Katholiek ABC
B
A B
C D
E F
G H
I J
K L
M N
O P
Q R
S T
U V
W X
Y Z
-
BAPTISTERIUM
-
Plaats waar gedoopt wordt: in de oudheid een aparte ruimte, later deel van de kerk zelf, of als aparte doopkapel.
-
-
BASILIEK
-
Grote kerk van bijzondere bouwstructuur en met bepaalde voorrechten.
-
-
BASISGEMEENTE
-
Christelijke gemeenschap als alternatief voor parochie; term die zich afzet tegen de vervreemdende invloed en het verre gezag van de officiële hiërarchische kerk.
-
-
BEDELMONNIK
-
Lid van een religieuze orde waarvan de leden oorspronkelijk door bedelen in hun onderhoud moesten voorzien, zoals de franciscanen en de capucijnen.
-
-
BEDEVAART
-
Individuele, maar meestal gezamelijke gebedstocht naar een plaats waar een heilige of een bijzondere gebeurtenis wordt herdacht, bijvoorbeeld de (verschijning van) de heilige Maagd Maria te Lourdes, Fatima of Kevelaer, of de apostel Jacobus in Compostella.
-
Zie ook: jakobsschelp.
-
-
BEDIENEN
-
Een zwaar zieke of stervende de laatste sacramenten toedienen, te weten - naast biecht en communie - met name het heilig oliesel oftewel de Ziekenzalving.
-
Zie: chrisma, heilig oliesel.
-
-
BEGIJNEN
-
Vroeger meestal in een hofje samenwonende godvruchtige vrouwen, niet in kloosterverband maar wel met de beloften van kuisheid en gehoorzaamheid aan een overste.
-
-
BELIJDENIS
-
(1) openlijke en plechtig uitgesproken aanvaarding van de volledige geloofsinhoud;
-
(2) bekentenis van de zonden in de biecht.
-
Zie ook: communie, doopsel, meter, peter.
-
-
BELIJDER
-
Heiligverklaarde persoon die een bijzonder leven volgens het evangelie heeft geleid.
-
-
BELOFTE
-
Formele toezegging, mondeling of op schrift: algemeen gebruikt woord, te onderscheiden van gelofte, term die kerkrechtelijke inhoud heeft.
-
-
BELOKEN PASEN
-
De eerste zondag na Pasen waarop de viering van het Paasfeest - die acht dagen, dus een octaaf, duurde - wordt afgesloten ( luiken look geloken = sluiten).
-
Zie ook: octaaf.
-
-
BENEFICIE
-
Kerkelijk ambt waaraan het recht op materiële voordelen en inkomsten verbonden is.
-
-
BERGREDE
-
Toespraak van Jezus op een berg bij het meer van Genesareth waarin Hij de acht zaligsprekingen heeft verkondigd (Mattheus 5, 1-10; Lukas 6,20-23).
-
-
BESCHERMENGEL
-
Zie: engelbewaarder.
-
-
BESCHERMHEILIGE
-
Heilige als bijzondere bescherm(st)er en patroon of patrones van een land (b.v. Willibrord van Nederland, Bonifatius van Duitsland, Jeanne d'Arc van Frankrijk), een stad (b.v. St. Nicolaas van Amsterdam, St. Servaas van Maastricht), een kerk (b.v. de Sint Pieter, de Sint Jan) een beroep (b.v. St. Lukas van kunstschilders) of van een persoon die zijn of haar naam draagt (naamheilige met naamdag, zoals die o.a. in Limburg wordt gevierd).
-
Zie ook: doopheilige, doopsel, kloosternaam.
-
-
BESNIJDENIS
-
Het feest van de Besnijdenis des Heren wordt gevierd op de octaafdag van Kerstmis, dus op 1 januari.
-
-
BIBLIA PAUPERUM
-
Latijn: armenbijbel, officiële naam van een middeleeuws prentenboek met platen uit houtsneden voor het aanschouwelijk bijbels onderricht van de armen die niet konden lezen.
-
-
BIDPRENTJE
-
Gedachtenisprentje van een overledene met aan de voorzijde een foto of een religieuze afbeelding en aan de achterkant een In Memoriam met persoonsgegevens en eventueel een kort gebed of bijbeltekst.
-
Zie ook: devotieprentje, in memoriam.
-
-
BIECHT
-
Sacrament waarin door de priester in Christus' naam zonden vergeven worden uit kracht van de evangelietekst: Ontvangt de Heilige Geest, wier zonden gij zult vergeven hun zijn zij vergeven, wier zonden gij zult houden hun zij ze gehouden (Johannes 20, 23): woorden van Jezus tot de apostelen op de dag van zijn verrijzenis.
