
belijdenis uit Rome rond 150, p. 3), en aansluitend tevens in de
apostolische geloofsbelijdenis zonder echter daarbij iets naders aan te
geven. Uitzondering hierop vormde reeds de syrische kerk, die de
Heilige Geest de Moeder van de Drie-eenheid noemde.
In de 4e eeuw echter pleiten een aantal vooraanstaande theologen, van
wie Basilius de Grote de voornaamste is, om als kerk het Persoon-zijn
van de Heilige Geest te belijden. Dit wordt aanvaard, en deze opvatting
komt vervolgens in de belijdenis van 381 terecht. Sindsdien is deze
opvatting t.a.v. de Heilige Geest gemeengoed in de theologie en de kerk
geworden. Intussen wordt de Heilige Geest in het latijn door Spiritus
Sanctus ver-taal-d, hetgeen een mannelijk woord is!
In de loop van de kerkgeschiedenis zien we regelmatig allerlei groepen
christenen de betekenis van de Heilige Geest voor ons geloven
benadrukken. Doorgaans herkennen zij de Heilige Geest met Haar
werkingen dan te weinig in de eigen kerkgemeenschap. Vandaag de dag
zijn er in de theologie 2 nieuwe ontwikkelingen: de moderne theologie
wil de Heilige Geest niet meer als Persoon beschouwen, en de
feministische theologie wil Haar meer vrouwelijk opvatten.
ik geloof een heilige
Het woord heilig wordt in het Oude Testament voor de Here God en Zijn
volk gebruikt. In het Nieuwe Testament wordt deze lijn van het woord
heilig verder doorgezet en op allen betrokken, die de Here God en de
Here Jezus toebehoren. Deze ge-heilig-de mensen zijn van de wereld
onderscheiden, die de Here Jezus niet als enige Heer erkennen willen.
Het oudnederlandse woord heiligen betekent dan ook zo ongeveer
afzonderen, apart stellen voor een speciaal doel. Dat speciale doel is
in dit geval de Here God dienen. Als de apostolische geloofsbelijdenis
de kerk dus heilig noemt, bedoelt ze daarmee uit te drukken, dat het
gaat om mensen, die door de Here God afgezonderd, apart gesteld zijn
voor het speciale doel van Hem in deze wereld te dienen.
katholieke
Het woord katholiek is in wezen een griekse woordkombinatie: kath'
holikè, en betekent letterlijk over het gehele, waarmee dan
de gehele wereld bedoeld is. Van de kerk wordt dus beleden, dat zij
over de gehele wereld verspreid is. Deze opvatting spiegelt de situatie
van de 4e eeuw, toen de kerk in het romeinse rijk tot
officiële staatskerk verheven is. Overigens moeten we daarbij
uiteraard bedenken, dat men in die tijd meende, dat de wereld ook niet
groter was dan de toen bekende landen rond de middellandse zee.
Daardoor kon men de mening toegedaan zijn, dat de kerk over de gehele
wereld verspreid was!
De bijbel is volop gevuld met de verwachting, dat eens de hele
schepping aan Gods heil deel zal krijgen. Reeds de aartsvader Abraham
werd met deze grote belofte gezegend (Gen. 12:3), en de profeten
verwachtten, dat alle volken deel zouden krijgen aan het heil, dat de
Here God aan het verbondsvolk van de Israëlieten schenken zou
(Jes. 2:2-3). In het Nieuwe Testament krijgt dat alles zijn toespitsing
in de Here Jezus: in Hem krijgen we allen deel aan Gods heil, en de
verwachting is, dat eens de hele wereld voor de Heer zich buigen zal
(Rom. 14:11, Fil. 2:10-11). De Here Jezus Zelf echter was
pessimistischer (Luk. 18:8).
In het latijn werd de naam van de officiële kerk de Ecclesia
catholica. Alle bewegingen, die het niet met deze officiële
kerk en haar leer eens waren, werden buiten die ene kerk gezet (de zgn.
ketters). Toen deze bewegingen echter een eigen, zelfstandig leven
gingen leiden (de grieks-orthodoxe kerk, de protestantse kerken) werd
de naam steeds meer de naam voor een specifieke kerk: de katholieke
kerk.
kerk
De latere geloofsbelijdenis van 381 spreekt ook nog t.a.v. de kerk uit,
dat zij apostolisch is. Hiermee wil zij uitdrukken, dat de kerk gegrond
is op het werk en getuigenis van de apostelen, en dan in het bijzonder
van de 12 apostelen. Reden om dit element op te nemen was om aan de
kerk de fundering te geven, dat zij, i.t.t. de afgescheiden groepen, de
enige en juiste traditie van de apostelen bewaard heeft.
