HOME | STUDIEBIJBEL | BIJBELSTUDIES | BIJBELATLAS | BIJBELSEGESCHIEDENIS | NIEUWS
DE HEILIGE SCHRIFT - DE BIJBEL
DEUTERONOMIUM
De vindplaats van materiaal voor Bijbelstudie, geloofstudie, catechese, school, kring, persoonlijk geloof, studie thuis, kerk, club, nieuws, godsdienstonderwijs, zingeving en vooral heel veel mogelijkheden om je Bijbelkennis te vergroten. Blijf niet afhankelijk van anderen maar lees zelf de Bijbel. Investeer in geestelijke rijkdom.
De Studiebijbel is uitermate geschikt om de Bijbel te leren verstaan.
Je kunt een keus maken uit onderstaande tabel voor verdere studie
---- In de linkerkolom kies je een bijbelboek met uitleg
---- Er onder in de linkerkolom commentaren bij een bijbelboek
In de rechterkolom zie je het kommentaar
Terug naar de Inleiding van deze serie
BIJBELBOEKEN met UITLEG 1e lijst in deze kolom + DE COMMENTAREN 2e lijst in deze kolom |
COMMENTAAR op BIJBELBOEK |
Oude TestamentGenesis Exodus Leviticus Numeri Deuteronomium Jozua Richteren Ruth 1 Samuël 2 Samuël 1 Koningen 2 Koningen 1 Kronieken 2 Kronieken Ezra Nehemia Esther Job Psalmen Spreuken Prediker Hooglied Jesaja Jeremia Klaagliederen Ezechiël Daniël Hosea Joël Amos Obadja Jona Micha Nahum Habakuk Zefanja Haggaï Zacharia Maleachi |
DEUTERONOMIUM
HetDe naam Deuteronomium is afkomstig van het Griekse Deuteronomion, oftewel 'tweede wet'. Deze naam heeft het gekregen doordat het boek een herhaling en uitwerking van eerder gegeven wetten uit Exodus,Leviticus en Numeri bevat. De Griekse naam is afkomstig van een vertalingsfoutje van de Septuaginta van een zin in Deuteronomium 17:18 : "en hij zal voor zich zelf een herhaling van deze wet schrijven." De Hebreeuwse tekst wordt nauwkeuriger vertaald met: "en hij zal voor zichzelf een kopie van deze wet maken." Dit foutje is echter niet ernstig, omdat het boek daadwerkelijk een herhaling van de wet bevat. Tegelijkertijd is Deuteronomium wel een heel eigen presentatie van de wetgeving. De Griekse naam heeft via het Latijnse Deuteronomii tot het Nederlandse Deuteronomium en het Engelse Deuteronomy geleid. De Hebreeuwse naam van dit boek is Dewariem (דברי×). Deze naam is afgeleid van de eerste twee woorden in de Hebreeuwse tekst: Elle ha-dewariem - 'dit zijn de woorden'. Joden noemen het boek Deutronomium 'Devariem', wat 'woorden' betekent. De titel Deuteronomium betekent 'tweede wet'. Het boek heet zo omdat er veel wetten in staan die bekend zijn uit Exodus, Leviticus en Numeri en die hier herhaald of net even anders verwoord worden. Je ziet bijvoorbeeld in hoofdstuk 5 de tien geboden uit Exodus 20 terug. Joden noemen het boek 'Devariem'. Dat Hebreeuwse woord, dat 'woorden' betekent, komt voor in het eerste vers van het boek. De Tora De eerste vijf boeken van de bijbel, Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium, worden in de Joodse traditie de Tora (de Wet) genoemd. Er is vaak gezegd dat Mozes deze boeken geschreven heeft. Daarom worden ze ook wel 'de vijf boeken van Mozes' genoemd. Maar veel bijbelwetenschappers zien deze boeken als het begin van een lang verhaal over het volk van Israël, dat doorloopt tot in het boek 2 Koningen. Zij denken dat die bijbelboeken niet in één keer door één persoon geschreven zijn, maar dat ze stapje voor stapje zijn ontstaan. Er zitten heel oude stukken in, maar ook veel minder oude. Het schrijven is volgens hen al begonnen in de tijd van de koningen van Israël en Juda (ongeveer 1000-586 v.Chr.) en werd afgesloten na de Babylonische ballingschap, in de tijd van de tweede tempel (na 515 v.Chr.). Liturgie Misschien heeft het boek zijn vorm te danken aan liturgische plechtigheden, waarbij eerst Gods weldaden werden verkondigd, vervolgens de Wet werd voorgelezen en ten slotte zegen werd beloofd aan degenen die de voorschriften van Jahweh onderhouden, en vloek werd uitgesproken over de trouwelozen (27-28). De Levitische priesters die deze liturgie leidden, waren zich daarbij ervan bewust het werk van Mozes voort te zetten en legden hun woorden dan ook hem in de mond. Deuteronomium bestaat voornamelijk uit drie redevoeringen die Mozes vlak voor zijn heengaan heeft uitgesproken. De toespraken werden gehouden toen het Israëlische volk door de vlakten van Moab trok, in de elfde maand in het laatste jaar van hun rondzwervingen door de woestijn. De eerste toespraak (hoofdstuk 1-4:40) is een samenvatting van de belangrijkste gebeurtenissen in de afgelopen 40 jaar in de woestijn. Deze bevat ook ernstige vermaningen om de goddelijke inzettingen te gehoorzamen en waarschuwingen tegen het verlaten van de God van hun vaders. De tweede toespraak (5-26:19) vormt de hoofdmoot van het boek. De hoofdstukken 5-11 vormen een inleiding. Hierin worden de tien geboden herhaald, die God op de berg Sinaï gegeven heeft. In de hoofdstukken 12-26 volgt de wetsherhaling met instellingen die de Israëlieten in acht moeten nemen wanneer ze zich in het land Kanaän vestigen. Deze tweede toespraak kan als volgt worden onderverdeeld: de hoofdstukken 5-11 vormen een uiteenzetting van de tien geboden, waarop de theocratie gebaseerd was; de hoofdstukken 12-26 bevatten bepalingen voor aanbidding, reinheid, belastingen, de drie jaarlijkse feesten, de handhaving van het recht, van koningen, priesters en profeten, oorlog, en het persoonlijke en sociale leven van de mensen. Deze bepalingen zijn eerder sociaal dan religieus. De slotrede (hoofdstukken 27-30) bestaat bijna geheel uit een beschrijving van de straffen die op het verlaten van de wet stonden, en van de zegeningen die het gevolg zijn van gehoorzaamheid. Mozes roept hen op gelovig het verbond dat God met hen gesloten had trouw te blijven. Nu Mozes zich voorbereidt te sterven, vernieuwt hij het verbond tussen God en de Israëlieten. Tegelijkertijd stelt hij Jozua aan als zijn opvolger om het volk het land Kanaan binnen te leiden. Deze redevoeringen tot het volk worden gevolgd door wat men drie bijlagen zou kunnen noemen, namelijk: - een lied dat God Mozes opgedragen had te schrijven (hoofdstuk 32:1-47); - de zegeningen die hij uitsprak over elke stam (hoofdstuk 33); - het verhaal van zijn sterven (hoofdstuk 32:48-52) en begrafenis (hoofdstuk 34), door een andere schrijver, vermoedelijk Jozua, aan het boek toegevoegd. Deze afscheidsredevoeringen van Mozes aan de stammen van Israël, die hij zo lang door de wildernis van de woestijn geleid had, "gloeien in iedere regel met de emotie van de grote leider die zijn tijdgenoten het indrukwekkende verhaal van hun ervaringen voorhoudt. Het enthousiasme werkt aanstekelijk, zelfs vandaag, hoewel verminderd door vertaling. Vertrouwen in de toekomst wordt gewekt door de ervaringen uit het verleden op te halen. Dezelfde God die hen met machtige daden terzijde had gestaan bij de exodus uit Egypte, zou hen ook beschermen wanneer ze weldra het land Kanaän in zouden trekken. Hun grote wetgever staat voor hen, sprankelend op hoge leeftijd, resoluut in zijn afwijzen van kwaad, ernstig in zijn ijver voor God, maar zachtmoedig in alle aardse aangelegenheden door zijn nabijheid van de hemel. De wijsheid van zijn daden, de waardigheid van zijn positie als grondlegger van de natie en als eerste van de profeten, benadrukken zijn ernst. Hij raakt onze diepste emoties door de menselijke bewogenheid die al zijn woorden ademen. Staande aan de rand van leven en dood, spreekt hij als een vader die zijn afscheidsraad geeft aan degenen die hij lief heeft. Hij is bereid te vertrekken en bij de God te zijn die hij gediend heeft, maar strekt zijn afscheidsrede emotioneel uit tot degene die hij op aarde lief heeft. Geen boek is met Deuteronomium te vergelijken in zijn mengeling van sublimiteit en