Katholiek ABC
C
A B
C D
E F
G H
I J
K L
M N
O P
Q R
S T
U V
W X
Y Z
-
CALENDARIUM
-
Lijst van alle kerkelijke feestdagen inclusief tabel ter vaststelling van de datum van de roerende feestdagen Pasen, Hemelvaart en Pinksteren. Deze feestdagen worden vastgesteld vanuit de datum waarop jaarlijks Pasen valt.
-
-
CAMERLENGO
-
Kardinaal die de zorg heeft voor de administratie van goederen en rechten van het Vaticaan; een van zijn belangrijkste fucties is het beheer van de kerk tijdens de periode na de dood van de paus.
-
-
CANON
-
(1) vaste reeks misgebeden van prefatie tot Onze Vader;
-
(2) reeks als authentiek erkende bijbelboeken;
-
(3) reeks door de kerk erkende heiligen;
-
(4) vastgestelde regel(s) van een concilie.
-
-
CANONISATIE
-
-
Zie: heiligverklaring.
-
-
CANONIST
-
Kerkelijk jurist.
-
-
CANTICUM CANTICORUM
-
Zie: Hooglied.
-
-
CARITAS
-
(1) christelijke naastenliefde;
-
(2) de organisatie daarvan.
-
-
CARNAVAL
-
Van Latijn: carnem levare, het wegnemen van het vlees (komt dus etymologisch niet van carne vale, het vlees vaarwel): de vier dagen die aan de veertigdaagse vasten voorafgaan, of alleen de dinsdag vóór Aswoensdag; dagen van feestelijkheden, optochten, verkleedpartijen, enz.
-
-
CATECHEET
-
Persoon die godsdienstonderricht geeft.
-
-
CATECHISMUS
-
Leer- en lesboek van de christelijke leer, vaak in vraag- en antwoordvorm.
-
-
CATECHIST
-
Persoon die in missiegebieden als assistent van een missionaris optreedt en onder andere godsdienstonderricht geeft.
-
-
CATECHUMEEN
-
doopleerling.
-
Zie ook: doopsel.
-
-
CATENA
-
Boeteketting.
-
Zie ook: disciplien.
-
-
CATHEDRA
-
Latijn: zetel: in ex cathedra, vanaf de leerstoel, aanduiding van een pauselijke uitspraak met beroep op diens onfeilbaarheid.
-
-
CELEBRANT
-
Voorganger in liturgische plechtigheid.
-
-
CELIBAAT
-
Ongehuwde staat, voor priesters en kloosterlingen verplicht.
-
-
Zie: diaconaat, oud-katholieke kerken.
-
-
CHAPELLE ARDANTE
-
rouwkapel met brandende kaarsen rond de kist.
-
-
CHARISMA
-
Genadegave van de heilige Geest, gegeven voor de dienst aan anderen of voor de uitbreiding van Gods rijk op aarde.
-
Zie ook: Drievuldigheid.
-
-
CHERUBIJNEN
-
Zie: engelen.
-
-
CHRISMA
-
Olie die op Witte Donderdag door een bisschop wordt gewijd voor de zalving bij doopsel en vormsel, ook gebruikt bij de wijding van een kerkgebouw, kerkklok, altaar, miskelk, e.d. De olie voor het heilig oliesel (ziekenzaving) wordt niet gewijd, maar gezegend.
-
-
CHRISTOFFEL
-
Grieks: Christophoros, Christusdrager, en zo ook Christofoor: populaire legendarische heilige van wie het verhaal gaat dat hij pelgrims op zijn sterke schouders de rivier overdroeg, tot een kind (het Jezuskind) hem bijna te zwaar werd omdat het de last van de hele wereld droeg. Patroon van veilig verkeer, met name van bestuurders van motorvoertuigen, Vgl. Sint Christoffelmedaille, Sint Christoffelbeeldje, enz.
-
Zie ook: sacramentaliën.
-
-
CHRISTUSMONOGRAM
-
De twee Griekse beginletters van Christus' naam, namelijk de CH (geschreven X) en de R (geschreven P), als monogram dooreen afgebeeld.
-
-
CIBORIE
-
Gewijde vergulde of gouden beker met deksel voor het bewaren van geconsacreerde hosties.
-
Zie: consecratie, corporale, hostie, monstrans, velum.
-
-
CLAUSUUR
-
Besloten gedeelte van een klooster, slot waar personen van het andere geslacht niet zonder geldige reden naar binnen mogen gaan en dat de kloosterlingen niet zonder verlof van de overste mogen verlaten.
-
Zie ook: hospitium, monialen, tralienonnen.