Het woord kerk gaat terug op het griekse kurios, wat , heer betekent,
en wel in de bijvoeglijke naamwoordsval: kuriakos = van de Heer. Als we
uit dat woord kuriakos de klinkers (en de «s», die
hier het van de aangeeft) weghalen, zien we ons nederlandse woord voor
kerk al ontstaan: k°r°°k°°. Zie
verder voor het woord kurios onder het onderwerp onze Heer.
1.Waarom benadrukken protestantse kerken veel minder, dat ze
apostolisch zijn?
de
gemeenschap der heiligen
Het is heel opmerkelijk, dat de latere geloofsbelijdenis van 381 deze
woorden niet bevat. Er was geen enkele reden om deze woorden uit de
geloofsbelijdenis te schrappen, waardoor men wel aanneemt, dat ze in
latere tijd aan de apostolische geloofsbelijdenis toegevoegd zijn.
Voor de heiligen is een woord gebruikt, dat zowel op personen als op
dingen kan slaan. Vandaar dat men in deze woorden dan ook een
woordspeling ziet, er worden 2 verschillende aspekten bedoeld: a. de
deelname aan de heilige zaken, dus deelname aan de kerk en haar
sakramenten; b. deelname aan de gemeenschap van heilige personen, nl.
de zaligen in de hemel, de gestorvenen, van wie men ook door gebeden
hulp ontvangen kon. In deze woorden ligt dan ook de verbinding tussen
de strijdende kerk (wij) en de triomferende kerk (de gestorvenen in
Christus).
Pas in latere tijd ging men de woorden opvatten als uitdrukking voor de
onderlinge gemeenschap, die christenen binnen de kerk met elkaar hebben.
de
vergeving van de zonden
Het fundament van de kerk is, dat zij van Gods vergeving in onze Here
Jezus Christus leeft. Reeds in het Oude Testament klinkt regelmatig de
bede aan de Here God om de ongerechtigheden niet toe te rekenen (Ps.
51:4), en doemt de hoop op, dat eens de zonde tot het verleden behoren
zal (Jer. 50:20). In het Nieuwe Testament vindt dat zijn vervulling: in
wezen is het één groots getuigenis, dat de Here
God ondanks de tegenwerking en zonde van mensen doorgaat om Zijn
liefdesdoel te bereiken. De Here Jezus vergaf reeds tijdens Zijn leven
mensen hun zonden (Luk. 5:20), en Zijn dood betekent de vergeving voor
de zonden van een ieder, die daarvoor open staat (Rom. 6:10-11).
De latere belijdenis van 381 heeft op dit punt Wij belijden
één doop tot vergeving van zonden. Hier zien we
binnen de oude kerk de ontwikkeling van het idee, dat zondevergeving
slechts kan plaats vinden, als men gedoopt was. M.n. de kerkvader
Augustinus heeft hierop grote invloed gehad: enkel de doop wast de
erfzonde af: als de doop dus niet plaats had, kon er geen vergeving
plaats hebben. Daaruit trok Augustinus de konklusie, dat ongedoopte
kinderen, die sterven, naar de hel gaan. Deze doopopvatting werkte de
sterke benadrukking van de kinderdoop in de hand.
Het is in dit verband overigens zeer opvallend, dat de apostolische
geloofsbelijdenis verder geen vermelding van de sakramenten van doop en
avondmaal maakt. Ook in de latere belijdenis van 381 komt het avondmaal
niet voor, extra opmerkelijk, omdat er binnen de oude kerk deze
sakramenten wel zo'n groot gewicht binnen de kerk verkregen hebben. ?
de
opstanding van het vlees
De bijbel is gevuld met de verwachting, dat God uiteindelijk alles goed
zal maken. In het Oude Testament is dat op aardse wijze voorgesteld:
het volk Israël zal in het door God beloofde land rust vinden,
en Abrahams nageslacht zal talrijk als het zand van de zee zijn. Pas in
latere tijd gingen de profeten de opwekking uit de dood verwachten (Ez.