tederheid." Geikie, Hours with the Bible. In het Hebreeuws wordt hetzelfde woord "verbond" gebruikt voor een afspraak tussen God en mensen als voor een internationale afspraak. De meeste oude internationale verdragen die gevonden zijn, dateren van tussen 1500 tot 600 v. Chr, de periode waarin ook het Oude Testament zijn beslag kreeg. Het is dus aannemelijk dat de schrijver of schrijvers goed bekend waren met de wijze waarop zo'n verdrag of verbond werd vastgelegd. Vaak betrof zo'n verbond een afspraak tussen twee rijken, waarvan de een "vazal" en de ander "heerser" was. Er is daarin een duidelijk patroon te herkennen: - een inleiding, waarin de opsteller van het verdrag genoemd wordt; - een historische terugblik waarin de relaties tussen de partijen tot op heden wordt opgesomd; - bepalingen, waarin de verplichtingen van vazal tot de heerser of rijk worden vastgelegd. Fraaie en retorische bewoordingen hebben tot doel de vazal te doordringen van zijn plicht tot gehoorzaamheid; - omschrijving van het document en mogelijkheid tot inzage door de vazal; - een lijst van goden die als getuigen gelden; - vervloekingen en zegeningen voor de vazal. Deze indeling komt in het boek Deuteronomium terug. - een inleiding wordt gevormd door hoofdstuk 1:1; - de historische terugblik treft men in hoofdstuk 1-3; - de bepalingen treft de lezer in hoofdstuk 4-16; - de omschrijving van het document en mogelijkheid tot inzage komt in hoofdstuk 27 aan de orde; de lijst van goden is uiteraard niet aan de orde, want voor Israël is er maar 1 God. De lijst van vervloekingen en zegeningen is opgenomen in hoofdstuk 28-30. In feite kan dan ook gesteld worden dat de essentie van het boek niet is een herhaling van de wetgeving, maar een hernieuwing van het verbond dat bij de berg Sinai gesloten was. De hele stijl van het boek, de toon, eigenaardigheden en uitdrukkingen, tonen dat het afkomstig moet zijn uit een school die gescheiden staat van de rest van de Thora. Deuteronomium refereert aan zich zelf vaak als een wet of wetboek (hoofdstuk 1:5; 27:3; 31:26), gescheiden van de vier voorgaande boeken van de Bijbel. Wetenschappers hebben ook verschillen in stijl en taal opgemerkt, en in de wetten zelf, en ook een aantal opvallende anachronismen. JHWH, een enig God. JHWH is de enige God: dit wordt op tal van plaatsen benadrukt: hoofdstuk 4:35,39; 6:4; 32:39), "de levende God" (hoofdstuk 5:26). Hij verafschuwt afgoden en hun beelden (hoofdstuk 7:25,26; 12:31; 13:14; 18:12; 20:18; 27:15), en aan hem behoort de hemel en de aarde (hoofdstuk 10:14), hij regeert over alle landen (hoofdstuk 7:19), hij is jaloers op alle rivalen en daarom moeten ook alle verleidingen tot afgoderij uit het land Kanaän verwijderd worden. (Hoofdstuk 7:4; 29:24-26; 31:16,17; 7:1-5,16; 20:16-18; 12:2,3). Israël, een uniek volk. Het oude Israël was uniek door het verbond dat God met hen sloot bij de berg Horeb. Dit maakte hen tot een "koninkrijk van priesters, een heilige natie". (Exodus 19:6). Het nieuwe Israël, in de woestijn geboren, erfde de zegeningen van hun vaders, door het verfbond dat nu in de velden van Moab met hen vernieuwd werd. De relatie tussen JHWH en Israël, een unieke relatie. Bij andere naties was angst voor hun goden, van Israël werd verwacht niet alleen JHWH te vrezen, maar hem ook lief te hebben en hen trouw te blijven (Hoofdstuk 4:10; 5:29; 6:5; 10:12,20; 11:1,13,12; 13:3,4; 17:19; 19:9; 28:58; 30:6,16,20; 31:12,13). Auteurschap Voor zover bekend zijn de studenten van de Talmoed de eersten die deze problemen opmerkten. De overlevering zegt dat Mozes de hele Pentateuch/Thora schreef, hoewel hij nergens in de eerste persoon schrijft. Het auteursschap van Mozes is natuurlijk in strijd met het laatste hoofdstuk, waarin Mozes' eigen dood wordt beschreven. Sommigen gingen zo ver te suggereren dat er aan het auteursschap niet getornd mag worden en dat Mozes dus profetisch zijn eigen dood beschreef, maar de overheersende mening was dat Jozua (of iemand anders) dit korte gedeelte aan de tekst toevoegde. Latere bijbelexegeten, zoals Abraham Ibn Ezra (ca. 1093-1167) merkten ook verschillen op in stijl en taal, en suggereerden dat studenten hier hun eigen conclusies uit trokken. In zijn inleiding op Deuteronomium maakte Don Isaac Abravanel (1437-1508) duidelijk het boek een andere schrijver had dan de vier andere boeken. Beiden waren voorlopers van de huidige tekstkritische benadering, zoals deze in de JEDP-theorie naar voren komt, waarin het boek als een volledig afzonderlijk document wordt gezien, met een relatief late datering. Men had ook geen probleem om de periode aan te wijzen waarin het geschreven was. Aan het eind van het boek 2 Koningen, in hoofdstuk 22, staat het verhaal van de reformatie onder koning Josia, vgl. 2 Kronieken 34:3). Na het uitroeien van in Jeruzalem rivaliserende cultussen, reinigde Josia de tempel van heidense invloeden. (621 BC). Gedurende deze schoonmaak, vond Hilkia de hoge priester een wetrol van de Thora, die volledig overeenstemden met de hervormingen die toen werden doorgevoerd. Zo is het bijvoorbeeld het enige boek dat een centrale aanbiddingsplaats (Jeruzalem) benadrukt, waar geofferd kon worden. En deze centralisatie was de essentie van Josia's hervorming. Het verhaal gaat verder door te vermelden dat Josia en Hilkia naar de profetes Hulda om bevestiging te vragen dat dit inderdaad een verloren wetboek was. Zij deed dit, er aan toevoegend dat ongehoorzaamheid zou resulteren in de vervloekingen en straf die in het boek beschreven werden. Als gevolg hiervan werd er een ceremonie gearrangeerd (alleen beschreven in het boek Deuteronomium) waarbij de koning de gehele wetsrol aan het volk voorlas, bijeenvergaderd voor de pelgrimsreis naar de tabernakel om het verbond tussen hen en de wet te vernieuwen. De overleveringen van de Talmoed citeren een zeer oude traditie (aangehaald door moderne onderzoekers) dat de rol ontdekt door Hilkia het boek Deuteronomium was, dat verloren was en hervonden werd. Zij wijzen ook verschillende episoden in het verhaal aan die wat raadselachtig zijn bij hun pogingen om te begrijpen wat er feitelijk gebeurde. Zo vragen zij bijvoorbeeld waarom de koning en de hogepriester naar de verder volslagen onbekende profetes gaan voor het krijgen van bevestiging over de wetsrol, terwijl er op dat moment twee belangrijke profeten, Jeremia en Zacharia, leefden. Hun antwoord is verre van bevredigend: Zacharia was ziek en Jeremia was op reis! In feite kan dit niet-antwoord wijzen op het historisch belang van de reformatie onder Josia, en van het conflict dat het onder het volk veroorzaakt kan hebben. Liever dan het te hebben laten ontstaan tussen over-ijverige religieuze leiders (de profeten) kwam het van de koning en de hogepriester, beiden politieke figuren. Door het boek aan Mozes toe te schrijven zou het dezelfde status krijgen als de andere boeken en de instellingen ervan zouden net zo nageleefd worden. Theologen, evenals de meeste Joden, veel katholieken en vrijzinnig protestanten, verwerpen de claim dat Mozes geheel Deuteronomium en alle andere boeken van de Thora schreef. In de JEDP-theorie staat de tekst van Deuteronomium bekend als "D". Sommige orthodoxe joden en veel bijbelgetrouwe christenen houden toch aan de theorie vast dat Mozes de oorspronkelijke auteur van Deuteronomium was, en dat het boek verloren ging en hervonden werd. Als verdediging hiervan voeren zij aan dat: Het boek zelf beweert door Mozes geschreven te zijn (1:1; 29:1; 31:1, 9-11, etc.) en was duidelijk bedoeld om als zijn werk geaccepteerd te worden. Het schrijverschap van Mozes wordt in het Nieuwe Testament geaccepteerd (Mattheus 19:7, 