Katholiek ABC

T


A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

TABERNAKEL
Kluis op hoofd- of zijaltaar, soms binnenin bekleed met zijde en van buiten omhangen met gordijnen in liturgische kleur, waarin de geconsacreerde hostie bewaard worden.
Zie: altaar, liturgische kleuren, sacramentsaltaar.
TAFEL DES HEREN
Synoniem voor altaartafel of communiebank.
Zie: altaar, communie.
TAFELDIENST
Zie: mis.
TANTUM ERGO
Latijn: derhalve een zo groot (sacrament): beginwoorden van de laatste strofe van de officële sacramentshymne.
Zie ook: lof.
TE DEUM
Latijn: U God (loven wij): eerste woorden van plechtige feestzang.
TEERSPIJZE
Voedsel voor op reis, met name de communie voor een stervende.
Zie ook: bedienen, heilig oliesel.
TEGENPAUS
Zie: Westers Schisma.
TELEOLOGIE
Grieks: teleios, laatste, en: logos, woord: leer van de in alles op één doel gerichte schepping Gods.
TENEBRAE
Zie: donkere metten.
TERMIJN
In de uitdrukking 'Op termijn gaan': het rondgaan van een bedelmonnik een zgn. terminans, om aalmoezen te verzamelen.
TERTIARIS
(1) lid van derde orde;
(2) religieus die een derde jaar noviciaat doet.
Zie ook: novice.
TERTS
Zie: getijden.
TETRARCH
Grieks: viervorst: ondergeschikte lokale heerser onder Romeins oppergezag, zoals Herodes.
THABOR
Berg bij Nazareth waar Jezus werd verheerlijkt door Zijn Vader ten aanschouwe van Petrus, Johannes en Jacobus (Luk. 9, 28).
THEODICEE
Natuurlijke godsleer, met als een van de thema's het probleem van de verklaring van het kwaad.
THEOFANIE
Godsverschijning.
THEOLOGAAT
Of theologicum: studiehuis voor theologie.
THEOLOGANT
Student in de theologie
THEOLOGIE
Godgeleerdheid.
Zie: dogmatiek, ecclesiologie, exegese, mariologie, missiologie, pastoraaltheologie, patristiek.
THEOLOOG
Godgeleerde.
THEOMANIE
Godsdienstwaanzin.
THOMISME
Zie: neothomisme.
TIARA
Pauselijke driekroon die de drie functies van priester, koning en leraar symboliseert; de tiara wordt niet gedragen tijdens de eredienst zelf.
Zie ook: paus.
TIEN GEBODEN
Uitspraken van God tot het volk van Israël, vastgelegd in Exodus 20, 1-17 en Deuteronomium 5, 6-21, in een zekere parallelie tussen die twee boeken. Volgens Deuteronomium 4,13 en 10,4 zijn deze uitspraken door God zelf op twee stenen tafelen gegrift en op de berg Sinaï aan Mozes ter hand gesteld. Het de eeuwen door erkende belang van deze uitspraken ligt in de diepe, algemeen menselijke waarheden voor een ethisch verantwoord bestaan die zij bevatten. Als zodanig worden zij wel gezien als een van de mogelijke formuleringen van de zogeheten natuurwet, meer dan als geboden waaraan men zich te houden heeft, maar zich ook aan zou kunnen onttrekken. De eerste drie der tien geboden bevatten voorschriften voor het gedrag tegenover God zelf, de zeven volgende regelen het gedrag van de mensen onderling. De nummering van de oosterse kerken en van de reformatie wijkt af van die der lutherse en katholieke kerken. De in de traditie gegroeide, enigszins ingekorte formulering die in de katholieke kerk ingeburgerd is, luidt:
Ik ben de Heer uw God.
1. Gij zult geen afgoden vereren maar Mij alleen aanbidden en boven alles beminnen.
2. Gij zult de naam van de Heer, uw God, niet zonder eerbied gebruiken.
3. Wees gedachtig dat gij de dag des Heren heiligt.
4. Eer uw vader en uw moeder.
5. Gij zult niet doden.
6. Gij zult geen onkuisheid doen.
7. Gij zult niet stelen.
8. Gij zult tegen uw naaste niet vals getuigen.
9. Gij zult geen onkuisheid begeren.
10.Gij zult niet onrechtvaardig begeren wat uw naaste toebehoort.
TIENTJE
Tien weesgegroeten, als deel van het Rozenkransgebed.
Zie: rozenhoedje.
TIJDEIGEN
Dat deel van het missaal en het brvier dat de loop van het kerkelijk jaar volgt.
TITULAIR BISSCHOP
Bisschop zonder eigen rechtsgebied.
Zie: in partibus infidelium.
TONSUUR
Zie: kruinschering.
TOTIES QUOTIES
Latijn: zo vaak als: aflaat die men telkens opnieuw kan verdienen.
Zie: portiuncula, vagevuur.
TRACTUS
Gezongen of gebeden misgebed tussen het voorlezen van het epistel en het evangelie in de vastentijd.
TRALIENONNEN
Populaire naam van vrouwelijke contemplatieven, slotzusters.
Zie: contemplatief, clausuur, monialen, slotzuster.
TRANSEPT
Dwarsbeuk van kruiskerk.
TRANSFIGURATIE
Latijn: transfiguratio: gedaanteverandering.
Zie: Thabor.
TRANSSUBSTANTIATIE
Verandering van brood en wijn in lichaam en bloed van Christus.
Zie: canon, eucharistie, mis.
TREURMETTEN
Zie: donkere metten.
TRIDENTIJNS
Volgens het Tridentinum, het concilie van Trente.
TRIDUUM
Driedaagse periode van gebed en bezinning; Triduum Sacrum worden de drie dagen vóór Pasen genoemd.
Zie ook: Witte Donderdag, Goede Vrijdag, Paaszaterdag.
TRINITEIT
Zie: Drievuldigheid.
TRONEN
Zie: engelen.
TUNIEK
Liturgisch gewaad van subdiaken.
Zie ook: dalmatiek, kazuifel.

terug naar ABC