37:5-6, Dan. 12:2). In de tijd van de Here Jezus is men er binnen het
jodendom niet over eens, of er een opstanding zal plaats vinden: de
progressievere farizeeën meenden van wel, de konservatievere
sadduceeën niet: zij accepteerden enkel de 5 boeken van Mozes
(Genesis t/m Deuteronomium), en daarin werd niet van een opstanding
gesproken (Matth. 22:23). De Here Jezus Zelf geloofde er wel in. De
grieken geloofden er ook niet in, en blijkens Hand. 17:32 was dat zelfs
het grote struikelblok, waarop de meesten Paulus afwezen. Voor Paulus
zelf echter is het hét fundament voor ons geloof, anders is
ons christen-zijn zinloos (1 Kor. 15:12-19).
De stroming van de gnostiek, die in nieuwtestamentische tijden zo'n
grote geestesinvloed had, achtte al het lichamelijke minderwaardig. Het
hoorde enkel om het geestelijke, het ware, het licht te gaan, en al het
gebrekkige, het lichamelijke was verkeerd. Pas als we los van al onze
lichamelijke behoeften en lusten konden komen, kwamen we voor de
verlossing in aanmerking. De kerk benadrukte hier tegenover, dat ook
ons lichaam aan de opwekking uit de dood deel zal krijgen. Zij sloot
hiermee bij het bijbelse getuigenis aan, dat het Woord vlees geworden
is (Joh. 1:14), en dat de Here Jezus lichamelijk uit de dood opgewekt
is (Joh. 20:27). Reeds de oude kerk bestreed reeds de gnostieke
opvatting blijkens 1 Joh. 4:2. In de 4e eeuw heeft de stroming van de
gnostiek haar beste tijd reeds gehad, en leefde het strijdpunt niet
meer. Vandaar dat in de latere geloofsbelijdenis van 381 wij verwachten
de opstanding van de doden is komen te staan om met deze woorden recht
te doen aan het bijbelse getuigenis, dat we na onze opwekking uit de
dood een nieuw, verheerlijkt lichaam ontvangen zullen, dus een lichaam,
dat anders zijn zal dan het huidige, aardse (1 Kor. 15:44).
en
een eeuwige leven
In feite is dit het verlengstuk van het vorige: de opstanding des
vleses is niet bedoeld op die wijze, dat men een tijdje later weer
sterft, maar het gaat om een opwekking tot een leven tot in alle
eeuwigheden, d.w.z. een leven, dat niet meer eindigen zal. Dat is de
hele lijn in het Nieuwe Testament (Joh. 6:51, Openb. 22:5). Dit eeuwige
leven stelt de bijbel echter niet slechts in de hemel voor (Openb.
21:1), wellicht de reden, waarom de latere geloofsbelijdenis van 381
formuleerde en het leven in de wereld, die komt, waarbij het opvallend
is, dat deze geloofsbelijdenis het woord eeuwige weglaat.
Amen
Het zal waar en zeker zijn. Want mijn belijdenis is veel zekerder door God gehoord, dan ik in mijn hart gevoel.
Om nog eens goed over na te
denken: Eeuwig leven, werkelijk?
Sinds jaar en dag is de mens op zoek naar eeuwig leven of de eeuwige
jeugd. Altijd al is de mens op zoek geweest naar de fontein van de
jeugd of de steen der wijzen waarmee een levenselixer zou kunnen worden
gemaakt. Men spendeert miljoenen dollars aan de ruimtevaart om op zoek
te gaan naar… ja, naar wat eigenlijk? Men zoekt leven,
eeuwig leven. Met regelmaat komt er wel weer een artikel voorbij met
een titel als “Eeuwig leven is enkel een kwestie van
tijd”. Het is de hoogmoed van de mens, die denkt dat hij
zichzelf moet ontwikkelen en verbeteren en om op deze wijze hogerop te
kunnen komen. De mens die gelooft in evolutie, dat alles langzamerhand
vanzelf beter wordt en denkt dat men in eigen kracht eeuwig leven tot
stand kan brengen.