8; Markus 10:3, 4; Johannes 5:46, 47; Handelingen 3:22; 7:37; Romeinen 10:19). De frequente aanhaling van het boek in de latere canon (Joz. 8:31; 1 Koningen 2:9; 2 Koningen 14:6; 2 Kronieken 23:18; 25:4; 34:14; Ezra 3:2; 7:6; Nehemia 8:1; Daniel 9:11, 13) bewijzen zijn oudheid. In het boek Deuteronomium wat tweede wet betekent wordt de lijn die in Genesis met het volk is ingezet voortgezet. De aan Abraham gegeven belofte om aan het volk een land te geven gaat in vervulling. De relatie tussen God en Israël staat centraal. Mozes deed meer dan alleen de wet herhalen voor de nieuwe generatie. Het werd toegepast op het nieuwe leven in het land en er werd de nadruk op gelegd om God lief te hebben en Hem van harte te gehoorzamen. Er zijn drie delen te onderscheiden. In hoofdstuk 1-4 herinnert Mozes het volk aan Gods leiding in het verleden. Het herhalen van de wet komt in hoofdstuk 5-26 naar voren ,het boek sluit af met de zegening van de twaalf stammen van Israël. Jozua neemt het bevel over nadat Mozes overleden was. God komt zijn beloften royaal na We moeten God serieus nemen. Daaruit vloeit ook voort dat God zijn beloften op royale wijze nakomt. Als God iets geeft, doet Hij dat niet karig en krap, maar mild en overvloedig. God gaf aan het volk Israël het land Kanaän in bezit. Was dat een dor en woest land? Uit Deuteronomium 8:7-10 blijkt het tegendeel: Voorwaar, Jahweh uw God brengt u in een heerlijk land, een land met beken vol water, met bronnen en stromen, die op de bergen en in de dalen ontspringen, een land met tarwe, gerst, wijnstokken, vijgen en granaatappels, een land met vette olijven en honing, een land waar u niet zuinig hoeft te zijn met brood en waar het u aan niets ontbreekt, een land waar ijzer zit in het gesteente en waar men koper delft uit de bergen. Maar als u daar volop te eten hebt, prijs dan Jahweh uw God om het heerlijke land dat Hij u schonk. De centrale tekst van het boek Deuteronomium wijst uitdrukkelijk naar Gods royale gaven: "Maar als u daar volop te eten hebt..." Het essentiële punt is niet dat God volop voedsel geeft, maar dat Hij ruimschoots geeft. Zo lezen we ook in het Nieuwe Testament dat de Heilige Geest niet met mate, maar royaal geschonken wordt: "Want Hij die door God gezonden werd, spreekt de woorden van God, die zo mateloos de Geest schenkt." (Johannes 3:34). De kern van Gods boodschap in het boek Deuteronomium is dan ook: Ik zal mijn beloften royaal nakomen. Deuteronomium is Grieks en betekent 'tweede wet' of 'herhaalde wet'. Mozes herhaalt de wetten van God, die in de vorige boeken zijn beschreven, hier in het kort en hij geeft er bovendien een verklaring van. En hij brengt de wetten nog eens met bijzondere ijver onder de aandacht van het volk. Daarom mag dit boek met recht een verkort wetboek genoemd worden. Mozes deed dit in de twee laatste maanden van het veertigste jaar na de uittocht van Israël uit Egypte. Ze waren toen in de velden der Moabieten, dichtbij de grens van Kanaän. Al de weerspannige Israëlieten waren toen reeds volgens Gods bedreigingen in de woestijn omgekomen. Mozes wilde op deze wijze de Israëlieten, die in de woestijn waren opgegroeid, kort voor zijn dood nog eens onderrichten en met de neus op Gods wetten drukken, opdat ze die zouden nakomen. Mozes wist, dat hij spoedig ging sterven en het beloofde land Kanaän niet zou betreden. Hij houdt het volk dan nog eens de grote weldaden voor ogen, die God aan hen heeft bewezen, gedurende hun veertigjarige tocht door de woestijn. Ook wijst hij het volk op de straffen, die de weerspannigen onder hen is overkomen, hen hiermee tot gehoorzaamheid aansporend. Daarna herhaalt en verklaart hij niet alleen de tien geboden, maar ook de plechtige wetten betreffende de uiterlijke godsdienst en de burgerlijke wetten en krijgsbevelen, alsmede het ambt der regenten en rechters. Hier en daar voegt hij nog enkele nieuwe wetten toe en dringende vermaningen en betuigingen, met een zeer opmerkelijke voorzegging van het hoofd aller profeten, onze Heer Jezus Christus. Een profeet uit uw midden1), uit uw broederen, zoals ik ben2), zal de Here uw God u verwekken; naar hem zult gij luisteren. Juist zoals gij van de Here uw God gevraagd hebt op Horeb, op de dag der samenkomst, toen gij zeidet: Ik wil niet langer de stem van de Here mijn God horen en dit grote vuur niet langer zien, opdat ik niet sterve. Toen zeide de Here tot mij: Het is goed, wat zij gesproken hebben; een profeet zal ik hun verwekken uit het midden van hun broederen, zoals gij zijt; Ik zal mijn woorden in zijn mond leggen en hij zal alles tot hen zeggen, wat Ik hem gebied. - Deut. 18:15-18 - Mozes toch heeft gezegd: De Here God zal u een profeet doen opstaan uit uw broeders, gelijk mij: naar deze zult gij horen in alles wat hij tot u spreken zal.- Hand. 3:22 - Dit is die Mozes, die tot de kinderen Israëls gezegd heeft: Een profeet gelijk mij zal God uit uw broeders doen opstaan. -Hand. 7:37 - Mozes bevestigt allen veelvoudig met beloften van Gods overvloedige zegen, indien zij Hem zouden aanhangen en gehoorzamen. En met bedreigingen van Zijn zware vloek, indien zij van Hem zouden afwijken en Zijn verbond verbreken. Tenslotte stelt Mozes dan Jozua in zijn plaats als zijn opvolger. De opvolging, die door God bevolen was in Deuteronomium 3:28. Het wetboek stelt Mozes aan de priesters en Levieten ter hand, met de opdracht het op te bergen in het allerheiligste en op zekere tijd aan het hele volk voor te lezen. Mozes schrijft ook een profetisch lied, voorzeggende wat hun overkomen zou tot de komst van Jezus Christus. Mozes zegent de twaalf stammen en sterft , nadat hij nog eerst het beloofde land Kanaän vanaf de berg Nebo gezien heeft. En terwijl het volk over hem rouwt, wordt Mozes door God begraven. Jozua neemt dan zijn plaats in. Toen stierf Mozes, de knecht des Heren, aldaar in het land Moab, volgens des Heren woord. En Hij begroef hem in een dal in het land Moab, tegenover Beth-Peor en niemand heeft zijn graf geweten3) tot op de huidige dag. - Deut. 34:5-6 - Nadere toelichting 1) Hiermee wordt Jezus Christus bedoeld. 2) Niettegenstaande de eeuwige godheid, onbevlekte mensheid en het zaligmakende ambt onzes Heren Jezus Christus, mag Hij evenwel met Mozes worden vergeleken in de volgende zaken: I Gelijk Mozes een waarachtig mens was, uit het zaad van Abraham, alzo ook Christus. II Gelijk Mozes Gods volk gevoerd heeft uit de lichamelijke slavernij van Egypte, alzo heeft Christus zijn volk verlost uit de geestelijke slavernij. III Gelijk Mozes stond tussen God en het volk in het verbond der wet, alzo is Christus de enige Middelaar tussen God en zijn volk in het verbond der genade. IV Gelijk Mozes getrouw was in het ganse huis Gods, alzo Christus bovenal, zoals te lezen in Hebreeën 3:2, waar staat geschreven: Jezus, die getrouw is jegens Hem, die Hem heeft aangesteld, evenals ook Mozes getrouw was in geheel zijn huis. V Mozes was een groot profeet en leraar des volks. Christus is het hoofd aller profeten, door wiens geest Mozes en de anderen gesproken hebben. 