-
Zie ook: absolutie, belijdenis, generale biecht, priesterschap, sacramenten, sigillum, vagevuur, vergiffenis, vijf geboden der heilige kerk.
-
-
BIECHTGEHEIM
-
Overal en altijd te bewaren geheim door de biechtvader, ook bij doodsgevaar voor hemzelf of anderen, waarop zonder uitgesproken toestemming van de biechteling geen enkele uitzondering mogelijk is.
-
Zie: sigillum.
-
-
BIECHTVADER
-
Priester in zijn functie van toediener van het sacrament van de biecht.
-
Zie ook: sacramenten.
-
-
BISDOM
-
Kerkjuridisch vastgesteld gebied van een bisschop.
-
-
BISSCHOP
-
Als opvolger der apostelen door de paus benoemde priester die onder diens gezag een bisdom bestuurt en daarbinnen volledige wijdingsmacht heeft en kerkbestuurlijk recht uitoefent.
-
Zie ook: coadjutor, diocees, exorcisme, geestelijk adviseur, hiërarchie, herderlijk schrijven, hogere wijdingen, incardinatie, in partibus infidelium, insignia, intronisatie, jurisdictie, kapittelvicaris, kathedraal, kerkvorst, kromstaf, legerbisschop, ad limina, mandement, pontifex, pontificeren, prelaat, priesterschap, sede vacante, sticht, suffragaan, titulair bisschop, wijbisschop, vormsel.
-
-
BLASIUSZEGEN
-
Zegen op 3 februari, feest van de heilige Blasius, de patroon tegen keelziektes, waarbij de priester met twee kruislings gehouden kaarsen de keel van de gelovige aanraakt en zegt: Door tussenkomst van de heilige Blasius, bisschop en martelaar, behoede de Heer U tegen alle keelziektes en tegen alle ander kwaad, in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, amen.
-
Zie ook: doxologie, Drievuldigheid.
-
-
BLIJDE GEHEIMEN
-
De vijf eerste geheimen van Maria die bij het bidden van het eerste deel van de rozenkrans overwogen worden, namelijk
- (1) de boodschap van de engel Gabriël aan Maria;
- (2) het bezoek van Maria aan haar nicht Elisabeth;
- (3) de geboorte van Jezus in een stal te Bethlehem;
- (4) de opdracht van Jezus in de tempel;
- (5) de wedervinding van de twaalfjarige Jezus in de tempel.
-
Zie ook: droevige geheimen, glorievolle geheimen, rozenhoedje.
-
-
BLOEDGETUIGE
-
Martelaar, heilige die omwille van het geloof gemarteld en ter dood gebracht is.
-
Zie ook: liturgische kleuren, martelaren van Gorcum.
-
-
BLOEDPROCESSIE
-
Processie te Brugge, vroeger op de eerste maandag na de tweede mei, tegenwoordig op Hemelvaartsdag, met de reliek van het heilig bloed, door graaf Diederik van den Elzas ca. l150 uit Jerusalem meegebracht en in 1260 voor het eerst in een archief vermeld.
-
-
BLOEDWONDER
-
Het tweemaal per jaar vloeibaar worden van het in een ampul bewaarde bloed van de heilige Januarius in de aan hem toegewijde kerk te Napels; in tweede instantie ook hetzelfde verschijnsel elders, b.v. te Boxmeer.
-
-
BOETPSALMEN
-
De zeven door de kerk gekozen psalmen als liturgische gebeden op dagen van boete en rouw, nl. Ps. 6, 31, 37, 50, l0l, 120, 142.
-
-
BONNET
-
Vierkant liturgisch hoofddeksel in zwart voor priester en priesterstudent, paars voor hoge prelaten en bisschoppen, rood voor kardinalen , wit voor de paus en voor norbertijnen (die ook wel witheren genoemd worden).
-
Zie ook: prelaat, kardinaal.
-
-
BREVIER
-
Volledig officieel liturgisch gebedenboek in het Latijn (ook wel vertaald), in vier delen, voor elk jaargetijde één; het bidden ervan door de priester wordt brevieren genoemd.
-
Zie: tijdeigen.
-
-
BROEDER
-
Een niet tot priester gewijd religieus die in een orde of congregatie de geloften van armoede, zuiverheid en gehoorzaamheid heeft afgelegd.
-
Zie ook: frater, soutane.
-
-
BUL
-
Pauselijk schrijven van belangrijk geachte inhoud, door hem zelf ondertekend en van zijn zegel voorzien.
-
-
BURSA
-
Latijn: beurs, foudraal in liturgische kleur waarin de opgevouwen linnen doek wordt bewaard, waarop tijdens de eucharistieviering hostie, kelk en ciborie worden geplaatst.
-
Zie: eucharistie.
-
terug naar ABC