-
-
CLERGYMAN
-
Priesterkostuum van donkere stof met witte ronde boord en zwart front daaronder.
-
-
CLERUS
-
Verzamelnaam van alle clerici, te weten zij die in de katholieke kerk een wijding hebben ontvangen en bij een bisdom of een kloostergemeenschap horen.
-
Zie: hogere wijdingen.
-
-
COADJUTOR
-
Bisschop, die vicaris (assistent) van een residerend bisschopis, soms met recht van opvolging.
-
-
CODEX
-
(Volledig: Codex Iuris Canonici): wetboek van de katholieke kerk.
-
-
COLLAAR
-
Ronde priesterboord.
-
-
COMMUNE SANCTORUM
-
Latijn: het gemeenschappelijke der heiligen: vaste reeks gebeden op feestdagen van heiligen.
-
-
COMMUNIE
-
Nuttiging van geconsacreerd brood, soms ook wijn, aan een daartoe bestemde knielbank (communiebank) tijdens een eucharistieviering; bij uitzondering ook daarbuiten, bijvoorbeeld de ziekencommunie. Rond zeven jaar ontvangen kinderen de Eerste Communie; rond het twaalfde levensjaar wordt soms ook de Plechtige Communie gevierd met hernieuwing van de doopbeloften.
-
Zie: doopsel, eucharistie, mis, nuchter blijven, paasplicht, plechtige geloften, postcommunio, tafel des Heren, heilige tafel, teerspijze, vijf geboden der heilige kerk.
-
-
COMPLETEN
-
Zie: getijden.
-
-
CONCEPTIO IMMACULATA
-
Zie: onbevlekte ontvangenis.
-
-
CONCILIE
-
Plechtige vergadering van de hele kerk (algemeen) of van een kerkprovincie (provinciaal).
-
Zie ook: canon.
-
-
CONCLAAF
-
(1) besloten verblijf binnen het Vaticaan;
-
(2) de kardinalen bijeen voor de pauskeuze.
-
-
CONCORDAAT
-
Verdrag tussen de katholieke kerk en een staat.
-
-
CONGREGATIE
-
(1) religieuze kloostergemeenschap met alleen eenvoudige (tijdelijke, daarna eeuwige) geloften (in tegenstelling tot een orde, die plechtige geloften kent);
-
(2) (Maria-)congregatie, kerkelijk goedgekeurde vereniging van leken met als doel speciale verering van Maria;
-
(3) bestuurslichaam van het Vaticaan, te vergelijken met een ministerie.
-
Zie ook: derde orde, eenvoudige geloften, exempt, frater, kapittel, regulieren, scholasticaat, seculier.
-
-
CONSECRATIE
-
Latijn: toewijding: (1) eucharistische wijding van brood en wijn tot het Lichaam en Bloed van Christus; (2) aan een bisschop voorbehouden wijding van persoon of zaak.
-
Zie ook: agape-viering, gedaanteverandering, mis, monstrans, repositorium.
-
-
CONTEMPLATIEF
-
Latijn: beschouwend: gezegd van een kloostergemeenschap die zich vrijwel alleen richt op gebed en weinig of geen direct apostolaat uitoefent.
-
Zie ook: tralienonnen.
-
-
CONVENT
-
(1) samenkomst van stemgerechtigde leden van een kloostergemeenschap;
-
(2) huis van vrouwelijke religieuzen of begijnen.
-
-
CONVICT
-
Huis waar meerdere (toekomstige) priesters zonder kloostergeloften samenleven.
-
-
CORPORALE
-
Uitvouwbare linnen doek waarop tijdens de eucharistieviering kelk, hostie en eventueel ciborie(s) worden geplaatst.
-
Zie: eucharistie.
-
-
CORPUS CHRISTI
-
Latijn: het Lichaam van Christus: het heilig sacrament.
-
-
Zie ook: heilig sacrament, sacramentsdag.
-
-
CREDENS
-
Tafel naast het altaar met benodigdheden voor de eucharistieviering.
-
-
CREDO
-
Latijn: ik geloof; eerste woord van de geloofsbelijdenis.
-
Zie: geloofsartikelen, mis, symbolum.
-
-
CRUCIFIX
-
Kruisbeeld met corpus.
-
-
CRYPTE
-
Onderaardse ruimte onder het hoofdaltaar, soms met graftombe.
-
-
CUM LICENTIA SUPERIORUM
-
Zie: imprimatur.
-
-
CURIE
-
Ambtelijk bestuursapparaat ten dienst van paus of bisschop.
-
terug naar ABC