3) De plaats waar de Heer Mozes heeft begraven. Ongetwijfeld heeft God die plaats verborgen gehouden om te voorkomen, dat het volk tot afgoderij aangaande Mozes zou overgaan, wat de duivel wel graag zou hebben gezien. Zie in dit verband ook Judas:9, waar staat: Maar Michaël, de aartsengel, durfde toen hij met de duivel in twist gewikkeld was over het lichaam van Mozes, geen smadelijk oordeel uitbrengen, doch hij zeide: De Here straffe u! Over deze twist tussen de aartsengel en de duivel lezen we niets in het Oude Testament. Judas moet dat dus weten uit een overlevering van mond tot mond òf uit een geschrift, dat wij niet kennen. Overzicht Deuteronomium 1: 1 - 18. De Tien Geboden in het dagelijkse leven Het volk Israël staat voor de deur van het beloofde land. Mozes neemt nog eenmaal het woord. Hoe zal het straks gaan? Ze breken op van bij de Horeb, de berg waar God zijn Tien Geboden aan Israël gaf. Hoe moeten die geboden nu concreet worden toegepast in het beloofde land? Dat is het thema van het boek Deuteronomium. Daarom vraagt Mozes ook aandacht voor de leiders die over Israël aangesteld zijn, over 1000, 100, 50 en 10 man. Zij vervullen een belangrijke rol in het zoeken naar en het handhaven van de toepassing naar Gods Tien Geboden in het dagelijkse leven. Deuteronomium 1: 19 - 46. Moedeloosheid en overmoed Terugblikkend herinnert Mozes de generatie die nu klaar staat het land binnen te trekken aan twee dingen: eerst de moedeloosheid en vervolgens de overmoed van hun ouders en grootouders. Het lijken tegengestelde houdingen, maar ze hebben veel overeenkomsten: bij beide houdingen is de Here uit beeld. Als de moeilijkheden zich opstapelen en je vergeet de belofte van de Here, word je moedeloos. Als je jezelf vervolgens oppept en denkt dat je de hele wereld wel aan kan, heb je Hem niet meer nodig, en moet je het ook zonder Hem doen. Deuteronomium 2. Volkerenmoord We komen hier in aanraking met een barre en voor ons besef onacceptabele kant van Gods bemoeienis met Israël en de volken: de volkerenmoord op de Kanaänieten. Het blijft een lastige zaak voor bijbellezers van vandaag. Misschien kan het iets helpen om het zwart-wit iets te nuanceren. Let er op dat de volken Edom, Moab en Ammon zeer nadrukkelijk ontzien worden. Het gaat dus niet om een ongerichte bloeddorstigheid tegen iedereen die in de weg loopt. Het gaat speciaal tegen de oude volken van Kanaän, van wie de maat van zonde tenslotte voor God vol is geweest (Genesis 15:16). En vergeet ook niet dat naar de mens gesproken de Kanaänieten een kans kregen een vredesaanbod te aanvaarden. Maar het blijft een heikel punt. In elk geval mogen we vandaag als christenen niet meer vechten tegen mensen en volken van vlees en bloed, maar tegen geestelijke machten, op een geestelijke manier (Efeziërs 6) Deuteronomium 3. Samen uit, samen thuis Het volk heeft eerst de east-bank veroverd, op Og en Sichon. Maar de stammen van Israël die daar kwamen te wonen, konden zich niet meteen settelen. Ze moesten mee om ook de anderen te helpen hun plek te vinden. Een mooi voorbeeld van solidariteit die nog steeds de kerken in hun onderlinge verhouding moet kenmerken: samen uit (Egypte), samen thuis (in het beloofde land). Helaas zit het er voor Mozes niet in het beloofde land binnen te gaan. Jammer voor Mozes, maar vooral ook jammer voor Israël. Hoe kunnen zij overleven zonder deze middelaar? Het antwoord is niet: door Jozua (die een deel van Mozes’ werk zal overnemen), maar het antwoord valt verderop in Deuteronomium: door de dienst van de verzoening! Deuteronomium 4: 1 - 24. Laat je vormen tot beeld van God Door grote eerbied voor de grootheid en heiligheid van God kan Israël een positief zelfbeeld ontwikkelen: we hebben een geweldige God, die heel dichtbij is, die luistert naar het gebed, we hebben prachtige geboden, waar buitenstaanders jaloers op kunnen zijn. We hebben ze uit Gods eigen mond gehoord! Hou God hoog, door Hem niet neer te halen in een afbeelding van iets uit deze schepping, dat zou de omgekeerde wereld zijn. In plaats van zichtbare beelden te maken van God, moet Israël door gehoorzaamheid aan zijn geboden in eigen leven het beeld van God op aarde zichtbaar maken. Deuteronomium 4: 25 - 49. Afgoden zijn uiteindelijk niks De preek van Mozes neemt een dreigende wending: hij ziet het al aankomen dat Israël, in de loop van de tijd, God en zijn geboden zal vergeten. God zal dat niet kunnen laten lopen. Hij zal ze onder de volken aan de volken gelijkschakelen. Maar meteen schijnt het evangelie er weer doorheen: op die manier zal Israël ontdekken dat het dienen van afgoden geen bevrediging kan geven en het zal weer terugkeren naar de HERE, die zich dan ook laat vinden! Vergeet nooit hoe graag Hij met je omgaat. Deuteronomium 5. Tien Geboden uit Jezus’ mond. We horen de Tien Geboden wekelijks in de morgendienst voorlezen (als we het al echt horen en niet wegdromen, wat niet denkbeeldig is bij onze gewoonte om het telkens maar weer, week in week uit, voor te lezen). Maar de eerste keer toen de Tien Geboden live werden afgekondigd, stond de hele berg in vuur en vlam. Zo indrukwekkend dat niemand overeind kon blijven. Israël had echt Mozes nodig als middelaar of transformator. Wij kunnen nooit buiten Jezus Christus om naar de Tien Geboden luisteren en naar de toepassing ervan zoeken. Heb je gemerkt hoe de Here reageert op het verzoek om een middelaar (vers 28-29)? Wat verlangt Hij ernaar dat we werkelijk leren luisteren en dan ook alles in praktijk brengen! Deuteronomium 6. Geloofsoverdracht Dit hoofdstuk gaat over de overdracht van het evangelie aan de komende generaties. De opdracht om Gods geboden in te prenten (vers 7) werd nogal eens gebruikt als argument voor het uit het hoofd leren van de catechismuszondagen. Nogal vergezocht: het gaat hier niet om een klaslokaal en een leerboek, maar om het dagelijkse leven waarin ouders bij hun daadwerkelijke voorbeeld telkens verwijzen naar de geboden van God. Als jongeren hun vragen stellen over die soms lastige geboden, moet het antwoord beginnen bij het evangelie van de bevrijding uit Egypte, bij Christus en zijn Heilige Geest. Deuteronomium 7. Exclusieve liefde Een combinatie van tedere liefdesuitingen én de oproep om radicaal te durven zijn. Het geheim van je leven ligt in Gods keus vol liefde voor jou. Het is een onbegrijpelijk voorrecht, dat je niet aan jezelf te danken hebt maar alleen aan zijn wonderlijke belofte en keus. Verspeel dat nou niet door andere goden in je leven een plekje te geven. Het is een bedrieglijke gedachte dat die goden je vrij laten om de Here voluit te dienen. Veel gemengde huwelijken zijn een valstrik gebleken voor de radicale navolging van Christus. Maar hoe zit het in onze ‘niet-gemengde’ huwelijken: is daar wel een gezamenlijke en onverdeelde toewijding aan Hem? Deuteronomium 8. Alleen woestijnbenen kunnen de weelde dragen De beschrijving van beloofde land lijkt hier wel op de reclametaal van een toeristische folder. Zo graag wil God ons ertoe verleiden hier binnen te gaan. Maar tegelijk maakt Hij duidelijk dat het grote risico van zo’n gelukkig leven is dat je God vergeet, dat het om jezelf gaat draaien, dat je verwend wordt en God niet meer nodig hebt. Het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen. Vergeet daarom nooit de woestijnervaring: moeilijk, maar juist toen bleek de Here wonderlijk dichtbij. Gewoon brood (hoe overvloedig belegd ook) kan je nooit echt verzadigen. Wel de woorden uit Gods mond. Deuteronomium 9. De onmogelijkheid van het verbond Op de drempel van het beloofde land maakt Mozes ons duidelijk dat het feitelijk onbegonnen werk is voor God om met mensen zoals wij in zee te gaan: elke keer maken wij ons weer onmogelijk bij God. Alleen via de middelaar die maar blijft bidden, is er de mogelijkheid om te overleven. Deuteronomium 10. Herstart Via de voorbede van de middelaar maakt het verbond een herstart nadat het vastgelopen was. Voortaan zal het document van het verbond (de twee stenen platen met de tekst van de tien geboden) opgeborgen worden in de ark en behoedzaam door de dienst van de Levieten worden omringd! Vanuit deze dienst van de verzoening, vanuit Christus, komt nu de oproep tot de besnijdenis van het hart. De Geest wil de geboden in het Nieuwe