De Bijbel leert precies het tegenovergestelde. De mens is volgens de
Bijbel een damp die voor een korte tijd verschijnt en daarna weer
verdwijnt (Jak. 4:14). De mens denkt heel wat te kunnen en te weten,
maar hij weet niet eens wat de dag van morgen gaat brengen. De mens
leeft in een wereld vol onzekerheden en angst. Het enige wat de mens
wel zeker weet, is dat hij zal sterven. Het enige wat hij niet
weet… is wanneer.
Is er werekelijk leven na
de dood?
Aangezien de mens zeker weet dan hij zal sterven, stelt hij zichzelf de
vraag:”Is er leven na de dood?” Alleen de vraag
stellen suggereert al dat er leven na de dood is, sterker nog, er is
alleen maar leven ná de dood. Het leven voor de dood is toch
geen leven. Dat is een leven wat als uitkomst heeft de dood. Wat de
mens ook tot stand brengt, wat de mens ook bereikt, alles zal ooit een
keer weer verdwijnen. Wat voor leven is dat dan? Wat is dan de zin van
het hele bestaan? In feite heeft ons leven geen zin, want het zal ooit
een keer voorbijgaan. De zin van ons bestaan ligt ook niet
ín het bestaan, maar daarbuiten, dan wel daar voorbij. Wat
de mens namelijk nodig heeft, is ander leven, namelijk eeuwig leven.
Alleen de vraag is:”Hoe kom ik aan eeuwig leven?”
Eeuwig leven is tot stand gekomen toen de dood werd overwonnen, op het
moment dat er Iemand niet alleen de dood in ging, maar ook weer uit de
dood opstond, namelijk de Here Jezus Christus.
2 Tim.1:10
Doch nu geopenbaard is door de verschijning van onzen
Zaligmaker Jezus Christus, Die den dood heeft te niet gedaan, en het
leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht door het
Evangelie;
Hij ontving bij Zijn opstanding een leven wat niet (meer) sterft,
simpelweg omdat het de dood al achter zich heeft. Het echte leven
bestaat ook alleen maar na de dood. Een leven dat dus nooit meer
sterft, omdat het de dood al achter zich heeft.
Hebr. 2:14,15
Overmits dan de kinderen des vleses en bloeds deelachtig
zijn, zo is Hij ook desgelijks derzelve deelachtig geworden, opdat Hij
door den dood te niet doen zou dengene, die het geweld des doods had,
dat is, den duivel;
En verlossen zou al degenen, die met vreze des doods, door al
hun leven, der dienstbaarheid onderworpen waren.
De Here Jezus is dóór de dood gegaan, wat
feitelijk betekent dat Hij niet alleen de dood is ingegaan, maar (wat
meer is) Hij is er ook uitgekomen. De Here Jezus heeft de dood al
achter zich en heeft onvergankelijk leven ontvangen toen Hij op de
derde dag uit het graf opstond.
De Here Jezus is de eerste mens die eeuwig leven ontving. Hij
is daarmee de Eersteling van de Nieuwe Schepping geworden. Op het
moment van de opstanding van de Here Jezus ontstond namelijk niet
alleen nieuw leven, maar zelfs het begin van een nieuwe schepping. Dat
is ook wat God in het Oude Testament al had beloofd, dat hij een nieuwe
schepping zou gaan maken.
Jes. 65:17
Want ziet, Ik schep nieuwe hemelen en een nieuwe aarde; en de
vorige dingen zullen niet meer gedacht worden, en zullen in het hart
niet opkomen.
Christus in ons
De Here Jezus is Degene die als eerste mens eeuwig leven heeft
ontvangen en dit leven geeft aan een ieder die in Hem gelooft. Op het
moment dat wij tot geloof komen in Hem ontvangen wij dat leven, wij
worden dan namelijk wedergeboren, ofwel opnieuw geboren. Wij ontvangen
dan nieuw leven. Bij onze geboorte ontvingen wij het
(zondige/sterfelijke) leven van Adam, bij onze wedergeboorte ontvangen
wij het (volmaakte/eeuwige) leven van Christus. We hebben na onze
wedergeboorte deel gekregen aan het leven van Christus. Wij zijn
gestorven, begraven, maar ook opgewekt. (Rom.6) God ziet ons dan ook
niet meer naar de oude mens, we zijn voor God dood. We zijn namelijk
met Christus gekruisigd, maar ook met Hem opgewekt.
