Katholiek ABC
A
A B
C D
E F
G H
I J
K L
M N
O P
Q R
S T
U V
W X
Y Z
-
AALMOEZENIER
-
Priester belast met het pastoraat voor een speciale groep, zoals militairen of gevangenen.
-
-
AANBIDDEN
-
Door gebed God belangeloos eer bewijzen. Aanbidden wordt uitsluitend gebruikt voor gebed tot God, niet tot Maria of andere heiligen.
-
Zie ook: aanroepen, verering.
-
-
AANROEPEN
-
Bidden tot God of tot de heiligen, meestal om een gunst te verkrijgen.
-
Zie ook: aanbidden, verering.
-
-
AARTSBISDOM
-
Kerkjuridisch vastgesteld gebied van een aartsbisschop. Deze staat aan het hoofd van zijn eigen (aarts)bisdom, en heeft een leidende functie ten opzichte van de andere bisschoppen binnen een kerkprovincie.
-
-
AARTSENGEL
-
Bode Gods uit het achtste koor der engelen, zoals Gabriël - Hebreeuws 'Held van God' (Lukas 1,26), Michaël - Hebreeuws 'Wie is als god?' (Apocalyps 12,7) en Rafaël - Hebreeuws 'God heeft geheeld' (Tobias 5,17).
-
Zie ook: annunciatie.
-
-
ABDIJ
-
Klooster van een contemplatieve orde met een abt of abdis aan het hoofd en een prior of priorin als plaatsvervang(st)er.
-
Zie ook: gardiaan, intronisatie, kromstaf, pontificeren, sticht.
-
-
ABSIS
-
Overwelfde, halfronde of veelhoekige koornis als uitbouw van het hoofdaltaar in sommige grote kerken (basilieken), vaak voorzien van zitbanken voor aan de plechtigheden deelnemende geestelijken.
-
-
ABSOLUTIE
-
Kwijtschelding van in de biecht beleden zonden, door de priester in Christus' naam verleend.
-
-
ABSOUTE
-
Liturgisch gebed dat na de requiemmis voor de overledene wordt uitgesproken of (meestal) gezongen.
-
-
ACOLIET
-
Misdienaar, vroeger ook clericus die de laatste der kleine wijdingen heeft ontvangen.
-
-
ACTE
-
Zie: oefening.
-
-
ADVENT
-
De eerste vier weken van het kerkelijk jaar, voorafgaand aan het Kerstfeest, de komst (adventus) van de Heer. Tijd van inkeer en boete met paarse gewaden in de liturgie, waarin onder meer de Gregoriaanse hymne Rorate coeli desuper (Dauwt hemelen de Rechtvaardige) gezongen wordt.
-
Zie ook: gaudete, gulden mis, kerstkring, liturgische kleuren, quatertemperdagen, roerende feestdagen.
-
-
ADVENTSKRANS
-
hangende ronde krans van gevlochten dennen- of sparrengroen als symbool van hoop, met vier kaarsen waarvan er elke week één meer wordt aangestoken.
-
-
ADVOCAAT VAN DE DUIVEL
-
Kerkjurist die bij een kerkelijk proces als aanklager optreedt.
-
Zie: heiligverklaring, promotor fidei.
-
-
AFLAAT
-
Kerkelijke kwijtschelding van straf. Thans zo goed als verouderd begrip, dat berust op het onderscheid tussen de vergeving der zonden door de biecht, en de daarvoor opgelegde straf. Die straf kon voor sommige zonden zeer zwaar uitvallen. Na verloop van tijd ging de kerk dergelijke straffen vervangen door aflaten, kwijtscheldingen, te verkrijgen door allerlei gebeds- of boetehandelingen. Het verlenen van aflaten is in de loop der eeuwen ontaard tot een soort handel die door de kerk officieel werd afgewezen.
-
Zie ook: oud-katholieke kerken, toties quoties, vagevuur.
-
-
AGAPE-VIERING
-
Grieks: agapè: liefde (vgl. l Cor. 13,13): gemeenschappelijk liefdesmaal van (de eerste) christengemeenten ter gedachtenis aan het Laatste Avondmaal; thans met de betekenisonderscheiding dat er geen consecratie van brood en wijn plaats vindt en ook geen geconsacreerd brood en wijn uitgedeeld worden.
-
-
AGNUS DEI
-
Latijn: lam Gods: driemaal herhaald gebed of gezang op het einde van de mis (met tweemaal de toevoeging: dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U over ons, en de derde maal met de toevoeging: dat wegneemt de zonden der wereld, geef ons de vrede).
-
-
ALBE
-
Lang, witlinnen liturgisch gewaad, onderhemd tot aan de voeten, opgeschort door een koord (cingel), waaroverheen stola en kazuifel of koorkap worden gedragen.