Verbond in ons hart schrijven. God werkt aan een volk met hart voor Hem en hart voor hun naasten. Speciaal de buitenstaanders, de vreemdelingen, worden genoemd: de liefde van God voor zijn volk moet de wereld verder door. Deuteronomium 11 Het volk Israël staat op het punt om de Jordaan over te trekken en het land Kanaän in bezit te nemen (vs 31). En in dat land wil de HERE Zijn volk zégenen. In dit hoofdstuk roept de HERE het volk op om geen verhindering op te werpen, zodat Hij hen zou moeten straffen (‘vloek’) in plaats van zegenen. Om deze oproep kracht bij te zetten, wijst de HERE hen op de plagen, waarmee Hij Egypte strafte (vs 3-4) en op de straffen, die Hij binnen Zijn volk uitdeelde vanwege hun ongehoorzaamheid (vs 5-6). Het is dus een oproep om heilig ontzag voor de HERE te hebben. En om vanuit die houding Zijn geboden te bewaren. Tegelijk is het ook een oproep om de HERE te dienen uit liefde (vs 13, 22). Voor de HERE is dat kennelijk geen tegenstelling. Het moet samen gaan. En dat is, wat de Israëlieten ook hun kinderen moeten leren (vs 19, 21; vgl. 6:6-9). Dan zal de HERE hen zéker zegenen. Deuteronomium 12 Israël is een uniek volk. Omdat hun God uniek is! Daarom geen afgoderij, zoals de heidenvolken, die vóór hen in Kanaän woonden, pleegden te doen. Dus ook geen beelden, offerhoogten, gewijde palen, etc. De HERE houdt Zijn volk hier het 1e en het 2e gebod voor. Zó wil Hij gediend worden. En daarbij hoort ook, dat de HERE één centrale plaats kiest om onder Zijn volk te wonen: het heiligdom in Jeruzalem. Opvallend is hoe royaal de HERE Zijn volk daarbij behandelt. Hij wil, dat ze hun ‘vaste’ en hun ‘vrijwillige’ bijdragen naar de tempel brengen. Maar intussen mogen ze – buiten die bijdragen om – thuis van hun bezit genieten. Als ze bij hun rijkdom hun naaste (de Leviet) maar niet vergeten. Zo wil de HERE Zijn volk vréugde geven. En die vreugde berust op de bediening van de verzoening, zoals die in dat heiligdom plaats vindt. Vandaag mogen we zeggen: onze vreugde berust op het offer van Christus, waardoor Hij ons met God verzoend heeft. Deuteronomium 13 Twee elementen komen in dit hoofdstuk duidelijk naar voren. Dat is in de eerste plaats de mogelijkheid, dat afval van de HERE veroorzaakt wordt door verleiding van binnenuit. Eigen kerkleden of eigen familieleden kunnen je tot zonde verleiden (Mat 10:37). Ook in de nieuw-testamentische gemeente wordt daarvoor herhaaldelijk gewaarschuwd (o.a. 1 Kor 5:11-12; Gal 1:7; 1 Tim 1:3 e.v.; 1 Joh 3:18-19). En dat is om de andere gemeenteleden op de proef te stellen (vs 3; vgl. 1 Kor 11:19). Met als doel, dat ze op het laatst elke proef kunnen doorstaan. In de tweede plaats moeten die verleiders worden aangepakt (vgl. 1 Kor 5:13). Zo geeft God alle gemeenteleden verantwoordelijkheid voor elkaar. Opdat de héle gemeente de HERE dient met een toegewijd hart. Deuteronomium 14 Bij de onreine dieren gaat het om dieren die allemaal, op de één of andere manier, met de dóód te maken hebben: aaseters, roofdieren, e.d. God leert Zijn volk om daar een afschuw van te hebben, omdat Hij Zelf de God van het Léven is. Die Zijn volk wil bevrijden uit de macht van de dood (= rijk van de sátan). God wil de dood niet. Hij zendt Christus, om de dood te overwinnen. Zo wijst deze wetgeving van rein en onrein naar Pasen. En uiteindelijk naar de Wederkomst. Het onderscheid rein-onrein wordt ook toegepast op de offerdieren: 10% van alle opbrengst moet aan de HERE geofferd worden. Om daarmee de eredienst (priester en Leviet) te onderhouden en de arme (vreemdeling, wees en weduwe) te ondersteunen. Zou 10% ook voor ons vandaag een goede richtlijn kunnen zijn? Uiteindelijk moet het gaan om dankbaarheid voor de zegen van de HERE (vs 29). Deuteronomium 15 Het sabbatsjaar (het zevende jaar) wordt genoemd ‘het jaar van de kwijtschelding’ (vs 9). Daaruit blijkt, dat het de HERE hierbij gaat om de armen. Wanneer iemand in nood zit, moet je hem helpen. Bijvoorbeeld door hem geld te lenen. Maar iemand, die echt arm is, moet ook weer van zijn schulden afgeholpen worden. En laat niemand er spijt van hebben, wanneer hij een arme helpt. Want zo verzamelt hij schatten in de hemel. Wees dus royaal! (vgl. Mt 6:4; Lk 12:33; 14:14). Bovendien: het is God, die je zo gezegend heeft, dat je kòn helpen. Daarom is zo’n gift ook een bewijs van dankbaarheid jegens de HERE. In het verlengde daarvan ligt de bepaling, dat een hebreeuwse slaaf (een broeder die uit armoede zich aan een ander verkoopt) in het zevende jaar moet worden vrijgelaten. En dan krijgt hij zelfs een startkapitaal mee om een nieuw begin te kunnen maken! Deuteronomium 16 Drie grote feesten kende Israël: a) het Pascha: viering van de bevrijding uit Egypte; ook wel genoemd: het feest van de ongezuurde broden; zie Ex 12. Voor ons vandaag het feest van onze bevrijding door Christus, die het ware Paaslam is (Joh 1:29; 1 Kor 5:7). b) het feest der (zeven) weken: het feest van het begin van de oogst, van de eerstelingen; ook wel genoemd het Pinksterfeest (Pinkster=50e ). Ook de uitstoring van de H.Geest op Pinksteren (Hand 2:1) is een feest van ‘eerstelingen’: er volgt nog een hele oogst! (Rom 8:23). c) het Loofhuttenfeest: viering van het binnenhalen van de complete oogst. Nieuw-testamentisch gezien zou je hierbij kunnen denken aan de Wederkomst van Christus (Mat 13:39). Bij elk feest gaat het om viering van wat de HERE geeft aan Zijn volk. Daarom geeft men ook iets aan de HERE. Tegelijkertijd mag men ook zelf genieten van de overvloed, waarmee de HERE hen gezegend heeft. Met name het Loofhuttenfeest werd uitbundig gevierd: zo royaal is God voor Zijn volk. Bij nieuw-testamentische toepassing is dat nog duidelijker! Deuteronomium 17 Op zonde tegen het Eerste Gebod (afgoderij) staat de meest zware straf: dood door steniging. Maar er wordt wel een stukje zorgvuldigheid ingebouwd: er moet terdege onderzoek worden gedaan, de zaak moet onomstotelijk vaststaan, er zijn minstens 2 getuigen nodig. De laatste zin van vs 4 wijst erop, dat ‘tucht’ ook als doel heeft om de ‘gemeente’ te beschermen. Die zorgvuldigheid blijkt ook in de ‘hoogste rechtspraak’ onder Israël, waarvoor de HERE speciaal een priester en een rechter aanstelt. Voor de moeilijke gevallen. De uitspraak wordt in feite gedaan ‘namens de HERE’ (vs 12). Van de straf op ongehoorzaamheid aan de gedane uitspraak moet een preventieve werking uitgaan (vs 13). Later is het de koning in Israël, die recht moet spreken. Al in dit hoofdstuk stelt de HERE regels voor die koning in de zogenaamde ‘koningswet’ (vgl. 1 Sam 8). Deuteronomium 18 De Leviet en de priester, de hele stam Levi, ontvangt geen erfdeel in Kanaän: hun erfdeel is de HERE. Ze zijn aangewezen om op speciale manier de HERE te dienen. De HERE draagt er dan ook zorg voor, dat het hen niet aan ‘inkomsten’ ontbreekt. In dit hoofdstuk doet de HERE verder twee dingen. Hij verbiedt alle ‘occultisme’. Zijn volk mag niet houvast zoeken buiten de HERE om. In horoscoop, ‘glaasje draaien’ of spiritisme. Dat hoort bij het duistere rijk van de satan. Vervolgens stelt de HERE het ambt van profeet in: via de profeet is de HERE Zelf te raadplegen. Zij geven Woorden van God door. Daarom moeten wij ook vandaag de HERE ‘raadplegen’ via Zijn Woord. En uiteindelijk is deze tekst een profetie van de komst van Jezus Christus: de hoogste Profeet en het vleesgeworden Woord. Deuteronomium 19 De HERE vindt het heel erg, wanneer onder Zijn volk onschuldig bloed vergoten wordt. Daarom neemt de HERE bij voorbaat maatregelen: in Kanaän moeten ‘vrijsteden’ worden aangewezen, als veilige haven voor wie per ongeluk iemand anders van het leven beroofde. Maar de HERE