Gal. 2:20
Ik (oude mens) ben met Christus gekruist
En ik (nieuwe mens) leef
Niet meer ik (oude mens)
Maar Christus (nieuwe mens) leeft in mij
Wij hebben dus ook het eeuwige leven ontvangen van de Here Jezus
Christus, maar omdat veel gelovigen hier niets van merken en zien, is
men vaak niet altijd zeker van hun eeuwige behoud. Vaak kent men
bovengenoemde waarheid niet. Men denkt dat je behoudenis kan verdienen
door wat te doen. Toch leert de Bijbel dit op geen enkele wijze. De
mens wordt alleen gerechtvaardigd door geloof in de Here Jezus en
daardoor hebben we vrede met God (Rom. 5:1). God rekent onze zonden
niet meer, omdat onze hele oude mens voor God dood is. God ziet alleen
de nieuwe mens (Christus) in ons.
2 kor. 5:17
Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw
schepsel; het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden.
Heeft u een goede
levensverzekering?
Zoals als al eerder gezegd ontvangt de mens op grond van geloof eeuwig
leven, gelooft u dat? Of denkt u dat u nog iets moet doen om u
aangenaam te maken voor God. Denkt u dat u met goede werken de hemel
kan verdienen? Bent u nog te hoogmoedig dat u denkt dat u bij God in
een goed boekje kan komen door te proberen volgens de wet te leven. Als
u dat denkt dan vraag ik u om nogmaals de evangeliën te lezen.
Dan leest u dat de Here Jezus ging naar hoeren en tollenaars, naar
mensen die absoluut niet rechtvaardig waren en dan leest u dat Hij de
mensen waarschuwde voor farizeeën en wetgeleerden, mensen die
graag vooraan zaten bij de bijeenkomsten, omdat ze zichzelf zo goed
vonden (Mat.23:6). Misschien kent u mensen die altijd in nette pakken
vooraan zitten, zelfs op plekken die voor hen gereserveerd zijn? De
Here Jezus trok zich niets van deze gemaakte vroomheid aan, maar Hij
waarschuwde er juist voor.
Mat.23:27,28
Wee u, gij Schriftgeleerden en Farizeen, gij geveinsden, want
gij zijt den witgepleisterden graven gelijk, die van buiten wel schoon
schijnen, maar van binnen zijn zij vol doodsbeenderen en alle
onreinigheid.
Alzo ook schijnt gij wel den mensen van buiten rechtvaardig,
maar van binnen zijt gij vol geveinsdheid en ongerechtigheid.
Dit zijn toch harde woorden van de Here Jezus. De Here Jezus keek
namelijk niet naar de buitenkant van de mensen, maar naar het hart.
1 Sam.16:7b
want de mens ziet aan, wat voor ogen is, maar de HEERE ziet
het hart aan.
Wat is er in ons hart? Is er geloof in ons hart? Geloven wij wat de
Schrift zegt? Bent u zeker van uw behoud? Weet u dat u een kind van God
bent, omdat de Here onze zonden weggedaan heeft en ons nieuw leven
heeft gegeven? Bent u er van verzekerd dat er niets meer is wat u kan
scheiden van Christus?
In de laatste woorden van Romeinen 8 staan een aantal vragen:
-Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? Niemand
-Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons
allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen
schenken? Hij zal ons alle dingen schenken
-Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? Niemand
-Wie is het, die (ons) verdoemt? Niemand
-Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Niemand
-Verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, of naaktheid,
of gevaar, of zwaard? Niets van dit alles
Weet u waarom niets of niemand ons van Hem kan scheiden? Omdat wij de
beste levensverzekering hebben die er bestaat!
Rom.8:38,39
Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch
engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch
toekomende dingen,
Noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal
kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen
Heere.