-
-
ALLELUJA
-
Van oorsprong Joodse uitroep met de betekenis 'Looft de Heer met vreugde'.
-
-
ALLERHEILIGEN
-
Gedachtenis(viering) van alle heiligen op 1 november, op het eind van het kerkelijk jaar.
-
Zie ook: geboden feestdagen.
-
-
ALLERZIELEN
-
Gedachtenis(viering) van alle overledenen op 2 november, op het eind van het kerkelijk jaar.
-
-
ALTAAR
-
Liturgische offertafel, centrale plaats van de eucharistieviering in katholieke kerken.
-
Zie: eucharistie, suppedaneum, tabernakel, tafel des Heren, voetgebed.
-
-
ALTIJDDURENDE AANBIDDING
-
Door sommige religieuze congregaties beoefend ononderbroken gebed tot het heilig sacrament, dat in de vorm van een geconsacreerde hostie in een monstrans ten toon wordt gesteld.
-
Zie ook: consecratie, heilig sacrament.
-
-
ALTIJDDURENDE BIJSTAND
-
Predicaat, toegekend aan een populaire en zeer vaak vereerde icoon van Maria met Jezus: Onze Lieve Vrouw van altijddurende bijstand.
-
-
AMBO
-
Verhoging(en) in sommige grote kerken (basilieken) opzij vooraan het hoofdaltaar, voor de verkondiging en het voorlezen van het evangelie (aan de noordzij, links vanuit de kerk) en de rest van de heilige schrift (aan de zuidzij, rechts vanuit de kerk).
-
Zie: altaar, basiliek.
-
-
AMICT
-
Witlinnen liturgische schouderdoek
, waaroverheen een kazuifel wordt gedragen.
-
-
ANDRIESKRUIS, SINT
-
Kruis met schuine balken in X-vorm. Volgens de traditie zou de apostel Andreas aan zo'n kruis gekruisigd zijn. De naam wordt o.a. gebruikt voor een dergelijk kruis op verkeersborden.
-
-
ANGELUS
-
Latijn: engel, daarvan afgeleid: het angelus, als beginwoord van het Latijnse gebed Angelus Domini, in het Nederlands De Engel des Heren. Die werd vroeger driemaal daags gebeden (om zes uur's morgens, om twaalf uur's middags en om zes uur's avonds). Voor het angelus werd de kerkklok geluid, telkens driemaal kort en eenmaal lang, ter aanduiding van de duur der onderdelen van het gebed.
-
Zie ook: engelen, regina coeli.
-
-
ANNUNCIATIE
-
Latijn: aankondiging, namelijk de boodschap van de aartsengel Gabriël aan Maria, dat zij van de heilige Geest zou ontvangen en moeder zou worden van Jezus Christus. Het feest van de Annunciatie, oftewel Maria Boodschap, wordt gevierd op 25 maart.
-
-
ANTIFOON
-
Refrein of beurtzang, onder andere vóór en na een psalm, maar ook als zelfstandig gezang.
-
-
APOLOGETIEK
-
De leer van de geloofsverdediging.
-
-
APOSTOLAAT
-
In het algemeen de verspreiding van het geloof; vaak met nadere specificatie, b.v. apostolaat des gebeds, apostolaat der hereniging, e.d.
-
-
APOSTOLISCH VICARIS
-
Hoofd van een apostolisch vicariaat, d.w.z. van een missiegebied waaraan nog niet de status van aartsbisdom is toegekend. De apostolisch vicaris wordt rechtstreeks door de paus benoemd en heeft binnen zijn vicariaat dezelfde bestuursbevoegdheden als een bisschop.
-
-
APOSTOLISCHE STOEL
-
Ook wel Heilige Stoel: de Romeinse bisschopszetel van de paus, hoofd van de gehele katholieke kerk.
-
-
ARMBESTUUR
-
(Voormalig) college belast met de zorg voor de armen, meestal binnen de parochie.
-
-
ASKRUISJE
-
Op Aswoensdag, de eerste dag van de vasten, tekent de priester tijdens de boeteviering het voorhoofd van de gelovige met een kruisje van gewijde as van verbrande palmtakken; daarbij zegt hij: Gedenk, mens, dat gij stof zijt en tot stof zult wederkeren. Soms wordt de gelovigen ook wel de gelegenheid geboden zichzelf met deze as te tekenen.
-
-
ASSUMPTIE
-
Zie: Maria-ten-hemel-opneming.
-
-
ASWOENSDAG
-
De eerste dag van de vasten, zes en een halve week vóór Pasen, daags na vastenavond.
-
Zie ook: askruisje, kruisje, paaskring, quinquagesima, roerende feestdagen.
-
terug naar ABC