voorkomt tegelijk ook misbruik van zo’n vluchthaven. Verder bepaalt de HERE, dat valse getuigen een groot risico lopen: wanneer na zorgvuldig onderzoek blijkt, dat iemands getuigenis vals is, dan krijgt hij de straf, die de aangeklaagde zou hebben gekregen, wanneer zijn schuld was komen vast te staan. Bij valse beschuldiging van een overtreding waarop de doodstraf stond, kan de valse getuige dus de doodstraf krijgen. Ook hier weer: preventief karakter van straf (vs 20). Met de uitdrukking “oog om oog en tand om tand” wil de HERE de straf in evenwicht brengen met de begane overtreding. Deuteronomium 20 De HERE bereidt Zijn volk erop voor, dat ze in deze wereld tegenstand zullen ontmoeten. Israël in de woestijn en bij de inname van Kanaän. Maar tegelijk bemoedigt de HERE: je hoeft voor niemand bang te zijn; Ik geef jullie de overwinning. Daarom hoeft niet krampachtig elke man onder de wapens: in bepaalde omstandigheden mag je thuis blijven. Het hangt niet van het aantal strijders af. Maar van de HERE alleen. Met steden buiten Kanaän mag vrede gesloten worden, maar binnen Kanaän moeten alle bewoners worden uitgeroeid: om Israël te beschermen tegen afgoderij en beeldendienst. En breng geen onnodige schade toe aan de natuur! Deuteronomium 21 Wanneer de dader van een moord onbekend is, zal geen onschuldige gestraft worden. Priesters zijn er om recht te spreken en verzoening te doen. In Israël kwam het kennelijk regelmatig voor dat een man twee vrouwen had. Denk aan Abraham en Jakob. En aan Elkana (1 Sam 1). De HERE wijst op de gevaren daarvan en stelt regels. Maar geen straf of gedwongen scheiding. Vanwege de ‘hardheid van hun hart’? Denk aan de scheidbrief, die om die reden werd toegestaan (Mat 19). Opvoeding van kinderen moet soms met harde hand gebeuren. Om hun leven te redden! (Spr 23:13,14). Doodstraf door ophanging is door God vervloekt. Denk aan de kruisdood van Christus (vgl. Gal 3:13). Deuteronomium 22: 1 - 12 Naastenliefde is: zijn schade zoveel mogelijk voorkómen. Dat geldt helemaal voor je eigen broeders en zusters. En ook méér: niet alleen materiële schade voorkomen, maar opkomen voor zijn geestelijk welzijn. Daarom: hem líef hebben. God heeft deze wereld weloverwogen geschapen. Er is over nagedacht. God heeft een zinvolle orde aangebracht. Dat is wat de mens moet respecteren. Man en vrouw zijn verschillend geschapen, met een verschillende verantwoordelijkheid. De hele natuur zit wonderlijk mooi in elkaar. Dat moeten we honoreren. En God is de Schepper van het léven. Van het mensen-leven. Daar moeten we zuinig op zijn. Niet alle experimenten zijn geoorloofd (genetische manipulatie, klonen). Deuteronomium 22: 13 - 30 Uit dit bijbelgedeelte blijken een paar dingen. Het eerste is, dat ouders een taak hebben ten opzichte van hun kinderen. Ze zijn verantwoordelijk. Ze voeden hen op, nemen het zo nodig voor hen op, bereiden hen ook voor op een huwelijk. Op het moment van de officiële huwelijkssluiting zijn ouders van die verantwoordelijkheid ontslagen. Tenzij er iets mis gaat! Het tweede is, dat God de seksuele gemeenschap tussen man en vrouw nadrukkelijk voor het huwelijk wil reserveren. Op overspel staat de doodstraf. Maar op seksuele gemeenschap vóór het huwelijk staat op z’n minst een boete. En het verplicht ook tot een officieel huwelijk. De lichamelijke eenwording is uiting van wederzijdse innige liefde. En daarom iets om zuinig op te zijn! Deuteronomium 23 De vele verschillende bepalingen in dit hoofdstuk zijn moeilijk onder één noemer te vatten. Toch hebben ze allemaal te maken met het feit, dat Israël – als volk van God – een heílig volk is. Die heiligheid stelt voorwaarden aan de samenkomsten (vs 1-8). Een onbesnedene (wegens lichamelijke verminking of vanwege heidense afkomst) kon niet zomaar meedoen. Die heiligheid houdt ook reinheid en hygiëne in. Een oorlogssituatie is geen excuus om je daar niet aan te houden: de HERE voert immers de oorlogen! Die heiligheid bepaalt ook je persoonlijke omgang met de HERE. En met je naaste. Deuteronomium 24 Het huwelijk is de HERE heilig. Dat blijkt bijvoorbeeld uit vs 5: een goed begin is het halve werk! Daarom kan echtscheiding niet zomaar (vgl. Mat 19). Tijdelijk heeft de HERE dit toch ‘gedoogd’, maar dan met de voorwaarde, dat er een ‘scheidbrief’ moest komen. En met het gevolg, dat een tweede huwelijk voor de vrouw “verontreiniging” betekent. Verder is dit hoofdstuk uitwerking van het thema: je naaste liefhebben. Dus hem niet hard behandelen, de armen van eten en kleding voorzien, hem niet beroven van (een bron van) inkomsten, zijn leven niet in gevaar brengen (bijvoorbeeld door besmetting met melaatsheid). En voor de verkeerde dingen die iemand doet, is hij persoonlijk verantwoordelijk (vs 16; vgl. Ez 18). Deuteronomium 25 Veertig stokslagen, dat liegt er niet om. Maar er mag dan ook niet een slag meer gegeven worden. Het werd de officiële lijfstraf van de synagoge. Voor de zekerheid telde men één minder: de “veertig-min-één” heette dat. Volgens Calvijn matigde men zich daarmee de waardeloze lof van mildheid aan, alsof zij God zelf in mildheid moesten overtreffen!! Paulus vertelt, dat hij deze straf vijf keer heeft moeten ondergaan. VIJF KEER! (2 Cor 11:24). Hij moet al die vijf keren kapot geweest zijn! De bedoeling van deze bepaling van Deut. 25 is duidelijk: er zal beheersing zijn in de straf, er mag geen uitschakeling volgen uit de maatschappij! Dwz: Je kunt je maar niet laten gaan! Geen ongebreideldheden! En geen fanatisme. En daar kunnen we allemaal nog van leren. Datzelfde geldt ook van de voor ons gevoel wonderlijke bepalingen van het zwagerhuwelijk. God wil dat de door Hem gegeven plaats in de maatschappij wordt gerespecteerd. “Legale” verrijking dank zij de dood van een ander is diefstal! Een beetje verder nadenken over deze bepaling kan ons óver de bevreemding vanwege de vorm heen tillen naar de conclusie, dat hier een stuk materialisme bij de wortel wordt afgesneden! En dan nog weer heel wat anders: geen onbeschaamde handtastelijkheden; ook niet als je ze zou kunnen verontschuldigen vanwege de omstandigheden. “Uit de hardheid van de bepaling mag blijken hoezeer ingetogenheid aan God behaagt”, zegt Calvijn. En laten we dat dan maar goed tot ons laten doordingen. En wat leert ons het scherpe woord ‘gruwel’ ten aanzien van gesjoemel met gewichten over fraude, corruptie, ontduiking etc? Genoeg, denk ik! Al die bepalingen van het oude testament worden door ons wellicht wel eens wat al te gauw op de zolder van de ‘afgeschafte wetten’ gezet. Deuteronomium 26 En hele liturgie van dankbaarheid bij de aanbieding van de eerste vruchten van de oogst. Elk jaar weer opnieuw. En elk jaar wordt daarbij dus weer het hele verhaal van vroeger verteld vanaf de zwervende Arameeër tot en met het moment dat jij daar met je mand vol vruchten bij de priester staat: “en nu zie, nu sta ik hier en bied dit aan U aan HERE, mijn God”. Het hele verhaal van de geschiedenis in de jaarlijks terugkerende liturgie van de dankdag! En dan die zin: “gij zult u verheugen voor het aangezicht van God”. Hij is de God die leven geeft! Vier dan feest en hef het glas! En ja, nog wat: vergeet de tienden niet! En vergeet zijn geboden niet. Royale onderhouding van al die goede bepalingen houdt de stroom van het goede-leven-met-God in zijn bedding. “Dan zal Hij j u maken tot een lof en een sieraad en dan zult gij zijn zijn volk in heiliging”. Heiliging is altijd weer het slotakkoord van de wet! Deuteronomium 27 Het beloofde land - hoe zeker ook de belofte is – kan slechts betreden worden door de poort van de witgekalkte stenen waarop de geboden van God zijn geschreven! Een schitterend