DE WEG - DE WAARHEID - HET LEVEN
READ THE BOOK - THE BIBLE CHANGE YOUR LIFE
INFO: DE WEG - DE WAARHEID - HET LEVEN - FILM
Remember all victims of violence worldwide
DE WEG | DE WAARHEID | HET LEVEN | FILM | AUDIO
HOLYHOME.NL USE NO COOKIES - REPORT DEAD LINKS
Waard om te weten :
Een hartelijk welkom op de siteDeze pagina printen
Sitemap
Wie zoekt zal vinden
FAQ - HELP
Kerk
Zondag
Advent
Kerstfeest
Driekoningen
Vastentijd
Goede Vrijdag
Aswoensdag
Palmzondag
Palmpasen
De stille week
Witte donderdag
Stille zaterdag
Paaswake
Pasen - Paasfeest
Hemelvaartsdag
Pinksteren
Biddag
Dankdag
Avondmaal
Doop
Belijdenis
Oudjaarsdag
Nieuwjaarsdag
Sint Maarten
Sint Nicolaas
Halloween
Hervormingsdag
Dodenherdenking
Bevrijdingsdag
Koningsdag / Koninginnedag
Gebedsweek
Huwelijk
Begrafenis
Vakantie
Recreatie
Feest- en Gedenkdagen
Symbolen van herkenning
Leerzame antwoorden op levens- en geloofsvragen
Hebreeën 4:12 zegt: "Want levend en krachtig is het woord van God, en scherper dan een tweesnijdend zwaard: het dringt diep door tot waar ziel en geest, been en merg elkaar raken, en het is in staat de opvattingen en gedachten van het hart te ontleden". Lees eens: Het zwijgen van God
God heeft zoveel liefde voor de wereld, dat Hij Zijn enige Zoon heeft gegeven; zodat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft. Lees eens: God's Liefde
Schat onder handbereik
Bemoediging en troost
Bible-people - stories of famous men and women in the Bible
Bible-archaeology - archaeological evidence and the Bible
Bible-art - paintings and artworks of Bible events
Bible-top ten - ways to hell, films, heroes, villains, murders....
Bible-architecture - houses, palaces, fortresses
Women in the Bible - great women of the Bible
The Life of Jesus Christ - story, paintings, maps
Read more for Study Apocrypha, Historic Works
GELOOF EN LEVEN een
KLEINE HULP VOOR ONDERWEG
Wie zoekt zal vinden
Boeiende Series :
BijbelvertalingenBijbel en Kunst
Bijbels Prentenboek
Biblische Bildern
Encyclopedie
E-books en Pdf
Prachtige Bijbelse Schoolplaten
De Heilige Schrift
Het levende Woord van God
Aan de voeten van Jezus
Onder de Terebint
In de Wijngaard
De Bergrede
Gelijkenissen van Jezus
Oude Schoolplaten
De Zaligsprekingen van Jezus
Goede Vruchten
Geestesgaven
Tijd met Jezus
Film over Jezus
Barmhartigheid
Catechese lessen
Het Onze Vader
De Tien Geboden
Hoop en Verwachting
Bijzondere gebeurtenissen
De Bijbel is boeiend
Bijbelverhalen in beeld
Presentaties en Powerpoints
Bijbelse Onderwerpen
Vrede van God voor jou
Oude bijbel tegels
Informatie over alle kerken in Nederland: Kerkzoeker
Bible Study: The Bible alone!
L'étude biblique: Rien que la Bible!
Bibelstudium: Allein die Bibel!
Materiaal voor het Digibord
Werkbladen Bijbelverhalen Bijbellessen
OT Hebreeuws-Engels
NT Grieks-Engels
Naslagwerken
Belijdenissen
Een rijke bron
Missale Romanum + Afbeeldingen
Stripboek over Jezus
Christelijke Symbolen
Plaatjes Afbeeldingen Clipart
Evangelie op Postzegels
Harmonium Huisorgel
Godsdiensten en Religies
Herinnering aan Kerken
Christian Country Music
Muzikale ontspanning
Software voor Bijbelstudie
Hartverwarmende Klanken
Read and Hear the Holy Bible
Luisterbijbel
Bijbel voor Slechtzienden Begrippenlijst -1- -2-
Meer weten over de Psalmen, gezangen, liturgieën, belijdenisgeschriften: Catechismus, Dordtse Leerregels en veel andere informatie? . Kijk op: Online-bijbel.nl(What's good, use it)