voorbeeld van de ‘voorwaardelijkheid’ van de beloften bij alle onvoorwaardelijke waarachtigheid ervan! En wat moet dat tegen de bergwanden hebben geschald: de tekst van de wet gesproken door de ene helft, en het antwoord uitgeroepen door de andere helft van het volk! De liturgie-in-wisselzang van de aanvaarding van de wet: de verbondsvernieuwing waarmee het nieuwe leven in het beloofde land zijn plechtige begin zou moeten krijgen. Hoe moet dat ‘Vervloekt’ en ‘Amen’ hebben gedreund over de dreven! Deuteronomium 28: 1 - 14 Indrukwekkend is dit hoofdstuk. Vandaag lezen we het begin: gezegend zult gij zijn.... gezegend zult gij zijn... Het goede leven valt open. Weidse perspectieven worden geboden. En achter de horizont is er nog meer. Altijd! De ene zin rolt over de andere heen. Gods beloften zijn eindeloos. Zijn beloften kunnen de weg wijzen zoals de wolk het in de woestijn deed. Als je daar dan maar achter aan gaat. De waarheid van Gods beloften hangt niet af van de gehoorzaamheid eraan, maar de vervulling wordt wel daaraan gebonden. Deuteronomium 28: 15 - 44 Maar weiger je te luisteren….. Het blijkt de inleidende zin te zijn voor het ene na het andere onheil. Het is ronduit verschrikkelijk het allemaal te horen en te lezen. Het dondert over je heen. En het is nog maar de helft. Morgen gaat het allemaal nog verder. Het is als een afdaling in steeds diepere duisternis: het ene wee is nog niet voorspeld of het volgende wordt al beschreven. En wie bedenkt, dat dit alles woord voor woord ooit ook in vervulling is gegaan, kan zich nauwelijks onttrekken aan een gevoel van beklemming. Het is God zelf, die het allemaal laat opsommen, ramp na ramp. Het is zijn liefde die waarschuwt. Het is zijn liefde waarmee Hij dit volk uit het niets heeft opgetild tot zijn heel speciale eigendom. Het is zijn getergde liefde waarmee Hij hen zal overgeven aan zichzelf, als zij dat verkiezen. Is de straf tenslotte niet altijd de bevestiging van de eigen keus? Is het tenslotte niet zo, dat wie Hem verlaat, zelf hiervoor kiest? Deuteronomium 28: 45 - 68 Het is tenslotte de totale afbraak niet maar van een gezegend leven van evenzoveel personen, maar afbraak van de structuren, de ordeningen, de gezags-, en liefdesrelaties. De natie wordt onder de voet gelopen. Er is geen plek meer om te wonen. Basale gevoelens zullen omslaan. En achter het ene wee duikt nog altijd een volgend op. Het is nooit genoeg. De mens zal de mens een wolf worden. En bescherming zal er niet meer te vinden zijn. De verspreiding over de volkeren is het einde van het nationale bestaan van een volk. En zelfs dan is er nog geen rust: heimwee – de ‘tering van de ziel’ -zal je kracht verteren. En het allerlaatste is de totale terugkeer naar het punt nul: ik zal u over zee terugbrengen naar Egypte. Dat is een geladen woord. Is alles niet begonnen met die bazuinstoot: “Ik ben de HERE uw God die u uit Egypte heb bevrijd”? De geschiedenis wordt teruggedraaid. Alles wordt ongedaan gemaakt. Terug naar Egypte. Dat is terug naar de dood. En je leest het bij Jeremia: het is allemaal gebeurd. Daaruit leer je God kennen. De God van de zegen en de vloek! Deuteronomium 28: 69 - 29: 28 Midden in deze herhaling van de lessen van de geschiedenis staat de ontdekkende zin: Het kan zijn dat iemand bij het horen van al deze vervloekingen zichzelf gerust stelt en denkt: Mij kan niets gebeuren ook al ga ik mijn eigen gang….” Het is de niet aan enige eeuw gebonden en niet tot enig tijdperk beperkte karakteristiek van de ‘goddeloze’. Dat laatste woord gebruiken we niet graag; het klinkt zo zwaar en is zo veroordelend. Maar alle ’goddeloosheid’ begint met deze gedachte. En ze ligt zo dicht bij. Namelijk binnen handbereik van elke christen. Nog dichter bij: ergens zo maar in een plooi van het eigen hart. Het woord ‘secularisatie’ is ook zo’n eng ‘groot’ woord, dat we graag alleen maar gebruiken voor wat buiten het eigen huis gebeurt. Het begint altijd met een gedachte in het eigen hart. En dan nog wat: hier al, nog vóór Israël het beloofde land was binnengetrokken, worden Sodom en Gomorra gebruikt als altijddurende levende voorbeelden van wat God doet. Het is een thema dat door heel het Oude en Nieuwe Testament speelt. Jezus zelf heeft het ook gebruikt. Deuteronomium 30 Is dat niet het unieke van deze God, dat Hij van te voren ook aankondigt, dat Hij zal luisteren naar ieder die zich bekeert? Dat Hij dus nooit de zaak gewoonweg definitief afsnijdt. Na al die vreselijke woorden van de voorgaande hoofdstukken, staat dit hoofdstuk als een parel in de vatting van Gods ernst. “Ik heb jullie de keus gegeven” (vs 1). “Kies dan heden” (vs15). “kies dan voor het leven” (vs 19) En dan vers 11: De wet die Ik je geef, gaat niet boven je macht. Ligt niet op Mars of in het land Utopia. Maar je kent hem uit je hoofd, je draagt hem in je hart. Als het nu eens zo was, dat je er ongelofelijke inspanningen voor zou moeten doen…. Ja, dan zou het misschien wel meer impact hebben. Een mens wil immers altijd zelf wat doen: op zijn blote knieën naar Rome kruipen, zich kapot geselen in een cel (Luther) –“goede meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven”, vroeg die sympathieke rijke jongeling - maar nee: voor ieder geldt: gewoon doen wat God zegt. Dat is veel ‘moeilijker’. Zullen wij het maar naar ons toe vertalen als: Wees nu maar gewoon een christen! Wat een psychologie steekt er achter deze woorden. Wat kent God zijn volkje goed! Deuteronomium 31: 1 - 13 Hoe indrukwekkend moet dat geweest zijn: die oude man van 120 jaar, die daar zijn laatste aanwijzingen gaf, zijn opvolger aanwees, de tekst van Gods wet in verzekerde bewaring gaf, en de jaarlijkse voorlezing ervan regelde. Op het Loofhuttenfeest moet dat gebeuren, ja, uitgerekend op het laatste feest in de reeks van de oogstfeesten, het meest vreugdevolle, de jaarlijkse bevestiging van Gods goedheid over zijn volk. Tot en met in het boek Openbaring is het het gróte feest! En juist dan de voorlezing van de wet. Deuteronomium 31: 14 - 30 In dit gedeelte wordt het ‘lied van Mozes’ aangekondigd. Het is zoveel als de grondwet voor het bestaan van Israël. God zelf geeft er de opdracht voor om dit lied te dichten. Dat is heel bijzonder. Ook als wij alle psalmen in de bijbel als geïnspireerd beschouwen, dan krijgt dit lied daardoor toch wel een extra accent. Bovendien geeft God de opdracht dat men dit lied uit het hoofd moet leren! Het wordt genoemd in Openb. 15:3, als degenen die de overwinning hebben behaald op het beest en zijn beeld bij de glazen zee staan en zingen “het lied van Mozes, Gods dienaar, en het lied van het Lam”. Deuteronomium 32: 1 - 18 Daar staat het. De hemel en de aarde, die er altijd zullen zijn tot aan de dag, dat ze worden opgerold, worden als getuigen aangeroepen. Wat hier volgt is van universele gelding. En het wordt gezegd ten overstaan van de blijvende getuigen, wie God is en hoe zijn volk is. Keer terug naar de daden in de geschiedenis: er is geschied en er staat geschreven. De feiten zijn de basis van de dogma’s. Het geloof in deze God is geworteld in zijn daden. Bedenk ze, houd ze vast. Leer ze uit je hoofd. “Jakobs kinderen vond Hij in een land van steppen….Hij omringde ze met zijn zorgen”. En zo ging het maar door. Hier al worden de tonen aangeslagen waarvan de psalmen hun melodieën hebben gemaakt en de profeten hun preken. En de echo’s klinken door tot in het nieuwe testament: Johannes de Doper, Jezus, Petrus en Paulus, totdat het lied klinkt bij de “glazen zee”. Zo is nu God. En zo is nu zijn volk. “God die hen als een vader had verwekt en als een moeder gebaard, aan Hem gingen ze voorbij, Hem vergaten zij.” Het is het dreunende dreigende ritme waarop de melodie van de geschiedenis naar ons toekomt. Deuteronomium 32: 19 - 38 Toen stond God op. Hij laat niet over zich heen lopen. Het wordt een angstaanjagend lied. En dan staat daar ineens, dat Hij om zijn eigen naam zich tenslotte inhoudt. Hij zou gedane zaken moeten maken, maar wat zal dan de tegenstander zeggen? Het zijn de klanken en de termen die door de grote profeet van de ballingschap Ezechiël worden overgenomen: ”Ik doe het om mijns zelfs wil”, zegt de HERE. “En ze zullen weten dat Ik de HERE ben”. Hij brengt zijn oude plan tot uitvoering. Dwars door al dat geweld heen, roept Hij een volk tot leven en zal ze als een heilig volk voor zich stellen. En het zal duidelijk worden, dat Hij dat echt alleen doet. Sarcastisch klinkt de vraag: waar zijn nu jullie goden? Jesaja heeft die vraag overgenomen, en Jeremia en je ziet het tenslotte: God treedt op, en ze zullen beseffen, dat Hij alleen God is. Deuteronomium 32: 39 - 52 Het lied eindigt met een slotkoor, waarin alle stemmen worden ingezet om Gods grootheid te bezingen. De oproep overschrijdt de landsgrenzen. Het lied richt zich tot de naties. Gods lof moet wereldwijd gehoord worden. En daarna worden de voorbereidingen getroffen voor het afscheid. Binnenkort zal het plaats vinden. Het wordt het slot van dit grootse boek. Mozes die vooraan ging, en die tussenbeide trad, die pleitte voor zijn volk, zijn dood zal het onderstrepen, dat God geëerd wil zijn, hoog gehouden, publiek door zijn vertegenwoordigers. Het sterven van deze grote voorganger zal voor eeuwig deze ondertoon meekrijgen. “Want jij en Aäron zijn mij ontrouw geweest, daar bij Kades in de woestijn heb je me mij niet het ontzag betoond, dat Mij toekomt”. Hoe vaak doen wij hetzelfde? Deuteronomium 33: 1 - 19 De zegenwoorden van Mozes over elk van de stammen van Israël. Zoals vader Jakob zijn zonen bij zich riep voor zijn laatste woorden, zo doet Mozes het nu. Allen passeren ze de revue. Ieder zijn eigen zegen. Woorden van verstrekkende betekenis. Wonderlijk, als we bedenken, dat ze gesproken zijn in de velden van Moab, nog vóór de Jordaan was overgestoken. Deuteronomium 33: 20 - 34: 12 Tenslotte: de allerlaatste woorden. Het weids perspectief: Israël, lieveling van de HEER. En er is geen God met deze HEER te vergelijken. Maken wij ons deze woorden ook eigen? Daar staan ze er toch voor in de bijbel? De HEER: het schild dat je dekt, het zwaard dat de overwinning brengt. Vertrouw dan ook op Hem. En doe het niet allemaal zelf. En toen stierf hij, die merkwaardige man, de enige die met God mocht omgaan. Hoog rijst hij boven allen uit. Zijn gestalte beheerst het oude verbond. En toen riep God hem. Ik heb als kind het verhaal van zijn sterven nooit anders dan met ontroering ondergaan. Ik vond het eigenlijk niet eerlijk. Eén keer liet hij zich gaan, die meest zachtmoedige man op de aardbodem. En toen mocht hij het land niet meer binnen. Hij mocht het zien, vanuit de verte. En toen ik het later moest lezen voor onze kinderen uit de kleutervertelbijbel van Anne de Vries, heeft het me elke keer dat we er weer aan toe waren opnieuw ontroerd. Ik zou het u wel helemaal nog een keer willen overschrijven van die kunstenaar-verteller. Laat me dan alleen het slot daarvan hier mogen afschrijven: “Toen heeft Mozes afscheid genomen van de mensen en toen is hij weggegaan, helemaal alleen. Daar dichtbij was een hoge berg. Daar klom hij op. De mensen keken hem na, zo ver als ze konden. Ze hielden zoveel van Mozes. Ze hadden zo’n medelijden met hem. Ze zeiden: “Och die arme Mozes!”. Maar dat hoefde heus niet. Want toen Mozes op de berg was, kwam God zelf bij hem. Mozes kon zo ver kijken op die hoge berg. Toen zag hij tóch het mooie land, waar het volk straks wonen zou. God wees hem de groene weiden en de watertjes die daar door stroomden, de bergen, de bomen en de zee, heel in de verte. Het hele land zag Mozes en hij wist, dat zijn volk daar gelukkig zou zijn. Toen zei God: ”Kom, mijn kind, nu is het tijd”. En toen heeft de Here Mozes meegenomen naar een land waar het nog veel mooier was. Dát mocht hij niet alleen zien, daar mocht hij ook binnengaan. Mozes ging naar de hemel. Daar was geen zonde meer en geen verdriet. Daar was niemand die mopperde. Daar was ieder blij en gelukkig!” . |
READ THE BOOK - THE BIBLE CHANGE YOUR LIFE
INFO: DE WEG - DE WAARHEID - HET LEVEN - FILM
Remember all victims of violence worldwide
DE WEG | DE WAARHEID | HET LEVEN | FILM | AUDIO
HOLYHOME.NL USE NO COOKIES - REPORT DEAD LINKS
Waard om te weten :
Een hartelijk welkom op de siteDeze pagina printen
Sitemap
Wie zoekt zal vinden
FAQ - HELP
Kerk
Zondag
Advent
Kerstfeest
Driekoningen
Vastentijd
Goede Vrijdag
Aswoensdag
Palmzondag
Palmpasen
De stille week
Witte donderdag
Stille zaterdag
Paaswake
Pasen - Paasfeest
Hemelvaartsdag
Pinksteren
Biddag
Dankdag
Avondmaal
Doop
Belijdenis
Oudjaarsdag
Nieuwjaarsdag
Sint Maarten
Sint Nicolaas
Halloween
Hervormingsdag
Dodenherdenking
Bevrijdingsdag
Koningsdag / Koninginnedag
Gebedsweek
Huwelijk
Begrafenis
Vakantie
Recreatie
Feest- en Gedenkdagen
Symbolen van herkenning
Leerzame antwoorden op levens- en geloofsvragen
Hebreeën 4:12 zegt: "Want levend en krachtig is het woord van God, en scherper dan een tweesnijdend zwaard: het dringt diep door tot waar ziel en geest, been en merg elkaar raken, en het is in staat de opvattingen en gedachten van het hart te ontleden". Lees eens: Het zwijgen van God
God heeft zoveel liefde voor de wereld, dat Hij Zijn enige Zoon heeft gegeven; zodat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft. Lees eens: God's Liefde
Schat onder handbereik
Bemoediging en troost
Bible-people - stories of famous men and women in the Bible
Bible-archaeology - archaeological evidence and the Bible
Bible-art - paintings and artworks of Bible events
Bible-top ten - ways to hell, films, heroes, villains, murders....
Bible-architecture - houses, palaces, fortresses
Women in the Bible - great women of the Bible
The Life of Jesus Christ - story, paintings, maps
Read more for Study Apocrypha, Historic Works
GELOOF EN LEVEN een
KLEINE HULP VOOR ONDERWEG
Wie zoekt zal vinden
Boeiende Series :
BijbelvertalingenBijbel en Kunst
Bijbels Prentenboek
Biblische Bildern
Encyclopedie
E-books en Pdf
Prachtige Bijbelse Schoolplaten
De Heilige Schrift
Het levende Woord van God
Aan de voeten van Jezus
Onder de Terebint
In de Wijngaard
De Bergrede
Gelijkenissen van Jezus
Oude Schoolplaten
De Zaligsprekingen van Jezus
Goede Vruchten
Geestesgaven
Tijd met Jezus
Film over Jezus
Barmhartigheid
Catechese lessen
Het Onze Vader
De Tien Geboden
Hoop en Verwachting
Bijzondere gebeurtenissen
De Bijbel is boeiend
Bijbelverhalen in beeld
Presentaties en Powerpoints
Bijbelse Onderwerpen
Vrede van God voor jou
Oude bijbel tegels
Informatie over alle kerken in Nederland: Kerkzoeker
Bible Study: The Bible alone!
L'étude biblique: Rien que la Bible!
Bibelstudium: Allein die Bibel!
Materiaal voor het Digibord
Werkbladen Bijbelverhalen Bijbellessen
OT Hebreeuws-Engels
NT Grieks-Engels
Naslagwerken
Belijdenissen
Een rijke bron
Missale Romanum + Afbeeldingen
Stripboek over Jezus
Christelijke Symbolen
Plaatjes Afbeeldingen Clipart
Evangelie op Postzegels
Harmonium Huisorgel
Godsdiensten en Religies
Herinnering aan Kerken
Christian Country Music
Muzikale ontspanning
Software voor Bijbelstudie
Hartverwarmende Klanken
Read and Hear the Holy Bible
Luisterbijbel
Bijbel voor Slechtzienden Begrippenlijst -1- -2-
Meer weten over de Psalmen, gezangen, liturgieën, belijdenisgeschriften: Catechismus, Dordtse Leerregels en veel andere informatie? . Kijk op: Online-bijbel.nl(What's good, use it)